Naar de leeuw van de Gileppe

Gileppe Tijd Profiel
Wat heeft me bezield om deze lange tocht naar de Gileppe te ondernemen? Die vraag komt gelukkig niet in me op als ik de kilometers afmaal op deze zonnige dag. Maar achteraf kan ik er niet omheen. Het is een verhaal van lange adem. Vorig jaar tijdens de ergste coronamaanden leek me een lange loop “in lijn” een mooie, zij het afmattende, uitdaging om de gedwongen competitieleegte op te vullen. Zowel de eenzame tocht naar Banneux als de loop naar Battice in het gezelschap van Mergellopers Ludo en Martin werden een succes, niet zozeer door de atletische prestatie als door de sportieve ervaring. En zo kiemde een tijdje later het idee om (ook van thuis uit) naar het stuwmeer van de Gileppe te lopen. Te voet naar de imposante leeuw die over de heuvels en dalen van het land van Herve uitkijkt en godweet zelfs het Haspengouws plateau kan overschouwen. Ik verklap mijn nieuw “project” aan enkele ingewijden. Dat had ik beter niet gedaan… Maar daarover dadelijk meer. In december 2020 begin ik aan de parcoursverkenning. Ik trek vier maal naar het Land van Herve om delen van de route te lopen. Telkens heen en terug naar de startplaats waar ik mijn auto geparkeerd heb. Ik doe ook nog twee maal delen van het parcours in de auto, op weg naar een startplaats verderop. Ruim voldoende om de route te memoriseren. Nu ben ik wel aan de voorbereiding begonnen maar de volledige loop in de winter lijkt me ook niet zo’n goed idee. Te meer omdat de dagen kort zijn en ik in het slechtste geval toch over 10 uren zonlicht moet beschikken. Toch maar wachten tot in mei, juni. Intussen ben ik onverwacht het virtuele circuit in het Luikse ingerold en blijf ik de vertrekdatum maar uitstellen. Mijn lichamelijke paraatheid gaat dit jaar ook angstwekkend achteruit – de ouderdom, allerlei spier- en gewrichtskwaaltjes – en ik begin te beseffen dat een tocht Heukelom – Gileppe niet meer haalbaar is binnen een redelijk tijdsbestek. Ik geef geen kik meer over mijn ambitieuze plannen. Maar dat is zonder de “ingewijden” gerekend. Die met oprechte belangstelling naar mijn Gileppe-plannen informeren. De Mergellopers die me eventueel zouden willen vergezellen moet ik afwimpelen met de bedenking dat het echt geen leuk parcours is. Er zijn zo goed als geen “groene” wegen naar de Gileppe. En in een groep van drie (bijvoorbeeld) lopen langs de rijwegen is ook geen pretje. Overigens zou er wel een Grote Route-pad bestaan vanuit Visé naar het stuwmeer. Maar een trailroute sluit ik helemaal uit. Dan haal ik het einde niet vanwege mijn versleten benen en voeten. Ik heb trouwens het parcours zelf nog aangepast in de loop van de laatste maanden en het offroad-gedeelte rond Val Dieu geschrapt. Wegens ondoenbaar (voor mij) en te nat. Enter mijn begeleider. Ivo, een (ex-)collega, had zich vorig jaar spontaan aangeboden om voor de bevoorrading en het transport terug naar huis te zorgen. Twee maanden geleden komt hij in een informeel gesprek terug op het project. Vluchten kan nu niet meer. Ofwel blaas ik met het schaamrood op de wangen het plan af, ofwel maak ik er nu echt werk van. Ik vraag nog enige bedenktijd maar beslis dan toch om mijn gewaagde onderneming aan te vatten. Echtgenote Ria, trouwens ook een collega van me, wil ook mee op expeditie. Geraakt door zoveel medeleven pas ik het parcours aan om het koppel en Marie-Paule – die natuurlijk ook weer trouw op post is – (ook) een aangename dag te bezorgen. Ik besluit om uit Visé te vertrekken en er een echte Land van Herve-tocht van te maken. Euh… en ook om mezelf de bijkomende 15 km van thuis uit te besparen. De route zal dan lopen langs enkele historische plaatsjes “die de omweg waard zijn” (om in Michelin-termen te spreken). In de eerste plaats voor mijn begeleiders. De tussenhaltes staan mooi opgesomd in de Strava-titel. Dalhem krijgt dus ook een passage. In mijn oorspronkelijke route zou ik via Warsage en Saint-Jean-Sart naar Clermont lopen en Val-Dieu rechts laten liggen, om kilometers uit te sparen. Met de aangepaste route doe ik mezelf nog meer kilometers en vooral een steile beklimming naar de “ville historique” Limbourg cadeau. Ik ga in dit verslag niet in op de geschiedenis van de bezochte plaatsen. Toch even vermelden dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen Limbourg en de naam van beide Limburgen.
