Overzicht 2019

Posterholt

zon 20/01/2019 11u * Annendaalloop Posterholt * 10,5 km * 00:48:20 * 13 * 48/199 * 4/23 (60+) * ♥♥♥♥

Voor de eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen trekken we, zoals vorig jaar, weer naar Posterholt, in het smalste stukje Nederland. Hier zijn België en Duitsland maar enkele kilometers ver. Niet te verbazen dat er ook heel wat Belgische en Duitse deelnemers aan de start staan. En ook heel wat podiumplaatsen bezetten. Ook Luikenaars maken graag de verplaatsing naar Nederlands-Limburg om hun kwart- of halve marathontijden scherper te stellen op de biljartvlakke omloop. En de officieel aangekondigde afstanden kloppen ook echt.
We geraken ditmaal zonder omwegen in Roerdalen, dat is de naam van de fusiegemeente. Ik heb ruim de tijd om me voor te bereiden en krijg zelfs mijn reisgezel Jean-Pierre Immerix drie kwartier voor de start mee om in te lopen. Die vindt een uitgebreide opwarming dit keer wel nodig om de stramheid in de benen weg te werken na urenlang tafelen gisterenavond. Helaas, zo vertelt hij me na de wedstrijd, heeft het niet gebaat. Weer slechte benen, zoals in Haneffe. Ik vrees dat Jean-Pierre, zoals uw dienaar, ook de prijs betaalt voor dertig jaar (straten)lopen. Na 1347 wedstrijden beginnen de benen tegen te sputteren. “Mee leren leven” is de raad die ik hem meegeef en die ik van lieverlede ook moet volgen.
Het peloton van een kleine 400 mannen en veel vrouwen (voor de kwart en de halve marathon) wordt eerst een wijk ingestuurd aan de rand van het centrum. De speaker waarschuwt voor een versmalling ten gevolge van wegwerkzaamheden. Maar er is nog voldoende ruimte om met een compacte groep en in volle vaart te passeren. (Die volle vaart slaat niet op mijn tempo). Dan hield de eerste bocht meer gevaar in. Zoals vaker vinden de lopers voor me het niet nodig om te waarschuwen voor de paaltjes die hier plots opduiken. Het is vooral draaien en keren, stoep op- en afspringen, kiezen voor de kortere weg over een gazonnetje (wat ik na enige aarzeling dan maar niet doe) of de bredere bocht op de weg. Na 1,4 kilometer, aan een rotonde, ligt het vervelendste deel van het parcours achter ons. Dit jaar definitief, vorig jaar moest ik er nog een tweede keer langs voor de halve marathon. Ik heb al wat plaatsen goedgemaakt vanuit mijn startpositie, eerder achterin de groep. Ik heb meteen het goede tempo te pakken en krijg voorlopig geen storende signalen uit mijn benen. Na 800 meter op de rijweg, heel lichtjes dalend en uitnodigend om een stevig tempo te ontwikkelen, nemen we een rechtse bocht om daarna, na een ommetje van een dikke kilometer, weer op de rijweg uit te komen. Die zijsprong is waarschijnlijk nodig om aan het juiste afstand te komen aan de finish. Het asfaltpad leidt tussen twee rijen bomen naar een haakse bocht waar we weer de tegengestelde richting inslaan. Hier waait de koude wind in het gezicht en op de goed ingeduffelde loperslijven. Ik heb een bijkomende laag aangetrokken boven mijn Craft-ondershirt. Het is een trui met rolkraag in stemmig marineblauw. (Jammer dat mijn gezichtsuitdrukking op de foto vloekt met de beschrijving geplukt uit de cataloog). Mijn keuze om in korte broek te lopen bleek ook de juiste te zijn. Nog enkele andere lopers kiezen voor de korte snit. Meestal oude en taaie knarren, met één notoire uitzondering. (Daarover dadelijk meer.) In het vervolg van de ronde voel ik ternauwernood de koude. We komen weer uit op de rijweg, die hier van naam veranderd is (van geen belang) en geleidelijk bergop begint te lopen (wel van belang). Ik zit nu ongeveer op mijn plaats in het peloton, ik schuif nog nauwelijks op. En moet al flink in de fictieve beugel om de lopers in mijn buurt te volgen. Daar is ene Bas bij, die zwaar hijgt en van wie ik veronderstel dat hij over afzienbare tijd gaat afhaken. Ik heb de man schromelijk onderschat want als een kennis naast hem opduikt volgt hij prompt diens hogere tempo en verdwijnt langzaam uit het zicht. In het groepje loopt ook een jongere dame in het zwart. Een Belgische, te oordelen naar de reclame op haar trainingsjasje. Door de afleiding tijdens de inspanning (positie kiezen, de collega’s taxeren en luisteren naar gesprekken of flarden van gesprekken) is de lichte klim van ongeveer een km achter de rug zonder dat ik er erg in heb. Boven blijven we rechtdoor lopen op het fietspad langs de rijweg tussen de bossen.

Posterholt 1


Na 5,6 km nemen we een haakse bocht naar rechts voor opnieuw een lange rechte buurtweg in asfalt. Vanaf km 1 krijgen we eigenlijk alleen maar lange rechte stukken voor de voeten. In de volgende 9 km liggen er welgeteld 6 bochten, die naam waardig. Kortom het rondje is er speciaal neergelegd om een snelle tijd te realiseren. Ik ben ermee bezig. En wat nog prettiger is, voor een keer zonder die onaangename prikkels in de benen. Ik ben nu al een aantal kilometers met dezelfde lopers op pad. De meest opvallende figuur is een jonge dame die een kennis blijkt te zijn van de dame in het zwart. Ook een Belgische, aan de tongval te horen. Zij loopt zowaar in zomertenue: een roze shirtje en een kort zwart broekje. Ik hoor dat ze het voor het eerst doet. Een 10 km-loop, neem ik aan. Ze heeft geen idee hoe ze dat moet aanpakken, vertelt ze haar vriendin. Ik bemoei me ongevraagd met haar probleem. “Minder babbelen en energie sparen” lach ik. Gelukkig vat ze mijn reactie ook lachend op. Ze is 27 jaar, verneem ik twee kilometer verder, in de buurt van de bevoorrading. Dat antwoordt ze een man die bij ons groepje is komen aansluiten en haar als een nieuw jong talent roemt. “Zo jong ben ik ook niet meer, ik ben al 27” tempert ze de lofbetuigingen van de man. Dat antwoord leidt tot gegrinnik bij de andere lopers. Onder meer van een wat oudere dame die we net hebben ingehaald. En van ondergetekende die langs zijn neus weg zegt dat zij 33 jaar jonger is dan hijzelf. Een gewilde fout om 10 jaar jonger te lijken, denken jullie? Gewoon een domme rekenfout. Volgens de uitslag bij de dames senioren zou de juffrouw Lien Peeters heten. We nemen nog eens een bocht. Dat is een gebeurtenis hier. Opnieuw voor een rechte lijn van een kilometer op weg naar het Landal-bungalowpark. De man in het wit-blauw (die ongewild de leeftijd van de jonge dame ontlokte) vraagt mij of ik de halve marathon loop. “Te saai in de tweede ronde”, antwoord ik. “Ben je dan de haas?” Van de dame in het roze, bedoelt hij. “Toch niet” antwoord ik lachend. Ik ben intussen wel gewend aan haar loophouding, met de schouders hoog opgetrokken en de ellebogen naar buiten gericht. En hou enige afstand als ik langszij kom. Ze zoekt nu het spoor op van een oudere loper die we net hebben ingehaald maar nu opnieuw versnelt. Op zijn t-shirt prijkt reclame voor de steenfabrieken van Kesselt en het voegbedrijf van mijn achterbuur. Nieuwsgierig als ik ben – ik moet uiteraard stof hebben voor mijn verslag – vraag ik vanwaar hij is. Het is Jean Hermans uit Lanaken. Geëxtrapoleerd naar mijn mogelijkheden op de halve marathon zou ik een plaats achter hem geëindigd zijn… als ik ook dit jaar voor de lange afstand zou hebben gekozen. Ik merk Marie-Paule op in een flauwe bocht in de buurt van het vakantiepark. Ik wijk speciaal in haar richting uit om duidelijk en met mijn meest fotogenieke profiel op het plaatje te staan. Helaas mist mijn echtgenote het shot. Niet getreurd, er is nog genoeg te beleven.
Nog één kilometer.

Posterholt 2

Lien reageert nog altijd fluks op positiewisselingen, op zoek naar een hazenrug. (Niet om te eten). “Als je nog wat overhebt, is dit nu het moment”, por ik haar aan. “Hoezo, laatste kilometer?” is haar verbaasde reactie. Blijkt dat de jonge dame aan haar eerste halve marathon bezig is. “Welke tijd heb je in gedachten?”, vraag ik. “Geen idee.” “Oei”, fluit ik tussen de tanden (beeldspaak), “met dit tempo kom je onder de 1u40′ uit”. Dat leid ik af uit mijn ervaring in de Route du Vin. En Lien maakt het ook waar. Met 1u36′ heeft ze haar cadans tot het einde weten te behouden. Als ik het allemaal goed interpreteer, valt ze net buiten het overall podium.
Voor mij is het wel de laatste kilometer en ik schroef het tempo nog op. Tot 4’30”, met andere woorden het maximum wat ik op het vlakke nog vermag. Ik neem enige afstand van het groepje en weet in de laatste rechte lijn van 800 meter mijn voorsprong nog uit te bouwen. Ik haal nog een loper in. Of dat ook een plaats winst in de uitslag oplevert, blijft een open vraag. Je weet hier niet wie welke afstand loopt. Hoe dan ook, ik loop afgescheiden de aankomstzone in. Dat levert me een applausje op van een of twee toeschouwers. Helaas niet de triomfantelijke aankondiging van mijn finish door de speaker. Die eer is wel weggelegd voor Jean-Pierre. Maar dat is dan ook een levende legende in de Nederlandse grensstreek.
In tegenstelling tot een aantal lopers in mijn buurt die schijnbaar voortdurend hun tempo in het oog hielden, heb ik mijn horloge niet bekeken. Mijn gevoel zegde me wel dat ik met dit tempo onder de 50 minuten moet uitkomen… op de 10 km. Maar na de finish stel ik vast dat we wel degelijk de afstand van een kwart marathon hebben afgelegd. Mijn eindtijd komt dus neer op 46 minuten over 10 km rond. Daar mag ik, meer nog, daar moet ik heel tevreden mee zijn. De goede conditie die ik ook al in de decemberwedstrijden mocht ervaren, vertaalt zich op dit vlakke parcours zonder obstakels nu ook eens in een scherpe tijd.
De gratis aangeboden massage na de wedstrijd slaan we over. Er waren alleen mannelijke masseurs, antwoordt Jean-Pierre als Marie-Paule vraagt of we ook van die dienst hebben gebruik gemaakt. De prijsuitreiking van de kwart pikken we wel nog mee. Maar ik moet het hier opnemen tegen veel jongere (en ook wel betere) mannen uit de leeftijdsklasse 60+. Plaats vier is net niet goed genoeg voor een fles Faro.

P.S. : De schoenen die ik vorig jaar in de kleedkamer vergeten had, werden geschonken aan een goed doel…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Voor de start. Foto 2: Het parcours, vlak en strak.)

Sprimont

zon 27/01/2019 10.30u * Jogging d’hiver Sprimont * 11,6 km * 01:04:43* 10,7 * 122/277 * 1/3 * ♥♥♥♥

Na de snelheidsrace in het Noord-Limburgse Posterholt vorige week heb ik wel trek in een uitdagende natuurloop. Vandaar mijn misschien wat eigenzinnige keuze voor de Jogging d’hiver in Sprimont. Half weg, half onverhard, helemaal heuvelachtig: zo ziet de ronde eruit, hier aan de poort van de Ardennen. Na de dooi van de vorige dagen staat onverhard gelijk met modder. Om ze zeker niet te vergeten, heb ik mijn trailschoenen gisteren al in het koffer gegooid. Maar uiteindelijk beslis ik ter plekke om ze niet aan te trekken. Mijn keuze zal me alleszins plaatsen en tijd kosten in het veld maar biedt dan weer meer comfort op het asfalt en beton.

Sprimont 1


Ik ben alleen afgereisd naar de vallei van de Ourthe. Bij mijn aankomst aan het sportcentrum van Tultay ontmoet ik al dadelijk enkele bekenden. Ik maakt alvast een fotootje voor het plakalbum. Carlos de Almeida ijsbeert toevallig rond voor het cafetaria en mag ook op de foto. Ik verken uitgebreid de laatste kilometer en meer in het bijzonder de korte maar niet ongevaarlijke passage tussen de bomen in het parkje aan het sportcentrum. Van daaruit vertrekken we ook, voor we een dalende asfaltweg worden opgestuurd. De talrijke Seraing Runners kleuren het peloton rood. Bij hen ook mijn categoriegenoot Pierre Driessens. “Was het vandaag jullie clubkampioenschap?” vraag ik hem achteraf in de kleedkamer. Na 400 meter dient de eerste klim zich al aan. Ik zoek enige bewegingsruimte tussen de 400 deelnemers (voor de twee wedstrijden) en loop even achter een duo man-hond. Het baasje moet de boxer intomen. En zal ook in de daaropvolgende 11 km moeite hebben om het tempo van de viervoeter te volgen. Zo vertelt hij me als ik beiden terug zie na de loop. Ze zijn twee minuten voor me binnen. De naam van de hond vind ik wel niet terug in de uitslag. Niet ingeschreven? Wie ik ook niet terugvind in de uitslag is… Willy Cortleven en Pierre Driessens. We hebben nochtans beiden de wedstrijd uitgelopen. En ik heb alleszins de juiste afstand ingevuld. Even gaan kijken bij de korte wedstrijd. Daar staan we alle twee bij de laatsten… Mailtje naar Pierre Olivier, vergissing rechtgezet. Goed, we zijn dus begonnen aan de eerste klim. Een stevige bult van twee kilometer, hier en daar voor een honderdtal meter onderbroken door een lichte afdaling. Het eerste stuk lijkt me het steilst, hoewel mijn Garmin ook verder stevige klimpercentages aangeeft. Maar ik ben misschien dan al beter in mijn klimritme gekomen. Hoe dan ook, ik verteer de helling goed en ga zelfs Carlos voorbij die de korte loop betwist. Het weggetje op asfalt of beton draait en keert. Boven op het plateau waait een gure wind. Die je aanspoort om het tempo erin te houden. Na elke bocht verwacht je het einde van de klim, het blijft echter maar oplopen. Tot rond km 3. We lopen over de E25-autoweg, aan de rand van een Parc d’Activités Economiques. Carlos de Almeida is intussen weer bij me gekomen en vindt zijn snelste benen terug in de afdaling. “Kom, haak aan” roept hij me toe. Maar met 8 moeilijke kilometers voor de boeg ga ik maar beter niet op zijn uitnodiging in. We lopen nu een gehucht in. Ik zoek tevergeefs naar een naambord. De Garmin-track leert me dat we in Sendrogne zijn. Nooit van gehoord, u wel? Er zijn me intussen een aantal lopers uit de achtergrond voorbijgegaan. Mijn drang vooruit op de klim daarnet is tot stilstand gekomen. Vanaf hier zal ik voornamelijk collega’s zien passeren.
Een parcourswachter stuurt de 6,8km-lopers naar links. Wij houden rechts aan. En draaien even verder scherp rechtsaf. Langs een boerderij en door een smurrie van gesmolten sneeuw, mest en pulp. We zijn dan alweer aan het klimmen. Dit moet de tweede helling zijn die ik op de Openrunner-track heb gezien. Dit keer geen verharde weg maar een veldweg. En dat zullen we geweten hebben. Trailtime! Steil en vooral vettig. Je moet je voeten schuin plaatsen om überhaupt vooruit te komen. Zouden dat ook “trailloze”-lopers zijn, zij die van links naar rechts laveren? Ik verlies weer een aantal plaatsen. Na een kilometer en veel binnensmonds gevloek komt er een einde aan de ellende. Even ontspannen in een afdaling, ook op onverhard maar nu beter beloopbaar. Dwars door een weide op weg naar het bos. Overigens zorgen niet alleen de onverharde stroken voor gevaar. Ook op de weg moet je waakzaam blijven. De speaker heeft ons voor de start gewaarschuwd voor ijzelplekken. Ik merk er maar één op, ook dank zij de hulp van de loper voor me. Maar die ene plek zorgt wel voor de nodige averij. Ik neem de rechtse bocht ruim. Dat doet een loper achter me, ondanks mijn waarschuwende armbeweging niet. Hij glijdt uit maar kan toch meteen verder. Onthou die bocht, die komt straks nog voor in het verhaal.
Ik probeer wat snelheid te maken op de dalende strook door de weide. Het blijft bergaf gaan in het bos maar het smalle, kronkelende en bij wijlen gladde pad, noopt tot voorzichtigheid. De ondergrond valt net binnen mijn mogelijkheden en zo bereik ik toch zonder ongelukken het volgende gehucht. Blindef, heet het gat. Neen, geen spellingsfout. Kijk daar, een signaalgever. Die zie je nauwelijks op dit parcours in de natuur en over verkeersarme wegen. Zwarte pijlen op gele borden, oranje pijlen op de grond, geven de richting aan. En de lopers voor me, die niet ver uit de buurt zijn. Stel je voor dat je verkeerd loopt. Is het dan de richting Louveigné of Cornemont? Daar is ook de bevoorrading. Die sla ik over maar ik werp wel een blik op mijn horloge. Ben ik nu pas halfweg? Het gevecht tegen de modder en andere glibberigheid heeft al een zware tol geëist. De jus is stilaan uit mijn benen en er resten nog vijf kilometer, met een derde helling.
Maar ik geniet nog eerst van de afdaling op de Route du Père André. Van de landelijke rust, het uitzicht op de weiden en de bospartijen rechts …en van mijn schoenen die hier hun geliefkoosde ondergrond kussen. Eerst beton, dan na een bocht asfalt. We zijn aan km 7,5 en beginnen weer te klimmen. Dat is geen verrassing want ik zag daarnet de wroetende collega’s in de verte voor me uit. 600 meter in het open veld, een stijging tot tegen de 5% en nu ook onder een lichte regen. Pret is er niet te beleven in de nattigheid en de koude op de Ardense hoogte. Dan maar op karakter naar boven. Maar daar blijft het harken op een gladde veldweg. Waar de helling wat uitvlakt, is het wat minder glad maar blijft het water staan in de karrensporen. Nu is er geen ontkomen meer aan, dwars door de plassen dan maar. Er komt pas een einde aan de lichte stijging aan km 10. Maar dan ben ik al in de volgende alinea.
Een scherpe bocht aan km 9,3 leidt naar een single track tussen een smalle bomenrij. 600 meter manoeuvreren tussen boomwortels en uitwijken voor sneller opkomend verkeer. Links plaatsmaken voor een loper die dan rechts voorbijgaat. Maar het is een vriendelijke jongen die zich verontschuldigt voor het ongemak. Ik nader mondjesmaat op een dame die plots met een “technisch” probleem aan de kant staat. Ik kan haar zomaar voorbijgaan als ze aan haar schoen staat te friemelen.

Sprimont 2


Er blijven nog een 1800 meter over als we het donkere pad tussen de bomen verlaten. Opnieuw in het heldere (winter)licht en vooral asfalt onder de voeten. Ook al moet je daar even naar zoeken tussen de putten en de plassen. Een loper schuift voorbij, de harde zolen van zijn trailschoenen kletsen op het wegdek. In de verte zie en hoor ik de autoweg. Tot hier heb ik verkend. Ik heb het parcours nog in mijn hoofd maar dat helpt niet echt om sneller te gaan. De benen willen alleen in de lichte afdaling naar Noidré nog even boven de 13 per uur draaien. De laatste rechte lijn voor we links het park worden ingestuurd. Ik ben net op tijd om Claudine en Gaelle voorbij te gaan. Zij zijn nog aan de korte wedstrijd bezig. En nog twee lange kerels die geen reden zien om zich druk te maken over hun positie in het klassement. Dat is iets voor (oude) fanatiekelingen. Nog 400 meter door het parkje naar de finish. Ik mis de smalle afslag tussen twee paaltjes niet. De verkenning van de laatste kilometer is niet voor niets mijn vast ritueel voor de start. Dertig meter tussen de bomen naar beneden, verdorie het is nog gladder en linker dan daarstraks. Door de passage van de lopers voor me, of door mijn hogere snelheid? Ik grijp me vast aan de bomen rechts van me en laat uit voorzichtigheid de twee mannen die ik net heb ingehaald weer voorgaan. Het brugje over en dan nog even steil naar boven. Dat was daarstraks geen probleem, nu wel. Ik glijd hier gewoon naar beneden. Om mij staande te houden ben ik volledig tot stilstand gekomen. En dat op 300 meter van de finish. Een groepje van vier gaat mij voorbij. Ik herken de dame die ik daarstraks zelf heb ingehaald. “Die twintig meter gaan me toch niet de das omdoen!”, maak ik me kwaad op mezelf. Op een zachtlopend kiezelpad schroef ik het tempo fel op, neem de twee bochten tussen de betonblokken en langs het vijvertje met een zwierige beweging, gooi al mijn energie in de laatste oplopende meters en eindig toch nog voor Isabelle Frère, Olivier Rowart en tutti quanti. Plaats 122 is voor mij… zij het met een dag vertraging. Geen aansprekende tijd vandaag, maar wel veel inzet op een parcours dat niet het mijne is. Toch vier hartjes, tot spijt van wie het benijdt.
Ik heb wat tijd en gefrutsel nodig eer ik mijn nummer kan afgeven. En de hulp van Michel Jeukens. Die staat wat opzij, te bekomen met een bekertje warme wijn. Ik zie dat hij van zijn wang tot zijn knie besmeurd is met modder. Uitgegleden in een bocht. Jawel, de ijzelbocht die al eerder in mijn verhaal is vermeld. Ik schuif aan voor mijn glas warme wijn, groet Roger Van Langeveld en Lucien Collard (niet gezien tijdens de loop, zes plaatsen voor me) en zoek een plaatsje buiten de mêlée. Stelio H. komt binnen met een beteuterd gezicht. Zijn maatje Ramon Gadea heeft me daarnet verteld dat hij ook is onderuit gegaan. In diezelfde vermaledijde bocht. Ik vermeld alleen de initiaal van zijn achternaam om dit verhaal niet nodeloos lang te maken… Ik zoek snel de warmte op van de kleedkamers. Tenminste dat is de bedoeling maar de ingang wordt bewaakt door een “préposé”, een verantwoordelijke voor de netheid van de installaties. We moeten onze schoenen uittrekken of ze afspuiten met een waterslang, welwillend ter beschikking gesteld door de organisatie. En gelijk hebben ze, hier in Sprimont. Als ik na de douche het cafetaria binnenstap blijkt de prijsuitreiking al voorbij te zijn. Geen nood, alleen de eerste drie worden naar voren geroepen. De meeste kennissen zijn onmiddellijk naar huis vertrokken. Degenen die er nog zijn, gaan dat over enkele ogenblikken ook doen. Het lijkt me het beste hun voorbeeld te volgen.

(Eigen foto’s. Foto 1: Carlos de Almeida aan het Centre sportif de Tultay. Foto 2: Na het modderbad.)

Aubel (Challenge L’Avenir)

zon 10/02/2019 10u30 * Aubel (Challenge L’Avenir) * 9,5 km * 00:46:11 * 12,3 * 170/490 * 1/5 * ♥♥♥♥

In Herstal zullen ze ons moeten missen dit weekend. We hebben gekozen voor de Avenir-loop in Aubel. Jean-Pierre Immerix heeft mijn voorkeur gevolgd en zo zijn we dus met zijn drieën (met Marie-Paule uiteraard) op weg naar het land van de groene weiden en de Luikse siroop. Ik was hier voor het eerst in 2016 en ontdekte toen een van de mooiste parcoursen van het Luikse, ongeacht de challenge. Jean-Pierre kan zich na afloop ook vinden in mijn lovend oordeel. Jammer genoeg kunnen we vandaag niet echt (of helemaal niet) genieten van de bucolische geneugten van het Land van Herve. Het feestje wordt vandaag verstoord door twee ongenode gasten, regen en wind.

