Afdaling van de Lesse

zon 25/08/2019 11u * Houyet-Dinant Descente de la Lesse * 20,5 km * 01:57:27 * 10,4 * 283/769 * 2/12 * ♥♥♥

De Descente de la Lesse, 20 kilometer langs de Lesse naar Dinant, lonkt al veel langer naar me maar om de een of andere reden heb ik de lokroep nooit beantwoord. Ook niet in mijn marathontijd. Ik vermoed dat ik toen de zomerse hitte liever wilde vermijden. Hogere temperaturen schrikken me nu minder af en bovendien mag ik geen jaren meer wachten om de klassieker – dit jaar toe aan zijn negenendertigste editie – op mijn lijst van gelopen wedstrijden bij te schrijven. Het moet dan nu maar eens gebeuren. Ik kon in de voorbije weken voldoende kilometers opbouwen om alleszins de afstand al in de benen te hebben. De temperatuuropstoot van de laatste dagen komt wel ongelegen maar nu wil ik ook niet meer afhaken.
Na het ontbijt – spekschijfjes met een ei, stevige kost voor een stevige inspanning – moeten we al snel op weg naar Dinant.

Lesse 1

In plaats van de gebruikelijke tijdsspatie van een uur voor de start moeten we al twee uren vooraf ter plekke zijn. Een parkeerplaats zoeken (moeilijker dan een Ardense helling beklimmen), het nummer afhalen in de drukte (fluitje van een cent, uitstekende organisatie) en vooral op tijd zijn voor de atletenbus naar de startplaats Houyet. Voor ik opstap drukt Marie-Paule me op het hart voorzichtig te zijn en geen zotte toeren uit te halen. Ja natuurlijk, knik ik. De bus deponeert ons in de vallei, bij het station, van waaruit de meute of de kudde, als u wil, zich langs een natuurpad naar een pleintje beweegt. Hoe gaan we de resterende tijd, nog bijna een uur, vullen, vraag ik me af. We kunnen alleszins al wat koelte opzoeken in een zaaltje. En een glas water tappen. “Zorg dat je voldoende drinkt” heeft een mevrouw van de crew ons nog net via de luidspreker gewaarschuwd. Op de bus heb ik daarnet de enige bekende tot nu toe, Claude Larminier, gegroet. Moet ik hier tussen al die onbekenden een uur voor mij uit zitten te staren? Maar ik heb geluk. Meteen bij het binnenkomen stoot ik op Joseph Boursie, een Challenge Delhalle-getrouwe, maar ook een CJPL-loper. Hij is in het gezelschap van Jean-Louis Liégeois. Een Vlaming, een Waal en een Duitstalige, dus aan het eerste tafeltje in de zaal. En de gesprekstaal is …Nederlands. Geen probleem voor mijn twee gesprekspartners. Als 60- en 70-plussers hebben we het over blessures, vergane topprestaties en onze verwachtingen voor vandaag. Mijn buren schetsen een gedetailleerd beeld van het parcours en wijzen me op een aantal obstakels onderweg. Is mijn doelstelling, onder de 2 uur, toch te optimistisch? De hitte heeft mijn tijdsaspiraties sowieso “afgekoeld”.
Een kwartiertje voor de start verlaat ik dan toch mijn schuilplaats, loop nog even kort in en zoek dan een plekje tussen de wachtenden aan de start. Met enige moeite vind ik nog wat schaduw onder een boompje. We kunnen meteen de benen losschudden in de afdaling naar het station. Als we de spoorweg zijn overgestoken, zoeken we dadelijk het onverhard op in het bos. Ik ben daarnet een “bladerunner” voorbijgegaan. Dit parcours afleggen met een beenprothese, dat getuigt van veel moed en een stevige conditie! En gefinisht, ik