Goed, de Gileppetocht zal dus plaatsvinden. We hebben al een datum geprikt: zondag 25 juli. Intussen heeft de Vesdervallei – waar ik doorheen moet – een zondvloed te verwerken gekregen. In Dolhain blijkt de weg toch weer open. Maar dan wordt er opnieuw noodweer aangekondigd. Ik neem het zekere voor het onzekere en cancel de tocht. Na een korte vakantie neem ik weer de draad op. Woensdag 11 augustus gaat het dan toch gebeuren. Niet toevallig een dag waarop de weergoden gunstiger gezind zouden zijn.
Het is 10 uur. Later dan het beginuur van de lange lopen naar Banneux en Battice. Gekozen in functie van mijn begeleiders en van onze avondlijke plannen. 10 uur dus. Ik druk mijn Garmin in op het smalle steegje tussen de autoweg en de Pam Pam, net over de Maasbrug. Ik blijf uit de buurt van de markt op de Rempart des Arbalétriers. Denk nu niet dat dat toeval is. Allemaal voorbereid! Ik kom langs een oude kasseisteeg uit aan de Collégiale. Aan de rotonde gaat het meteen steil omhoog op de Rue Porte de Lorette. 1700 meter verder kan ik uitblazen op het plateau boven Visé. Via landelijke en moeilijk beloopbare paden ben ik al snel in Dalhem. Mijn begeleiders hebben hier halt gehouden. Ik neem een slok van mijn drinkbus in het voorbijgaan en zet de weg verder naar Val-Dieu, de eerste officiële drankpost. De volgende twee kilometer lopen over vlakke en rustige paden of wegen naar Mortroux. Voorlopig zijn de eerste signalen van mijn benen geruststellend. De lange klim naar Mauhin, dat is het plateau boven Val-Dieu, begint meteen met de steilste strook. Ik stap geduldig naar boven in afwachting van mildere stijgingspercentages. Ik wijs twee wielertoeristen nog even de weg. En heb nog even een praatje met hen. Ze feliciteren mij al meteen met mijn prestatie… die ik nog moet leveren. Ik geniet van de groene omgeving en de stilte van de lange weg omhoog. Dan de kronkelige afdaling van de Holliguette op vlekkeloos asfalt naar Val-Dieu. Ik kruis twee lopers, waarschijnlijk een koppel. De vrouw lopend, de man… ook lopend maar vooral een kinderwagen voortduwend. Mijn begeleiders reppen zich naar de rijweg als ik plots met een kwartier voorsprong op het schema aan het rendez-vous-punt verschijn. Dat schema heb ik bewust behoudend opgesteld, rekening houdend met veel tijdverlies, zeker in het tweede deel. Maar voorlopig is een inzinking niet aan de orde. Een klein busje Minute Maid-fruitsap en enkele slokken water, daar hou ik het bij. Zoals trouwens ook bij de volgende ravitailleringen. Ik volg nu een tijdje de rijweg van Val-Dieu naar de N648 tussen Aubel en Battice. Het hoogteprofiel geeft hier een klim aan van niet minder dan 9 km naar Clermont. Maar de eerste 3,4 kilometer voelen nog als vlak aan. De temperatuur is aangenaam en de benen verdragen de voorzichtige cadans zonder morren. Alleen is het opletten voor het vaak snel rijdende verkeer. Ik loop tegen de rijrichting in en moet bij blinde bochten de onstabiele berm opzoeken of switchen naar de rechterrijstrook. Mijn begeleiders hebben nog een koffietje genuttigd op het terras van de abdij (vertellen ze me later) en snorren nu naar de volgende bevoorrading. Geen “bidon collé” van de sportbestuurder, die rijdt te snel en ik heb nog geen dorst…