Aubel 1


Met Jean-Pierre verken ik even de aankomstzone rond het voetbalveld van Aubel. Het complex zelf is nieuw maar de staantribune en het pad erachter schijnen nog uit de helft van de vorige eeuw te dateren. Daar moeten we straks door en eventueel nog een spurtje trekken. Dan ben je best voorbereid op de ongelijk liggende tegels, druk ik mijn maat op het hart… maar die schijnt zich daar niet druk over te maken. Ik zoek wel tevergeefs naar de aankomstboog die drie jaar geleden voor de hoofdtribune stond. Even gevraagd aan een toevallige passant in loperstenue. De aankomst is op de gebruikelijke plaats, wordt me verzekerd.
Tijdens de opwarming heb ik toevallig een gesprekje met Jacky Michat. Ik ken de rijpe vijftiger al enkele jaren van de Limburgse wedstrijden waar hij geregeld aan de slag is. Hij is er meestal in het gezelschap van Isabelle Sluysmans uit Voeren. Hij blijkt afkomstig te zijn uit Welkenraedt en ziet dus ook niet op tegen een flinke verplaatsing. In de Victors Cup is hij een vaste klant op het podium in de categorie 55+. Een man met kwaliteiten dus, die zeker ambities mag hebben in het Luikse circuit. Die ambities zet hij vandaag al kracht bij met een eerste plaats in zijn nieuwe categorie, veteranen 3. Nog een klasse hoger (ouder dus en nog dichter bij de eeuwige looproutes in het hiernamaals) strijden vandaag vijf man voor de eer. Die laten zich ook door dit hondenweer niet uit het lood slaan. Ze hebben al wat meer meegemaakt, twee van hen een hartoperatie bijvoorbeeld. Helmut Weynand, al halverwege op de tocht van het zeventigste naar het tachtigste levensjaar, heeft een clubmaat van de SC Bütgenbach meegebracht. Een nog oudere heer, ook een Helmut – Helmut Henz. In de leeftijdsklasse 80+ moet de oudste Helmut het opnemen tegen Louis Schmetz. “Gaat hij meelopen?”, vraagt Louis zich verwonderd af voor de wedstrijd. Toch wel, maar de eerste plaats van Louis komt niet in gevaar, lees ik af uit de uitslag. In de massa valt de ene al wat meer op dan de andere. Harry Hamers bijvoorbeeld, de Nederlands-Limburger, weer of geen weer, in singlet.
Het gure weer heeft geen vat op het traditioneel hoge deelnemersaantal in Aubel. Ik sta redelijk vooraan in het peloton van haast 500 man en laat me meteen meeslepen door het tempo van de voorste starters. Dat is even naar adem happen op de bultjes die we in de woonwijken van Aubel te verwerken krijgen. Ik wil ook geen tijd verliezen want Roger Dosseray is me met een razende vaart voorbijgegaan in een afdaling na 300 meter. Voor de start klaagt hij gewoontegetrouw over zijn kwaadwillige hamstrings maar ik ben wantrouwig geworden als ik dit soort verhalen hoor. Ik heb een paar honderd meter nodig om in het spoor van Roger te geraken. Dan ga ik toch weer voorbij en neem langzaam afstand. Ik moet overigens enkele kilometers wachten eer ik mij in een bocht in het open weidelandschap kan vergewissen van mijn voorsprong. Die blijkt geruststellend te zijn. We maken in de eerste 2,5 kilometer enkele lussen in woonwijken. Ik herken een oudere man voor me die zijn looppas ondersteunt met felle armbewegingen. Zijn stijl doet me denken aan die van Jean-Pierre. Is dit het gevolg van een speciale trainingstechniek of gewoon de uiting van een wilskrachtige persoonlijkheid? Misschien dat we over een aantal jaren wel spreken over de “Immerix-pas”? Nu ik toch aan hypotheses toe ben, zou de man niet Cyrille Ryckebusch zijn, die als tweede in mijn leeftijdsklasse op de uitslagenlijst staat? De naam zegt me niets, maar zijn gezicht komt me wel bekend voor… en hij is al eens vermeld in mijn blog. ( De zoekfunctie is een handige tool.) Ik bevind me hier in een zo goed als onbekend gezelschap. Wie wel vaker in mijn buurt loopt en wiens naam ik ken, is veteraan 2 Dominique Heusschen. Hij is me in zijn eigen werkmansstijl voorbijgegaan. Ik kan niet aansluiten en zie hem metertje voor metertje een kleine voorsprong bijeenharken. Die blijft echter beperkt tot 22 seconden aan de finish.

Aubel 2


Als ik het bord van de 3 km zie, besef ik dat ik al flink in mijn energievoorraad heb geput. We lopen dan al enkele honderden meter tussen de weiden en zijn bezig aan het – in normale omstandigheden – fraaiste deel van het parcours. Beste lezer, u vertoeft misschien in een zonnig vakantieoord maar waar ik nu ben is de hel losgebroken. Regen en wind wedijveren om ons te koeieneren. Plotse windstoten blazen mijn nochtans strak aangetrokken Mergellopers-mutsje haast van de kale schedel. Ik moet mijn hoofdbedekking meer dan eens dieper over mijn hoofd trekken en zelfs vasthouden om het attribuut niet over de Herfse weiden te zien wegwaaien. De regen pletst neer op mijn regenjasje. Dat heb ik voor het eerst in mijn competitiecarrière van de laatste tien jaren aangehouden en behoedt me alleszins voor te felle afkoeling. Gelukkig is de temperatuur nog mild. Ik heb precies water in mijn oren gekregen. Alle geluiden lijken versterkt. De regendruppels tokkelen op mijn hersenpan. Het lijkt wel alsof mijn hoofd hol is. (Zie je wel, hoor ik nu enkele lezers denken.) Op de hoogvlaktes slaat de wind ongenadig toe. Als die tegen blaast, is het vechten voor iedere meter. Vooral als je toevallig alleen loopt. Maar de wil en de de conditionele weerbaarheid om te vechten, zijn er. Ondanks enkele dagen met weinig slaap. Dat slaaptekort heb ik ook wel deels aan mezelf te danken… en aan een vriend-loper. (Lees die laatste zin maar als een teaser voor een verrassing die ik nog in petto heb.) Ik ben net op een van de hooggelegen stukken als de weergoden hun venijnigste truuk uithalen. Een soort hagelregen teistert ons in de flank. Ik wend het hoofd af om mij te beschermen tegen de neerslagprikken. Met al die klimatologische pesterijen zou je haast nog vergeten dat de deinende asfaltwegen sowieso al een uitdaging vormen. Maar de hellingen zijn net niet steil en lang genoeg om het tempo te kraken. Het is zaak je schrap te zetten op de winderige plateaus en ontspanning te zoeken in de afdalingen en de windstille stroken. De nattigheid moet je maar proberen te vergeten. Ik kan mijn positie in het peloton vasthouden en boek zelfs een lichte vooruitgang naarmate de kilometers vorderen. De jonge mannetjes in het groen (van voetbalclub R.F.C. Aubel?) die daarstraks aan de start net achter de toppers stonden te dringen om erin te vliegen, krijgen lood in de vleugels. Ze bekopen hun onstuimige eerste kilometers en sukkelen nu verder aan de rand van de weg. Als Jean-Pierre enkele minuten later langskomt, zijn de meesten aan het wandelen.
Aan kilometer 6,5 in een bocht waar we daarnet de noordelijke richting hebben genomen en nu vanuit het oosten terugkomen, staat de bevoorradingstafel opgesteld, bemand en bevrouwd door enkele moedigen. Bedankt mensen maar ik wil vooruit en zal het nog wel zonder drank uithouden tot in Aubel. We hebben de Rue Crutz, de Dommelraedt en de Rue Messitert achter de rug. Dat klinkt niet echt Frans. In dit Land van Overmaas is de historie Diets. Tijd om de man/mannen van de wedstrijd aan te duiden. Dat zijn ditmaal de mannelijke en vrouwelijke fans die ik op verscheidene plaatsen op het parcours opmerk, in een bocht of op een plaats die bereikbaar is met de auto. Zelfs in deze danteske omstandigheden zijn ze trouw op post en steken ze de lopers een hart onder de riem. Ook wie zijn naam niet hoort roepen (zoals ik, ocharme) voelt zich niet alleen in deze natte, ongezellige wereld. Ik heb intussen wel het gevoel dat ik een van mijn betere dagen beleef. Dat gevoel wordt bevestigd als ik Béatrice Kevelaer in het vizier krijg. Zij loopt in het gezelschap van een andere dame (Valentine of Caroline?) Vorig seizoen was ik geen partij voor de moeder van twee zonen. Dat ik haar nu inhaal, is dus wel een goed teken. Ik dicht het kloofje op een van de hellingen maar hou er wel rekening mee dat deze taaie dame me alsnog zal terugslaan. Niet dat zij daarmee bezig is. Ik wel dus, ik kick op al of niet denkbeeldige duels. Valentine (of Caroline) haakt wel af. We zijn 7 km ver. Ik kijk uit naar de Ravel, waar we de wind in de rug zouden moeten hebben. Nog even een afdaling – Béatrice neemt weer wat voorsprong – en we beginnen aan de “rechte lijn” van 1800 meter op “onverhard”. Twee keer aanhalingstekens in mijn beschrijving. Ten eerste is de lijn niet volledig recht. Er zitten twee lichte golvingen in die je overigens als loper nauwelijks opmerkt. Het fietspad is inderdaad gelukkig niet in asfalt of godbetert beton. Het is een weg in aangestampte zwarte aarde die in normale omstandigheden een heerlijke loopondergrond biedt. Maar de neerslag heeft voor averij gezorgd. Het is dus wat zoeken naar het goede spoor tussen de plassen en de brij die de fietsers hebben achtergelaten. De modder zorgt wel voor volgekliederde kuiten of broeken maar heeft slechts minimale invloed op de snelheid. Maar de stijgingsgraad van rond de 2% met een uitschieter tot 3% drukt het tempo wel. Ondanks mijn inzet blijf ik boven de 5′ per kilometer hangen. De strijd tegen de elementen in de vorige kilometers hebben hun tol geëist. Ik heb mijn handschoenen uitgetrokken en wring ze meteen uit. Dat zal ik in de volgende kilometers nog enkele keren doen. Béatrice heeft dan toch geen topdag (of ik heb er net een). Ik kom weer in haar spoor maar word wel wat opgehouden door haar zigzaggende bewegingen om de beste loopstroken te vinden. Na enkele honderden meter wurm ik me dan toch langszij en neem wat afstand. Ik heb intussen nog een andere dame Valérie François, ingehaald en een begeleidend groepje. Of die haar echt begeleiden, is zomaar een veronderstelling van mij. Een man met Vikingtrekken (rosse baard en scherp uitgesneden gelaat) schuift langs me door. Is me die daarstraks al niet voorbijgegaan, vraag ik me af. Toch wel. Dan moet ik die weer hebben ingehaald. Ik ben de draad even kwijt. Nu ja, ik loop al van de eerste meters in een hoog toerental en heb een deel van de energietoevoer naar de hersenen moeten afsluiten om de hartspier en de beenspieren te bevoorraden. Daar is het smalle (voetgangers?)brugje boven de oude trambedding waarin de Ravel is aangelegd. Het voetbalveld en de aankomstplaats is nu niet meer veraf. Tot hier heb ik daarstraks ingelopen met Jacky Michat. Die is intussen al aan het uitblazen. Ik moet nog even aan de bak. Om de lopers achter me ook achter me te houden (wat voor enkele specimina niet lukt) en de lopers voor me in te halen (wat me in een zeldzaam geval wel lukt). Hoe dan ook, dit is een heerlijke looproute… in zonniger omstandigheden. Nog een dikke 600 meter. We steken een drukkere rijweg over. De tweede van het parcours buiten de stad waar signaalgevers zijn geposteerd. Het is toch wel een stuk makkelijker wedstrijden organiseren op het dunner bevolkte Waalse platteland dan in Limburg. “Le vrai sirop de Liège” staat er op de reuzenstroopdoos boven op het gebouw van de Siroperie Meurens. Die ligt rechts van ons en is een sponsor, zo blijkt uit de inspectie van het geschenktasje na de wedstrijd. Er lopen me nog enkele snelle finishers voorbij. Via een klein taluudje bereiken we een geasfalteerd paadje dat even verder breder wordt en leidt naar het voetbalveld van Aubel. Senior Cyrille Lesvisse snoept me nog een plaatsje af. Ik laat hem betijen en bereid me voor op de mogelijk gladde passage op de grote tegels (waarvan sprake in het begin van mijn verslag toen de regen ook al lustig neerviel). Na vijftig meter komt er plots een eind aan mijn beginnend spurtje. Er staat ineens een file lopers voor me. Die staan hier… aan de finish. Dus toch een wijziging. Nu, zoveel te beter, ik kan niet meer ingehaald worden en moet niet meer beducht zijn voor een valpartij in de laatste twee gladde bochten van de oude aankomstzone.

Aubel 3


Ik bemachtig een plaatsje ruim in de eerste helft van het peloton, met dank aan het groot deelnemersveld. De tijd en het gemiddelde zien er niet spectaculair uit maar zijn van het Posterholt-niveau. Dat is althans mijn persoonlijke inschatting. Jean-Pierre eindigt net achter “een man op leeftijd met een wroetende looppas en een dikke snor” (Ik heb de bewoordingen van Jean-Pierre even aangepast). Jean-Louis Voss, weet ik meteen. Bezig aan zijn laatste jaar als veteraan 3. Die had je moeten kloppen Jean-Pierre, dat was een rechtstreekse concurrent!
Voorbij de streep drink ik snel een recuperatiedrankje en blijf in beweging om niet te verstijven in de natte koude terwijl ik wacht op Jean-Pierre. Als hij eraan komt na enkele minuten, zoeken we meteen warmere oorden op. Marie-Paule heeft al lang eieren voor haar geld gekozen in de kantine. Vandaag dus geen foto’s van onze aankomst. De douches zijn tiptop, de Jupiler is goed getapt …en er zijn geen prijzen voor de leeftijdsklassen. We krijgen wel een mooi papieren tasje mee met enkele lekkere streekproducten. We trotseren het stukgereden asfalt tussen Aubel en Visé en zijn snel weer in de zuid-oostelijke punt van Limburg. Het is hier al even miezerig als op de Herfse hoogvlakte maar er wacht wel een stevige spaghetti. Dan is het tijd voor een verdiend dutje…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Met Helmut Weynand en Roger Dosseray (in het wit) voor de start, tevergeefs hopend op een opklaring. Foto 2: De streep ligt achter de “staantribune” van R.F.C. Aubel) Foto 3: Met Jean-Pierre Immerix in de kantine. Benieuwd naar de uitslag.)

In het spoor van een marathonloper

Wim Meyers Malaga 2018

Klik op de foto voor de video.

Warsage (CJPL)

zat 23/02/2019 15.30u * Warsage (Challenge de la Province de Liège) * 9,5 km * 00:46:20 * 12,3 * 95/203 * 1/7 * ♥♥♥♥

Warsage, of Weerst voor wie de oude Dietse naam verkiest, is de poort van het Land van Herve en de locatie voor de tweede CJPL-loop van het seizoen. Kort bij huis en met een mooi maar pittig rondje. Ik ben er al vaker geweest, weliswaar ook enkele keren als toeschouwer. Eén groot verschil met mijn vorige bezoeken: de zon heeft deze keer de bovenhand over de snijdende kou die hier gewoonlijk heerst. Er is nog een verschil maar dat zal ik straks pas merken. Ik heb ruim de tijd voor een uitgebreide verkenning van het beginrondje en de eerste lange klim …en heb alle redenen om me zorgen te maken. Zoals in mijn laatste trainingen heb ik een bijzonder onaangenaam gevoel in de benen. De ontmoeting met de CJPL-getrouwen die ik hier voor het eerst tref dit seizoen, maakt wel veel goed. Tussen ons gezegd, ik heb het gevoel dat sommigen van die mannen nog liever van hun vrouw zouden scheiden dan van deze challenge.

Warsage 1


We stormen met zo’n tweehonderd op de eerste bocht af, ronden de Crelan-bocht (dat is dezelfde) zonder ongelukken en beginnen aan een lus van 2 km om opnieuw aan de kerk (en startplaats) te passeren en de grote ronde over de Herfse heuvels en dalen aan te vatten. Maar voor we daar zijn, hebben we al een stevige klim en een forse afdaling door een woonwijk in de kuiten. Ik ben zelf verrast door mijn eerste kilometertijd (4’34”): de benen willen precies wel mee vandaag in wedstrijdomstandigheden… maar ben ik mezelf niet aan het opblazen? Ik heb de verse veteraan 4 René Eggen, mijn voornaamste concurrent vandaag, al ingehaald en blijkbaar ook achtergelaten en ben in de klim ook voorbij Sandra Delrez gegaan. De aînée 1 moet het vandaag zonder mannelijke begeleider doen. Op de terugweg naar het dorpscentrum is het even vlak maar voor het overige ongemakkelijk lopen achter een wegafsluiting, in het gootje of het hobbelige voetpad, tussen de lantaarnpalen en andere obstakels. Er duikt plots iets geel-groens achter mij. Veteraan 3, Luc Hilderson, wringt zich voorbij me en neemt meteen afstand. Enkele meter voor ons uit loopt Claude Herzet, kennis van ons beiden: jeugdvriend van Luc en mijn “buurman”. Claude is blijkbaar langzaam vertrokken en zal straks wel versnellen, vermoed ik.
We beginnen aan de eerste lange klim van de dag: 1,5 km met 1 en 3% tussen de woonhuizen en boerderijen richting Neufchâteau. Niet spectaculair maar voldoende om langzaam de jus uit de benen te trekken. Het is vechten voor elke hectometer. Claude Herzet laat het meteen afweten, Luc Hilderson van zijn kant doet er nog een schepje bovenop. Ik weet meteen waar ik aan toe ben, vandaag zal ik de kleine Wonckois niet voor blijven, zoals in Aubel. Ook al zal hij uiteindelijk maar vier plaatsjes voor me eindigen. Hier en daar gaat er mij nog een collega voorbij maar voor het overige kan ik mijn positie handhaven. Even een kort vlak stuk en een afdaling naar de bocht van Wichampré. Ik bereid me mentaal voor op de volgende klim. Maar ik zie dat het peloton rechtsaf wordt gestuurd aan km 3,8. Parcourswijziging blijkbaar – ik was hier voor het laatst drie jaar geleden. Voorlopig mag ik daar niet over klagen want nu duurt de afdaling wat langer. Claude Herzet haalt me weer in. Vierhonderd meter verder is de pret voorbij. Naar links, dus toch klimmen naar de hoogte van Neufchâteau. Dat valt flink tegen in de eerste meters. Ik word meteen ingehaald door twee dames in het blauw. De tweede lijkt het oudste en klimt het snelste. De jongste dame wordt begeleid door een man die in zijn enthousiasme om het tempo aan te geven, de dame in ademnood brengt. Ze moet snel afhaken en is boven uitgespeeld voor dit verslag. In het dorp nemen we een bocht naar rechts en komen we weer op het klassieke parcours terecht. Ik weet nu wel wat me te wachten staat maar daarom wordt het er nog niet gemakkelijker op. Hoe dan ook, ik verlies nu geen terrein meer ten opzichte van de dame in het blauw. En ik trek me meteen weer op gang op de top. Twee mini-slokjes aan de drankentafel en op zoek naar de loopster voor me. Het snelste deel van het parcours komt eraan, ik verwacht nu een snelle terugkeer van Claude Herzet, die op de vorige helling weer is achtergebleven. De forse afdaling wordt even onderbroken door een oplopend stuk in een woonwijk. Dat komt op het goede moment om de blauwe dame weer in te lopen. Ik probeer intussen ook het achterveld in het oog te houden. In mijn linkerooghoek zie ik wel een blauw shirt (Claude is ook in het blauw) maar de zware looppas die achter me weerklinkt, hoort beslist niet bij de coureur de charme van de Krinkelsgracht. Ik blijf intussen flink gas geven – dat doen we hier wel allemaal, zeker in het steilste stuk rond km 6. Dadelijk naar links en dan door de vallei van de Berwijn. Neen, naar rechts! Servais Halders dacht het hier ook beter te weten en stuurde een loopster voor hem bijna de verkeerde kant uit. Iedereen naar rechts dus, voor een nieuwe klim. Opnieuw richting Neufchâteau. Boven op de 300 meter lange klim met een stijging van gemiddeld 2% word ik bijgebeend door een zwaar hijgende achtervolger. Dezelfde man met de zware pas van daarnet. Zijn shirt verraadt dat hij een Nederlands-Limburgse deelnemer is. Als enige Maasrunner gemakkelijk op te snorren op de deelnemerslijst. Het is Ed Sabel uit Beek. In een kort gesprekje na de finish heb ik hem ook de naam van zijn woonplaats ontfutseld. Als we linksaf draaien, wordt me meteen duidelijk waar we ons bevinden en hoe het parcours er verder zal uitzien. Ik herken meteen de boerderij uit het Quatre Cimes-parcours van Battice (ook al is het intussen al veertien jaren geleden dat ik er mijn laatste triomf vierde). Ook tussen haakjes: onder de 2u30′ op de 33 km van Battice durf ik zonder gêne een triomf noemen. We lopen hier in de tegenovergestelde richting door de laagstamplantage en snijden zo de steile helling op het onverhard in Mortroux af.

Warsage 2

Iets makkelijker misschien, maar uiteindelijk is de afstand dezelfde als drie jaren geleden. Ed Sabel kan zijn inspanning niet doorzetten en ik ga hem al snel weer voorbij op het pad dat uitloopt in een smalle loopstrook. Het blijft lichtjes omhoog lopen. Ik ben in het spoor gekomen van Jean-Marc Joskin en een piepjonge juffrouw maar spaar mijn adem nog even om straks in de afdaling alsnog te proberen voorbij te gaan. In het begin van de wedstrijd heb ik vaak de naam van Jean-Marc gehoord. Blijkbaar loopt hij hier in eigen dorp. Hij neemt de tijd om de mensen langs de weg te groeten en krijgt heel wat aanmoedigingen terug. In de afdaling ben ik hem even kwijtgespeeld maar kijk, daar is hij terug.
We komen nu op de “laatste rechte lijn” naar de finish. Eerst moeten we nog een bultje over. Die 300 meter staan ook in mijn geheugen gegrift. Maar die herinnering dank ik niet aan een triomf maar aan een opdoffer. In de uitgave van 2014 werd ik hier ter plaatse gelaten door Gerard Thiessens. Ik wil niet dat me dit jaar hetzelfde lot beschoren is en klamp me vast in het spoor van mijn jongere gezellen die ook de stal ruiken en het tempo hebben opgedreven. Vooral de blonde juffrouw, Sophie Maurage, legt er duchtig de pees op als we aan de afdaling beginnen. Jean-Marc geeft me een schouderklopje als ik naast hem verschijn. Sophie wil van me af. Maar ik bijt op mijn (schaarse) tanden en blijf volgen. Nog even een bescheiden helling voor we het dorp binnenlopen, genoeg om de jonge dame af te schudden. Met een tempo van 4’30” kan ik de achtervolgers achter me houden om in de laatste vlakke hectometers zelfs nog een concurrent in te halen. Ik behoud de controle in de bochten van de aankomstzone en pak een plaats in de eerste helft van het peloton, met een gemiddelde boven de 12. Meer moet dat niet zijn.
Na een stomend intermezzo in de kleedkamer wacht ik met Willy Hertogen en Servais Halders op de prijsuitreiking. Met succes, we vallen alle drie in de prijzen.

(Foto 1 van het web geplukt: De startplaats. Foto 2 is een archieffoto uit 2017 van La Meuse. In het oranje vooraan, Alain Guissart. Verder naar achter, rechts, ook in het oranje, Servais Halders.)

Neupré (Challenge condruzien

zon 10/03/2019 10u30 * Neupré (Challenge condruzien) * 10,6 km * 00:57:50 * 11 * 170/479 * 2/5 * ♥♥♥♥

Koud is het niet, wel nat in Neupré. Het peloton houdt zich zo lang mogelijk schuil in de sporthal maar zal toch nog een tiental minuten buiten staan te trappelen voor Gaetano Falzone het startsein geeft voor de tweede wedstrijd van de Condruzien 2019. Even na half elf, nog net op tijd voor code oranje haar stempel drukt op een aantal geplande sportevenementen. De halve marathon van Den Haag afgelast: de familie Meyers (Wim en Lynsey) vindt een alternatief langs het Albertkanaal voor een training van… 30 kilometer. In Neupré zal de wind pas toeslaan als de lopers binnen zijn. Het natuurelement werkt zijn frustratie dan maar uit op een geparkeerde auto.

Neupré 1


Opnieuw een massa vertrekkers in de Condruzien die vandaag ook een aantal abonnés van de andere challenges heeft aangetrokken. De getrouwen zijn er ook, zelfs met een nog niet geheelde spierscheur en (ingebeeld?) overgewicht. In de eerste bocht van het rondje door de kern van Rotheux-Rimière roept Michel Mancini me toe dat Roland net voorbij is. Dat is Roland Vandenborne die dit jaar zonder ongelukken de macht zal overnemen bij de veteranen 4. Hij had me vandaag nochtans liever niet gezien (hopelijk is het niet persoonlijk) om zich te kunnen sparen vijf dagen voor de marathon van… Jeruzalem. Ik kijk in de 2,8 km lange lus vooruit om een glimp op te vangen van de man in het zwart. Maar ik kan hem niet met zekerheid traceren en concentreer me dan maar op mijn tempo. Ik moet alleszins reserves inbouwen voor de zware kilometers tussen de weiden en op de heuvels in het bos. Het gaat voornamelijk bergaf op het beton in de woonstraten. Na nog een afdaling voorbij het kerkhof volgt er weer een klim op een donkere asfaltweg langs een bos. Boven draaien we rechtsaf de rijweg op in het open veld. De wind maakt zich op voor haar feest enkele uren later en is stilaan in de stemming aan het komen. Ik ben Edouard Morana voorbijgegaan en blijf in dubio of het Roland is die daar een honderd meter voor me de bocht neemt. Na een korte afdaling klimmen we naar een boerderij, de poort naar het onverhard. We moeten wel nog even over een hobbelig wegdek met stenen voor we door een weide naar beneden worden gejaagd. Hier is het weer uitkijken om je voet niet te verzwikken. Bocht naar rechts, het bos. Eén kwelduivel, de wind, hebben we achter ons gelaten. Maar de natuur is niet uitgespeeld. De regenval heeft de lager gelegen delen van het parcours in een modderbad herschapen. Vanmorgen heb ik geen ogenblik getwijfeld en meteen mijn trailschoenen aangetrokken. Ik neem dan ook met meer vertrouwen het smalle dalende pad tussen de bomen. Het is hier glibberig maar er is hier en daar wel nog een grassprietje te zien. Km 4. Zoals vorig jaar houdt Rosario Ilardo hier de wacht aan een minuskuul kruispuntje. Een korte begroeting en verder rechtdoor, nu in het laagste en voorlopig modderigste deel van het parcours. Maar na 4,8 km is het weer klimmen geblazen met hier en daar steile stukken, nu en daar onderbroken door een korte afdaling. Aan km 5,3 maken we een bocht rond een ven. Ik heb even een open uitzicht op de terugdraaiende lopers voor me. En onderneem een nieuwe poging om Roland Vandenborne te spotten. Is hij dat niet, zo’n honderd meter voor me? Nog een kort stukje in het bos voor we een scherpe en steile bocht naar rechts nemen om een tweehonderd meter verder te klimmen op een rijweg in asfalt. Ik wil het tempo opdrijven maar de stijgingspercentages van 5 tot 7% werken niet echt mee. De motivatie is er alleszins. Ik heb nu veteraan 3 André Piron van Seraing in het vizier. André kloppen is een teken van een goede prestatie. In Sprimont bleef hij me voor. We draaien weer een onverharde weg op. Weer een bekende om me aan te moedigen. Noël Heptia, letterlijk en figuurlijk aan de kant met een gezwollen knie, opgelopen bij een bostraining.

