Luik La Belle-îloise

zon 02/09/2018 10.30u * Luik La Belle-îloise * 21,2 km * 01:49:38 * 11,6 * 142/316 * 1/4 * ♥♥♥

Vorige week heeft u tevergeefs gewacht op een wedstrijdverslag (hoop ik tenminste), deze week is er weer leesvoer voorradig. Het winkelcentrum Belle-Ile en vooral de wijde omgeving is ditmaal het toneel van mijn avonturen. En die zijn niet altijd even leuk. Zoals vorig weekend. We zijn zaterdag in de vroege ochtend op weg naar Altenahr, een pittoresk oord in de meest noordelijke wijnstreek van Rijnland-Palts en trouwens van heel Duitsland. Ik heb me een fantasietje veroorloofd in de vorm van een heuvelloop van 16 km tussen de wijngaarden. We zijn dus op weg… maar niet voor lang. In Maastricht laat mijn karretje het plots afweten. De adem gegeven, niets meer… Ik bespaar u de details maar vier uur na ons vertrek zijn we opnieuw in Heukelom na een ritje aan boord van een ANWB-takelwagen. Op dat uur zou ik in Altenahr al twee derde van de wedstrijd achter de rug hebben. De ontgoocheling van de eerste minuten is wel al weggeëbd en thuis duik ik onmiddellijk in een joggingagenda – ik raad Limburgrunning.nl van Huub Rokx aan – om een alternatief te zoeken. Kijk, een halve marathon in Luik. Ik heb de laatste weken enkele langere trainingslopen afgewerkt. De 21 kilometer moet ik met deze voorbereiding tot een bevredigend einde kunnen brengen. Ik doe donderdag nog een doorgedreven test maar beslis uiteindelijk pas zaterdagavond.
De inschrijvingsformaliteiten vinden plaats in de sporthal van Angleur, in het park van het Château de Péralta, dat mij bekend is van vroegere wedstrijden hier in de buurt. Oh ja, we hebben ons reisdoel dit keer wel bereikt. Met de wagen van vrouwlief… Toch vandaag ook weer pech: de batterijen van het fototoestel hebben het laten afweten en zo moet ik op zoek naar andere foto’s op het net. maar die publicaties zijn niet zo klokvast als uw lievelingsblog. Terwijl Marie-Paule de omgeving verkent, vul ik het uur voor het vertrek met een korte opwarming en een uitgebreide begroeting van enkele bekenden. Onder meer Guy Raes die op zoek is naar kilometers en zelfs de verplaatsing van en naar huis (6 km) aan de halve marathon-afstand wil vastknopen. Dat is een paardenremedie om het vormpeil op te krikken en een inzinking als in Lantin – uitgebreid beschreven in dit blog – te vermijden. Ik vind een mooi plaatsje in het peloton van meer dan 700 – voor drie wedstrijden – en verras mezelf in de eerste meters door soepel tussen de rijen te glijden en snel bewegingsruimte te vinden. De term “soepel” zal u overigens verder niet meer in dit verslag lezen. Na een halve kilometer neemt de stramheid in de benen weer het bewind over. We maken eerst een lus van 4 km door het commerciële centrum Belle-île en tussen het Canal de l’Ourthe en de echte Ourthe. Vandaar misschien dat dit gebied een eiland wordt genoemd. Of dat een mooi eiland is, laat ik over aan ieders smaak. De doortocht langs een oud industrieel complex in de eerste lus heeft wel een zekere charme. De Ourthe mondt hier even verder in de Maas uit – zo, weer wat aardrijkskunde bijgeleerd. Ik kom snel in de buurt van Bernard Marot, de veteraan 3 die vaak als mijn eerste doelwit fungeert in de 10km-lopen van de challenge van de provincie. Ik kan mijn reflexen van de kortere lopen niet bedwingen en kruip in het spoor van Bernard. Hij mag dan wel minder snel onderweg zijn en op zijn hartslagmeter lopen, zoals hij me voor de start vertelde, ik vraag me af of ik niet te snel van stapel loop. Temeer omdat mijn kuiten, zoals vaak in het begin van een (trainings)loop pijnlijk aanvoelen. We wisselen enkele woorden, voor zover ons gesprek niet verstoord wordt door een horde motorrijders aan de overkant van het water. De 5 “wilden”, om het met de woorden van Bernard te zeggen, maken meer lawaai dan wij met zijn zevenhonderd. De kilometers 2, 3 en 4 blijken meteen de snelste van de hele loop. Na 3,5 km trekt Bernard dan toch wat feller door en zet ik mijn weg alleen verder. Ik zie hem enkele kilometer verder wel nog de bocht nemen naar de finish van de 10 km. We lopen opnieuw onder de vertrekboog door, nu in tegengestelde richting. Marie-Paule houdt hier trouw de wacht. Anderhalf uur later wacht ze me ook op aan de finish. In de tussentijd was ze onder meer te vinden aan een hamburgerkraam. Maar verder met de wedstrijd. Na 4,5 km draaien de 5km-lopers rechtsaf, even verder worden de 10 km-lopers linksaf gestuurd. Van dan af blijven alleen nog de grote jongens en meisjes over.