Kilometer 15, rechtsaf naar Les Trixhes. Hier begint het serieuze werk. De steilste strook kom ik nog redelijk goed boven. Ik zoek tevergeefs naar de alpaca’s in de wei rechts. Ze zijn er niet meer. Wie er wel is, is de man met de hamer. Plots. Voorlopig nog een klein tikje. Maar de benen voelen zwaar aan. Ik moet ook op de korte vlakke stukken nu en dan op stappen overschakelen. Geen paniek, dit heb ik verwacht. Nog niet halfweg en nu al is het duidelijk: het zal een verhaal worden van doseren en mijn energie zo zuinig mogelijk aanwenden. Er wacht me nu een lange, zo goed als rechte, fantasieloze weg tussen meestal nieuwe huizen, naar Clermont. Mijn begeleiders wachten me op op het fraaie historische dorpspleintje van de oude heerlijkheid. Bij het verlaten van “un des plus beaux villages de Wallonie” krijg ik nog een steile klim te verwerken. Stapvoets, kilometertijden rond de 8 minuten. De vallei van de Berwinne heb ik overwonnen, of tenminste achter me gelaten. Het Garmin-profiel leert me dat ik op de rotonde aan km 20,5 op het hoogste punt van het parcours ben. Maar ik heb Garmin niet nodig om te weten dat het nu voornamelijk in dalende lijn naar Dolhain gaat, op een kleine 10 km van het einddoel. De weg is saai en banaal. Ik probeer te blijven ronddraaien. De rotondes in de buurt van Elsaute breken weer even het tempo. Ik moet vaak van “rijvak” veranderen om een beloopbare strook langs de weg te vinden. Ik kom niet meer verder dan een “stop and go”-tempo. De kracht in mijn lijf is verdampt. Het is weer het Soumagne1-gevoel. Toen stelde ik me vragen over mijn toekomst als competitieloper. Het antwoord tekent zich almaar duidelijker af. Mijn begeleiders zijn me daarnet voorbijgereden. Zij hebben me nog niet op wandelen kunnen betrappen. Daar is de “Boulangerie des Quatre Chemins”. Ik vind moeiteloos de juiste richting en beantwoord even verder de groet van een bewoner. Nog een rotonde. De weg gaat nu nog steiler naar beneden. Maar ik weet dat hier nog een sluipschutter op de loer ligt. De vallei van het nietige riviertje “La Pancherelle” (zo nietig dat de naam zelfs niet op Google Maps wordt vermeld) kruist de zuidelijke looprichting en dwingt me weer een heuvel op. 800 meter stapvoets. In Bilstain volgt er zowaar een vlakke strook. Aan de kerk en de school gaat het linksaf, steil dalend naar de vallei van de Vesder. Ik ben leeg en ga zelfs in de afdaling kort op stappen over. Gelukkig is het kopje nog fris en kan ik mijn inspanningen reguleren met mijn ingebouwde energie-druppelteller. Voor Dolhain verlaat ik de rijweg en kan ik langs een trap een sluipweg nemen. Alleen kosten de trappen me evenveel tijd als een klim. Ik herinner me dat bij de verkenning in december de steile afdaling beijzeld was. Onder het spoorwegviaduct naar het centrum, een handelskern, met heel wat sporen van het industriële verleden. Helaas ook recente sporen van de overstromingen. Ik ontdek een kortere weg door het centrum, via een voetgangersbrug over de Vesder. Takken, stenen en ander puin liggen nog in de straten. De benedenverdieping van de meeste huizen is leeg. Het meubilair is weg of ligt buiten, in afwachting van de opruimingsdiensten. In de straat hangt een rioolgeur. Ik bedenk dat er nuttiger dingen te doen zijn dan van Visé naar de Gileppe te lopen. In de Rue Oscar Thimus is van de waterellende niets meer te zien. Hier moet ik zijn, wil ik in de “ville historique” Limbourg geraken. En dat wil ik. Kan ik het ook? Alleen als ik op de Thier de Limbourg, de echte helling, zelfs niet aan lopen wil denken. Toch ben ik hier bij de verkenning in (heel langzame) looppas naar boven geklauterd. Km 28 kost me meer dan 11 minuten. Een wegversperring door renovatiewerkzaamheden in het pittoreske centrum van Limbourg dwingt mijn sportbestuurder tot een omweg. Ikzelf zet mijn weg onverstoorbaar verder, na een nieuwe bevoorrading op de klim. Km 29 neemt meer dan 9 minuten in beslag, ook al zit er nog een afdaling in voor de uitloper van de klim naar de Chapelle Sainte-Anne. Ik mag me weer verheugen op een langere afdaling en een vlakke weg in de vallei. Maar mijn vreugde is van korte duur want