Neupré 2


Ik neem de bevoorrading te baat om mijn achterstand op André van een twintigtal tot een vijftal meter te herleiden. Dat kan door de bevoorrading over te slaan als je concurrent zelf even wandelt om een slokje te nemen. Ik herken de mooie dreef naar het Château d’Englebermont. Het is nu even vlak, de voeten vinden even een vaste ondergrond op de kiezeltjes in het kasteelpark. We zijn weer in het bos, André loopt vlak voor me op een modderig en vooral steil bospad. Ik wacht op een geschikt ogenblik en een geschikte plaats om hem te passeren. Dan toch maar het rechterspoor gekozen, ik glijd weg in het slijk maar geraak toch voorbij. Voor mij uit loopt ook Max, 40 centimeter boven de grond, de poten en de buik vol modder. Ik weet niet wie de beste van de twee is, maar ik haal ook de hond en zijn baasje in. De zwaarste strook van het parcours, een kleine kilometer lang, blijkt ook mijn beste passage geweest te zijn. Boven zie ik aan de rechterkant een groot domein (kasteel?) badend in de landelijke rust. Wat ik voor me zie en voel, is minder riant. Een tapijt van stenen die door de harde zolen van mijn trailschoenen dringen. Het blijft lichtjes bergop lopen tussen enkele huizen die hier in een niemandsland staan, daarna volgt weer een kleine afdaling door het bos. Waar het precies was, weet ik niet meer maar veteraan 2 Thierry Ledoux is me met een indrukwekkende vaart voorbijgegaan. En dan vond hij nog dat ik goed bezig was.

Neupré 4


Er blijven nog een kleine twee kilometer na de scherpe rechtse bocht die we nu aansnijden. Ik heb op dat ogenblik wel het raden naar de juiste afstand tot de finish. Hier staan geen kilometeraanduidingen, mijn horloge heb ik nog niet bekeken. Ik ben wel stilaan tot het besef gekomen dat de man die ik aan het ven enkele kilometers geleden als Roland had aangezien, weliswaar een zelfde loopstijl heeft maar een andere broek en geen zilveren haardos maar een kaal hoofd. Heb ik vroeger al niet geschreven dat mijn ogen op verdere afstand sterk beginnen na te laten? Hoe dan ook, na de bocht ga ik voorbij de pseudo-Roland. Nu zie ik pas dat hij een volle baard torst. Enkele meter verder, een steen steekt zijn kop in het midden van het weer stijgende pad. De steen te veel… of de vermoeidheid te groot? Ik stoot met zijn steunvoet tegen de kei, zet nog twee stappen in een 60 graden-houding , besef dat mijn oude spieren me niet meer in een verticale positie kunnen hijsen en beslis dan toch maar voluit te vallen. Op km 8,8 schiet de naald van mijn Garmin- snelheidsmeter bruusk naar beneden. … Ik sta recht, veeg mijn besmeurde handen af en trek me weer op gang. Kamel Benbouali, de man met de baard, vraagt me of alles OK is, gaat me even voorbij maar moet een honderdtal meter verder toch achterblijven. De tuimeling heeft me nauwelijks kunnen afremmen. Het is wel nog even harken in de steile bocht van de laatste bult waar Croce Falzone ons de weg wijst. Maar ik val niet stil en haal hier nog Laurence Marquet in. Vanaf hier is de bosweg vlak …en zo mogelijk nog natter dan daarnet. Maar ik heb blijkbaar nog voldoende reserves om een redelijk tempo vast te houden. Het slijk kan me hoogstens een paar natte voeten bezorgen. Ik verlies geen tijd en ploeg recht door de plassen. Het asfalt van de Rue des Moges kondigt de laatste 600 meter aan. Terwijl ik een poging doe om een dame, Marie Thiry, voorbij te gaan, word ik zelf ingehaald door… Kris Govaerts. De Truienaar eist, na een voorzichtig begin verderop in het peloton, dan toch nog een plaatsje op in dit verslag. De jonge man die ik daarnet in het bos nog ben voorbijgegaan (en die niet luistert naar de naam “Thauvin” die op zijn shirt staat) speelt haasje over. Voor het overige behoud ik mijn positie – die blijkt ruim in het eerste deel van het veld te zijn – en moet ik maar drie kwart minuut toegeven op Roland. Maar die was met zijn gedachten misschien al in Jeruzalem.

Neupré 3


“Dur” (zwaar) is het meest gehoorde woord in de kleedkamers. Uit de douchekranen loopt er intussen slechts een dun straaltje water. Ook in de nochtans moderne kleedruimte moet je doorzettingsvermogen hebben, ditmaal om het slijk van je benen te spoelen. Maar de organisatie maakt het foutje meer dan goed met een rijkelijke prijzentafel voor de podiumlopers en de tombolawinnaars. Ik hoor bij beide categorieën. Excusez du peu! Jacqueline Beckers zorgt voor een primeur in het podiumgebeuren. Als eerste dame ooit in de Luikse challlenges staat ze op het hoogste en in dit geval ook enige trapje van de categorie “aînées 4 (70+). Jean Tempels heeft revanche genomen op de veteranen 2 die hem vorig jaar nog vooraf gingen en pakt de eerste prijs, ondanks een tegenpruttelende computer. Diezelfde prijs (wel een andere fles) valt mij te beurt …als tweede. Roland Vandenborne is al op weg naar Jeruzalem.

(Foto 1 van Marie-Paule: In afwachting van de start, schuilend voor de regen in de sporthal. Foto 2 van BMBP: Max. Foto 3 van BMBP: Roland, Kris en ondergetekende. Van links naar rechts in de volgorde van de aankomst. Foto 4 van Marie-Paule: Voorlaatste bocht. Voorbij drie deelnemers aan de korte wedstrijd. Kris Govaerts in het zwart-oranje is onbereikbaar.)

Ans (CJPL)

zon 17/03/2019 11u * Ans (Challenge de la Province de Liège) * 10,2 km * 00:54:48 * 11,2 * 137/188 * 3/5 * ♥

Toen ik me vorige dinsdag op gang trok voor mijn traditioneel herstelloopje bleek de zware tocht van Sprimont nog niet, of beter helemaal niet, uit mijn knoken te zijn verdwenen. De eerste kilometers op beton in Sprimont op de harde trailschoenen hebben een verwoestend effect gehad op mijn rugspieren, tenminste dat is mijn verklaring voor de pijn in de lage rug. Donderdag is het zo mogelijk nog erger. Ik sla de vrijdagtraining over om zaterdag nog even een testloopje te doen om uit te maken of ik überhaupt wel van start zou gaan in Ans. Het is een dubbeltje op zijn kant, maar ik heb geen zin in een zondagtraining en beslis dan toch maar naar Ans te trekken. Ik zal er alvast mijn maatjes van de Challenge van de provincie Luik (CJPL) treffen. Om vijf uur in de ochtend schiet mijn rechterkuit dan nog in een kramp. Om het met een understatement te zeggen: een grootse prestatie zal er vandaag niet inzitten.

Ans 1


De GPS leidt ons feilloos naar het veld van een niet nader geïdentificeerde voetbalclub. Dat is een andere startplaats dan vorig jaar. De installaties zijn dringend aan een opknapbeurt toe. Langs het veld zijn er nog sporen van een assepiste te zien. “Ik heb hier vroeger nog crossen gelopen” vertelt René Eggen me. Zelf zal hij vandaag niet meedoen, ziek. Maar toch vanuit Retinne naar hier gekomen …met een zak aardappelen, prei en andere groenten. Neen, de man is geen amateur-tuinier maar hij is zo vriendelijk om Servais Halders alsnog zijn prijs van Banneux te bezorgen. Die heeft daar trouwens een nog sterkere prestatie geleverd dan we van hem al gewend zijn. “Ik loop daar nooit meer” is daarentegen de reactie van René. Volledig mee eens, voor wat mij betreft. Maar laten we bij Ans blijven. Er staan hier vandaag drie generaties van de familie Hertogen aan de start. Vader-grootvader Willy, zoon-oom Ronny en kleinkind-neefje Robbe. Willy en Robbe kapen de hoofdprijs weg in hun respectieve leeftijdsklasse. Ook enkele Tongenaren hebben de weg gevonden naar de Luikse voorstad. Ze zijn na de wedstrijd weer even snel weg als ze gelopen hebben tijdens de wedstrijd. Zij horen bij de toplopers vandaag. De enige blijver Stijn Vanderbeuken zal overladen met de prijzen van zijn club- en/of stadsgenoten naar Tongeren terugkeren. Deze laatste zin moet evenwel niet letterlijk worden opgevat. (De verklaring volgt op het einde van het verslag.)
De piepers hebben net hun 2 km-wedstrijd gelopen. Nathan Piscart, het zoontje van Françoise, die ik hier voor het eerst in competitie zie, is vijfde geëindigd. Maar te oordelen naar de hevige aanmoedigingen van de moeder, mogen we in de toekomst nog beter verwachten. Ik heb intussen een uitgebreide maar voorzichtige opwarming achter de rug. Ik zoek Bernard Marot op, ergens midden in het wachtende peloton. Hij staat er in het gezelschap van zijn v3-collega’s, de twee Rogers, Archambeau en Mennicken. Als het allemaal een beetje meevalt zou de sympathieke inwoner van Chênée wel eens de ideale gangmaker kunnen zijn. Zonder dat ik een duidelijk startsignaal heb gehoord, zie ik de rijen voor me in beweging komen. We beginnen eraan. Ik ben het spoor van Bernard meteen kwijt. Ik zie alleen nog even zijn korte beentjes rondwentelen voor hij door de massa wordt opgeslokt. Eerst een halve baanronde op een nieuw asfaltpad langs wat eens een atletiekbaan was. We verlaten het voetbalveld langs een smal poortje waar we al meteen kunnen (en moeten) uitblazen van de eerste 250 meter. In de volgende kronkelende hectometers door een woonwijk legt mijn pijnlijke rug meteen zijn wet op. Ik kan en durf geen wedstrijdtempo aan. De helft van de deelnemers die achter me stonden aan het vertrek zullen me in de volgende twee kilometer voorbijlopen. Luciano Battistini is wel rustig van start gegaan maar hij laat me ook meteen achter. Ik kan de feiten alleen passief ondergaan. En hou me bezig met lichte aanpassingen aan mijn kledij. Handschoenen uit en aan, mutsje strak over de oren of iets hoger opgetrokken (wat lichtjes lachwekkend overkomt, zegt Marie-Paule). De zon kan flink uit de hoek komen als de wind meezit maar na een bocht voelt het door de gure tegenwind weer kouder aan. Na een strook Ravel krijgen we 200 meter onverhard onder de voeten. De wortels en putten in het pad drukken mijn tempo nog meer. “Tu te promènes?” (ben je aan het wandelen) vraagt Chrsitian Vandevenne terwijl hij voorbijschuift met een clubgenoot. “Jij doet het ook langzaam aan” roep ik hem nog na. “Gisteren pas teruggekomen van het skiën” is zijn verklaring. Ik herken het parcours van vorig jaar maar nu bereiken we het Parc philosophique en verder de kerk van Alleur vanuit een andere richting. We draaien en keren door Alleur en dwarsen aan km 4 een parkje dat leidt naar de Route Militaire. Eric Stassen van Valmeer is er dit jaar niet bij, hij kan zich ditmaal niet van weg vergissen aan wat toen de splitsing was van de korte en lange wedstrijd. Maar nu overkomt het een andere kennis, later in de wedstrijd. De ongelukkige is veteraan 4, Pierre Hulsmans van Zonhoven die de verplaatsingen naar de challenge van Luik met de trein maakt en daarna met de vouwfiets pedaleert naar de plaats van vertrek. Dan kom je van zover, let niet op en volg je drie andere droomkoppen. We draaien linksaf na een licht oplopende fietspad langs een rijweg in Alleur. Dit is al het derde parkje of groene vlek in dit voorstedelijk gebied. De organisatie maakt dus haar claim waar van loop “à travers parcs”, parken in het meervoud. Ik verlies intussen geen plaatsen meer, kan een tempo van 11 km per uur vasthouden maar bij een poging om te versnellen roept mijn rug mij meteen tot de orde. Intussen ben ik me het hoofd aan het breken in welke wedstrijd ik zoals vandaag langs het sportcentrum François Heine ben gepasseerd. Ik gok op de halve marathon van Alleur en vind later de bevestiging in mijn Garmin-archief.
Aan de bevoorrading, precies aan het fictieve kilometerbord van de 5 km, komen we in open veld. Van de voorspelde windkracht van 5 Beaufort heb ik nog niet veel gemerkt in de voorbije kilometers. In de oplopende strook richting Lantin manifesteert de wind zich uitdrukkelijker door het gekletter van het loshangende nummer van een loper in mijn buurt. Ik haal nu de ene loper na de andere in, alhoewel dat op de lange rechte wegen vanaf de bocht in Lantin (km 5,3), wel enige tijd vergt. De deelnemers lopen erg verspreid en ik moet me beperken tot een vast tempo dat op het vlakke rond de 5’20” schommelt. Trainingstempo, dus. Ik tel de kilometers af op de lange, tergend oplopende Rue Al’Trappe langs een bedrijvenzone tussen Lantin en Rocourt. De kleurrijke logo’s van de bedrijven zorgen voor enige verstrooiing van de geest. Rechts ligt de industriële bakkerij van Point Chaud. Hebben jullie ooit gehoord van “gaz chromatography”? Dat wordt hier geproduceerd. Het is maar dat jullie ook nog wat bijleren van mijn verslagen. We lopen nu weer een woongebied binnen. Het blijft nog een heel stuk rechtdoor gaan. Op alle kruispunten staan signaalgevers geposteerd. Het parcours in semi-stedelijk gebied vereist tientallen signaleurs. Chapeau voor de organisatoren (de VZW Coeur Ansois) die een legertje aan vrijwilligers hebben gemobiliseerd voor deze jogging. Jammer dat heel wat deelnemers uiteindelijk vooral de lullige fout op het einde zullen onthouden. (Zie opnieuw eind van het verslag). We zijn intussen aan km 7,5, aan de rand van Rocourt. We worden daar meteen naar rechts gestuurd voor een nieuwe rechte streep van bijna 2 km. Op dit Ravel-fietspad heb ik vier jaar geleden een “chasse-patate” ondernomen op Mario Smolders in zijn beste dagen. Toen wilden de benen niet mee. Nu speelt de onderrug me parten. Versnellen lukt niet, het tempo vasthouden wel. Dat tempo is hoger dan dat van de lopers in mijn buurt en ik kan dus mijn positie in het laatste kwart van het peloton lichtjes verbeteren. De passage onder de autoweg is me bekend van de Decathlon-loop van Alleur. Zo is dit parcours een combinatie van stukken van andere wedstrijden hier in de buurt. Mijn vrienden hebben het na de wedstrijd over de wind die in deze laatste Ravelstrook tegenwerkte. Dat is me niet opgevallen. Ik heb eerder het gevoel dat ik afgeremd word door de lichte maar constante stijging van de route. Hoe dan ook, ik ben niet echt aan het genieten. Er mag stilaan een einde komen aan mijn zondagse “trainingsloop”. In de laatste anderhalve kilometer komen we weer op het parcours van het begin. Ik mag dan wel niet de lichamelijk fitheid hebben van mijn goede dagen, in het zicht van de aankomst krijgt de competitiedrang toch weer een opstoot. Ik haal nog enkele lopers voor me in, onder meer Julie Beulers. En net voor het kleine poortje waar we daarstraks stilstonden, grijp ik Raphael Jurkowski bij de lurven. Alleen Fatih Eseb is sneller op het asfaltbaantje naar de finish. Maar de veteraan 1 moet dan ook de slogan van zijn club waarmaken. Dat is “Ans en forme”. Zelf was ik dat vandaag niet. Ik heb de schade nog kunnen beperken en hoop alleen dat ik mezelf niet meer schade heb berokkend door toch te starten. Ik heb het risico toch genomen en bestraf me achteraf dan maar met het aftrekken van een hartje in mijn quotering. Bernard Marot, en de veteranen 4 Willy Hertogen en Joseph Boursie, zijn min of meer in elkaars gezelschap anderhalve minuut geleden over de streep gekomen.

Ans 2


“Op de tast” naar de kleedruimtes. Geen bordjes, ook niet “Femmes”, “Hommes”. Dat laatste loopt maar net goed. Een dame die vol overtuiging de deur van ons lokaal opent, sluit deze met nog meer overtuiging, vergezeld van een gilletje. De douches kunnen wel een grondige schoonmaakbeurt gebruiken. “Les Flamands sont plus propres” zegt een Franstalige kennis me later. We hebben wel warm water, wat in de andere lokalen ook wel even anders is. De keuze voor de nieuwe locatie is me een raadsel. Vorig jaar hadden we wel state of the art-kleedruimtes in de Hall des Sports Henri Germis. Het nieuwe parcours biedt ook geen meerwaarde. Mogelijk spelen veiligheidsverplichtingen of andere logistieke redenen een rol. In afwachting van de prijsuitreiking staan we met zijn allen opeengepropt in een te kleine kantine. De Val-Dieu smaakt – de prijzen voor het bier en de broodjes liggen overigens ook boven het challenge-gemiddelde – en we kunnen weer lekker wat ouwehoeren over onze glansprestaties in een ver verleden. Een van de gesprekspartners is Joseph Boursie van Kelmis, zoals zovele Ost-Belgier, perfect drietalig. We worden naar buiten geroepen voor de prijsuitreiking. De hele gesprekstafel van daarnet valt in de prijzen. Stijn Vanderbeuken ook, jullie hebben al in de inleiding gelezen hoe hij dat heeft klaargespeeld. Dat die anderen van Tongeren maar blij zijn dat Stijn wel gebleven is. Overigens heeft hij hier ook een degelijke prestatie neergezet, hoewel hij er zelf niet helemaal tevreden over is. Enfin, de prijsuitreiking dus. Die echter een gênante wending neemt door een fout van de organisatie. Ze zijn (of iemand is) vergeten de prijzen af te halen bij de Decathlon. Alleen de restaurantbonnen kunnen onmiddellijk worden uitgereikt. Servais Halders kan zich wel meteen gastronomisch laten verwennen. De noodoplossing: de winnaars moeten hun naam en telefoonnummer opgeven en zullen later verwittigd worden om (zelf?) hun prijzen af te halen in de sportwinkel. Jammer, het is als een wrat op de neus van een mooi meisje… Je kan er niet langs kijken. Maar goed, ik wil me niet druk maken over deze vergetelheid en bovendien weet ik hoeveel moeite het kost om een organisatie als deze op te zetten. Per slot van rekening krijgen we voor enkele luttele euro’s een voormiddag sportieve ontspanning en gezelligheid aangeboden. Mijn hart blijft kloppen voor “le coeur ansois”…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Start met Jo Vrancken op de eerste rij, groene schoenen en wit-zwart shirt. Foto 2: Hoezo geen mooie foto?)

Lincent (Challenge hesbignon)

zon 31/03/2019 10u15 * Lincent (Challenge hesbignon) * 12,9 km * 01:13:36 * 10,4 * 142/227 * 3/6 * ♥♥

De voorbije joggingweken worden beheerst door mijn rugperikelen en de pogingen om die in bedwang te houden. Met medicatie, versterkende oefeningen en beweging. “Je mag in beweging blijven”, hoor ik van mijn arts. Ik interpreteer zijn advies als “je mag blijven trainen”. Dat gaat allerminst van harte. Het is zoeken naar een tempo en een houding die nog enigszins draaglijk zijn. Ik heb de laatste dagen mijn trainingsvolume dan toch lichtjes kunnen verhogen. En een laatste test vrijdag stelt me gerust dat ik een wedstrijd van 13 km aan kan. Want dat is de afstand die we vanochtend voor de voeten krijgen in Lincent, in de noordwestelijke punt van de provincie Luik, vlak over de taalgrens. De dorpjes hier hebben ook nu grotendeels vergeten “Vlaamse” namen. Lincent, bijvoorbeeld, vind je ook nog wel eens als “Lijsem”. De gemeente in het Haspengouwse hartland is gemakkelijk te bereiken via de E40 van Waremme naar Tienen. De ligging heeft trouwens meegespeeld in mijn keuze voor deze loop. We hebben vanmiddag een uitstap naar de Bozar in Brussel op het programma. Lincent ligt precies in de goede richting. (Wie wil weten wat daar te doen is, klikt hier.) Als ik dan nog vermeld dat de Jogging des Ecoles zijn primeur beleeft, weten jullie dat ik er wil bij zijn.

Lincent 1


“Zwaar parcours” meldt Hesbignon-official Etienne Vanderschelden me meteen bij het afhalen van mijn rugnummer. Achteraf gezien, lichtjes overdreven. Wel hebben de parcoursbouwers optimaal gebruik gemaakt van het valleitje van de Kleine Gete (la Petite Gette) om een flink golvende maar vooral afwisselende en aangename ronde uit te tekenen. Een aanwinst voor het Hesbignon-circuit, zoveel is zeker. Meer dan 200 deelnemers melden zich voor de lange loop. Alle bekenden zijn er. Degenen die er niet zijn, zullen wel voor Tihange in de Condruzien-challenge hebben gekozen. En zitten ze niet in het peloton, dan staan ze met de fiets langs de weg, zoals Jules Kempeneers die ik op verschillende plaatsen op het parcours opmerk.
De startlijn is getrokken tussen de school (dat is de Ecole in de naam van de jogging) en de sporthal. Ik heb mij in de laatste rijen van de groep geposteerd en Marie-Paule verwittigd dat ik vandaag wel rond 1u20 nodig zal hebben voor ik terug ben aan de finish, hier om de hoek. Mijn eindtijd bewijst dat ik mijn huidige mogelijkheden juist heb ingeschat. Na 200 meter slaat het peloton voor de kerk linksaf, onder het gelui van de klokken. Speciaal voor ons, zoals in de Tour? Marie-Paule zet me straks met de voeten op de grond: voor de mis van halfelf. Nog even licht bergaf door de straten van het dorp in het gezelschap van Marie-Anne Pittomvils en Maja Van Zand. Van Maja gesproken, ik ben niet de enige met rugpijn. Mevrouw Govaerts heeft haar rug overbelast met het verhuizen van boeken. De boeken van Kris… Komaan Kris, steek ook eens de handen uit de mouwen! In de wedstrijd ontspant de rug zich dan toch, maar veel plezier beleeft de Truiense niet aan de verlichting van de pijn. Na 4 kilometer gaat ze tegen het beton. (Niet helemaal zeker van dat beton.) Onoplettendheid, vermoeidheid? Hoe dan ook, ze sukkelt verder met een gezwollen enkel en een geschaafde rechterelleboog. En wordt nog derde in haar leeftijdsklasse. Na 800 meter hebben we de bebouwing al achter ons gelaten en beginnen we te klimmen op een holle aarden weg. Ik ga Marie-Anne voorbij en op het beton even verder moet ook Maja enkele meters toegeven. Ik kijk nog even achterom maar moet Maja dan toch achterlaten en mijn weg alleen voortzetten. Het langgerekte peloton vormt een kleurrijke sliert in de open, lichtjes nevelige vlakte waar het lichtbruine kleur van de akkers overheerst. Zijn dat de eersten die ik daar vijfhonderd meter voor me zie? Nog steeds op ruilverkavelingswegen nemen we de afdaling naar het volgende dorpje, Petit-Hallet. Twee dames ruimen zwerfvuil op in de bermen van een holle weg. Voilà, de prijs van de man/vrouw van de wedstrijd gaat naar de vrijwilligers die zich op deze zondagvoormiddag inzetten voor de natuur. De twee dames van daarnet en de andere “gele hesjes” die in het dorpje zelf in actie zijn. In de heel licht oplopende strook van Petit-Hallet doe ik een schuchtere poging om wat terrein goed te maken op een groepje voor me. Dat lukt gedeeltelijk maar ik blijf op mijn hoede voor te bruuske versnellingen en de daarbijhorende pijnscheuten. De vierde kilometer loopt op een wandelpad langs de Kleine Gete. Ik informeer bij een visser naar de naam van het riviertje. Ik heb adem over nu mijn rug het tragere tempo bepaalt. Het aangename tracé maakt er toch nog een leuke sportieve voormiddag van, ondanks mijn belabberde fysieke toestand. We verlaten de vallei aan km 5. En dat gebeurt via een “côte difficile”. Zo staat het op een bordje rechts van de weg. Ik herhaal het nog eens voor de seingeefster links. Nutteloos, of compleet onnozel, maar ik moet toch ergens met mijn overtollige ademvoorraad naar toe.
Dit is zonder twijfel de steilste helling van de hele Hesbignon-challenge. En zit in de top 5 van de hellingen die ik in de loop van mijn “Waalse” jaren al opgeklauterd ben. Vandaar wellicht de kwalificatie “zwaar parcours” van Etienne en anderen. De Garmin noteert 22% als steilste punt. 100 meter lang, vermoed ik. Ik heb uiteraard geen plaats- of tijdsambities en besluit heel snel op staptempo over te schakelen. Na een kort knikje volgt dan nog een tweede puist die ik wel oploop. Overigens bezorgt mijn rug me minder last bergop dan bergaf. Enkele plaatsen die ik daarnet ben kwijtgespeeld, win ik ook weer terug in de volgende hectometers. Het gaat nu weer fors bergaf op een smal paadje tussen de bomen. “Ik doe het op mijn gemak” meld ik aan de loper achter me en wil plaats maken. Maar die maakt zich evenmin druk om een plaatsje meer of minder naar achter. En zo komen we weer in de vallei van een van de Getes. Wellicht weer de Kleine Gete. Breed zijn de paden niet – er zitten nog al wat single tracks tussen – maar wel redelijk beloopbaar, zeker in een drogere periode zoals nu. We hebben intussen al zovele kronkels gemaakt dat ik de indruk heb dat het parcours een spaghetti-vorm moet hebben. Maar niets is minder waar.