was erbij. We zijn nu goed en wel in trailmodus. In de dichte drommen lopers is het vooral uitkijken naar stenen die plots achter een voorligger opduiken. Ik volg de stroom lopers voor me en wacht geduldig een open strook om eventueel een plaatsje op te schuiven. En ben in afwachting van de eerste grote moeilijkheid van de dag. Een forse helling, denk je dan op te maken uit het hoogteprofiel. Fout, een muur is het! Percentages tot ver in de 20, driehonderd meter klauteren van steen tot bult of putje. Gelukkig ligt hier alles goed vast, is het droog …en willen mijn benen mee. Ik hijs me naar boven in het gezelschap van Carine Munaut. Zij zal haar eerste deelname net onder de 2 uur afsluiten en is daar aan de finish terecht heel verheugd over. Nu we het toch over Hesbignon- en Condruzienlopers hebben, PH Corswarem heeft net iets meer nodig dan 1u30′ en prijkt daarmee op plaats 47. Kilometer 3 kost ons meer dan 9 minuten maar we zijn wel even kunnen op adem komen, zo vat ik het alleszins op. Er volgt een tweede helling maar die is goed beloopbaar. In het dorpje Gendron – de startplaats van de korte loop, 10 km ofte Douce Lesse, kunnen we de eerste verzuring uit de benen schudden in een afdaling. Maar het “point culminant”, het hoogste punt, hebben we nog niet bereikt. Dat volgt even verder in open veld en onder de zon (zo’n 25 graden hier). in die laatste klimmende kilometer blijf ik toch nog ruim onder de zes minuten. Daarmee haal je de krant niet maar hopelijk wel de finish. Volgens de officiële versie is het zwaarste nu voorbij. Maar ik weet, onder meer uit het verslag van mijn collega-blogger Mike Gyen (Lees hier zijn verslag) dat de echte slijtageslag nog moet beginnen in de volgende kilometers, en dat zijn er nog zestien. Tot voorbij de negende kilometer is het nu bergafwaarts op relatief brede paden, bijna voortdurend beschut tegen de zon. Het gevaar loert hier onder de voeten. Je hebt nooit echt veel zicht op de rotsige ondergrond met hier en daar losliggende keitjes, gruis en geultjes. Mijn voorganger die me telkens voorbijgaat in de afdaling glijdt ei zo na weg op een rotsplaat. Ik schuw het risico en moet me tevreden stellen met kilometertijden boven de 5′ ondanks het dalend profiel. De steile afdalingen hebben we nu achter de rug en we maken enkele slingers op een smal en vrij donker pad. Djuu, de stenen zijn plots akelig dichtbij. Pats, ik knots met mijn hoofd op de grond. Het voorhoofd, een tand, de lip vangen de slag op. De rechterhand en -knie zorgen gelukkig ook voor enige demping. Ik heb een uitstekend steentje geraakt met mijn linkervoet en verlies het evenwicht, blijkbaar met mijn linkerarm achter mijn lichaam. Hetzelfde scenario als in Neupré, in het begin van het jaar. Maar toen kon ik de val remmen met mijn handen en kwam ik neer in de modder. “Verdorie, toch niet mijn tand kwijt, net nu ik eindelijk twee implantaten net naast de geraakte tand ga krijgen” is mijn eerste reactie. En onmiddellijk daarna “Ik ga toch niet moeten stoppen en volgend jaar weer terugkomen?”, ik zie mijn deelname aan de Lesse echt wel als een eenmalige gebeurtenis. Terwijl ik word recht geholpen, voel ik het bloed over mijn voorhoofd sijpelen. De loper achter me ontfermt zich over mij. Hij dringt aan, “ça va?”