de eerste 600 meter van de afdaling loopt over een rotsig en extreem hobbelig pad. Ik troost me met de gedachte dat de stenen er droog bijliggen. En dat mijn rechtervoet niet te veel opspeelt. Door een toeval ben ik te weten gekomen dat ik al jaren op een doorgezakte rechtervoet loop. De steunzolen die ik nu draag zorgen er alvast voor dat het euvel niet verergert. Voorbij Goé is het nog een kleine 2 km vlak tot de laatste steile meters in het bos rond de Gileppe. Het is op: 8 minuten voor een vlakke kilometer. Intussen heb ik nog altijd een ruime voorsprong op mijn oorspronkelijke schema. Zoveel dat mijn begeleiders zich afvragen of ik al niet voorbij de fabriek van Corman in Béthane ben, waar ik heb afgesproken voor een laatste, bijkomende bevoorrading. Met een banaan die in Limbourg niet meteen terug te vinden was in de proviandtas. Een telefoontje brengt Marie-Paule op de hoogte van mijn positie. De bevoorraders wachten me op langs de brede weg richting stuwdam en wekken de nieuwsgierigheid op van de arbeiders van het voedingswarenbedrijf. Na het verorberen van een kwart banaan trek ik me weer op gang voor de laatste twee kilometer. Ik heb zojuist het aanbod afgeslagen om in de auto te stappen en mezelf niet langer te pijnigen. Het verkeer raast langs me door. Gelukkig is de weg heel breed. Aan de andere kant word ik voorbijgestoken door een soepel draaiende ligfietser. Ik draai links het bos in. De laatste klim doe ik ook weer stapvoets. In de eenzaamheid van het bos heb ik ruim de tijd om de balans op te maken. Iets meer dan 4 uur zal ik nodig gehad hebben. De matige tijd ligt in de lijn van mijn (meest optimistische) verwachtingen. Zonder specifieke voorbereiding mag je niet op een wonder hopen. De schaarse lange tochten in de vorige weken leerden me alleen dat ik absoluut binnen de grenzen mijn beperkte fysieke mogelijkheden moest blijven, wilde ik überhaupt het einddoel bereiken. Mijn rechtervoet heeft standgehouden. De aangekondigde temperatuurstijging heeft me nauwelijks gedeerd. De bevoorrading en de logistieke afspraken verliepen perfect dank zij de zorgvuldige voorbereiding en het organisatietalent van Ivo. Samen met zijn twee vrouwelijke side-kicks Ria en Marie-Paule heeft hij ook genoten van een aangename dagtocht door het Land van Herve. Zo verneem ik op het terras aan de “finish”. De streek was ook een openbaring voor mijn twee collega’s. De begeleiding zal wellicht mijn beste herinnering blijven. En het beste van de dag moet nog komen…
De laatste bocht. Daar is de leeuw, 13,5 meter hoog en 300 ton zwaar. Hij staat er al sinds 1878, fier uitkijkend naar het oosten, in de richting van het pas eengemaakte Duitsland. (Zie ik nu en lees ik later ook). Als teken van de Belgische neutraliteit. Verdorie en ik die dacht dat hij me gedurende mijn lange tocht heeft gevolgd. Ria is het bloemenmeisje van een geïmproviseerde podiumceremonie in de schaduw van de imposante sculptuur.
Het zit erop. Ik neem de trappen naar boven, naar het parkeerterrein. De lift nemen? Geen sprake van. We zoeken een plekje voor mijn openlucht”douche”. Op de kritieke momenten trekt Ivo een scherm op met mijn handdoek. Daarna is het bijtanken en later op de avond smullen in Aubel. En zo eindigt het verhaal over wat mijn laatste uitspatting moet geweest zijn…

(Foto’s Ivo, Ria en Marie-Paule.
Foto 1: Onderweg: Rechts boven in Dalhem op weg naar Val-Dieu. Links boven bij het verlaten van Clermont sur Berwinne. Links onder in Béthane aan de voet van de klim naar de Gileppe. Rechts onder: de laatste meters onder het goedkeurend (?) oog van de leeuw.
Foto 2: Bevoorrading in Clermont. Rechts het bevoorradingsduo Ivo en Ria.
Foto 3: Zonder woorden.