Kin

din 30/04/2019 19u45 * Kin (Challenge L’Avenir) * 7,6 km * 00:44:08 * 10,4 * 94/260 * 1/2 * ♥♥♥♥

Kin

Toegegeven, ik had een duidelijker titel kunnen kiezen, maar je moet de nieuwsgierigheid van je lezers toch wat prikkelen… Kin, waar mag dat wel zijn? Waar gaat hij het maar zoeken! Wel, het is een gehucht van Aywaille in de vallei van de Amblève. Voor alle duidelijkheid, Kin – spreek uit als qui(nze) – ligt hoog boven op de linkeroever van de Amblève. In deze tijden van overvloed aan loopwedstrijden maak ik een ietwat eigenzinnige keuze. De lezer weet intussen dat ik graag onbekende oorden opzoek. Diezelfde lezer zal ook opmerken dat het mijn tweede wedstrijd in drie dagen is. Eén keer per jaar veroorloof ik mij een folietje.
Het klimmen begint al meteen als ik me vanaf de parking naar de zaal voor de inschrijvingen begeef. Die bevindt zich als een arendsnest boven op de helling. Van hieruit heb je een machtig uitzicht op de Ardense hellingen. Tenminste voor de wedstrijd. Tijdens de loop zien we voornamelijk bomen van het Grand Bois… en hebben we wel wat anders te doen dan van de omgeving te genieten. Er is veel (loop)volk op de been vanavond maar weinig bekenden. Het lijkt wel of de Challenge L’Avenir uit een nieuw vat tapt. Dat wordt in de zaal na afloop ook bevestigd door Michel Gomzé, winnaar in zijn categorie. Er komen voornamelijk looplustigen uit het dorp en de naaste omgeving af op dit evenement. “Het niveau is niet zo hoog, anders had ik niet gewonnen”, aldus de bescheiden veteraan 2. Nicolas Bynens heeft ook de weg gevonden naar de Ardennen en mag terug naar huis met de derde prijs bij de veteranen 3. En wie er nog is – ook al had ik hem niet dadelijk herkend – beroepsrenner Maxime Montfort. Mijn research achteraf leert me dat de Lotto-renner hier woont. Tussen haakjes, Stockeu, het gehucht naast Kin, heeft niets vandoen met de bekende helling uit Luik-Bastenaken-Luik. Ik weet niet of Maxime Montfort en de andere jongeren met fiets het parcours hebben “geopend”, dat wil zeggen ons voorafgegaan zijn op de fiets. Ten eerste heb ik het niet gezien vanuit mijn positie aan de start en ten tweede lijkt fietsen op de paden die we voor de voeten krijgen zo goed als onmogelijk. Nauwelijks Nederlandstaligen in Kin (er zijn er wel in de trail, de andere wedstrijd), toch wissel ik enkele woorden in het Nederlands met een mevrouw langs de weg. Ik ben ook al drie keer langs haar hoeve gepasseerd en ze is blij een praatje te kunnen slaan met de sportievelingen die vanavond het gehucht overspoelen. Nu, uit het gesprek blijkt dat ik ongeveer de enige ben die spontaan heeft gereageerd op haar “bonjour” die ze met enige nadruk tot de voorbijgangers richt.
Ik vraag me wel met enige bezorgdheid af hoe het parcours er zal uitzien. Een ooggetuige van vorig jaar, Alberto Canales, trok een bedenkelijk gezicht toen ik vorige zondag bij hem informeerde naar het tracé. De track op Openrunner geeft me wel enige hoop op een beloopbaar rondje. Ik zal het snel weten. Na 300 meter verlaten we het dorpje en komen we meteen op een hobbelig pad bezaaid met kasseien. Ik begin er kalmpjes aan, deels gedwongen door de ondergrond, deels bewust om eerst de reactie van de benen af te wachten na de loop van zondag. Ik heb voor mijn doen ook maar kort opgewarmd. Om de overgang tussen de twee competitielopen in kort tijdsbestek te overbruggen heb ik gisteren wel een uitloophalfuurtje ingelast. Na 700 meter begint een klim van alles bij elkaar 3 km. Die mij weinig pijn doet. Omdat ik het rustig aan doe …en omdat mijn benen wonderwel reageren op de inspanning. Alleen aan km 2,1 brengt een aarden muur mij en alle collega’s in mijn buurt tot stilstand. Een vijftigtal meter vermoed ik, rond 20% stijgingspercentage (alhoewel de Garmin dat zo niet registreert). Ik ben al blij dat ik überhaupt boven geraak. Het is zoeken naar een steen om de benen een steunpunt te geven. Het is overigens de enige keer dat de stenen bondgenoten zijn. Want wat we tot nu toe hebben moeten verwerken, is nog niet vaak vertoond in de Luikse wedstrijden en beschreven in de wedstrijdverslagen. Kris kras liggende stenen, kasseien met angstaanjagende scherpe punten, putten, bultjes, hogere bulten (taluudjes, zeg maar), boomwortels, takken. De Frankenstein van de joggingwereld heeft zich hier uitgeleefd. Na twee kilometer heb ik door dat ze het weer gelapt hebben, de organisatoren van een Avenir-loop die een “jogging” aankondigen maar een (mini)”trail” uittekenen. Zo heb ik me nog al eens laten vangen. Er zijn lopers, zelfs veel lopers, die houden van trails. De officiële trail heeft 133 vertrekkers. En van de 260 deelnemers aan de “jogging” moeten de meesten toch geweten hebben wat hun te wachten stond. De hoge deelname van dames en kinderen is des te merkwaardiger. Ik hou er dus niet. Maar ik heb nu geen keuze meer, hier in de bossen rond Aywaille. Ik doe dan maar verder in de hoop dat de afdaling straks mij beter vervalt.