. Ik hoor meteen dat hij een Noord-Limburger is. Ik voel me niet duizelig en wil meteen verder. “Attention, blessé, laissez passer” roept een collega. Een tiental lopers maakt plaats op het smalle pad dat nu net bergafwaarts loopt. Onmiddellijk hierna volgt een trappenpartij, ik werk me naar boven en zet mijn weg verder terwijl ik aan mijn tand voel en het bloed zo goed en zo kwaad mogelijk probeer weg te vegen. Daar is de drankpost. Er staan wat mensen aan de Camping Paradisio aan het station van Gendron. “Oulala”, hoor ik naast de weg. De aanblik van mijn bebloede voorhoofd moet niet echt vrolijk zijn. En bezorgde mensen vragen “ça va, monsieur” of ook “ça va, chef?”. Met een bekertje water spoel ik het bloed van mijn rechterhand en voorhoofd. Een dame wijst me de hulppost aan maar ik ben nu weer op gang en wil geen 5-10-15 minuten verliezen op een bankje. Ik draai dus links af, de brug over de Lesse over, terwijl een lange rij kajakvaarders rechts geduldig hun beurt moeten afwachten om te water te gaan. Ik voel me wel wat schuldig dat de collega’s die me daarnet netjes lieten voorgaan nu zelf op mij in achtervolging moeten gaan. Maar goed, als ze beter zijn, zullen ze me dadelijk wel weer inhalen. En anders, ben ik beter. Zo eenvoudig is dat, in lange duurlopen. De adrenaline heeft me blijkbaar een boost gegeven. De tiende kilometer wordt mijn snelste kilometer. Ik haal enkele collega’s in maar ook uit de achtergrond komt er volk naar voren. Goed volk, want ik herken Peter Stelten langs me. We babbelen wat met elkaar. Peter is een 44-jarige Overpeltenaar die dit jaar zijn eerste marathon heeft gelopen en zich voorbereidt op de halve triatlon van Knokke. Ik stuur Peter vooruit, hij kan nog vooruitgang boeken, ik voel dat ik het bij consolideren moet houden. Het tempo proberen vast te houden en de kilometers overleven. Garmin tekent een helling op voorbij de negende kilometer maar zelf bewaar ik er geen herinneringen aan. De paden zijn nu breder, houden geen gevaar meer in, behoudens hier en daar een boomwortel. We passeren een bijzonder fraai open landschap. Waarschijnlijk het Parc National de Furfooz, als ik de routebeschrijving (foto 1) goed interpreteer. Hier en daar worden we volledig tot stilstand gebracht door een steile trap. De specialiteit hier zijn heel hoge treden. Maar ik word niet opgejaagd door opdringende zoniet opdringerige lopers achter me en neem de hindernissen zonder probleem, zij het met enkele seconden tijdverlies die mij op het einde misschien net boven mijn beoogde 2 uren-limiet zouden duwen. Maar zover zijn we nog niet. Die trappen voeren enkele keren naar een brug over de Lesse. We kruisen de rivier wel een keer op vier. Het uitzicht is adembenemend. De kloof die de Lesse heeft uitgeslepen moet qua schoonheid niet onderdoen voor de Gorges de l’Ardèche of de Gorges du Verdon in het zuiden van Frankrijk. Beneden glinsteren de kleurrijke kajaks in het water. Voor de kajakkers is deze zonnige dag natuurlijk een godsgeschenk. Als loper kan ik er wat minder van genieten. Het kasteel van Walzin dat hoog boven de kloof is gebouwd, heb ik wel gemist. Misschien een volgende keer, maar dan wel op wandelschoenen.

