Visé La Zatopek en famille

zon 23/01/2022 10.30u * Visé La Zatopek en famille * 9,9 km * 00:50:16 * 11,8 * 188/451 * 1/6 * ♥♥♥♥

Eindelijk weer een wedstrijd! De eerste van het seizoen, voor mij althans. Aanvankelijk stond ook de Jogging de l’An Neuf in Wanze op mijn programma. Maar die werd uiteindelijk in een virtuele loop omgeturnd. En in die omstandigheden leek me de verplaatsing naar de omgeving van Hoei een stap, en een aantal liters benzine, te ver. Ik ben niet de enige die het voelt kriebelen. De “Zatopek” trekt dit jaar bijna 1000 deelnemers in drie wedstrijden. Nu is een grote toeloop niet ongewoon in het Luikse circuit. Mijn verbazing komt vooral door de lauwe opkomst van Zuid-Limburgse deelnemers. Visé – of Wezet zoals het klinkt op de VRT – is maar een steenworp ver en toch blinken al die Strava-legendes uit door hun afwezigheid. Hun lopersleven gaat voorbij met eindeloze trainingen en segmentsprinten. Deze bedenking geldt uitdrukkelijk niet voor de BOLT-lopers uit Tongeren. En voor de diehards Bert Ernest en Jean-Pierre Immerix.
In deze coronatijden vereist de organisatie van een sportief event een bijkomende inspanning, zeker als er een groep van duizend man moet “gemanaged” worden. Maar de CST-controle en de uitreiking van de nummers verlopen vlekkeloos. De in-en uitgangen worden nauwkeurig gemonitord door (jonge) medewerkers. Zo moet Marie-Paule uit de atletenzone blijven en word ik, samen met een aantal dolende collega’s na de finish, in de juiste (en enige goede) richting gestuurd. Nog later word ik in de kantine aangemaand om plaats te nemen op een stoel.
Ik heb er een goede opwarming opzitten, mede door een aantal verplaatsingen naar mijn auto om materiaal te halen (mondmasker vergeten) of terug te leggen. Ik sluit de inlooptijd af met enkele rondjes op de hier en daar zompige assepiste.
De traillopers zijn al een uur geleden op pad gestuurd. Maar we blijven nu nog met een 600 over voor de jogging. Ik probeer me wat uit het gewoel te houden en vertrek in het tweede deel van het peloton. Op het rugbyveld dat we dwarsen – op die manier vermijden we ook de vertrappelde piste – heb ik al snel ruimte om plaatsen op te schuiven. Ik vertrek met een voor mij verbazende vinnigheid. Alleen heb ik blijkbaar wat te veel gegeten vanmorgen, dat wil zeggen om halfzeven. Maar na drie kilometer heeft mijn maag zich aangepast aan de wedstrijdbelasting. We maken een galarondje rond het Stade de la Cité de l’Oie. (Hier in Visé hebben ze iets met ganzen, vooral als ze op het bord liggen “à l’instar de Visé”.) De supporters zien ons na 1,5 km opnieuw over de startlijn komen. Leuk, maar het zal toch vooral bedoeld zijn om aan een totaalafstand van 10km te komen. Het betekent ook dat er nogal wat gedraaid en gekeerd moet worden op smalle en met allerlei obstakeltjes bezaaide paden. In de nog dichte drommen lopers is het zicht beperkt en heb ik de neiging om sneller in te houden dan mijn jonge collega’s. Het kost me een tweede kilometertijd onder de 5 minuten. Die heb ik wel ruim gehaald in de eerste kilometer, ook dank zij de afdaling op de Rue de Mons. (Ik open nu een parenthese die de gehaaste lezer kan overslaan. Diezelfde lezer zal nu misschien denken aan “Mons” – Bergen – in Henegouwen. Neen dus, Mons is een gehucht van Visé, op zo’n twee kilometer van hier. Als de lezer sportief is en wel eens een fietstochtje maakt, hier ligt een mooie klim met een fraaie haarspeldbocht. Ik sluit nu de parenthese. Geef toe, je leert hier toch wel wat bij…) Twee kilometer achter de rug. James Motten, een van de BOLT-lopers, is me net met rasse schreden voorbijgegaan. Hij legt de afstand af met een gemiddelde van 14 per uur. Aan het kruispuntje van de Rue de Mons en de Rue des Trois Rois – waar we overigens drie keren voorbijkomen – gaan we dit keer rechtdoor, naar het mooiste deel van het sinds enkele jaren vernieuwde parcours. Ik blijf goed tempo maken in de villawijk aan de westrand van Visé, hoog boven de Maasvallei. Daarna zoeken we de onverharde, kronkelende, hier en daar wat glibberige paden, op tussen de boomgaarden. Er zitten ook enkele korte klimmende stroken tussen. Genoeg om het echte tempo wat te drukken, ook al blijft het “gevoelstempo” wel stabiel. Het oversteken van de rijweg, de Rue de Dalhem, na 4,2 km en 7,7 km, kan in alle veiligheid gebeuren onder het wakend oog van de politie, bijgestaan door de signaalgevers. Ook hier is de politie dus weer paraat. Meer nog, de gemeente is sponsor van het gebeuren.