Lincent 3

Het Garmin-tracé leert dat we eigenlijk een grote rechthoek maken met aan de noordoostelijke zijde een knoop. In Lincent zelf. Ik hoor van twee lopers achter me dat er nog een zwaardere helling volgt. Tussen de achtste en de negende kilometer. Bedankt voor de informatie. We zijn op weg van Orp-le-Petit naar Orp-Jauche. We blijven meestal in het groen aan de rand van de bebouwing. Een seingeefster filmt de esbattementen met haar smartphone. Het resultaat kan ik al voorspellen. Twee brede zwarte randen, met daartussenin een reepje film. Een filmcamera hou je horizontaal, juffrouw! Terwijl ze filmt, waarschuwt ze ons (rijkelijk laat) voor een plotse bocht naar links. Een zo mogelijk nog smaller pad dan daarnet leidt naar een nieuwe hindernis. Een tunneltje waarvoor ik me zelfs moet bukken. Ik had hier de lange Mario Smolders wel eens willen zien doorkomen. Het bouwsel dateert uit de eerste helft van de vorige eeuw, durf ik gokken. Ik waarschuw de twee kompanen achter me en herhaal mijn “attention!” voor een uitstekend rioleringspijpje. Ter verdediging van de organisatie vermeld ik wel dat beide obstakels met fluorescerende oranje verf zijn gemarkeerd.
Na kilometers in onbekend gezelschap te hebben gelopen, komen plots bekendere namen in het vizier. In deze volgorde: Stefan Meekers, de echtgenoot van Marie-Anne Pittomvils uit het begin van dit verslag, Francis Brants en de als steeds gezapig sjokkende Dominique Renier. Ik ga de heren ook voorbij. De pijn verrast me niet meer met plotse steken maar is nu constanter. Mijn lichaam schijnt zich te hebben aangepast aan zijn gezel. Nochtans weerspiegelen de gemiddeldes van die laatste kilometers niet echt mijn gevoel dat ik nu feller doorduw. Mijn eindtijd is toch ongeveer 7 tot 8 minuten trager dan wat ik in normale omstandigheden vermag.
We lopen een driehonderdtal meter door het dorpje Pellaines. Ik zou het niet geweten hebben zonder het plaatsnaambord. De passage zal overigens geen onuitwisbaar spoor nalaten in mijn geheugen. We buigen rechtsaf om te beginnen aan een forse helling op steenslag. Ik ben nu plots in het spoor gekomen van Rudi Vereecken. Ik had op de paden in de vallei al geprobeerd dichter bij te geraken maar de West-Vlaamse Alkenaar leek zelf meer afstand te nemen. De klim van zo’n 400 meter schiet me te hulp. Dat is de moeilijkheid die daarstraks door de loper achter me is aangekondigd. Rudi zal nog flink verachteren in de resterende kilometers. Op de laatste minder steile stroken, maar nog steeds op een ondergrond van puntige stenen, haal ik Claude Larminier in. Even verder, we zijn intussen op ruilverkavelingsbeton, zie ik tot mijn verbazing Emile Sacreas die ik in mijn pronostiek op de tweede plaats had gezet bij de veteranen 4. “Het gaat niet” aldus de Landenaar die mij op die manier in stelling brengt voor een onverhoopte podiumplek. We zijn nu op een plateau, tussen de akkers, waar de wind in het nadeel blaast. Een driehonderd meter links van ons raast het autoverkeer voorbij op de A40. Ik moedig Claudy aan die ik van haar noch pluim ken. Hij mij ook niet, aan zijn verbaasde blik te zien. Hij lokte het wel wat uit met zijn naam achter op zijn shirt. Op het einde van de min of meer rechte streep tussen de velden draaien we naar rechts. We zijn dan aan kilometerpaal 10. We lopen een woonstraat in. Dit is al Lincent, zal ik dadelijk vaststellen. Ik haal een groepje van drie in, twee mannen en een vrouw. Over het geslacht van deze laatste heb ik een tijdje getwijfeld. Een vrouwelijk kledingstuk zal uiteindelijk de laatste twijfel wegnemen, net voor ik haar voorbijga. Ik ben intussen op een hoger ritme overgeschakeld. Althans, die indruk heb ik. Ik geraak echter niet onder de 5’30”, leid ik later af uit de Garmin-tussentijden. Ik mag nu wel een tikkeltje makkelijker lopen maar de langere afstand, de glooiingen en de kasseien maken de laatste kilometers toch nog een zware karwei. Na een klim op de weg die mij weer wat plaatswinst oplevert, worden we weer een smal aarden pad ingestuurd. Op het einde wacht Jules Kempeneers. Even een kort stukje op de rijweg en we worden weer een steegje ingestuurd. Hier verveel je je geen ogenblik.

Lincent 2

Het einde nadert. Ik herken de Eglise Saint-Pierre van Lincent. Nu gaat het bergaf. Daar heb je Jules opnieuw. Ik roep de Landenaar de reden toe van mijn ongewone plaats in het peloton. De lange veteraan 3 antwoordt met een kalmerend gebaar dat het goed is zo. Nog even een gevaarlijke kronkel over een hobbelig en mogelijk glad kasseipad. Mijn verkenning van een uur geleden komt me nu goed van pas. Achter een hoekje steekt plots een foto-objectief uit. Dat van Nadine Claessens. Zou ik goed op de foto staan? Het laatste heuveltje naar de finish doet nog flink pijn. De Alkense dame voor me geeft er zelfs de brui aan onderweg. Ik moedig haar nog even aan… in de stille hoop dat ze me in het laatste stukje op de kasseitjes niet opnieuw zal voorbijgaan. Maar Sharon Hiemeleers blijft netjes achter me. De slotkilometer kost me wel twee plaatsen aan jongere mannen die nog van verder uit de achtergrond komen. Het zit erop! De benen en de rug kunnen nu even ontspannen. Ik verneem van Emile Sacreas dat ik toch nog een podiumplekje bemachtig na Roland Vandenborne en een onbekende “Portugees” (dixit Emile). Maar Manuel De Haro Sanchez zal wel van Spaanse origine zijn, vermoed ik. Hij eindigde minder dan een minuut voor me.
De organisatie biedt na afloop nog een bakje pasta aan. En de dames aan de prijzentafel zijn blij als er toch één laureaat opduikt bij de prijsuitreiking van de veteranen 4, uw toegewijde verslaggever…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Met Nicolas Bynens, tweede veteraan 3. Foto 2 van Nadine Claessens: Stefan Meekers op de voorlaatste kasseistrook. Foto 3: Het lijkt wel of ik opnieuw in mijn oude biotoop vertoef, voor een bord met Franse woorden. Zitten ook in de “klas”, de veteranen 3 Bruno Broos, staand, en Mark Geyskens. De dames horen bij de genoemde heren.)

Montzen (Challenge L’Avenir)

zon 07/04/2019 11u * Montzen (Challenge L’Avenir) * 8,2 km * 00:42:01 * 11,7 * 101/252 * 1/6 * ♥♥

Op elke trainings- en wedstrijdmeter in de voorbije maand, sinds de loop in Neupré, word ik vergezeld door een zeurende en bijwijlen stekende pijn in de onderrug. Na jaren uitstel en niet uitgevoerde goede voornemens ben ik dan toch begonnen met gerichte rek-en strekoefeningen. Op advies van ervaringsdeskundige Willy Hertogen ga ik de kwelduivel te lijf met een verwarmende massage-olie en een infraroodlamp. Ook dit weekend kies ik weer voor competitie. Valt de wedstrijd tegen, dan houd ik toch een training over, die ik sowieso wil afwerken. De uitstap gaat vandaag naar het oosten van het land, de semi-Duitstalige regio ten noorden van Eupen. De Jogging de Montzen is een van de vele korte wedstrijden die de Avenir-kalender kleuren en past – zo neem ik aan – bij mijn huidige mogelijkheden. De lange afdaling in het eerste deel van de loop is dan weer minder geschikt, maar je moet de bluts met de buil nemen.

Montzen 1


Bij mooi weer – en dat is vandaag weer het geval zoals vorig jaar – biedt Montzen een van de mooiste start- en finishlocaties van het Luikse circuit. Ik loop in op de begin- en eindkilometer. Van het parcours heb ik nog een redelijk precies beeld door mijn deelname vorig jaar … en het lezen van mijn eigen verslag. Ik pak de opwarming uiterst voorzichtig aan… en kan een gevoel van afgunst niet onderdrukken als ik een blonde juffrouw met een oogstrelende stijl een spurtje zie trekken. Achteraf blijkt het winnares bij de dames te zijn, Françoise Nols. Oh, de juffrouw is al een mevrouw, aînée 1. Er hebben zich toch weer meer dan 200 lopers (voor de langste loop alleen al) verzameld op het stemmige dorpsplein, amper twee dagen na de vorige Avenir-loop in Bruyères. Sommigen schrikken niet terug voor twee wedstrijden binnen drie dagen. Anderen hebben een keuze gemaakt voor afgelopen vrijdag zoals mijn mogelijke concurrent, Roger Dosseray. In het peloton schuilen ook namen als Nadenoen, Jerusalem, Piep, Nix en Tatas. In afwachting van het vertrek heb ik een kort gesprekje met Jean Dessouroux, al jaren onbedreigd leider bij de 60-plussers. De sfinx van de Challenge L’Avenir praat dan toch… als je hem zelf aanspreekt. De loop in Bruyere zal nog wel in mijn benen zitten, vertelt Jean. Dat blijkt ook zo te zijn. In de laatste hectometers wordt hij ingehaald door Alberto Canales, nochtans zelf ook actief twee dagen geleden. Gehandicapten in duwwagentjes en hun begeleiders worden onder applaus van de wachtende lopers eerst op pad gestuurd, voor een korte ronde van 4,5 km, neem ik aan. In de eerste 500 meter is het vooral zoeken naar een gaatje tussen de medelopers, op het trottoir en achter geparkeerde auto’s om een doorgang te vinden. Mijn stramme rug werkt tegen bij het wringen en zigzaggen. Dan heeft de robotmaaier op een grasperk rechts van de weg het makkelijker… zo lang de batterijen het uithouden. Na 1,5 km – we zijn dan al het dorp uit – ronden we een visvijver… die mij herinnert aan een gesprek dat ik enkele dagen geleden langs het Albertkanaal (en op mijn looproute naar het fort van Emael) had met een hengelaar. Mijn oude kennis uit Vroenhoven komt hier wel eens vissen. Ben ik toch niet de enige die een lange verplaatsing over heeft voor zijn hobby. Er wacht ons nu een helling van ruim een kilometer naar het hoogste punt van het parcours, midden in het weidelandschap. Ik verteer de helling vrij goed. Van mijn vorige verslag weten jullie dat het klimmen me minder last bezorgt dan het snelheid maken op het vlakke en in de afdalingen. De 6%-stijging zorgt voor wat verschuivingen in het peloton maar ik hou mijn positie per saldo wel vast. Ik loop in de buurt van een dame in het roze (Sandrine Dohogne?), uit de buurt blijkbaar, die net aan de boerderij rechts van de weg nog grapjes kon maken met de supporters, alreeds voorzien van een pot gerstenat. Ik ga haar even voorbij maar op het steilste stuk neemt ze weer de bovenhand. De bocht naar links kondigt een lange afdaling aan van bijna 3 kilometer. Nu zal moeten blijken of mijn rug bestand is tegen een hoger tempo dan wat ik gemakshalve mijn trainingstempo zal noemen. In de helling daarnet heb ik wat terrein goedgemaakt op Sandra Delrez. Nu ben ik in haar spoor gekomen en wil daar in elk geval blijven. Sandra is mijn voorlopige houvast voor de inschatting van mijn tempo. In de Avenir-wedstrijden vorig jaar kwamen we vaak in elkaars buurt uit. Zij heeft nu het gezelschap gekregen van een man in het rood die vandaag schijnbaar als haar mental coach fungeert. Ik lees later van mijn Garmin af dat ik in de dalende stroken (rond 3%) aan 4’30” geraak. Daarvoor moet ik wel wat pijn in koop nemen. Ik laat het duo met Sandra zelfs achter en probeer ook te naderen op de dame in het roze die nu ook een begeleider ter beschikking heeft. Het asfalt is beter nu we opnieuw tussen de huizen zijn. De fans hebben zich opgesteld op het einde van de lange afdaling, daar waar het parcours van de 8km-lopers naar rechts draait onder de spoorwegbrug door. Zij maken wel veel herrie maar laten mij zonder aanmoediging verder sukkelen. Na een kort klimmetje op de rijweg worden we linksaf gestuurd, de Ravel op. Wat zou de Challenge L’Avenir zijn zonder het Ravel-fietspad? Het is de link tussen de asfaltstroken en een godsgeschenk voor de parcourstekenaars die in deze regio een verkeersvrij en aangenaam tracé zo maar voor het oprapen hebben. Overigens is deze Ravelstrook niet geasfalteerd. De ondergrond bestaat uit steengruis met hier en daar een uitstekende kei. Ik blijf mezelf pijnigen en haal hier op het licht aflopende pad tussen de bomen nog altijd een gemiddelde net boven de 4’30”. Ik laat zelfs even de dame in het roze achter.
Ik heb wel uitgekeken naar de bevoorrading aan km 4,8. Vanmorgen thuis – tussen mijn rugoefeningen door, zo rond 8 uur – heb ik mijn drinkbus nog aangevuld maar voor de zoveelste keer vergeet ik ze uit de koelkast te halen. Overigens ben ik gekleed op het windje dat vanmorgen nog fris aanvoelde. Intussen is de zon op het appel verschenen en heb ik al flink wat vocht verloren. Ik hou het toch maar bij twee slokjes voor ik begin aan wat ik achteraf als het tweede, lastige deel van het parcours zal inschatten.
Het tweede deel dus. We maken hier een lus van anderhalve kilometer. Dat merk ik als we weer aan de bevoorrading komen maar dan vanuit een andere richting. We zijn op weg naar een bosje rechts van ons. Daarvoor moeten we wel eerst een stevige bult over. 600 meter met de steilste percentages van vandaag. De snelheid gaat drastisch omlaag, … de rugpijn eveneens. Nu krijgen de benen de spanning te verwerken. Ik heb wel nog de kracht om een jongere man voorbij te klauteren. Hij laat zich bijstaan door een “sprekende klok”. Dat is een van die lopersgadgets die de tijd (en de afstand?) mondeling meedelen… in het Engels. Dat doet me denken aan een gesprek dat ik in het begin van de loop opving toen we nog in een gegroepeerd peloton liepen. Enkele mensen gaan een paar dagen doorbrengen in Beersel (Vlaams-Brabant), vertelt een man aan een vrouwelijke loopster. “Ils seront coincés en néerlandais” voegt de spreker eraan toe: zij zullen vastzitten in het Nederlands… De dame in het roze en haar begeleider nemen nu definitief afscheid, ik zal hen vanaf nu alleen maar verder zien weglopen. Ik sta zo goed als stil bij het binnenlopen van het bos, daar zorgt een steil oplopende strook met boomwortels voor. Maar de nu volgende bospaden zijn beter beloopbaar tot we voorbij een weide in lentetooi – de eerste paardenbloemen steken de kop op – een afdaling krijgen op smalle, bochtige en hier en daar natte paden, deels tussen de bomen, deels door een weide. Dit is zo al niet mijn specialiteit, mijn starre rug maakt de onderneming vandaag nog hachelijker.

Montzen 3

We lopen door het laagste deel van het parcours op een noodbruggetje over een beekje en krijgen meteen daarna weer een stekelige helling te verwerken. Ik ben hier moediger dan vorig jaar en klauter in loopmodus naar boven. Dan langs een niet ongevaarlijk taludje weer naar beneden, opnieuw naar de Ravel. De volgende vlakke 500 meter zouden meteen het sein moeten zijn om het tempo weer op te drijven. Dat probeer ik ook maar ik voel meteen dat de “technische” passage van daarnet mijn ritme heeft gebroken. De grinta alleen volstaat niet meer. Ik geraak niet meer onder de 5′-kilometertijd. Dit gaat me plaatsen kosten. Laure Etienne duikt me langs op. Ik heb haar daarstraks even opgemerkt maar heb het eerste deel blijkbaar sneller afgewerkt. Daar is ze opnieuw, nu heb ik geen verhaal meer. Ik kom haar wel vaker tegen in het tweede deel van een wedstrijd en loop dan meestal nog twee minuten uit. Vandaag eindigt ze een halve minuut voor me. Conclusie: ik presteer zo’n drie minuten onder mijn niveau. Aan de bocht komen we weer voorbij de bevoorrading. Nu sla ik het aangeboden bekertje af en maak me stilaan op voor de laatste klim van de dag. Die me vorig jaar niet bevallen was. Je ziet de helling al vanaf een plateautje liggen. Ik haal nog een loper in, Vincent Crasson. Ik ken hem nog van een andere Avenir-loop waar ik hem ook in de zone van de waarheid wist in te halen en achter te laten. De klim dan: 500 meter tot net geen 7%. Ik wroet me naar boven maar kan mijn positie voorlopig veilig stellen. Versnellen in de relatief vlakke laatste kilometer zit er evenmin in. “Nog vijfhonderd meter” geeft een signaalgever me een duwtje in de rug. Hij ziet aan mijn grimas dat ik een zetje kan gebruiken. De laatste glooiing is achter de rug. Aan patisserie Otten is het vlak, dan licht bergaf naar de finish. Ik hoor de eerste achtervolger weer naderen. Komaan, denk ik, een zeventiger met rugpijn, inhalen, dat doe je toch niet! Het idee alleen al geeft me net genoeg kracht om nog eens aan te zetten. Ook in de laatste bocht kan ik Vincent op afstand houden. Ik klok af op 42 minuten. Dat is zelfs een minuutje beter dan vorig jaar, toen ik weliswaar niet de beste benen had. Zoals ik ook al na Lincent mocht ervaren, zal ik geen naweeën ondervinden van mijn training op “ware grootte”. En dus was Montzen misschien een tussenstation op weg naar herstel. Het echte station van Montzen is intussen wel niet meer in gebruik. Het vroeger welbekende Montzen-gare is tot een ruïne vervallen. Maar dat terzijde.

Montzen 2


De douchetent bevindt zich in de schaduw van de Eglise Saint-Etienne. Pascal Julin is blijkbaar beheerder van de douche-installatie. Hij komt meermaals informeren of het water niet te koud is, niet te warm… En zo leer ik ook eens een andere kant van de CJPL-voorzitter kennen. Nadat ik de verbruikte energievoorraad heb aangevuld met een hotdog, is het nog lang wachten op de podiumceremonie. We zijn al op weg naar de uitgang als er dan toch aanstalten gemaakt wordt om met de prijsuitreiking te beginnen. Op het enorme podium met brede trappen heb ik alvast geen hoogtevrees. Ik maak er kennis met de tweede van mijn leeftijdsklasse, Cyrille Ryckebusch. Hij eindigt vandaag op een minuut. “Last van de rug” geef ik hem mee als we van het podium stappen. Ik weet niet of hij de boodschap begrepen heeft dat ik het verschil wil uitdiepen in de volgende wedstrijden als ik weer over al mijn middelen beschik.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Het dorpsplein van Montzen, een van de grootste van de regio en een aangename locatie voor deze Avenirloop. Foto 2: Voor de start en drie kwartier later, na een nieuwe episode in mijn joggingleven. Foto 3: Achteruit loerend om me niet te laten verrassen door Vincent Crasson, op de achtergrond. )

Eupen Osterlauf

zat 20/04/2019 15u * Eupen Osterlauf * 15,1 km * 01:26:51 * 10,4 * 220/438 * 1/2 (70-75) * ♥♥

Het lijkt erop dat mijn rugklachten… achter de rug zijn, durf ik met enige voorzichtigheid zeggen. Tijd om weer op bedrijfsregime over te schakelen. Voor de keuze uit het overvloedige zo niet overdadige wedstrijdaanbod van het paasweekeinde laat ik me leiden door heimwee. Naar betere tijden, toen de 15 km van Eupen een opstapje was naar langere afstanden. Ik heb de Osterlauf (Paasloop) van Eupen vijf keer betwist rond de millenniumwisseling en wil nog een keer proeven van het uitdagende parcours in het Hertogenwoud. De vooruitzichten zijn nochtans niet gunstig. Mijn laatste training, op Witte Donderdag, verliep moeizaam en was trouwens te lang en te zwaar. Het is dus maar zeer de vraag of ik op “Karsamstag” (stille zaterdag) een beter gevoel zal hebben. Bij het inlopen op de stijgende Judenstrasse naar de finish op de atletiekbaan krijg ik mijn benen alvast niet op gang. Ik wil de lezer meteen verwittigen: nu het met mijn rug beter gaat, beginnen mijn benen weer op te spelen. En zullen jullie mijn jeremiades over lome en zere benen weer moeten slikken.
Het krioelt van de sportieve bedrijvigheid in de buurt van het voetbalstadion van KAS Eupen, in de hoger gelegen wijken van de metropool van Duitstalig België. Overigens heeft de LAC – de Leichtatletik Club uit Eupen, de ervaring om dit massa-evenement te organiseren. Ik heb in de vorige dagen al twee mails ontvangen met praktische… en leuke informatie. Bijvoorbeeld dat ik in de tombolaprijzen val. Dus niet uren wachten voor de loten getrokken worden.