Een bocht naar rechts en de bevoorrading sluiten de eerste passage door het bos af. We krijgen zowaar een strook asfalt onder de voeten. En dalend. Wat een verademing. Ik schakel een versnelling hoger. Blijkbaar ben ik in een begenadigde dag. Ik haal een oudere man met een witte pet in die ik voor de wedstrijd ook al had opgemerkt. Bij wijze van uitdaging voor mezelf, kies ik hem vanavond als tegenstander. Aan km 3,8 steken we de autoweg over, voorlopig de laatste link met de bewoonde wereld. De 500 meter asfalt eindigt met een lichte stijging. Ik zet een nieuwe versnelling in, op zoek naar de enige bekende in dit deel van het peloton, Henry-Marc Junker. Op zijn vierenzestigste is hij nog volop bezig met het bouwen van een marathonpalmares. Dat verneem ik uit een gesprekje voor de start. Het is een opgeschoten pezige man die opvalt door zijn hoog opgetrokken schouders en zijn hoekige beenbewegingen die mij een beetje aan Jean-Pierre Immerix doen denken. Ik haal hem niet veel later in op een dalende strook maar moet wel de man met de witte pet laten voorgaan. Die wat meer risico’s neemt op de bospaden. Zijn die nu beter te belopen? Laten we zeggen, ze zijn niet meer archi-slecht maar gewoon slecht. Aan km 5,8 gaat het weer omhoog. Ik blijf een mooie cadans aanhouden. Verwacht hier wel geen toptijden op deze kronkelende paadjes. Ik ben weer dichter bij Didier Moray, de veteraan 2 met de pet, gekomen. De jonge dame Marieve Rogister heb ik ook ingehaald nadat ze ons op de asfaltstrook boven de autoweg was voorbijgesneld. Aan km 6,3 wordt mijn laatste twijfel over de bedoelingen van de parcourstekenaars weggenomen. Ze hebben ons echt een trail door de strot willen rammen. Vervang strot door een meer voor de loopsport geschikt lichaamsdeel. We passeren vlak langs een weg (die naar het gehucht Stockeu leidt) waar op dit uur nauwelijks verkeer is. Maar we worden linksaf gestuurd door een smal paadje tussen het gras. Even verder, tussen twee hagen, kom ik naast Didier. Het is hier wel een tikkeltje breder maar Didier krijgt toch nog een tak in het gezicht. Ik hoor hem achter mijn rug even puffen en een zucht slaken over het parcours. Dit is wel het beste deel van het bosparcours. Hoera! Aan km 7 begint de “echte” afdaling… in onvervalst trailformaat. 400 meter “rode” aarde met percentages tot tegen de 10%, smal, met knoerten van stenen die hier en daar los zitten. Twee jonge waaghalzen roepen “we komen links” en storten zich met doodsverachting in de smalle trechter. Ik hoor Didier achter me van links naar rechts schuiven, flirtend met een valpartij en zoekend naar een gaatje om te passeren. Op een plaats waar het me echt te gortig word, laat ik hem dan maar door. Hij neemt meteen een meter op tien. De 200 meter op het asfalt zijn te kort om mijn concurrent van de dag nog in te rekenen. De juffrouw voor me haal ik nog in maar een achtervolger schiet mij ook nog voorbij. Ik blijf dus op plaats 94 en mis daarmee nipt het eerste derde van het veld. Ik heb nog een laatste jump in huis op weg naar de streep op de hoger gelegen speelplaats van het plaatselijk schooltje. Ik hou niet op mezelf te verbazen vanavond. Jammer dat het parcours mijn goede benen aan banden heeft gelegd. Enfin, ik ben opgelucht dat ik hier zonder averij ben uitgeraakt. Mijn enige collega bij de veteranen 4, Julien Bertrang, die ik al in de eerste hectometers ben voorbijgegaan, maakt wel onzacht kennis met de stenige ondergrond.
In de kleedkamer vertelt een jonge man van Jupille me dat ik hem zondag in Beyne het idee heb gegeven om hier te starten. “Fijn te horen dat ik de jongeren inspireer”, antwoord ik niet zonder trots. In de overvolle zaal waar de traillopers nu ook binnendruppelen, wacht ik met Nicolas Bynens en Henry-Marc Junker op het vervolg van de festiviteiten. Maar de prijsuitreiking laat zo lang op zich wachten dat ik