Als ik dan toch relatief goede benen heb, wil ik ook wel voor de overwinning gaan bij de veteranen 4. De eerste plaats was voor de start sowieso al korterbij door de afwezigheid van Servais Halders. Die komt straks in actie op de LCC-cross van Alken, samen met en omwille van zijn kleinkinderen. Maar dan moet ik wel Michel Mancini voor blijven. Maar waar is hij? Rond de vierde kilometer krijg ik hem in de gaten. De Sérézien houdt er een mooi tempo op na, stel ik vast. Maar aan de bevoorrading aan km 4,6 haal ik hem in terwijl hij een slok water neemt. Dat mooie tempo van het eerste deel houdt hij echter niet vast en hij zal nog enkele minuten verliezen op het snelle stuk op de terugweg naar Visé. Hij wordt ook nog ingehaald door Luc Hilderson, uiteindelijk tweede veteraan 4, die ik al na 2,5km bij de lurven had. De knikjes in de vijfde kilometer hebben mijn tempo wel wat gebroken, tenminste volgens de onweerlegbare Garmin-gegevens. Heb ik me wat gespaard om te genieten van de omgeving? De weg begint intussen lichtjes omhoog te gaan. We moeten bijna in Richelle zijn. We volgen de hoofdweg van het dorpje gedurende een dikke kilometer, klimmend op een smalle strook achter kegeltjes of op het voetpad. Ik verkies het asfalt boven het voetpad. Hoe dan ook, het blijft een wat vervelende passage die me opzadelt met kilometertijden boven de 5 minuten. Visé 1 We draaien linksaf, op een asfaltweg die de lopers voor zich alleen hebben. De hele stijging zal een twee kilometer geduurd hebben. Ik weet van mijn vorige deelname (in het begin van 2020 voor corona zich in het land had geïnstalleerd) dat de resterende 3 kilometer de gelegenheid bieden het tempo ferm op te krikken. Ik begin er dus meteen aan op de smalle betonstrook tussen de velden. Merkwaardig dat de betonstrook hier in het midden ligt. In Riemst liggen de betonlinten aan de rand van de veldwegen en blijft er een smalle onverharde strook over in het midden. (Ik heb daar ook mijn mening over maar die ik zal in een volgend stukje misschien eens ventileren.) Ik loop een snelle achtste kilometer en hoop de gestrekte draf vol te houden tot in Visé. Maar plots moeten we rechtsaf. Mijn geheugen heeft me blijkbaar in de steek gelaten. We krijgen een moeilijk beloopbare veldweg voor de voeten. Die op de koop toe nog flink omhoog gaat. Het goede gevoel dat me vergezelde in de vorige kilometers is plots verdwenen. Het is vechten om niet stil te vallen. Ik focus op de bocht naar rechts boven waar dan echt de laatste rechte lijn moet beginnen. De hele strook bedraagt 300 meter, stel ik achteraf vast. Maar goed, ik ben er doorheen. Ik zet de eindspurt van 1800 meter in. Met een cadans van rond de 4’45”. Meer moet een mens op mijn leeftijd niet willen. Een jongeman – nog geen twintig, vermoed ik – zorgt voor verstrooiing door me verscheidene keren met hoge snelheid voorbij te gaan en daarna weer een paar versnellingen lager te schakelen. Intervaltraining? We lopen nu alweer een tijdje op een vrij brede aangestampte aardenweg waar het soms wel eens zoeken is naar het juiste spoor en ook plassen tot zigzagmanoeuvres leiden. Nog 500 meter asfalt: ideaal om mijn topsnelheid boven te halen: 4’35”. Lachwekkend? We spreken elkaar nog eens over dertig jaar als je dan überhaupt nog uit de zetel komt. Opletten bij de scherpe bocht naar links, richting rugbyveld. Mijn voeten worden geteisterd door het hobbelige grasveld. Maar nu haalt de grinta het op de pijn. Ik verheug me al op plaats 187 maar Marie-Cécile L. denkt er anders over. Nog een plaatje van Marie-Paule voor dit verslag (en het fictieve nageslacht). De laatste bocht. Voilà, de eerste van het jaar zit erop. En het eerste succes. Tenminste, dat vind ik er zelf van.
De douches zijn open, tot mijn verbazing. Marie-Paule overtuigt mij om gebruik te maken van het aanbod in afwachting van de prijsuitreiking. Ook hier heeft de organisatie de zaak goed in handen. Een vriendelijke maar kordate dame houdt een BNP Paribas Fortis-groene tas klaar om onze vuile schoenen in te steken. Douches en kleedkamers, top of the bill. Ze houden zich in Visé strikt aan het tijdschema voor de prijsuitreiking. De speaker had het bijna vergeten maar er is ook een categorie v4 bij de mannen. “Les anciens combattants” zo leidt hij ons in. Ik had het al in de smiezen bij de collega’s van de jongere categorieën. Het hoogste podiumtrapje is echt hoog. Was Servais toch maar hier geweest! Niets aan te doen, ik moet erop. Met de hulp van Michel Mancini lukt het dan toch. Maar ik sta hier te trillen op mijn benen. Een combinatie van hoogtevrees en onstabiele benen (mijn eeuwig probleem de laatste tien jaar). De toeschouwers kunnen hun lach niet bedwingen. Lach maar, ik vertrek toch maar mooi met een gigantische fles Chimay…

(Foto Marie-Paule : Eén bocht voor de finish.)