Eupen 1


Terwijl mijn twee vrouwelijke fans een terrasje doen in het centrum van Eupen, wachten we met een groep van meer dan 800 lopers en loopsters (voor twee wedstrijden) op de start. Bij het zoeken van een geschikt plaatsje, stoot ik op veteraan 3, Eddy Hoylaerts, die zoals ik ook vrijelijk zijn wedstrijden uitkiest zonder zich te binden aan één challenge. Ik hoop een tijdje in het gezelschap te kunnen blijven van Eddy. Op een goede dag moet ik hem zelfs kunnen voor blijven. Maar het omgekeerde is evenmin uitgesloten. Het vervolg van het verhaal zal u leren of deze zonnige namiddag bij mijn betere dagen mag gerekend worden. Deze loop maakt deel uit van twee criteria, de Challenge L’Avenir en de Rur-Eifel Volkslauf-Cup. Het aantal deelnemers van de “Avenir” is eerder beperkt , hier hoor je veel meer Duits dan Frans. De leeftijdsklassen beslaan hier vijf jaar. Nog meer laureaten dus dan in de Waalse challenges. Overigens zie ik in mijn categorie het gevaar voornamelijk uit Duitse hoek komen, van uiteraard onbekende tegenstanders. In het pak schuilen vier deelnemers met een vier in hun geboortejaar. Ongewoon is wel dat de helft van de zeventigplussers vrouwen zijn, Duitse dames. Eén man, de Nederlander Jeu Kremers, heeft al de kaap van tachtig gerond en legt de vijftien zware kilometers af met een gemiddelde van meer dan 8 km per uur…
Jong of oud, we beginnen er met volle moed aan. Na de eerste bocht, onder het oog van een imposante videocamera van de Belgische(r) Rundfunk, gaat het al meteen omhoog. Het gebabbel verstomt meteen, het gehijg neemt de overhand. Mijn eigen gehijg onderbreek ik even om mijn categoriegenoot in de Avenir, Paul Vandeberg, te groeten. We zijn weldra op onverharde paden. Die zijn breed maar wel bezaaid met stenen, voor landbouwgebruik vermoed ik. Opletten dus, temeer omdat het peloton, met de 6km-lopers in ons gezelschap, nog steeds gegroepeerd is. Dit is de rand van het Hertogenwoud, maar het lijkt wel al het bos tussen de dikke hagen die de weiden omzomen. Na 2 km zijn we echt in het bos. We hebben dan al twee klimmetjes achter de rug. Op een relatief vlak stuk probeer ik even te herstellen van de eerste inspanningen. Dat is ook nodig want ik loop hier met flanellen benen. Eddy laveert schijnbaar moeiteloos tussen de lopers voor hem. Voorlopig blijf ik volgen. We gaan voorbij een oudere Avenir-loper die ik nog altijd niet bij naam ken (hoewel ik het hem na de wedstrijd zal vragen). Het gehoor, het geheugen? Aan km 3 kunnen we proberen wat snelheid op te bouwen in een afdaling van 700 meter en duiken we even onder de 4’/km maar de daaropvolgende stijging van anderhalve kilometer slaat het gemiddelde weer achteruit. Na vijf kilometer bereiken we al de tweede bevoorrading. Ik kies voor sportdrank en neem een flinke slok om de dorst voor te blijven. Hier en in de volgende kilometer in een open strook van het bos kan de zon ons wel bereiken en voel je pas de warmte, die bovendien voor het eerst dit seizoen deze piek bereikt. Ik herken de omgeving en de man die we net inhalen. Het is Helmut Weynand, de Rocherather van 76. Als ik hem zie voor de start, wijst hij naar zijn hart. “Machine kaputt” verduidelijkt hij. Hij doelt op een hartoperatie van vorig jaar. Toch heeft hij zich niet ingehouden in die eerste kilometers. “Kalm begonnen?” informeert hij. “Ik kan niet beter” is mijn antwoord en daar is geen letter van gelogen. We kunnen even de benen ontspannen op weg naar de Wesertalsperre. We lopen met zijn drieën (die van de foto onderaan de bladzijde) over de stuwdam. Het tempo gaat weer even omhoog, we halen de juffrouw weer in die ons daarnet is voorbijgegaan, Marine Colson. Die naam komt straks terug in het verhaal, het is maar dat jullie het weten. We nemen een steile haarspeldbocht naar rechts. Helmut moet hier afhaken, ik blijf in het spoor van Eddy, zij het met moeite. Het ziet er niet naar uit dat het vandaag nog zal beteren, en we zijn nog niet eens halfweg. Het is nu even vlak maar het smalle pad met putten, stenen en wortels in de volgende kilometer maakt het er niet gemakkelijker op. Ik laat enige ruimte met Eddy om niet verrast te worden door een obstakel. Maar als de weg weer breder wordt sluit ik snel weer aan. In de afdaling schroeft Eddy het tempo meteen op. In de volgende twee km, de langste doorlopende strook van het parcours, halen we een snelheid van 4’45”. Zwijgend en hijgend malen we de hectometers af. Alleen bij de aanduiding van 8 km meldt Eddy even dat we voorbij halfweg zijn. Ik antwoord met een tevreden geknor. Hoewel tevreden, intussen heeft een oude blessure weer de kop opgestoken. Een branderig gevoel aan de binnenzijde van de zool van de rechtervoet. Dat ik voor het eerst waarnam vorig jaar in mijn voorbereiding op de Route du Vin, eind september. Hier en daar herinnert een kort spierpijntje mij even aan de rugproblemen van de vorige weken. Dat probleem is blijkbaar van de baan. Helaas manifesteert de vermoeidheid in de benen zich almaar uitdrukkelijker. Ik voel dat ik zal moeten inleveren op de volgende lange klim die ons wacht na de vallei. We draaien samen de rijweg op voor een vijfhonderd meter asfalt.

Eupen 2


Ik herinner me de biljartvlakke route alsof ik er gisteren nog gelopen heb. Eddy blijft lopers inhalen, ik volg op een minieme afstand. Die, zoals verwacht, op de helling in het bos langzaam maar zeker zal oplopen tot een dertigtal meter. Het tempo zakt tot onder de 9 km per uur. Ik wroet mij in overlevingsmodus naar boven. Iedereen zit hier op het tandvlees. Uiteindelijk verlies ik nauwelijks plaatsen op de zestienhonderd meter lange klim. Die wordt afgesloten met een bevoorradingspost waar een megafoonstem ons verbaal tracht vooruit te duwen. Eddy neemt ruim de tijd om zich te laven. Mijn achterstand is plots gehalveerd. Eddy draait zich even om. Om mij op te wachten zo lijkt het, maar ik maak hem meteen duidelijk dat het bij mij stilaan op is en dat hij moet doorgaan. Ik zie steeds meer lopers opduiken tussen ons beiden. Het zijn de medelopers die mijn gezel van de vorige kilometers opraapt. In die laatste kilometers met licht dalend profiel in het bos kan ik nog even de schijn ophouden. Ik kan mijn positie vasthouden tot aan de rand van de benedenstad plots een muur voor ons opdoemt. Km 13, nog twee kilometer te gaan of te lopen, naargelang van de mogelijkheden. Ik zie Eddy hier voor het laatst, zo’n honderd meter voor me, in een poging om de 18% lopend te bedwingen. Ik heb zelfs moeite om stapvoets boven te geraken en zwijmel van links naar rechts. Door de plotse hitte voelt mijn mond aan als een droogoven. Op honderd meter is het tijdverlies gelukkig verwaarloosbaar. Het klinkerpad gaat over in een smal bospad bezaaid met gaten, boomwortels en stenen. Het lijkt wel een gemenere versie van de Treechberg. De passage op de groene Schorberg, boven de daken van de benedenstad, ontneemt me het laatste greintje zin om me verder af te matten. We steken de rijweg, Frankendelle, over, waar het verkeer braafjes wacht tot we voorbij zijn. Mijn herinneringen aan de passages buiten het bos blijken na achttien jaar nog intact. Er rest nog een dikke kilometer en een nieuwe uiterst steile passage op een geplaveid wandelpad. Ik sleep me stapvoets naar boven tot aan een bocht naar rechts waar ik even kan bekomen… en genieten van het uitzicht op de benedenstad in de Vesdervallei. Maar ze weten hier niet van ophouden. Nu we boven zijn, moeten we weer naar beneden om daar aan de klim naar het atletiekstadion te beginnen. De fans hebben zich hier verzameld en doen hun uiterste best om ons naar boven te schreeuwen. Maar ik ben zo dood als een pier en kan alleen nog naar boven strompelen. En voel me schuldig omdat ik het hier laat afweten tussen de enthousiaste supporters. Ik word ingehaald door een groepje waarin ik Marine Colson en enkele mannen herken die ik daarstraks nog heb achtergelaten. De driekwart ronde op de assenpiste is een verplicht nummertje. De blauwe boog blijkt een nepaankomst, ik zie dat ik nog vijftig meter verder moet. Genoeg om nog door een drietal ingehaald te worden. Eddy Hoylaerts heeft in die laatste kilometers nog een voorsprong van twee minuten opgebouwd.

Eupen 3


Ik zal een kwartier nodig hebben om op mijn positieven te komen. Zelfs het glas Eupener krijg ik niet volledig leeg… De Paaswake roept ons snel naar Riemst terug. Als ik ’s avonds de balans opmaak, stel ik vast dat ik ruim onder het vooropgestelde doel van anderhalf uur eindig, een kwartier voor de tweede in mijn categorie. Mijn positie net in de eerste helft van het deelnemersveld verspeel ik nipt in de finale. Na lang wikken en wegen houd ik het op twee hartjes. Het derde hartje valt ten prooi aan mijn inzinking van de laatste twee kilometer.

(Foto’s Marie-Paule: Na lange tijd weer in Eupen voor de Paasklassieker. Foto 2: De laatste meters. Uitpuffen op het podium. Foto 3: Meer dan 200 jaar verzameld na de finish. In het midden, Eddy Hoylaerts. Rechts, Helmut Weynand.)

Beyne-Heusay (CJPL)

zon 28/04/2019 11.30u * Beyne-Heusay (Challenge de la Province de Liège) * 9,4 km * 00:48:25 * 11,7 * 63/162 * 1/2 * ♥♥♥♥

Wat een verschil met vorige week! In Eupen liep ik in singlet, hier hou ik mijn mutsje op en mijn windvestje aan. Ik haal zowaar mijn handschoenen uit de sporttas voor de start. Hier, dat is in Beyne-Heusay, in de oostelijke rand van Luik. Waar ik al met een licht geïrriteerd gevoel naar toe rijd omdat er weer verschillende starttijden worden vermeld in de communicatie van de Challenge. Die irritatie wordt nog groter als ik geen borden zie naar de parking in de buurt van de start. De weg zelf naar de sporthal is afgesloten… en de pijl – het pijltje – staat er uiteindelijk wel maar dan ben ik al bezig aan mijn omzwervingen door de eenrichtingsstraten van de dichtbebouwde voorstad. (Ik zie bij het schrijven van het verslag dat op de CJPL-website de ingang van de parking precies staat aangegeven. De fout ligt dus bij mij.) Mijn humeur wordt er wat beter op als ik meteen een tombolaprijs mag afhalen. Een nuttige prijs nog wel, een paar loopsokken. (Dat kan niet gezegd worden van de podiumprijzen, zoals Alberto Canales grommelt na de prijsuitreiking.) De tombola verzoent mij al wat met de organisatie. Het betekent dat de vrijwilligers de moeite hebben gedaan om de prijzen bijeen te bedelen. Wat meer is, na de wedstrijd kan ik zelfs mijn T-shirt, gewonnen in Ans anderhalve maand geleden, oppikken bij Jean-Claude Odeurs aan de aankomstboog. Dat bespaart mij een verplaatsing naar de Décathlon in Alleur. Een mooi trainingsshirt. Weer een nuttige prijs! Wel niet gaan denken dat ik naar Ans ben verhuisd, vanwege de opgedrukte tekst “Commune d’Ans”…

Beyne 1


Ik draai een aantal opwarmingskilometers, onder meer in het gezelschap van Servais Halders, Claude Herzet en Willy Hertogen. Die laatste had ik niet aan de start verwacht. Geen drie competitieweekends na elkaar voor de Vlijtingenaar, om de rug te sparen. Dat hij toch hier is, is toe te schrijven aan het jaarprogramma van de Sint Albanus-parochie… In Vlijtingen is vandaag geen hoogmis die Willy wel eens wilde bijwonen op een vrije loopzondag. Vandaag wordt het vormsel gehouden. Maar die plechtigheid duurt dan weer veel te lang, aldus Willy. Op die tijd kan je even goed naar de Luikse agglomeratie rijden – zelfs met een verkeersopstopping – een 10 km-loop afhaspelen, van een uitgebreide “after” genieten, naar Riemst terugkeren… en nog op tijd thuis zijn op de Schepen Mengelslaan voor vrouwtje Paula het deksel van de ketel dampende aardappelen neemt.
Het parcours? Een verslaggever van de editie van 2014 heeft het over een “stadsloop met de steilste klimmen en afdalingen”. Maar die verslaggever durft wel eens overdrijven, weet ik uit ervaring. Hoe dan ook, buiten de laatste kilometer op asfalt in de troosteloze benedenstad, herinner ik me niets meer van het parcours. Het is trouwens veranderd, lees ik op de “informatiefiche” van de loop. Het bos van Fayembois zit er nu in. “Dat is mijn trainingsparcours” glundert Bernard Marot als we ons klaar maken voor het vertrek. De moeilijkheidsgraad wordt aangegeven met twee sterretjes (van de vijf). In elk geval, ik zal me moeten laten verrassen. Zo lang onaangename verrassingen maar uitblijven, bijvoorbeeld van mijn rug of benen. De rug werkte goed mee tijdens de afgelopen trainingsweek, de loomheid in de benen daarentegen is nog niet geweken na de ellende van Eupen. Woensdag moest ik een groepsloop alleen afwerken, onherroepelijk gelost door mijn gezellen van de eerste kilometer. Maar misschien dat het vandaag wel “losloopt”, de opwarming laat in elk geval beterschap verhopen.
Als de klok van de Eglise Saint-Laurent halftwaalf slaat (of zou moeten slaan, want ik hoor ze niet) beginnen we eraan. Wie met mij mee wil, zal fors moeten starten. De eerste kilometer is meteen de snelste, ook dankzij het dalend profiel. Wie dat te traag vindt, zoekt het spoor van Servais Halders. Maar weet dan wel dat (veel) jongere mannen als Vincent Degueldre, Michel Jeukens en Patrick Damblon, om het bij enkele kennissen te houden, achter de taaie Voerenaar eindigen. OK, ik ben dus goed gestart en heb in die eerste hectometers door de woonwijken alleen een logistiek probleempje. Hoe geraak ik mijn handschoenen het makkelijkste kwijt? Die blijken na een halve kilometer al overbodig. De regen is ook opgehouden. Ik zie dat we voorbij de sporthal komen waar Marie-Paule, van bij onze aankomst, de warmte heeft opgezocht. Misschien zie ik haar naast de weg maar ze is blijkbaar binnen gebleven in de – het moet gezegd, moderne en aangename – ruimte boven de sporthal. Richard Mathot vlak voor me ontdoet zich ook van zijn handbeschermers. Ik beslis in een fractie van een seconde om mijn handschoenen ook naar Christiane – dat is de vrouw van Richard – te gooien. Die komen wel terecht, denk ik, en dat gebeurt zelfs sneller dan gedacht. Marie-Paule heeft mijn doortocht in vogelperspectief gevolgd en zal het kledingstuk onmiddellijk ophalen. Dat probleem is alvast opgelost, nu nog een mooie tijd neerzetten.
We beginnen dus aan de grote ronde. We hebben intussen al een pittig, gelukkig niet te lang, klimmetje achter de hielen. We dwarsen de rotonde in het centrum – van Heusay, neem ik aan – en krijgen na een korte afdaling een nieuwe klim voor de voeten. Dat is op de Rue Neufcour, in het groen aan de rand van de bebouwing. De omgeving is me al enigszins bekend door mijn omzwervingen op zoek naar een parkeerplaats een uurtje geleden. Twee kilometer ver, tweede klim. kort maar toch lang genoeg om Richard Mathot in te halen en voorbij te gaan. Die herstelt de orde boven als we op de evenwijdig lopende Ravel uitkomen. Ik haal een jonge vrouw in die (mij alleszins) opvalt door haar kunstig gemanicuurde nagels. Ik waag me verder liever niet aan een technische beschrijving. De vluchtige passage langs het gerenoveerde stationnetje van Beyne levert me onvoldoende informatie op om de nieuwe bestemming van het gebouw te bepalen. U vindt het niet belangrijk om dat te weten? Ik ben er wel mee bezig, althans enkele seconden. Vier minuten later zijn we weer op dezelfde plek. We hebben blijkbaar een lusje gemaakt om nu op de Ravel uit te komen. Dit moet weer de Ravel op de ligne 38 zijn, bekend van vele verhalen op dit blog. We lopen onder een bruggetje waar we daarnet zijn over gelopen. Ik lust wel pap van die kronkels, zo ver ze mijn tempo niet in de weg zitten. Daarover heb ik voorlopig geen klagen. Wat nu komt, smaakt me nog beter. Nog steeds op het brede fietspad, licht dalend, op een lekker lopend wegdek, 2,3 km – in mijn geval in minder dan 10 minuten – tempo maken. Kilometertijden rond de 4’30”: meer moet dat niet zijn. Meer kan dat ook niet meer zijn. De leeftijd heeft nu eenmaal zijn wetten. Mijn blik is gericht op het oranje petje voor me. Ik heb er met de drager, Bernard Marot, nog over gegrapt voor de start. Bernard is met een mooie cadans gestart. Zijn korte beentjes wentelen soepel rond. Net niet te snel om mij de lust tot achtervolgen te ontnemen maar uitdagend genoeg om mijn competitiedrang te prikkelen. Richard Mathot, en nog wat verder naar voor, Claude Herzet lijken definitief buiten schot. Halverwege op het betonnen lint haal ik Bernard in. Aanklampen kan hij niet meer, hoewel ik geen bezwaren zou hebben tegen zijn gezelschap. Voor het overige heb ik nog wel de ene of andere collega ingehaald maar in dit vrij beperkte peloton van 162 man (het gevolg van een overladen kalender) is de passage op de Ravel toch vooral een individuele bezigheid.
Changement de décor aan km 5,6, dus ongeveer halfweg. We draaien rechtsaf, in noordelijke richting. Eric Joway wenst ons goede moed voor het tweede deel. Hij kent het parcours misschien wel. Ik wacht met enige spanning het vervolg af. De lichte bries die hier tegen blaast is maar een mak beestje in vergelijking met de aangekondigde 4 Beaufort-wind. Even in een open vlakte met het karakter van een parkje. We draaien voor een bank door en hebben dan nog enkele meter kronkelend assenpad te goed voor we het bos worden ingestuurd. Dat is dus het bos van Fayembois. De tennisvelden en het Château de Fayembois liggen – elk apart – aan de rand van het bos. Daar komen we niet langs. Dat doet het vermoeden rijzen dat de parcoursontwerpers de moeilijkste stroken zijn gaan opzoeken. Het wordt smal, hier en daar glad, kronkelig en steil, omhoog en omlaag. In het middelste deel dat lichter golvend is, is de bosgrond bezaaid met dikke stenen. Die lijken hier speciaal te zijn aangevoerd, maar met een voor mij onduidelijke bedoeling. Bij de eerste steile bult zit ik plots in het spoor van Claude Herzet. Hij werkt zich met gebogen rug naar boven, ik ga hem vrij makkelijk voorbij. Hellingen zijn niet Claude zijn ding. Ik verwacht hem later nog terug maar dat gebeurt niet vandaag. De zo goed als onafgebroken stijging naar de aankomst speelt niet in zijn voordeel. Ik heb in de voorgaande snelle kilometers toch nog enige reserve ingebouwd om niet opnieuw over de rooie te gaan, zoals in Eupen. Ik blijf in (lopende) beweging, ook op de steile stroken. Wel verwittigt een wee gevoel in de maag me dat ik stilaan tegen mijn limiet zit. Ik probeer enigszins te herstellen en niet te veel plaatsen te verliezen. Deze evenwichtsoefening lukt vrij goed. Ik schat het plaatsverlies in het bos op drie. Op de middenstrook die naar een dalletje leidt kan ik het tempo weer wat opkrikken. Op de daaropvolgende klim nader ik op Richard Mathot. Dat had ik wel enigszins verwacht. Richard is ook geen heuvelspecialist. Maar hij houdt redelijk stand. Op het steilste stukje – meer dan 10% – schakel ik dan toch op stappen over. Dat doet ook een top10-loper, op dat ogenblik zo’n 6′ voor me. Vertelt hij me later in de kantine.

Beyne 2


Ik ben in het begin van het bos Michel Barnabé voorbijgegaan. Dat is een bekend gezicht uit de joggings in dit deel van de provincie Luik. Met een onbekende naam, tot vandaag. Hij is van hier in de buurt en in de wijken waar we straks doorkomen, hoor ik meer dan eens zijn (voor)naam. In het daarnet vermelde 10%-paadje – het lijkt wel een ladder met sporten van boomwortels – gaat hij me toch weer voorbij. We hebben 7,5 km afgelegd als we weer de stadsrand bereiken. De weg door een rustige woonwijk blijft tergend oplopen. Maar ik heb vandaag betere benen en heb mijn krachten goed gedoseerd. Ik haal Michel weer in en wissel enkele woorden met hem. “Un claquage”, een spierverrekking (in de hamstring, neem ik aan) hoor ik hem zeggen als antwoord… op een andere vraag. Dat verklaart meteen waarom hij in deze regionen van het peloton verzeild is geraakt. Een seingever maant een groep argeloze wandelaars met brede armbewegingen aan plaats te maken voor ons bij een scherpe bocht naar een wandelpad rechts. Hier liggen twee biggenruggen. Michel wipt erover – claquage of niet – , ik kies voor de smalle maar veilige ruimte tussen de betonnen obstakels. De omgeving in de achtste en negende kilometer is gedeeltelijk uit mijn herinnering verdwenen, waarschijnlijk door mijn fixatie op Richard Mathot. Die loopt nu kort voor me en ik maak er altijd een punt van eer van de lange uit Rocourt in te halen of althans mijn resterende krachten aan te spreken om dat te proberen. Ik weet namelijk wat er dan gebeurt. Richard schijnt plots uit een toestand van trance te ontwaken en drijft onmiddellijk het tempo op. Zo ook vandaag. Maar zover zijn we nog niet. Aan km 8,8 staan we plots voor een korte maar stekelige helling. Hier moet ik mijn sprong wagen. Richard schakelt op trippeltempo over. Ik ook, maar ik trippel sneller. 20 meter na de top is de aansluiting een feit. De man in het rood-blauwe RFCL-shirt moet even bekomen van de verrassing. Hij overlaadt me met loftuitingen (“mais c’est formidable, Willy”) en… versnelt om me weer op achterstand te plaatsen. Maar hij moet ook in zijn reserves tasten. De voorsprong zal nooit meer dan enkele seconden bedragen. Maar de voorsprong is er wel en blijft tot aan de finish.
Voor ik verslag uitbreng over de laatste kilometer – op het einde waarvan ik onder luid applaus van de fans (hoop ik) de streep zal overschrijden – geef ik nog wat informatie over de organisatie. Deze loop – de RDV-run (van Rendez-Vous, ik dacht aan een verzekeringsmaatschappij of zo) wordt georganiseerd door het schepenambt van sport en verenigingsleven van Beyne-Heusay. Dat maakt het al wat gemakkelijker om de lokale politie in te schakelen en een loopwedstrijd in een dichtbebouwde kern in goede banen te leiden. En… de burgemeester geeft het goede voorbeeld. Didier Henrottin (PS) neemt zelfs deel aan de drie wedstrijden van vandaag. De veteraan 2 geeft dus blijk van een uitstekende conditie. Drie wedstrijden op een dag volstaan echter niet om het kilometeraantal van zijn Antwerpse collega Bart De Wever in diens stad te overtreffen. Uit de vermelding van deze twee politici moeten overigens geen conclusies getrokken worden over de politieke voorkeur van de steller van dit artikel. Diens enige bedoeling is om de lezer een zo ruim mogelijke informatie over de wedstrijd aan te bieden. Dat deze bedoeling mogelijk leidt tot een langdradig verslag moet dan maar worden beschouwd als collateral damage. De laatste kilometer dus. U zat erop te wachten. Ik volg op enkele meter van Richard en hoor intussen een andere loper naderen. Een man in het geel. Dominique Trevi, veteraan 1. Die maakt merkwaardige bewegingen. Als ik mij omdraai, wenkt hij naar me dat ik moet doorgaan. Als hij me dan toch inhaalt, moedigt hij me met een armbeweging aan om weer voorbij te gaan. Dat lukt mij niet en zo eindig ik op plaats 63. In deze wedstrijd met twee gezichten: een snel eerste deel, een pittig tweede deel.
Het doet wel deugd, zo’n vier hartjes-wedstrijd na het gekwakkel van de laatste weken. Voor Willy Hertogen is het dan toch een wedstrijd te veel geweest. Voor het overige is het aangenaam toeven in de kantine van de Hall Omnisports Edmond Rigo. De pletsende regen op weg naar de auto leidt wel nog tot een onaangenaam echtelijk moment en tot een luide Vlaamse vloek in hartje Wallonië. De schuld van beide neem ik op me. Over deze laatste gebeurtenissen wordt om privacy-redenen geen correspondentie gevoerd…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Eerste doortocht aan de finish na 1 km. Ik speur naar Marie-Paule boven in het warme cafetaria. Foto 2: Het podium van de veteranen 3. Links: Alberto Canales, midden: Servais Halders. Rechts Laurent Knapen. Rechts naast het podium: burgemeester Didier Henrottin. Foto gemaakt door het raam van het cafetaria.)>/em>

Kin

din 30/04/2019 19u45 * Kin (Challenge L’Avenir) * 7,6 km * 00:44:08 * 10,4 * 94/260 * 1/2 * ♥♥♥♥