Gedurende 5 km volgen we de meanders van de Ourthe. In de eerste anderhalve kilometer hebben we rechts uitzicht op de nieuwe fabriekshallen en de kleurrijke graffiti van de Vieille Montagne en even verder op een rij donkere arbeidershuizen. Van dan af lopen we in het groen tussen de bomen. Links stroomt de Ourthe, nu eens snel, dan weer traagzaam, zo lijkt het althans. De kuiten zijn intussen warm gelopen en bezorgen me geen last meer maar een gemiddelde van 12 km/uur zit er vandaag niet in. Wat trouwens een bevestiging is van het gevoel in mijn lange duurtrainingen van de laatste weken. Bekenden zie ik niet in mijn omgeving, ik zal het in mijn verslag moeten houden bij omschrijvingen als “de man in het blauw” of “de dame in het oranje”. Wat die twee betreft , ik loop de eerste kilometer in het gezelschap van de jongere man in het blauw. De dame, in het oranje dus, haalt mij na een zevental kilometer in. Zij is in het gezelschap van een stevig gebouwde man. De twee lijken in voorbereiding te zijn op een marathon. De man geeft aanbevelingen over de drankvoorziening. Voor een drankpost zie ik de dame een gelletje uithalen, dat zoals u weet of niet weet, met een flinke slok water moet worden doorgeslikt. Terwijl ik het tafereel gade sla vraag ik me af of ik mijzelf ook niet die discipline had moeten aanleren tijdens mijn marathonperiode. Ik was namelijk een gelloze en schemaloze marathonloper. Maar goed, gedane zaken nemen geen keer, en ik zal maar zorgen dat ik hier alvast de streep haal. Ik kies bij de derde bevoorrading voor een bekertje sportdrank. Wat keuze en mankracht betreft beantwoorden de drankposten overigens aan de normen die een kritische deelnemer mag stellen. De posities liggen na een klein derde van de wedstrijd grotendeels vast. Ik blijf in het spoor van een groepje met de oranje dame. Nu en dan gaat een opkomende loper ons voorbij. Eindelijk een bekende, aan kilometer 9 of daaromtrent. Yves Keil passeert op een grasstrook langs het beton. Aan de intonatie van de klassieke vraag “ça va?” in mijn richting leid ik af dat het bij hem in elk gevoel wel goed gaat. Waar de beschutting van de bomen ophoudt kan de zon ons tijdelijk even plagen maar dit parcours blijkt veel loopvriendelijker en gevarieerder dan ik me vooraf had voorgesteld. Het Ravelfietspad op beton langs de Ourthe begint op den duur wel rug en benen te irriteren. En echt vlak is het ook niet. We lopen stroomopwaarts en moeten tot het keerpunt dus wel een heel licht stijgend reliëf verdragen. Daarom haal ik niet de 12 km/uur. Dat maak ik me alleszins wijs. Om mezelf op die lange stroken, uiteraard steeds in dezelfde richting, te motiveren richt ik mijn aandacht op twee lopers voor me. Na vele kilometers op een vijftiental meter kan ik een jongere dame in het zwart dan toch inhalen en achterlaten bij een bevoorrading. Zo kan het dus ook. Dat lukt niet bij de man die zo’n 75 meter voor me uitloopt. Oranje trui, zwarte broek. Maar dit keer ken ik de naam wel: Freddy Hounje van Aubel. We zijn ongeveer in dezelfde periode door de joggingmicrobe gebeten. Ik herinner me zijn scherpe profiel nog van mijn eerste