Lesse 2


We verlaten stilaan de ongerepte natuur en komen nu uit op asfaltwegen die leiden naar het vakantiedorp Anseremme waar de Lesse in de Maas vloeit. Nog altijd in de schaduw. De vijftiende tot de negentiende kilometer zijn mij eigenlijk op het lijf geschreven. Golvend asfalt met hier en daar een piekje. Maar ik haal ook hier geen 12 per uur. De benen zijn op maar ik heb nog net genoeg kracht om mijn positie in het nu uitgerekte peloton min of meer (met meer min dan meer) te handhaven. Bij de vijf bevoorradingen drink ik telkens een flinke slok en overgiet me overvloedig met water. Per vergissing zelfs een keer met sportdrank. Minstens drie vierde van het parcours loopt in schaduwrijk gebied. Ik heb dus niet de indruk dat ik mijn gezondheid hier op het spel zet op deze hete dag, zoals een Strava-volger zich afvraagt. Ik apprecieer uiteraard wel zijn bezorgdheid om mijn lichamelijk welzijn. De laatste twee kilometer lopen op de trekweg langs de Maas onder het indrukwekkende viaduct van de N97 en dan voorbij de Rocher Bayard, het merkteken van Dinant. Hier en daar teistert een korte kasseistrook de vermoeide spieren. En grijpt de zon met een temperatuur rond de 30 graden haar beste kans om ons te treiteren. Daar staat Marie-Paule, dit keer een flink stuk voor de streep. “Gaat het nog?” vraagt ze. Ik trek een grimas. Zelfs als het niet meer zou gaan, ik ga hier toch niet de strijd opgeven? Een fotootje en dan “och god”, ze heeft mijn blessures opgemerkt. Ik heb eindelijk een glimp opgevangen van de aankomstboog en vind nog enkele procentjes energie om nog even te versnellen en zelfs enkele mannen voor me in te halen. Met “et voilà Willy Cortlevèn” sluit de speaker mijn wedstrijd af. Peter Stelten staat onder het tentje te bekomen. Hij duwt me meteen een bekertje in de hand. Het is hier aanschuiven aan de drankentafel. Peter is in het tweede deel van de wedstrijd nog vier minuten uitgelopen. We feliciteren elkaar, hij informeert naar mijn leeftijd. Snel een slokje water voor ik met de hulp van een crewlid de hulppost opzoek. “Niet gestopt onderweg?” lacht een van de verpleegsters. De wonden worden ontsmet en ik krijg de dwingende raad – “C’est juré?” (zweer je het?)- om mijn licht gekloven lip in het ziekenhuis te laten hechten. Oei, dan mis ik de prijsuitreiking. Met een tijd onder de 2 uur heb ik een redelijke kans op een podiumplaats. Chronorace heeft de uitslagen al online gezet en bevestigt mijn vermoeden. Tweede na Roland Canivet, de beste veteraan 4 in de Challenge Delhalle, de reeks natuurlopen over heel Wallonië waar de Descente ook bijhoort. Hij is een maat te groot. In de totaaluitslag zit ik ruim in de eerste helft van het deelnemersveld en een stuk boven mijn verwachtingen. Ik leg het probleem uit aan Vincent Louis, een lid van de organisatie, die zich op het indrukwekkende podium heeft genesteld. Geen probleem, ik krijg mijn prijs nu al mee. (Wie plannen heeft om een sportuitrusting te kopen bij Joggingplus in Gosselies, bij Charleroi, neme contact op met de redactie.)

Lesse 3


Na de douche, waar ik mijn barmhartige samaritaan Peter opnieuw tref, haasten we ons naar het Hôpital Sint-Vincent. Ik blijk niet het enige slachtoffer te zijn van de sportieve esbattementen voor de middag. Marie-Paule diagnosticeert (vanop afstand) een sleutelbeenbreuk bij een vrouwelijke deelneemster. En er lopen nog enkele jongeren rond in sporttenue. Na een dik uur – een meevaller – mag ik opnieuw buiten met een gehechte lip, pleisters op mijn voorhoofd en arm en een tetanosprik in de arm. Met dank aan de jonge spoeddokter en zijn assistente. We besluiten terug te keren naar Dinant en nog enkele uren als toerist te slijten in het gezellige, maar drukke en lawaaierige Maasstadje. Na opnieuw een fikse wandeling – de enige vrije parkeerplaats ligt al buiten de stad – kan ik eindelijk mijn dorst lessen. En waar kan ik beter genieten van mijn geliefkoosde hersteldrank, de Leffe Blonde, dan in de Club Leffe?
Tijd om even de loop te evalueren. Ik had vandaag beslist geen topdag. De hitte heb ik vrij goed verteerd. Maar ik heb niet meer de souplesse om vlot rond te draaien op het grillige parcours. Besluit, twintig jaar te lang gewacht om aan de start te komen. De ervaring en de taaiheid hebben me wel geholpen om toch nog een mooie tijd uit de (zonne)brand te slepen.
Voor het overige verloopt de rest van de dag voorspoedig en bereiken we de thuisbasis zonder verdere perikelen.

(Foto 1 van de ARCH-website : Het parcours. Foto 2 van Marie-Paule: De laatste 500 meter langs de Maas. Foto 3: Op de spoeddienst.)