Kin

Toegegeven, ik had een duidelijker titel kunnen kiezen, maar je moet de nieuwsgierigheid van je lezers toch wat prikkelen… Kin, waar mag dat wel zijn? Waar gaat hij het maar zoeken! Wel, het is een gehucht van Aywaille in de vallei van de Amblève. Voor alle duidelijkheid, Kin – spreek uit als qui(nze) – ligt hoog boven op de linkeroever van de Amblève. In deze tijden van overvloed aan loopwedstrijden maak ik een ietwat eigenzinnige keuze. De lezer weet intussen dat ik graag onbekende oorden opzoek. Diezelfde lezer zal ook opmerken dat het mijn tweede wedstrijd in drie dagen is. Eén keer per jaar veroorloof ik mij een folietje.
Het klimmen begint al meteen als ik me vanaf de parking naar de zaal voor de inschrijvingen begeef. Die bevindt zich als een arendsnest boven op de helling. Van hieruit heb je een machtig uitzicht op de Ardense hellingen. Tenminste voor de wedstrijd. Tijdens de loop zien we voornamelijk bomen van het Grand Bois… en hebben we wel wat anders te doen dan van de omgeving te genieten. Er is veel (loop)volk op de been vanavond maar weinig bekenden. Het lijkt wel of de Challenge L’Avenir uit een nieuw vat tapt. Dat wordt in de zaal na afloop ook bevestigd door Michel Gomzé, winnaar in zijn categorie. Er komen voornamelijk looplustigen uit het dorp en de naaste omgeving af op dit evenement. “Het niveau is niet zo hoog, anders had ik niet gewonnen”, aldus de bescheiden veteraan 2. Nicolas Bynens heeft ook de weg gevonden naar de Ardennen en mag terug naar huis met de derde prijs bij de veteranen 3. En wie er nog is – ook al had ik hem niet dadelijk herkend – beroepsrenner Maxime Montfort. Mijn research achteraf leert me dat de Lotto-renner hier woont. Tussen haakjes, Stockeu, het gehucht naast Kin, heeft niets vandoen met de bekende helling uit Luik-Bastenaken-Luik. Ik weet niet of Maxime Montfort en de andere jongeren met fiets het parcours hebben “geopend”, dat wil zeggen ons voorafgegaan zijn op de fiets. Ten eerste heb ik het niet gezien vanuit mijn positie aan de start en ten tweede lijkt fietsen op de paden die we voor de voeten krijgen zo goed als onmogelijk. Nauwelijks Nederlandstaligen in Kin (er zijn er wel in de trail, de andere wedstrijd), toch wissel ik enkele woorden in het Nederlands met een mevrouw langs de weg. Ik ben ook al drie keer langs haar hoeve gepasseerd en ze is blij een praatje te kunnen slaan met de sportievelingen die vanavond het gehucht overspoelen. Nu, uit het gesprek blijkt dat ik ongeveer de enige ben die spontaan heeft gereageerd op haar “bonjour” die ze met enige nadruk tot de voorbijgangers richt.
Ik vraag me wel met enige bezorgdheid af hoe het parcours er zal uitzien. Een ooggetuige van vorig jaar, Alberto Canales, trok een bedenkelijk gezicht toen ik vorige zondag bij hem informeerde naar het tracé. De track op Openrunner geeft me wel enige hoop op een beloopbaar rondje. Ik zal het snel weten. Na 300 meter verlaten we het dorpje en komen we meteen op een hobbelig pad bezaaid met kasseien. Ik begin er kalmpjes aan, deels gedwongen door de ondergrond, deels bewust om eerst de reactie van de benen af te wachten na de loop van zondag. Ik heb voor mijn doen ook maar kort opgewarmd. Om de overgang tussen de twee competitielopen in kort tijdsbestek te overbruggen heb ik gisteren wel een uitloophalfuurtje ingelast. Na 700 meter begint een klim van alles bij elkaar 3 km. Die mij weinig pijn doet. Omdat ik het rustig aan doe …en omdat mijn benen wonderwel reageren op de inspanning. Alleen aan km 2,1 brengt een aarden muur mij en alle collega’s in mijn buurt tot stilstand. Een vijftigtal meter vermoed ik, rond 20% stijgingspercentage (alhoewel de Garmin dat zo niet registreert). Ik ben al blij dat ik überhaupt boven geraak. Het is zoeken naar een steen om de benen een steunpunt te geven. Het is overigens de enige keer dat de stenen bondgenoten zijn. Want wat we tot nu toe hebben moeten verwerken, is nog niet vaak vertoond in de Luikse wedstrijden en beschreven in de wedstrijdverslagen. Kris kras liggende stenen, kasseien met angstaanjagende scherpe punten, putten, bultjes, hogere bulten (taluudjes, zeg maar), boomwortels, takken. De Frankenstein van de joggingwereld heeft zich hier uitgeleefd. Na twee kilometer heb ik door dat ze het weer gelapt hebben, de organisatoren van een Avenir-loop die een “jogging” aankondigen maar een (mini)”trail” uittekenen. Zo heb ik me nog al eens laten vangen. Er zijn lopers, zelfs veel lopers, die houden van trails. De officiële trail heeft 133 vertrekkers. En van de 260 deelnemers aan de “jogging” moeten de meesten toch geweten hebben wat hun te wachten stond. De hoge deelname van dames en kinderen is des te merkwaardiger. Ik hou er dus niet. Maar ik heb nu geen keuze meer, hier in de bossen rond Aywaille. Ik doe dan maar verder in de hoop dat de afdaling straks mij beter vervalt.
Een bocht naar rechts en de bevoorrading sluiten de eerste passage door het bos af. We krijgen zowaar een strook asfalt onder de voeten. En dalend. Wat een verademing. Ik schakel een versnelling hoger. Blijkbaar ben ik in een begenadigde dag. Ik haal een oudere man met een witte pet in die ik voor de wedstrijd ook al had opgemerkt. Bij wijze van uitdaging voor mezelf, kies ik hem vanavond als tegenstander. Aan km 3,8 steken we de autoweg over, voorlopig de laatste link met de bewoonde wereld. De 500 meter asfalt eindigt met een lichte stijging. Ik zet een nieuwe versnelling in, op zoek naar de enige bekende in dit deel van het peloton, Henry-Marc Junker. Op zijn vierenzestigste is hij nog volop bezig met het bouwen van een marathonpalmares. Dat verneem ik uit een gesprekje voor de start. Het is een opgeschoten pezige man die opvalt door zijn hoog opgetrokken schouders en zijn hoekige beenbewegingen die mij een beetje aan Jean-Pierre Immerix doen denken. Ik haal hem niet veel later in op een dalende strook maar moet wel de man met de witte pet laten voorgaan. Die wat meer risico’s neemt op de bospaden. Zijn die nu beter te belopen? Laten we zeggen, ze zijn niet meer archi-slecht maar gewoon slecht. Aan km 5,8 gaat het weer omhoog. Ik blijf een mooie cadans aanhouden. Verwacht hier wel geen toptijden op deze kronkelende paadjes. Ik ben weer dichter bij Didier Moray, de veteraan 2 met de pet, gekomen. De jonge dame Marieve Rogister heb ik ook ingehaald nadat ze ons op de asfaltstrook boven de autoweg was voorbijgesneld. Aan km 6,3 wordt mijn laatste twijfel over de bedoelingen van de parcourstekenaars weggenomen. Ze hebben ons echt een trail door de strot willen rammen. Vervang strot door een meer voor de loopsport geschikt lichaamsdeel. We passeren vlak langs een weg (die naar het gehucht Stockeu leidt) waar op dit uur nauwelijks verkeer is. Maar we worden linksaf gestuurd door een smal paadje tussen het gras. Even verder, tussen twee hagen, kom ik naast Didier. Het is hier wel een tikkeltje breder maar Didier krijgt toch nog een tak in het gezicht. Ik hoor hem achter mijn rug even puffen en een zucht slaken over het parcours. Dit is wel het beste deel van het bosparcours. Hoera! Aan km 7 begint de “echte” afdaling… in onvervalst trailformaat. 400 meter “rode” aarde met percentages tot tegen de 10%, smal, met knoerten van stenen die hier en daar los zitten. Twee jonge waaghalzen roepen “we komen links” en storten zich met doodsverachting in de smalle trechter. Ik hoor Didier achter me van links naar rechts schuiven, flirtend met een valpartij en zoekend naar een gaatje om te passeren. Op een plaats waar het me echt te gortig word, laat ik hem dan maar door. Hij neemt meteen een meter op tien. De 200 meter op het asfalt zijn te kort om mijn concurrent van de dag nog in te rekenen. De juffrouw voor me haal ik nog in maar een achtervolger schiet mij ook nog voorbij. Ik blijf dus op plaats 94 en mis daarmee nipt het eerste derde van het veld. Ik heb nog een laatste jump in huis op weg naar de streep op de hoger gelegen speelplaats van het plaatselijk schooltje. Ik hou niet op mezelf te verbazen vanavond. Jammer dat het parcours mijn goede benen aan banden heeft gelegd. Enfin, ik ben opgelucht dat ik hier zonder averij ben uitgeraakt. Mijn enige collega bij de veteranen 4, Julien Bertrang, die ik al in de eerste hectometers ben voorbijgegaan, maakt wel onzacht kennis met de stenige ondergrond.
In de kleedkamer vertelt een jonge man van Jupille me dat ik hem zondag in Beyne het idee heb gegeven om hier te starten. “Fijn te horen dat ik de jongeren inspireer”, antwoord ik niet zonder trots. In de overvolle zaal waar de traillopers nu ook binnendruppelen, wacht ik met Nicolas Bynens en Henry-Marc Junker op het vervolg van de festiviteiten. Maar de prijsuitreiking laat zo lang op zich wachten dat ik besluit voortijdig naar huis te vertrekken. De terugreis verloopt vlot. Een bijna kop-staart-aanrijding drie uur geleden op weg naar Aywaille had me zelfs helemaal uit de startlijst kunnen slaan. Minder geluk was er voor twee dassen. Zij overleefden het verkeer niet, de ene zie ik op de heenweg, de andere op de terugweg.

Bois-et-Borsu (Challenge condruzien)

vri 10/05/2019 19u30 * Bois-et-Borsu (Challenge condruzien) * 10,9 km * 00:56:44 * 11,6 * 210/500 * 1/6 * ♥♥♥♥

Het is precies twee maanden geleden dat ik nog in de Challenge condruzien te gast was. De vorige loop in Neupré had me opgezadeld met rugpijn – tenminste dat is mijn interpretatie van het euvel. In Bois-et-Borsu, een beetje dieper in de Condroz, reken ik op een aangename loop die wat meer genade toont voor mijn stijve spieren. Deze organisatie – met Manu Huet als drijvende kracht – heeft alles wat de Condruzien zo aantrekkelijk maakt: ambiance, heuvels, afwisselend over onverhard en (Waals) asfalt. Er is ook elk jaar wel een surprise. Maar vooral biedt Bois-et-Borsu een parcours dat de excessen mijdt van andere natuurlopen in deze contreien. Ik lees dat (het grootste deel van) de ronde in omgekeerde richting wordt gelopen. Dat was volgens de deelnemers van vorig jaar toen ook al het geval. Voor mij is het, na een onderbreking van een jaar, afwachten hoe deze wijziging in de praktijk zal uitpakken.
Het dorpje – meer bepaald het deel Borsu – barst vanavond uit zijn voegen. Niet minder dan 900 sportievelingen (500 voor onze loop) trappelen van ongeduld om de benen los te gooien. Zoals de mannen en vrouwen die er altijd zijn en kennissen die ik al een tijdje niet meer heb ontmoet op wedstrijden, Eric Martin en Pasquale Ruberto. En een kleine Paluko-delegatie uit Tongeren die in het zog van het koppel Jean Tempels – Ellen Jacobs de weg heeft gevonden naar de Condroz. Als Jean Tempels al niet zou opvallen in de wedstrijd – wat hij wel doet, gezien zijn tweede plaats bij de veteranen 2 – dan zou hij de aandacht trekken met zijn vervoermiddel. Dat is deze keer een geel (VW?)- busje dat parmantig komt aangetuft als ik me met Marie-Paule naar de feesttent begeef. De twee andere lopers in het Tongers gezelschap zijn de voor mij onbekende Joeri Daerden en Norbert Collas. Die het uitstekend doen. Misschien dat Norbert de vruchten plukt van de woensdagtraining met mij en Servais Halders op Caestert…

Bois-et-Borsu 1


We vertrekken in een explosie van muziek en geknal en onder een regen van kleurrijke papiersnippers. Vervelen zul je je ook niet in de eerste kilometer op de kronkelige route die door twee hoeves loopt. Ik zie Joeri Daerden voor me. Voor het eerst hier, vermoed ik. Hij zal zich ook wel de ogen hebben uitgewreven op deze passage. Als de muziek van het blaasorkestje is uitgestorven, zitten we al volop in open landbouwgebied. In de dichte gelederen van het peloton zoek ik naar de beste loopstroken op de met stenen gestabiliseerde veldweg. Ik houd een tempo aan op zo’n 85% van mijn mogelijkheden. Dat is in elk geval al hoog genoeg om Michel Mancini en even verder Paul Delaitte – twee categoriegenoten – voorbij te gaan. Het gaat nu eens zachtjes dalend, dan weer lichtjes stijgend over goed beloopbare veldwegen tussen het groen tot we aan kilometer 4 weer huizen zien. Carine Munaut, in een leuk rood ensemble met zwarte accenten, die ik nog voor me zag dichter bij Borsu, is nu uit mijn gezichtsveld verdwenen. Achter me, neem ik aan. Kris Govaerts is me voorbijgegaan en geeft nog wat informatie mee: ” Christian Michaux is achter je.” Dat is ook een veteraan 4. Terwijl ik met de vraag worstel hoe ver hij achter me is, en of hij inloopt op mij, is Kris al weer tien meter verder. Gelukkig heb ik nog kunnen informeren naar zijn kleding. Als was hij een vermiste persoon. “Blauwe broek”, daarmee moet ik het doen. Ik kijk daarna nog wel enkele keren achterom maar ontwaar geen blauwe broek. Ik zal Christian voor het eerst in levende lijve zien op het podium. Op een van de hellinkjes duikt ook Kamel Benbouali op, de man met de imposante baard uit mijn Neupré-verslag. Hij zal in mijn buurt blijven tot aan de finish, zoals ook Eric Martin. In de Rue des Sacréments in Méan dringt het tot mij door dat we inderdaad in tegengestelde richting lopen. Vorige keer nog een fikse klim, nu een afdaling. Niet dat ik de naam van de straat ken, zelfs niet de naam van het dorp. Méan zegt de niet-Riemsterse lezer waarschijnlijk niets. Voor een Riemstenaar klinkt de naam “de Méan” wel vertrouwd in de oren. Vanwege een vierkantshoeve in Bolder, vernoemd naar de Luikse adellijke familie de Méan. Ik ga er nu geen geschiedenisles van maken, ik ben nu goed op dreef, wil vooruit… en verheug me in het gezelschap van Eric Martin. De vraag is of Eric het tempo niet zal opdrijven in het tweede deel van de ronde. Hij schijnt het parcours niet in detail te kennen ook al stond hij vorig jaar nog aan de start. Ik herinner me zelfs wie ik hier in mijn laatste deelname heb ingehaald… Een goed geheugen is wel nuttig voor mijn verslag, geef ik Eric mee. Onder de snelwegbrug door, en dan een nieuwe klim op een (beton?)weg. Een kort snokje dat ik vermeld vanwege een grappig intermezzo. We horen een merkwaardig geluid achter ons, iets wat fel hijgt en piept. Het komt van laag tegen de grond… van een kleine bulldog die ons met waggelpas voorbijraast. Zonder leiband, ik heb het raden wie het baasje is. Met zijn platte snuit, mollige buik en korte pootjes, heeft het beestje niets van zijn sierlijke soortgenoten die ook in het peloton meerennen. Het mormel beschikt in elk geval over een goede conditie.
Halfweg, zo leert mijn Garmin me. Een mooie afdaling, nu weer op onverhard in het groen, leidt naar de langste klim van de dag. 800 meter met stijgingen tot 6%. In etages, zo lijkt het. Na een steil stukje volgt drie keer een relatieve recuperatiestrook. Ik heb geen herinneringen aan deze klim. Niet zo verwonderlijk want bij mijn vorige deelnames liepen we hier bergaf en een gemakkelijke passage blijft minder in het geheugen hangen. Ik denk een ogenblik dat Eric me hier gaat achterlaten maar uiteindelijk kom ik samen met hem boven. Tijd om Croce Falzone ten tonele te laten verschijnen. De kleine broer van Gaetano loopt al vanaf kilometer 2 in mijn buurt. Hij moet telkens een tiental meter prijsgeven op de hellingen maar in de afdalingen neemt hij met vinnige pasjes weer de leiding over. Op het dalende bospaadje naar het kasteel van Bassines komt hij weer als een duiveltje uit een doosje te voorschijn. De doortocht door het kasteelpark heb ik al herhaaldelijk beschreven. Ik kan mezelf toch niet gaan plagiëren en houd het dan maar bij de melding dat ook hier de kortste weg rechtdoor is, dwars over de mooi afgebakende grasperkjes. We passeren de lierspeler aan de ingang van het park voor de tweede keer en worden nu weer naar de vallei gestuurd. Eerst op een bospad met verspreid liggende stenen en hier en daar wat modder. Dan op een rechte veldweg bestrooid met “caillasse”, zoals het staat in de officiële beschrijving van de loop. “Steenslag, kasseien…” Hoe je het ook vertaalt, het blijft een foltering voor de voeten. Maar in een afdaling is het wel veel makkelijker om de beste loopstrook uit te zoeken. En uiteindelijk ben je er op een dikke minuut vanaf. Het omgekeerde parcours heeft toch wel het venijn uit het parcours gehaald. Voor mij alleszins een geslaagde ingreep van de organisatoren. In de afdaling toont Croce zijn laatste kunstje vandaag. Op de Route de Borsu tussen de weiden op weg naar het plateau boven Borsu, verliest hij meteen terrein. Ik blijf ook hier in het gezelschap van Eric. En twijfel even of ik zou proberen een opkomende collega te volgen. Hij lijkt wel een Viking (op leeftijd) met zijn lange grijze manen. Een gele bandana maakt het excentrieke plaatje compleet. De Viking blijkt achteraf een… Spanjaard te zijn. Hoe dan ook, ik blijf braaf waar ik ben en bewaar nog wat reserves voor de laatste 3 kilometer. Dan is er alleen nog bekend terrein. Een rechte streep door het veld van 900 meter. Het is wel wat zoeken naar het goede (karren)spoor achter de rug van Eric die hier blijkbaar versnelt. Zonder dat hij het zelf wist, blijkt na de finish. Dan 700 meter singletrack in een bosje. De posities blijven ongewijzigd. Nog enkele honderden meter vlak op het plateau en dan de afdaling naar een klein valleitje. Aan de horizon toont de kerktoren waar we naartoe moeten. De hoornblazers lokken ons in de juiste richting met hun luid geschal. Een loper voor me laat zich eerst inhalen om dan aan het beekje een versnelling in te zetten. Daar is een goede reden voor: de laatste klim wordt – zoals gebruikelijk – gechronometreerd. De klim is licht gewijzigd en heeft nu een aparte charme gekregen met een passage op gras en door een smal gangetje in een privé-gebouw. Ik kan me zonder problemen handhaven in het groepje waarin ik loop.

Bois-et-Borsu 2

Aan de “laatste bevoorrading” blijft Eric even achter. “Heb je echt gedronken?” vraag ik hem enkele seconden later. “Jawel” lacht hij. Aan die bevoorrading wordt maar één drank aangeboden: péket… Nog een kort, steil bultje. Dan door de verrassing van vanavond, een “rooktunneltje”. Op de foto zie je hoe we uit de mist opdoemen. Christian Dawance, die in het dorp heel wat aanmoedigingen krijgt van supporters langs de weg, zakt weer terug. Kamel Benbouali heeft in de laatste kilometer ook voeling verloren. Hier, in Borsu, eindigt iedereen op het podium. Letterlijk dan. Ik plaats nog een kleine versnelling om de juffrouw voor mij te remonteren. Dat is Catherine Cuvelier die mij in de tweede kilometer aanmaande om plaats te maken voor haar. Als je een slecht karakter hebt zoals ik, onthou je die dingen… Een elektronisch bord toont meteen onze tijd en positie. Dat is nog ruim onder het uur, zoals Manu Huet bij de prijsuitreiking aan de micro niet nalaat te vermelden. Bij het uitlopen zie ik Eric Martin aan zijn auto enkele rozijnen oppeuzelen. “We hebben samen een mooie wedstrijd gelopen” vat ik onze avond samen. Instemmend geknik bij de lange veteraan 1 van Wandre. Ik heb mij vanavond geschuwd voor te bruuske inspanningen en overleef deze condruzien met een goed gevoel. Vier hartjes, lichtjes geflatteerd dat wel.
In de douchetent is het zoeken naar een plaatsje. En daarna is het lang wachten op een glas cola (ja ja, cola) in de menigte voor de tent. Eens begonnen, verloopt de prijsuitreiking vlot. Hier ook een surprise: een korf met exotisch fruit. Ik zal een gezellige babbel met Kris en Maja tot een volgende gelegenheid moeten uitstellen: geen zitplaatsen (wij zijn al wat oudere mensen…), te druk, te lawaaierig. Op terugweg worden we tot stilstand gedwongen in de buurt van het Standard-stadion. Hier hangt precies een depri-sfeertje. Dat geldt alleszins niet voor mij: ik geniet nog anderhalf uurtje na van een aangename loopavond.

(Foto 1 van Louis Maréchal: Manu Huet, organisator. Foto 2 van Marie-Paule: In de kunstmatige mist op weg naar de finish.)

Manaihant (Challenge L’Avenir)

vri 17/05/2019 19u30 * Manaihant (Challenge L’Avenir) * 8,6 km * 00:41:21 * 12,5 * 149/329 * 1/7 * ♥♥♥♥

Ze komen wel origineel uit de hoek, de organisatoren van de Jogging de Manaihant. Een van hun sponsoren, een servicefirma, biedt de vrouwelijke deelneemsters een uur gratis strijk aan. “Wie wil er nu niet liever een uur lopen dan een uur strijken?” luidt de plagerige vraag op de informatiefolder. Een heel ruwe schatting (ik vind geen uitslag van de korte loop) levert meer dan 100 dames op die met dit truukje hun huishoudelijke plichten “ontlopen”. In dit cijfer zitten ook wel jonge juffrouwen die nog geen huishouden hebben en verzorgd worden in Hotel Mama. Bovendien zullen de meeste dames ook wel aan de start hebben gestaan zonder die publiciteitsstunt. En nog eens bovendien kun je je de vraag stellen of die dames het zichzelf niet extra moeilijk maken met een volgehouden inspanning over een (klein) uur op een pittig parcours. Wat belet mannen overigens de strijk te doen en hun vrouwen een uur vrije tijd te gunnen om bijvoorbeeld te gaan joggen? Met andere woorden: mijn conclusie uit de optelsom die ik daarnet heb gemaakt is… flauwekul. Maar dat zijn jullie intussen gewend op dit blog.