marathons. Onze tijden lagen in elkaars buurt en ook vandaag hebben we dezelfde richttijd voor ogen, onder de 1u50′. We slagen beiden in ons opzet en bewijzen meteen dat we ook een goed inzicht hebben in onze huidige mogelijkheden. Ik nader wel geen meter op Freddy tot ik een kilometertje verder ineens voor hem loop. Dat zit zo. Na 11,5 km steken we op een voetgangersbruggetje de Ourthe over en lopen een 700 meter aan de rechteroever. Aan de rand van een dorp dat ik niet kan thuis brengen. Ik had het moeten weten, Freddy had het me voor de start verteld. Het is Tilff. Daar kruisen we de lopers voor ons. In de verte ligt dus het keerpunt. Enkele lopers die al op de terugweg zijn maken misbaar bij een seingever. De reden is me onduidelijk. Ik loop nu afgezonderd en in een bocht zoek ik naar de loper voor me. Daar is hij, rechts. Ik volg tot ik een viertal lopers voor me zie met de handen in de lucht en met vertwijfelde blik in de ogen. Verkeerde richting. Geen aanduiding, geen seingever. En zo haal ik Freddy dan toch in en loop nu zelfs enkele tientallen meter voor hem uit. En de dame in het oranje en de heer in het blauw hebben zo plots een voorgift van een kleine 100 meter. Die weer goedmaken op lopers die ongeveer hetzelfde tempo aanhouden is een werk van kilometers. Ik begin er meteen aan. Even voorbij km 13 meldt Freddy dat er achter een rechterbocht een helling wacht, steil maar niet lang. Jammer dat hij zich daarnet de weg niet meer herinnerde. Trouwens de helling is alleen in het begin steil maar blijkt uiteindelijk toch een 800 meter lang te zijn. De klim op het bospad is een welkome afwisseling voor de harde ondergrond op het grootste deel van het parcours. Tot twee keer toe, op het vlakke daarnet en nu op de klim, voorspelt Freddy dat hij mijn tempo niet zal kunnen houden en dat hij zal “caler”, stilvallen. “Verdorie, jij loopt goed” doet hij er nog een schepje bovenop. Leuk om te horen maar ik blijf voorzichtig. Mijn lopersinstinct laat me niet in de steek. Even later neemt de man uit Aubel een kleine voorsprong (een halve minuut) die hij tot aan de streep zal behouden. De jonge dame in het zwart (zou dat Lola Lawarrée zijn?) en de man in het blauw ga ik wel weer voorbij. Het duurt een drietal kilometer eer ik weer in het spoor kom van de dame in het oranje. We lopen nu weer op een smal fietspad in het bos, nog altijd op de rechteroever. Ik sla een aanbod af om voorbij te gaan en verkies nog even het tempo van het duo voor me te volgen.

Belle-Ile 1
Belle-Ile 2
Belle-Ile 3

Als ik dan word ingehaald door een oudere man in het zwart maak ik dan toch van de gelegenheid gebruik om ook voorbij te gaan. Het tempo van de nieuwkomer in het zwart ligt net een tikkeltje te hoog, ik blijf op een tiental meter hangen. Mijn blik is niet alleen op de loper(s) voor me gericht, ik houd ook de bewegingen van tegemoetkomende fietsers en vooral fietsertjes in de gaten. Ik bereik zonder ongelukken kilometer 16 waar we ons weer kunnen laven aan sportdrank en water. Ik neem een slok van beide en begin met goede moed maar stilaan vermoeide benen aan het laatste deel van de Belle-îloise.