Manaihant 1


In elk geval, het aanbod geldt niet voor mij. Ik ben hier dus voor een andere reden. Voor andere redenen, in het meervoud. Ik heb deze loop nog niet betwist en wil dit hiaat op mijn palmares opvullen. En omdat ik reken op een parcours op mijn maat gesneden. De beslissing om naar Manaihant, in de groene rand van Herve, af te zakken, heb ik eigenlijk vorig jaar al genomen tijdens een andere wedstrijd, hier vlak bij, in Bruyères. Dat was een van die korte, leuke, zij het uitdagende, rondjes door de groene bocage van Herve. Nu maar hopen dat het parcours de verwachtingen inlost en dat de benen meewillen. De opwarming geeft me wel goede hoop. Ik heb hier alleszins meer concurrentie dan in de vorige Avenir-wedstrijden. “Ils sont tous là” zegt Jean-Louis Voss tegen een van mijn categoriegenoten. Hij bedoelt de veteranen 4, waar hij volgend jaar overigens zelf deel van zal uitmaken.
De kern van Manaihant, het centrum bij manier van spreken, is niet meer dan een kruispunt met een kerk en daar schuin tegenover een zaal met een onduidelijke bestemming. De bebouwing strekt zich voornamelijk uit langs de verkeerswegen richting Herve en Verviers. Ik heb de laatste rechte lijn op een rijweg en een smallere weg naar een valleitje verkend. En ben voorbereid, alleszins al mentaal, op de laatste 2,5 km die hoofdzakelijk stijgend verlopen. 328 van de 329 vertrekkers staan klaar voor de lange wedstrijd. De 329ste staat ook klaar maar heeft de startprocedure niet goed gevolgd. Onoplettendheid, slecht gehoor, het Frans niet begrepen? Laten we het houden bij overconcentratie en een onduidelijk luidsprekergeluid. Die 329ste ben ik. Ik vertrek met de 5km-loop… en zie mijn vergissing in na 10 meter als de rest van de meute niet volgt. Ik keer op mijn stappen terug en neem met een ongemakkelijke lach op mijn gezicht weer plaats bij een groepje veteranen 3 en 4. Vijf minuten later is het dan wel de goede start, ook voor mij.
Na 100 meter zijn we al voorbij het kruispunt – de “dorpskern” dus – en enkele lendenrukken verder lopen we al tussen het groen. Het duurt niet lang of ik vind Roger Dosseray terug in de wriemelende meute voor me. Ik heb hem aan het vertrek op de tweede of derde rij zien staan, onmiddellijk achter de toppers. Na een afwezigheid van twee maanden – die mijn categoriegenoot jaarlijks doorbrengt in zijn Zuid-Frans buitenverblijf – is Roger weer in Avenir-land en (klaar? of alleszins) gemotiveerd om mij het vuur aan de schenen te leggen. We krijgen meteen een klim van zo’n 500 meter met een stijging rond de 3,5%. Ik ben spontaan, zonder het meteen zelf te beseffen, fel vertrokken en moet boven al flink naar adem happen. Maar het gehijg hierboven komt heus niet van mij alleen. De eerste kilometer in 5′, dat is haast een sprint voor mij. Die brengt me wel bij Roger die toevallig in het gezelschap is van een andere kennis, Sandra Delrez. Ik wurm me voorbij in de vrije ruimte tussen hun beiden. En blijf ferm doorgaan. In de tweede kilometer, voor een gedeelte dalend, haal ik zelfs 4’22”. Roger verliest al snel terrein. Zijn achterstand kan ik afmeten aan het dalend geluidsvolume van zijn gekreun. En het blijft maar naar beneden gaan. Op smalle asfaltwegen tussen de hagenrijen met daarachter de uitgestrekte weiden. Daarnet liepen we nog even tussen de huizen en was er een akkefietje tussen een autobestuurder (zelfs een bestuurster, als ik het goed heb gezien) en een signaalgever. Kilometer 3 en 4 in een tempo waar ik alleen maar van kan dromen. Dat doe ik nochtans niet en zo moet ik stilaan tot het besluit komen dat ik een betere dag beleef. Natuurlijk, dadelijk komt er een klim maar ik heb niet het gevoel dat ik daar ga stilvallen. En mijn gunstig voorgevoel komt uit. Ik heb snel mijn ademhaling onder controle, eens de bruuske overgang van de snelle afdaling naar de steile klim verteerd. 500 meter met een piek tot 11%. Halverwege is de afstand tot de top op het wegdek gekalkt. Echt helpen doet het niet maar de “courage” in rode letters doet wel even deugd. Dit zou de belangrijkste moeilijkheid van de avond zijn. Dat heb ik wel opgevangen van de speaker voor de start. Nog honderd meter. Rechts ligt een hoeve. De boer staat voor zijn erf en bekijkt zwijgend de passerende stoet uitslovers. Boven. Ik hoor twee jongemannen naderen. Ze hakkelen enkele woorden tegen elkaar – de amechtige ademhaling maakt spreken moeilijk – en verdwijnen daarna weer achter me. Boven dus, en daar liggen tweehonderdvijftig “atypische” meter, want vlak…

Manaihant 4


We draaien naar rechts, langs de autoweg aan de linkerkant. Ik zie hier bekertjes op de weg liggen en heb de bevoorrading blijkbaar gemist. Nu, dorst heb ik niet. Het is ideaal loopweer en het gedruppel van voor de start is zelfs opgehouden. Ik kan hier weer lekker tempo maken op een nieuwe afdaling… en voel me nog lekkerder dan daarnet want de pijn boven de enkel en onderaan het rechterscheenbeen – die mij altijd hindert in een lange afdaling – is blijkbaar op een miraculeuze wijze verdwenen. Ik werp een blik op mijn Garmin en reken uit dat er nog een klim moet zitten tussen “En Wez” (waar de boer stond) en de mij bekende lange laatste klim. In een korte wedstrijd van 8 kilometer ben je snel in de helft maar in deze regio hebben ze een bijkomend klimmetje maar voor het oprapen. Ik ben er dus best op voorbereid. Maar eerst nog genieten van het parcours. Voortdurend op asfalt, in het midden van de natuur. Wat kan ik me nog meer wensen? Ik ben weer verzoend met de Challenge L’Avenir. Na de hel van Kin een halve maand geleden is dit de hemel. We zijn weer in een valleitje. We lopen over een bruggetje. Ik zoek naar de naam van het stroompje maar zie geen bordje. Ik zie de lopers 200 meter voor me op de volgende klim. Na een rechts-linkse combinatie tussen enkele boerenerven beginnen we aan het karwei. Kijk, daar kom ik nog eens een bekende tegen. Het is Vincent Crasson die in de tweede helft van de Avenir-lopen (in de andere challenges kom ik hem niet tegen) meestal terugvalt. Hij bekijkt me weer met die trieste blik waarop de vermoeidheid is af te lezen. Zelfs als ik medelijden met hem had, zou ik hem niet kunnen helpen. Op de Trou du Chat (tiens, die naam ken ik van de Bruyères-jogging) blijf ik ruim onder de 6 minuten-grens (kilometertijd). Dat is dus binnen mijn geïmproviseerd schema. Ik heb de voorbije kilometers in een groepje gelopen met een grote man in wieleroutfit, een andere in fluo-shirt en enkele dames. Sommigen van hen zullen later achter me eindigen maar intussen geven ze wel met overtuiging het tempo aan, meestal in de afdalingen. Aînée 3 Anne Delwaide mag op heel wat aanmoedigingen rekenen langs de weg, “super Anne”. Ze stuift me twee keer voorbij bergaf maar de voorsprong moet ze telkens inleveren op de beklimmingen.
Aan km 6,8 gaat het weer naar beneden. Op een veldweg met hier en daar wat stenen. Dit is het eerste stukje onverhard van vanavond. Na tweehonderd meter zijn de stenen zelfs verdwenen en is het pad perfect beloopbaar. Daar is het beekje waar de laatste klim begint. Het beekje heet… Manaihant. Ze maken zich wel niet moe aan het vinden van namen in Manaihant.
Begin van het slotbedrijf: 2,5 km naar de finish op het plateau. Dat betekent een lange klim in twee delen, onderbroken door een afdaling van 600 meter. De eerste hectometers zijn telkens de steilste. Ik houd mijn positie vast in de eerste klim op de Voie de la Chocolaterie. Zo genoemd naar de aldaar gevestigde chocoladefabriek van Demaret. Een referentie in de sector, lees ik achteraf. Maar voor ik aan lekkernijen toe ben, heb ik nog een harde noot te kraken. De lange rechte lijn naar de boog in de verte op de top. Ik schroef het tempo weer op in de afdaling tussendoor, net niet genoeg om een snellere loper achter me te houden. De laatste 500 meter doen nog even pijn. Twee jonge mannen snellen me nog voorbij vanuit de achtergrond maar zelf kan ik ook nog een senior een plaatsje afsnoepen. Met een gemiddelde van 12,5 km/uur en enkele snelle kilometers zou ik wel een praline van Demaret verdiend hebben. Maar de chocolatier is blijkbaar geen sponsor. “Bien couru, Monsieur” knikt Anne Delwaide naar me aan de drankentafel. De lovende beoordeling van mijn eigen wedstrijd is dus geen zelfverheerlijking. Ook een “concurrente” steekt een pluim op mijn hoed. Met mijn snelle tijd verras ik zelfs mijn persoonlijke persfotograaf die te laat aan de finish verschijnt.

Manaihant 3


Ik blijf niet te lang in de aankomstzone rondhangen. En spoed me naar de douches waar ik vaststel dat ze in Manaihant niet op een euro gekeken hebben. Het dorpje zelf mag dan een boerengat zijn, de douche-installatie die hier ter beschikking staat, is topniveau. Het is een rijdende douche- en kleedruimte (foto 3), speciaal gehuurd voor deze gelegenheid. Ik vraag me wel af hoe en of de organisatie de kosten kan recupereren. Ik heb het geluk dat ik na enkele minuten wachten al binnen geraak. Dan is er ook wel enig gewring nodig om een plekje te veroveren. Een tiental minuten later staat er al een flinke file te wachten aan de trappen naar de oplegger. Dat is de prijs die de lopers betalen voor het geboden comfort. Bij de prijsuitreiking is het ook dringen op het podium. Alle eerste plaatsen (in de leeftijdsklassen) moeten samen plaats nemen op een houten plateau. Waar ik gewoontegetrouw met veel moeite op geraak. Daarna moet ik er weer zien van af te komen, met een geschenkpack van Val Dieu in de handen. De nacht heeft nog niet helemaal bezit genomen van Manaihant als we de terugreis aanvatten. Op een wip ben je hier op de autoweg Verviers-Luik. Daarna leiden brede – en op dit uur merkwaardig rustige – wegen naar Heukelom. Het lijkt wel of die speciaal zijn aangelegd om mij snel naar de Avenir-locaties te brengen…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Start. Foto 2 van Fabien Teller: Achter Anne Delwaide in een van de afdalingen. Foto 3: De mobiele douche-wagen.)

Wellen (Victors Cup)

zon 26/05/2019 15u * Bokkerijdersrun Wellen (Victors Cup) * 9,7 km * 00:49:46 * 11,7 * 134/205 * 15/27 (55+) * ♥♥

U leest het goed, een Limburgse gemeentenaam als titel. Ik hoef de lezer alvast niet uit te leggen in welke verborgen uithoek van de provincie Luik ik ditmaal aan de slag ben. Zoals vaak is mijn opmerkelijke keuze voor dit weekend het gevolg van verschillende factoren. Eén, ik heb die Zuid-Limburgse loop ( in de zeven jaren dat hij bestaat) nog niet betwist en wil de Bokkerijdersrun tijdig afvinken op mijn to-do-lijst voor mijn oude spieren me helemaal in de steek laten. Ik zie dit jaar een gaatje op mijn kalender, in het begin van een achtdaagse waarin ik misschien nog tweemaal in competitie ga treden. Ik zal dan wel verplicht zijn om het hier kalm aan te pakken. Want zoveel is zeker, in een criterium waar de hoogste leeftijdsklasse begint op 55 jaar, ga ik niet mijn laatste adem uitblazen in een hopeloos gevecht met mannen in de fleur van hun leven. De organisatoren hebben wel een sympathieke geste voor de oudste deelnemer. Daar ontsnap ik nipt aan…
Ik ben vanaf de ochtend thuis aan het ijsberen in afwachting van de start om 15 uur. Wat bezielt de Limburgse organisatoren om de wedstrijden op een (zondag)namiddag te plannen? Is daar een gegronde reden voor, is het traditie of gewoon koppigheid? Gelukkig komt de verlossing sneller dan voor de verkiezingskandidaten van voor de middag en kunnen we uiteindelijk naar de fruitstreek vertrekken. Na een gedwongen omzwerving langs Herten, vinden we dan toch het centrum van Wellen. Dat heeft de laatste jaren overigens een geslaagde renovatie ondergaan.
Om inzicht te krijgen in het parcours moet je geen hogere wiskunde gestudeerd hebben. Buiten het centrum wachten twee lange, licht kronkelende stroken van 2 km, eerst bergop, dan bergaf. En dat tweemaal. Nog zo’n Limburgse (of Vlaamse) onhebbelijkheid, rondjes lopen. Dat heeft ook zo zijn gevolgen voor de aard van het parcours. Uiteindelijk is de “buitenlus” een banaal rondje op brede wegen van korrelig beton. De natuur, in dit seizoen allerweelderigst, ligt verscholen achter de lintbebouwing en is afgesloten voor de sportievelingen. Ik heb vooraf ruim de tijd om het parcours te leren kennen en doe zelfs de hele ronde al een keer voor de start. Ook al is dat niet in de eerste plaats als sightseeing bedoeld maar om mijn benen de nodige “massage” te geven. Helpen doet het helaas niet, zoals ik later tijdens de wedstrijd moet vaststellen. En dus, banaal parcours of niet, de grootste ontgoocheling van de middag, moet ik bij mezelf zoeken.

Wellen 1


Het wordt tijd dat we vertrekken. We staan klaar met 205. Met vier Waalse deelnemers die dit weekend mijn gebruikelijke verplaatsing in tegenovergestelde richting doen. De twee dames in het gezelschap bezetten beiden het podium van de Masters +45. De tweede is Françoise Piscart die al zo vaak in mijn Luikse verslagen is voorgekomen en nu in het Limburgse opduikt. Ik zie haar overigens pas na de aankomst. Na lange tijd zie ik Jean-Marie Haekens nog eens terug. Twee Mergellopers, Eric Stassen en Marc Judong, tekenen ook present. Het begint meteen heel lichtjes te stijgen zodra de startvlag naar beneden is gelaten. Eens voorbij de N754 (de weg Borgloon-Alken) gaat het vals plat omhoog. Dat kleine stukje N754 is overigens het enige strookje waar je autoverkeer kan vermoeden. Het hele parcours is verkeersvrij en zelfs vrij van geparkeerde auto’s. Ik herinner me geen loop waar de auto zo radicaal is weggegomd als hier. Dat mag dan het voordeel zijn als de organisator Eric Martens ook schepen is maar ze hebben het hier toch maar goed geregeld. En kan ik die van Wellen nog een pluim op de hoed steken. Na mijn kritische opmerkingen over het parcours zouden ze misschien gaan denken dat ik iets tegen hun gemeente heb. Ik probeer de benen langzaam op bedrijfstemperatuur te brengen. Dat zal niet lukken, nu niet en straks niet. Ik zoek een groepje of een individuele loper om mijn tempo op af te stellen. Ik herken een loopster van de Tongerse Marathon Club. Haar zou ik misschien kunnen volgen. Ze is wat sneller op gang gekomen en neemt enkele meter voorsprong. Het stijgingspercentage loopt langzaam op – rond de 2%, op het steilste stukje tot net onder de 3%. Nu, het blijkt geen toeval te zijn dat we deze kant worden uitgestuurd. Ik hoor voor de start dat de weg naar Vrolingen, waar we nu passeren, het enige klimmetje is in Wellen. Boven is een kort streepje asfalt, dat loopt altijd aangenamer. Ik kom op mijn tempo in het spoor van de TMC-loopster. En moet opnieuw haar naam vragen. Na de trainingsloop met de verzamelde Tongerse lange afstandslopers in Kanne (februari) ben ik die weer vergeten. Enkele honderden meters onverharde veldweg is de overgang van de klim naar de afdaling. Fotograaf Marc Roosen heeft zich opgesteld in een gerstveld om ons in profiel te kunnen vereeuwigen. Dit mag wel een betere indruk geven van onze snelheid (hoe relatief ook), ik vraag me wel af of hij vanuit die positie mijn nieuwe schoenen (met de aangepaste kleur) goed in beeld kan brengen. Ik heb hem die speciale wens in het oor gefluisterd tijdens mijn opwarming. De opname lukt pas goed bij onze tweede doortocht. Bedankt Marc, ook al heb je geen idee wat er speciaal is aan een paar schoenen. Als we de paardjes rechts zijn gepasseerd, komen we weer op beton. Ik heb even ingehouden om de TMC-loopster opnieuw te laten aansluiten en we beginnen samen aan de afdaling. De plaatselijke bewoners hebben zich intussen buiten aan een tafeltje geïnstalleerd waar ze met een drankvoorraad binnen handbereik de sportieve gebeurtenissen volgen en de lopers aanmoedigen. Mijn medeloopster heeft wel wat fans langs het parcours staan. Als ik het al niet gevraagd had, zou ik dus ook wel te weten zijn gekomen dat ik met “Anneke” onderweg ben. Anneke (Royen) van Borgloon heeft haar eigen drinkbus meegenomen en laaft zich overvloedig. Misschien wel te veel, bedenk ik. Na 4 km naderen we weer Wellen. Een groepje Tongerse loopsters in de rood-blauwe pasteltinten van hun Trenara-outfit hebben zich in een een vloeiende rechts-linkse bocht opgesteld. Dat blijkt een uitstekende positie te zijn om de lopers op twee plaatsen op het parcours te zien voorbijkomen, zal ik later vaststellen. Intussen ben ik in het gezelschap van twee dames, Anneke en Ianthe. Die laatste is in het steilste stuk van de afdaling komen aansluiten. De naam van de Millerse jongedame hoef ik alvast niet te vragen. De volgende 500 meter op wisselende ondergrond – een beklinkerd wandelpad, een asfaltweg in aanleg en een gerenoveerde kasseiweg rond de kerk – , de afdaling voor een druk terras, de passage aan de Victors Cup boog, met als geluidsdecor de onophoudelijke woordenstroom van Rik Donders, deze 500 meter dus zijn de leukste van de middag. Althans dat is mijn aanvoelen.
We beginnen aan de tweede ronde. De Trenara-girls van daarnet staan nu hier in een bocht en geven opnieuw vocaal van jetje. “Goed bezig, Willy” hoor ik Linda Smets roepen. Niet goed bezig Linda, maar toch sympathiek. Zij moedigt ook haar dochter Ianthe Bauduin aan die het tempo aangeeft. Anneke Royen heeft het hier moeilijk en moet een tiental meter prijsgeven. Ik kijk enkele keren achterom om haar groeiende achterstand op te meten. In een van de bochten horen we plots aanmoedigingen van de overkant van de weg. Die blijken van Joris Vanderbeuken afkomstig te zijn. Hij staat daar te genieten, misschien nog van zijn marathonprestatie in Düsseldorf. We zijn halverwege de klim als Ianthe plots achterblijft. Steken in de schouder, vertelt ze naderhand, doorgaan was uitgesloten. Anneke gaat haar voorbij maar blijft op geruime afstand, ook al omdat Richard Driesen mij inmiddels heeft ingehaald en een hoger tempo aanhoudt. Ik ga voorlopig mee en neem me voor boven te wachten op Anneke. Intussen haalt de zon hier hard uit. Die hadden we trouwens ook al in de eerste ronde moeten trotseren (maar ik kan maar moeilijk alles twee keer vertellen). We zijn weer boven aan de Zangstraat waar een oud vrouwtje vanuit de schaduw in de deuropening van haar huisje het spektakel volgt. De plotse neerwaartse uitschieter in mijn Garmin-tempografiek aan km 7,2 betekent gewoon dat ik even heb gewandeld (en gerecupereerd) om Anneke terug te laten komen. Ik tuur nog eens in de verte achter me, op zoek naar twee shirts van de Alkense Atletiekclub. Maar Kris Govaerts en Maja Van Zand hebben zich ditmaal niet van hun voornemen laten afbrengen om het vandaag bij een herstelloopje te houden. En dat is ook wel nodig na twee estafettes op drie dagen, waarvan de tweede over niet minder dan 4 uur (met een ploeg van zes leden).

We zijn weer aan de paardjes (zie eerste deel van het verslag), dan nog een vervelend bultje voor we de echte afdaling aanvatten. Genieten bergaf, het tempo opschroeven, het zit er niet echt in, ook al omdat we hier een stevig windje tegen hebben. Anneke moet zelfs even gas terugnemen maar sluit wat verder wel weer aan. Een marathonloper/loopster kan ook afzien in een 10km-loop, dat blijkt vandaag. Richard is intussen bijna aan de horizon verdwenen. Ik herken wel zijn fluo Speelhofrunners-shirt in de verte. Ik kan wel al een balans opmaken van mijn eerste Victors-loop van het jaar. Doelstelling bereikt: een cadans ergens tussen mijn trainings- en wedstrijdtempo in. Gelukkig ben ik vertrokken met bescheiden ambities, zo niet zou de zonnige middag in Wellen een afknapper geworden zijn. De benen wilden echt niet mee. Een minuutje of twee had ik misschien nog kunnen afknijpen van de net geen 50 minuten aan de streep, meer zat er niet in. Er resten nog 500 meter. Ondanks de vermoeidheid en een pijnlijke rechtervoet op de slingerende kasseiweg in het centrum, toch nog even proberen te genieten. Speaker Rik Donders brengt Marie-Paule en de anderen die het willen horen op de hoogte van onze aankomst. Anneke bedankt me met een smakkerd. Marc Judong eindigt net achter me, vertelt hij me een hele tijd na de finish. Ik had geen idee in welke positie hij liep. Eric Stassen bevestigt zijn vorm met een tijd onder de 45 minuten.
Zaal De Meersche blijkt een uitstekende accommodatie te zijn voor de dubbele prijsuitreiking van vanavond. Die van de Victors Cup voor ….2018 (beter laat dan nooit) en die van de Bokkerijdersrun van daarnet. De geluidskwaliteit is opmerkelijk goed (in vergelijking met wat in andere locaties ten gehore wordt gebracht). Alleen had er wat meer schwung mogen zitten in de aankondiging van de laureaten. In Wellen hebben ze gulle sponsors en hardwerkende organisatoren die het geld zijn gaan zoeken waar het te vinden is. De hoorn des overvloeds wordt uitgestort over de winnende deelnemers met zelfs flinke geldprijzen voor de tombola. We sluiten de sportieve middag in de fruitstreek op gezellige en smakelijke wijze af in het gezelschap van enkele vrienden.

(Foto’s Marc Roosen; Foto 1: In het gezelschap van Anneke Royen. Inzet: nieuwe schoenen. Op deze verkiezingsdag niet toevallig met de kleur van een politieke partij. Foto 2: Links Anneke Royen, rechts Ianthe Bauduin.)

Borlez (Challenge hesbignon)

woe 29/05/2019 19u * Borlez (Challenge hesbignon) * 11,5 km * 00:54:13 * 12,7 * 87/267 * 1/4 * ♥♥♥♥

Wedstrijdplanning is geen exacte wetenschap. Neem nu het voorbeeld van Wim Meyers. De Vlijtingenaar moet de Willerrun schrappen vanwege familiale redenen en is dus op zoek naar een “wedstrijdprikkel” om de periode tot het volgende competitie-optreden te overbruggen. Die wedstrijd moet hij, wegens gebrek aan Limburgse alternatieven, in het programmaboekje van de Luikse challenges zoeken. En bij wie kan je dan beter te rade gaan dan bij ondergetekende? Tenminste, ik vermoed dat dat de redenering is van de TMC-loper. (Het is natuurlijk ook mogelijk dat dezelfde ondergetekende zich dat gewoon inbeeldt.) Ik geef Wim dus de tip om de Jogging de l’Etoile in Borlez te betwisten. Dat is niet te ver weg, even bezuiden Waremme, een voorwaarde voor een druk bezet man als de bedrijfsleider-fruitteler.