We zijn nu weer op de linkeroever op het fietspad dat we daarstraks al eens een tegengestelde richting hebben afgelegd. Ik loop een tweetal kilometer onmiddellijk achter en even voor de man in het zwart. Net als mijn omschrijvingen verwarrend dreigen te worden is de verklaring nabij. Mijn gezel heet Stefaan Bomans. Limburgse naam en roots maar wel een Luikenaar. Hoe ik dat weet? Wel, gewoon gevraagd na de aankomst, bij het waterkraam. (Woord gevormd naar analogie met frietkraam). Voor mijn verslag, heb ik eraan toegevoegd. We hebben nog een leuk gesprek gehad. Stefaan is 65 en heeft nog ambities in de marathon en de 4 Cîmes van Battice. U kan zich voorstellen dat ik niet om gespreksstof verlegen zat. Maar goed, ik ben dus op weg met een onbekende, oudere loper. Enkele jaren jonger, vermoed ik op dat moment, en niet veel maar wel duidelijk beter. Kortom, rond km 17, ben ik weer op achtervolgen gewezen. Maar ik voel dat dit een “chasse patate” wordt. Overigens is het wel een opsteker dat we al aan kilometer 17 zijn. Er zijn geen kilometeraanduidingen en ik heb al een tijdje mijn horloge niet meer bekeken. Nog 4 kilometer, of beter: maar 4 kilometer meer. Vanaf nu is het aftellen. Ik blijf wel het tempo van de eerste passage aanhouden, waarschijnlijk wat geholpen door het licht dalende profiel. Ik wroet me naar boven op een kort maar steil klimmetje aan km 18. Daarnet was ook de tegenwind voelbaar, zo rond 3 Beaufort. Ik moet alle mentale truken bovenhalen om de kilometers sneller voorbij te laten gaan. Mijn programma van de volgende dagen overlopen en al vooraf genieten van de rust die ik mezelf zal gunnen. Visualiseren wat de looproute nog te bieden heeft. Ik kan me het parcours van daarstraks nog goed voor de geest halen. Daar is het kasseistrookje aan de huizenrij. Daar zijn de graffiti op de fabrieksmuren. In de laatste anderhalve kilometer deelt de zon nog een prik uit op een troosteloze streep beton langs het Canal de l’Ourthe. Je loopt voorbij de parcourswachters en hoopt op een aanmoediging. Daar heeft de ene al meer zin in dan de andere. “Allez, c’est la fin” geeft de laatste mee. Ik heb zonet de aankomstboog in de verte gezien en weet dat de man me geen blaasjes wijs maakt. Niets zo vervelend als je hoop stellen op een afstand die niet klopt, dat wil zeggen een stuk langer uitvalt dan de gok van een seingever. Aan een rotonde worden we een grindpad opgestuurd. Zijn we daarstraks hier ook geweest, vraag ik me af. Het antwoord krijg ik dadelijk van Marie-Paule. De aankomstboog die ik daarnet in de verte heb gezien is niet dezelfde als de vertrekboog. Nog vijfhonderd meter op gele steentjes, in andere omstandigheden zou ik van de lichte kleur genieten. Ik ben intussen kilometers alleen aan het vechten. Daar hoor ik dan toch een achtervolger naderen en nog snel ook. Ik verlies nog twee plaatsen maar kom nog ruim in de eerste helft van het veld aan. Uiteindelijk geeft mijn Garmin een afstand van 21,240 km aan. Dat is dus meer nog dan de officiële afstand die nooit gehaald werd in de halve marathons die ik in de laatste twee jaren heb betwist.
Na de finish stoot ik nog op enkele bekenden die in de drukte voor de start aan mijn aandacht zijn ontsnapt. Mijn gemeentegenoot Claude Herzet die tweede eindigt bij de veteranen 3. En dat zonder specifieke lange afstandstraining. En twee Paluko-jongens – dat zijn leden van een Tongerse runninggroep – Dirk Claesen en Gert Moermans die hier voor een van hun eerste optredens in het Luikse meteen hoge ogen gooien, respectievelijk op plaats 20 en 23. Dirk wordt bovendien tweede bij de veteranen 2. Voor wie onder de indruk is van hun tijd onder de 1u30′ zeg ik er even bij dat zij een trainingstempo hebben aangehouden ter voorbereiding van de marathon van Berlijn. Hou uw felicitaties dus nog maar even in beraad tot deze discipelen van Christophe Roosen (alleszins van zijn schema’s) echt “losgehen” in de Duitse hoofdstad. Een klassement voor veteranen 4 is er, in tegenstelling tot wat ik vooraf dacht, wel. Een podiumceremonie niet, maar met een voorsprong van twaalf minuten op de tweede Pierre Driessens mag ik niet zeuren. Thuis gun ik me enkele uren recuperatietijd voor ik aan tafel aanschuif voor een lamsburger-friet.

(Foto’s Bougez mieux Bougez plus). Foto 1: Freddy Hounje in de laatste rechte lijn. Foto 2: Stefaan Bomans op weg naar een derde plaats bij de veteranen 3. Foto 3: Tijd dat het afgelopen is…)