Borlez 1

Het parcours op golvende ruilverkavelingswegen in Waals-Haspengouw heeft veel weg van de lopen in de Victors Cup en is dus ook voornamelijk op snelheid gericht, zoals Wim dat graag heeft. Wedstrijdplanning is geen exacte wetenschap. Neem het voorbeeld van… mij. Ik kies dit jaar voor de Bokkerijdersrun in Wellen (van vorige zondag dus) maar wil daar niet het onderste uit de kan halen. Dan moet ik me wel kunnen inhouden. Maar die goede bedoeling durf je wel eens vergeten in het heetst van de strijd. Als ik dan drie dagen later ook zou starten in Borlez (wat een goede week geleden nog niet de bedoeling was) heb ik een goede reden om mij koest te houden in Wellen. Daarenboven wil ik de eerste kennismaking van de marathonloper uit de Allewijweg met de Luikse parcoursen en ambiance live meemaken. Enfin, we gaan beiden naar de deelgemeente van Faimes, zij het niet samen. Wim heeft niet de zeeën van tijd waarin twee gepensioneerden uit Heukelom ronddobberen. We vinden elkaar tijdig terug in de drukte voor de start van de 5km, een kwartiertje voor wij zelf aan de slag gaan. Het valt mij op hoe kalm mijn gemeentegenoot omgaat met die tijdsdruk.
We zijn dus in Borlez op de Cortil Jonet. Dat is de straat waar we starten voor de poort naar het voetbalveld van Etoile de Faimes. Daartegenover is mijn plaatselijke supportersclub gevestigd (lees de verslagen van mijn vorige deelnames). Helaas geen vlaggen en spandoeken vandaag wegens andere bezigheden van de fans. Ik heb daarnet tijdens de opwarming Noël Heptia gegroet. Als ik mij opnieuw in gang trek roept hij me nog na “J’ai vu Roland”. Dan is het voor de tweede plaats vandaag, roep ik terug. Roland is mijn concurrent bij de veteranen 4. Het laatste rechtstreekse duel dateert al van bijna drie maanden geleden in Neupré. Ik sla Lincent bewust over toen mijn pijnlijke rug me belette om voluit te gaan. Het grappige is dat Roland ook niet overloopt van vertrouwen. “Ik ga hem niet kunnen houden” vertelt hij aan Wim Meyers. Hij heeft blijkbaar zelfs mijn tijden van de laatste weken onder het licht gehouden. Dat verneem ik van Wim nog voor de start. En neen, ik heb geen afspraak met mijn gemeentegenoot om voor mij te infiltreren in het kamp van de tegenstander.
Ik ben in het spoor van Wim Meyers naar voren geslopen in het wachtende peloton. Ik sta dus min of meer bij toeval heel vooraan in de startgrid en laat me in de eerste hectometers dan maar zonder tegenspartelen overspoelen door tientallen snellere lopers. Ik start niettemin voor mijn doen vlug ( de eerste kilometer is de tweede snelste van de loop) maar ik voel meteen dat mijn benen moeite hebben met het hogere toerental. Ik zie ze dus een voor een passeren, Thierry Vanherck, Mark Geyskens met modieuze zonnebril, Françoise Debaty, Laurence Dressen en anderen. Roland Vandenborne heb ik niet opgemerkt maar die kan aan mijn aandacht ontsnapt zijn. (Hoewel in dat geval sprake is van een tactische fout mijnerzijds). Op de Rue Emile Vandervelde, in het dorp nog, begint de weg al op te lopen en dat blijft zo op een ruivelkavelingsweg in het veld. Die tweede kilometertijd is uiteraard trager maar ik blijf een stevig tempo ontwikkelen. In de klim zijn me twee ACA Alken-lopers, Ludo Werckx en Stefaan Huybrechts voorbijgegaan. Dat zijn overigens lopers van een heel ander kaliber dan diegene van wie u op dit ogenblik het verslag leest. Ze vertrekken alleen voorzichtiger dan andere veteranen 2. De benen krijgen een relatieve rustpauze op weg naar het dorpje Aineffe. Daar liggen overigens enkele riante optrekjes. Dat is nu van weinig belang. Wat de lezer wel moet weten is dat ik word ingehaald door een duo. Een van hen is Noël Heptia, in de beginjaren van mijn veteranen 3-periode mijn voornaamste tegenstander. Hij werd een goede vriend. Wat ook zal blijken verder in dit verslag. Ik volg voorlopig in het spoor van Noël. Een bocht naar rechts leidt naar de Rue du Bois. Dat bos hoort bij een kasteeltje (als ik het me nog goed herinner van enkele jaren geleden). De weg wordt snel een smal en donker pad met hier en daar boomwortels. Daarvoor is al gewaarschuwd door de speaker voor de start. Ik word zoals gewoonlijk gehinderd door mijn stramme benen en mijn nalatend gezichtsvermogen. Ik moet enkele meter laten op Noël, ook op het open graspad verder aan de rand van het bos. Het profiel is nog steeds lichtjes dalend, nu op een asfaltweg tussen de huizen. “Ik heb nog last van mijn benen na de training van gisteren” zegt Noël. Ik zeg niets maar denk “ik heb altijd last van mijn benen”. Noël heeft me daarnet laten terugkomen en kijkt voortdurend achterom om te zien of ik nog volg. Dat lukt voorlopig maar hoelang nog? Vooral in de afdalingen draait de smalle Flémallois soepeler rond. Een Flémallois is een inwoner van Flémalle, dat hoef ik u niet te vertellen. Noël woont in deelgemeente Ivoz-Ramet hoog boven de Maasvallei maar is eigenlijk afkomstig van Viemme, een steenworp hiervandaan. Op een nieuwe klim (in deze streek betekent dat een stijgingspercentage tussen de 1 en 3%) weer buiten het dorp op het beton maan ik Noël aan om alleen door te gaan maar die voelt blijkbaar niet die aandrang. Deze lange rechte weg – eerst dus een klim, dan weer dalend – leidt naar het dorp Vaux-et-Borset (dat hoort bij Villers-le-Bouillet). De andere genoemde dorpen maken deel uit van Faimes. Een bocht naar links. Lap, het is weer van dat. Klimmen, het steilste bultje van de dag (een piek tegen de 5%). We zijn 5,5 km ver, dat is bijna halfweg, en aan de vijfde helling bezig. Bijgehouden heb ik het niet, ik lees het nu af van mijn Garmin-track. Plots moet Noël vaart minderen. Hij trekt een grimas. “Pijn aan de knie”. Mijn toevallige gangmaker moet afhaken. Ik kijk nog enkele keren achterom maar moet dan toch alleen doorgaan. Ik heb een fiks tempo te pakken en nu ik de aanvankelijke loomheid uit mijn benen heb geschud wil ik de kans op een mooi gemiddelde niet verkwanselen. Als Roland me alsnog inhaalt (in de veronderstelling dat hij achter me loopt) kan ik alleszins proberen mee te gaan. Ik zie Sandrine Balon niet ver voor me. Het is al een tijdje geleden dat ik in de buurt van de aînée 1 liep. Ik ga haar voorbij voor we in het volgende dorpje Les Waleffes zijn. Wie ik wel niet meer zie – dat was wel nog het geval in de eerste drie kilometer – is Didier Dendal. Wringend met het bekken en naar binnen zwaaiend met zijn linkerbeen zal hij nog twee minuten uitlopen. Na een lange afdaling – de zevende kilometer in 4’30” – is er nog een glooiing tussen de huizen waar weer enkele mensen ons en vooral hun kennissen aanmoedigen. “Wel weinig volk langs de weg” stelt Wim Meyers na afloop vast. Het is mij niet speciaal opgevallen maar in de Hesbignon met meestal een grote lus door het veld voeren we meestal een eenzame strijd tegen de concurrenten en onszelf. Van toeschouwers gesproken, ik herinner me wel nog de twee honden, niet zo lang na het vertrek. Ik zie het speelse duo – een Weimaraner en een specimen met stijve vacht – terug in de zaal na afloop.
We draaien links een donker bospad in. Aan km 8 wordt het pad weer open. Ik weet nu precies waar ik me bevind. Nog een dikke 2 kilometer als de officiële afstand klopt. Die blijkt inderdaad heel correct te zijn. De kilometeraanduidingen op de rode borden onderweg daarentegen kloppen alleen als je een foutenmarge van… 300 meter incalculeert. Daarstraks, tussen km 3 en km 7, was ik wel even mijn oriëntatie kwijt maar het parcours is in de loop der jaren enkele keren licht gewijzigd. De verwarring, althans in mijn hoofd, is alleen nog groter geworden met een tweede organisatie in de zomer die over stukken van het voorjaarsparcours loopt. Sinds ik het groepje rond Sandrine Balon heb ingehaald, loop ik min of meer afgezonderd. Ik haal hier en daar nog een collega in en kan ook op de hobbelige aarden weg achter het kasteel van Waleffe snelheid maken. Een streepje beton voor we op de mooie dreef – asfalt tussen twee bomenrijen – uitkomen die leidt naar en langs het Château de Waleffe. De kilometers beginnen te wegen en het is harken om onder de 5′-kilometertijd te blijven in de buurt van het kasteel. Het vals plat helpt ook niet echt mee. Maar de lopers die ik hier nog inhaal moeten meteen terrein prijsgeven. Ik werp nog even een blik op het kasteel rechts van me. Vorig jaar werd het grote hekken zelfs voor ons geopend dank zij de relaties van een van mijn fans (behorend bij de supportersclub van het begin van dit artikel). Ik vraag me af of Wim Meyers, ergens in de kop van het deelnemersveld, oog heeft gehad voor dit architecturaal pareltje. Zo niet (of zo wel), dan geef ik hem even mee dat het kasteel is gebouwd in Lodewijk XIV-stijl. Ik sla de bevoorrading over aan het begin van de 1 km-lange veldweg terug naar het centrum van Borlez. De landbouwweg tussen de weiden en de laagstamplantages is bezaaid met stenen, ideaal voor tractoren, irritant voor de lopers. Ik probeer mijn voeten zo veel mogelijk te sparen door van links naar rechts te laveren op de zachtere aarden ondergrond. Ik haal een jongere loper in die nog wat tegensputtert maar dan toch achterblijft. Ik krijg echter van hetzelfde laken een broek van veteraan 2 Benoit Brankart. Het is niet de eerste keer dat we in elkaars buurt staan in de uitslag. Het taluudje naar het voetbalveld dwingt me bijna tot stilstand. Een jongere ziet nog de kans schoon om me in de laatste bocht voorbij te snellen. Die laatste meters op het gras rond het voetbalveld zijn nog de moeilijkste van de hele loop. Binnen in 54 minuten met een gemiddelde van 12,7. Toch wel boven de verwachtingen. De opgestoken duim van Jos Biets met de melding “eerste” maakt een einde aan de onzekerheid over de “whereabouts” van Roland. In het begin heb ik het geluk gehad een privé-haas ter beschikking te hebben, daarna heb ik het tempo op eigen kracht kunnen vasthouden. Ik mag felicitaties van Roland en Emile Sacreas in ontvangst nemen. Roland keert al snel terug naar huis. Hij kan zich alvast voorbereiden op het volgende duel in Brustem.

Borlez 1b


“En hoe is het Wim Meyers vergaan?” wil de lezer nu weten. De grijns op zijn gezicht verraadt dat hij toch wel bedenkingen heeft bij onze beoordeling (die van mij en Mario Smolders bijvoorbeeld) “De jogging van Borlez is een van de gemakkelijkste van de Hesbignon”. Voortdurend op en af, dat parcours, puft Wim. Hier worden meer tactische spelletjes gespeeld in de groepjes, zet hij zijn analyse verder. De ene loert op de andere en reageert op de initiatieven van de tegenstander. En natuurlijk zijn ze op hun hoede voor die onbekende loper in zijn turquoise shirt van de Marathon Club Tongeren. Het gaat hier voor alle duidelijkheid over de schermutselingen in de spits van de wedstrijd. Ik heb ze dan toch kunnen loslopen, gaat Wim nog verder. Ja, zo kan je het natuurlijk ook oplossen. En meteen in de toptien in zijn eerste wedstrijd op Waalse bodem. Even tussen het vullen van de soft fruit-automaten door. Ik zou ook met een brede smile terug naar Vlijtingen trekken. En dan te bedenken dat hij een tiental concurrenten meer voor zich had gezien in het begin van de wedstrijd. Euh, ik wist niet dat aardbeien een hallucinogene werking hebben. Helemaal vooraan in de wedstrijd (op één man na dan) liep Kevin Verluyten uit Hoeselt. Ik vang enkele impressies op in de kleedkamer. “Tevreden, aan de eerste (Antoine Guillick) was niets te doen”. En de regendruppels tijdens de wedstrijd deden wel deugd. Regendruppels, daar heeft uw reporter dan weer niets van gemerkt.

Borlez 3


Na de prijsuitreiking die binnen een aanvaardbare tijdspanne wordt afgewerkt, volgt ook nog een tombola. Onder het doordringende luidsprekergeluid probeer ik een gesprek met Noël Heptia te voeren. Ik volg met een half oor de trekking van de loterij. Plots weerklinkt mijn naam. Terwijl ik mij een weg baan door de dichte menigte – wij zitten aan het andere uiteinde van de zaal – hoor ik “deuxième fois”, “troisième fois”. Ik versnel de pas en kom net op tijd om mijn prijs in ontvangst te nemen. Dan pas zie ik aan de reactie van de man aan de micro en zijn assistent dat ik het grote lot heb gewonnen… De prijs schenk ik graag aan mijn trouwste supporter.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Inlopen met Wim Meyers. Foto 2: Aankomst van Wim en Willy, met een tijdsverschil van 10 minuten. Foto 3 van Nadine Claessens: Het podium bij de aînées 1. Winnares Martine Sobkowiak van Alken in het midden tussen Laurence Dressen, tweede, links en Sandrine Balon, derde, rechts.)</em

Theux (Challenge L’Avenir)

zon 02/06/2019 11u * Theux (Challenge L’Avenir) * 8,2 km * 00:42:54 * 11,4 * 63/157 * 1/1 * ♥♥♥

Borlez 3

En nummer drie in acht dagen: de JCPMF in Theux. Dat letterwoord betekent: Je Cours Pour Ma Forme. Wij zouden zeggen : Start to run. Hoewel je die benaming niet zomaar mag gebruiken want wettelijk beschermd. En vooral, de vlag dekt helemaal niet de lading. Beginnende lopers, zich onthouden! Zelf kom ik niet voor (te) grote verrassingen te staan, het parcours is me bekend van de Openrunner-track. De loop stond op mijn oorspronkelijke planning voor ik in een opwelling besliste om ook de Hesbignonwedstrijd in Borlez in het midden van de week mee te pikken. Na mijn ongelukkig avontuur in Theux drie jaar geleden toen ik de start miste en dan maar onverrichterzake naar huis terugkeerde, wilde ik nu ook eens echt meedoen. Wel gaat de klim nu niet meer naar het Château de Franchimont (zoals in de dagen van de CJPL-loop) maar door de velden aan de oostelijke zijde van Theux. Mijn aanwezigheid hier betekent wel dat ik zondig tegen mijn eigen principes, voldoende rust in te bouwen tussen de inspanningen. Toch heb ik er bij het begin van het weekend nog zin in. Maar naarmate de zaterdag vordert, het almaar warmer wordt en voor zondag nog een hogere temperatuur voorspeld wordt, moet ik mijn ambities bijstellen. En als we zondag om 11 uur onder een loden zon aan de start staan en nadat ik een gedeelte van de klim verkend heb, prent ik me in rustig te beginnen en zeker niet in het rood te gaan.
Als enige veteraan 4 hoef ik me alleszins al niet door rechtstreekse tegenstanders te laten opjutten. Door de opeenvolging van wedstrijden in deze challenge en de hitte, neem ik aan, staan we slechts met een goede 150 aan de start. Ik draag nummer 800. Dat betekent dat ik mij als eerste niet-challengedeelnemer heb aangemeld. Voor wat het waard is. In elk geval heb ik ruim de tijd gehad om mij een idee te vormen van wat ons te wachten staat.
De parcoursbouwers gunnen ons een vlak inlooprondje in de buurt van het nieuwe sportcomplex van Theux. Dat is voor mij meteen een goede gelegenheid de benen te testen in wedstrijdtempo, drie dagen na Borlez. Die test pakt gematigd negatief uit: slappe benen maar toch ruim onder de 5′. Na de eerste passage aan de finish (km 1,3) lopen we richting centrum met wat bochtenwerk, onder een laag viaductje door, enkele meter door een gebouw (dat zal wel het nieuwe gemeentehuis zijn, vermoed ik, en dat blijkt achteraf ook zo te zijn) langs enkel winkels en dan een smal steegje op kasseien in. Ik ben wel verrast door de parcourskeuze in deze tweede kilometer. Meestal vermijden de organisatoren van de Avenir kronkels binnen de bebouwde kom. Daarnet hebben we ook al een zijsprongetje gemaakt. (Maar daarover meer op het einde van het verslag.) Niet ver voor me herken ik twee dames Françoise Piscart en Laure Etienne. Kort achter me loopt Luc Hilderson. Dat vertelt hij me na de wedstrijd, terwijl we op de prijsuitreiking wachten. Hij doet nog een poging om tot bij me te geraken maar geeft die na een tijdje op, ook al omdat een geblesseerde heup hem nog altijd last bezorgt. Het kasseipad loopt flink omhoog (tot 7%) en is blijkbaar honderden meters lang. Ik ben intussen Laure en Françoise voorbijgegaan als we na een korte dalende passage op asfalt weer een smal en door de bomen rondom donker pad worden ingestuurd. Het is weer een van die passages waar ik tempo verlies. Françoise wil onmiddellijk weer voorbij maar zal toch weer stilvallen op de volgende strook bergop. Alberto Canales heeft me voor de start het parcours gebriefd en ik ben dus min of meer voorbereid op de doortocht door een weide waar we nu aan bezig zijn. Na de eerste piek op de kasseien is de lange klim van 2 kilometer naar het plateau boven Theux echt begonnen. Met percentages tegen 15% heeft het geen zin om aan te dringen en samen met de meeste lopers rondom me schakel ik over op wandelpas. Laure en Françoise komen hier wat sneller weer op gang en gaan me voorbij. We verlaten de weide en draaien links een landelijke asfaltweg op. Dit stuk heb ik daarstraks verkend. Ik weet dus dat aan de hoeve links van ons er nog een heel steile strook wacht. Daarna vlakt het weer even af tot aan een splitsing. Het is nu overleven tot aan km 5. Ik blijf in beweging en ga weer voorbij Françoise. Die dit jaar minder wedstrijden wil lopen, vertelde ze me in Wellen. “Je n’avance plus” aldus de aînée 2 van Chênée. Dan is ze goed bezig. Drie wedstrijden in één week. Laure is ook weer achteruit gewaaid. Bij manier van spreken dan. Tijdens de verkenning voelde ik nog een licht briesje op de klim. Nu hangt er alleen nog hitte in de lucht. De blonde Elise Corman die op de kasseien nog net voor me liep, neemt nu snel afstand. Veteraan 2 Jean-Luc Renson duikt wel een keer of twee naast me op maar moet dan toch loslaten. Ik mag dan wel uit het rood blijven maar zit wel noodgedwongen in de oranje zone. Ik haal een tempo net boven de 10 km per uur. Nu dat nog volhouden tot waar de afdaling begint. Aan Wislez, een vlek met enkele huizen in het groen, ronden we de eerste top. In de eerste, korte afdaling probeer ik zo goed en kwaad als mogelijk te herstellen. Maar er volgt nog een piek naar Rondehaie met een uitschieter tot 10%. De hitte slaat hier weer ongenadig toe ondanks enige beschutting van bomen. Ik probeer nog wat reserve in de tank te houden voor de afdaling en schakel weer op wandelmodus over. Dat kost me enkele plaatsen. Even verder achter een bocht naar rechts begint dan toch de afdaling. Had ik het geweten…
Nu is het alleen nog fel dalen, eerst in de natuur, daarna tussen de huizen en dan nog even vlak in de vallei. Kilometer 7 in 4’18” zou ik als een mooie tijd moeten bestempelen maar ik voel dat het sneller had moeten gaan. Laure Etienne – wat een wilskracht! – snelt me met grote halen voorbij. Ik probeer aan te klampen maar de benen zijn nog niet hersteld van Borlez, de mentale kracht om de hitte te trotseren en na drie dagen opnieuw voluit te gaan is afgebot. Gelukkig blijft de pijn tussen scheenbeen en voet uit en hou ik alleszins voldoende vaart om andere lopers achter me te houden. In de laatste rechte lijn, in de vallei van de Hoëgne, win ik zelfs weer terrein op de lopers voor me die in de afdaling nog ver weg leken.
Ik zoek naar de boog. Die is verdwenen, neen… daar is hij toch. Naar de zijkant verplaatst om de finishers van de straat te houden waarschijnlijk. Maar de laatste rechte lijn buigt weer naar rechts af. Zoals in de eerste ronde worden we weer door een loods gestuurd. Een loods van een bedrijf zonder naam. Het is de stelplaats van het autobusbedrijf Gohy, vind ik na enig zoeken op het net. Een weetje dat voorts van geen tel is. Belangrijker is dat er enkele drempeltjes liggen in de vrij donkere ruimte, zo’n 100 meter lang. Die ik gelukkig op tijd zie. Behalve het bultje bij het verlaten van de hal. Ik struikel net niet, maar maak wel ongewild een lachwekkende voorwaartse beweging. De streep ligt tweehonderd meter verder. Eerst nog wat prutsen om de spelden van mijn nummer los te krijgen. Dan kan ik me eindelijk laven. Ik zie Jean Dessouroux, (eeuwige) winnaar bij de veteranen 3 in de schaduw van een haag naar adem snakken. Opgejaagd door Alberto Canales, tweede op 6 seconden, heeft hij zich ook vandaag niet gespaard. Uiteindelijk breng ik het er niet slecht vanaf. Maar op dit parcours in deze loodzware omstandigheden enkele dagen na een Haspengouwse heuvelloop mocht ik geen wonderen verwachten.
Marie-Paule is twee uur geleden op zoek gegaan naar zoete jeugdherinneringen in Jevoumont, een gehucht hoog boven de vallei. Ze raakt even het spoor bijster op haar wandeltocht en mist zo mijn aankomst. Als dat al een voorwaarde zou zijn voor een geslaagde zondagse uitstap. De prijsuitreikers laten ons niet te lang sudderen onder de zon en zo kunnen we om 13 uur al de terugweg aanvatten. Na een gastronomische tussenstop vinden we thuis verkoeling in de tuin en rust in de hangmat.

(Archieffoto van Daniel Olivier, genomen in Borlez.)

Brustem (Challenge hesbignon)

zon 15/06/2019 19u30 * Brustem (Challenge hesbignon) * 10,9 km * 00:51:59 * 12,5 * 87/262 * 2/3 * ♥♥♥♥

We trekken ditmaal westwaarts voor een hagelnieuwe jogging. In de auto ligt de nieuwe vouwfiets van Marie-Paule. Het glooiende landschap in de fruitstreek biedt Marie-Paule de kans het fietsje uit te testen dat ik heb overgehouden (dat zij heeft overgehouden) aan mijn gelukkige beslissing om in Borlez van start te gaan en te blijven voor de tombola. De oostelijke poort tot Sint-Truiden gaat open voor de Hesbignonlopers en een grote schare vrijetijdsjoggers uit de omgeving. Hier in Brustem willen ze de “klein kermis” een sportief tintje geven met een loopwedstrijd. Dat lees ik in een inleidend stukje in Het Belang van Limburg. De initiatiefnemers verzorgen hun communicatie. Maar meer nog dan de tekst maakt de bijhorende foto indruk: Jos Biets die als een veldheer voor een groep wandelaars over de Haspengouwse velden schrijdt.

De connectie met Jos, zelf van Brustem afkomstig, is voor de nieuwe organisatoren de beste introductie in de Challenge hesbignon. Want zoals Buvingen wordt ook Brustem gelopen in het kader van deze Waalse Challenge. Qua parcours hoort de nieuwe wedstrijd perfect thuis in dit criterium. Zoals ook in Buvingen en daarvoor Mielen-boven-Aalst hebben de Zuid-Limburgers wel enkele leuke plaatselijke accenten geplaatst. Die later in het verslag nog in detail aan bod zullen komen. Door de link met het dorpsfeest ligt de datum vast. Het toeval wil dat die samenvalt met de Aterstaose Jogging in Tongeren, hier nauwelijks 20 km vandaan. Noodgedwongen zullen de Victors Cup-deelnemers hun zweet laten in de buurt van de Sint-Lutgardiskerk en niet van de Sint-Eucheriuskapel. Dus bijvoorbeeld geen Jean-Pierre Immerix in Brustem, om maar één trouwe Cuploper te noemen. Anneke Royen zal er ook niet zijn, stel ik onderweg vast, als ik haar in Bommershoven op training zie. De familie Meyers-Raymaekers heeft zich in tweeën gesplitst. Linsey en (schoon)broer Andi treden aan in Tongeren, Wim gaat van start in Brustem. En bevestigt er zijn toptien-plaats van Borlez, veertien dagen gelden. De Vasapolli’s en de Cabo Reguera’s van deze wereld, zijn rechtstreeks concurrenten, zullen nu wel weten welk vlees ze in de kuip hebben. (Alhoewel die beeldspraak beter zou passen bij broer Andi). En dan zijn er nog die beide wedstrijden lopen, het echtpaar Patrick Nijs-Nora Schoefs bijvoorbeeld. De 5 km, zowel in Tongeren als in Brustem. Het tijdsschema van de twee wedstrijden laat dat net toe. Maar ook anderen komen niet met frisse benen aan de start. Marc Tutelaire en Ludo Wuyts hebben nog de Landense estafette in de kuiten zitten. En ze zijn niet de enigen. Maar iedereen bereidt zich voor of niet voor, zoals hij verkiest.
Bij een nieuwe organisatie ben je altijd wat kritischer. De aanduiding met pijlen (vanuit richting Tongeren alleszins) is zonneklaar. Het zoeken van parkeerruimte wordt aan de creativiteit van de deelnemers overgelaten. Patrick Renard is even de weg kwijt geraakt in het labyrint van de deels afgesloten Brustemse straten. Wij hebben een plaatsje gevonden aan het voetbalveld. De nabijheid van de kleedkamers is toch al mooi meegenomen. Het is ook even zoeken naar de startplaats tussen de kermisattracties. Het zal hier wel zijn waar al het volk samentroept. Vertrekken we samen met de 5km-lopers? Het antwoord krijgen we luttele minuten voor de start. Eens de wedstrijd op gang geschoten is de organisatie overigens vlekkeloos. De laatste kilometers kronkelen door het dorpscentrum. Na mijn verkenning heb ik de geruststelling dat de bochten me straks niet meer zullen verrassen. En ben ik onder de indruk van de dorpsverfraaiing. De renovatie van het dorpsplein zou trouwens pas onlangs voltooid zijn. Ook van Waalse stemmen hoor ik hoe netjes het hier overal uitziet.

Brustem 2


Ik probeer midden in de massa voor het vertrek een idee te krijgen waar mijn voornaamste uitdager Roland Vandenborne zich bevindt. Geen grijze haardos te zien, althans niet degene die ik zoek. Hij is er nochtans, dat wordt me bevestigd door Kris Govaerts, ook een van die stakhanovisten die gisteren in Landen aan het werk waren. In de eerste honderden meters zoek ik mijn weg tussen de vele deelnemers met hoge nummers (de eenmalige deelnemers). Ik heb meteen een stevig tempo te pakken, ook al om Roland snel in beeld te krijgen. Na 1 kilometer verlaten we de dorpsstraten en komen we in de wijde natuur, dat betekent hier weiden, velden en vele laagstamplantages. We trekken hier twee rechthoeken, een van 2,4 km en een van 3,7 km op ruilverkavelingswegen.
Na 3,5 km passeren we de eerste bevoorradingspost. “Dieje dreeeinkt né” zegt de dame als ik haar voorbijloop zonder de hand uit te steken naar het bekertje dat ze me aanreikt. Sorry mevrouw, ik heb het te druk, ik zit achter Roland aan. Die meen ik daarnet te hebben opgemerkt. De loopstijl van de man met zijn kleine pasjes leek in elk geval op die van Roland. Of hij het echt was, weet ik nog niet. In elk geval, die loper heeft meer voorsprong genomen en is nu helemaal niet meer te zien. En om mijn verhaal over Roland helemaal af te maken, ik zal geen glimp (meer) van hem opvangen tot na de finish. Waar hij meteen weer in de weer moet voor de organisatie. Ik blijf dus tempo maken maar dat gaat niet zonder (veel) moeite. De benen doen pijn, het karakter moet overnemen op de lange rechte stukken. We hebben daarnet even de graskant moeten nemen om een waterplas te vermijden die door de regenval van de voorbije dagen de afmetingen van een olympisch zwembad heeft aangenomen. Hoe dan ook, ik haal wel wat lopers in. Een van hen is Jonathan Bellaire, een veteraan 1, die ik vorig jaar ontdekt heb op Strava. Toen remonteerde hij me in de laatste rechte lijn van de atletiekbaan in Hannuit. Nu kan hij mijn tempo niet volgen. Bijna aan km 4. Daar duikt een helling op. Ik ben erop voorbereid na een grondige studie van de trainingstrack van Mario Smolders. De top lijkt recht voor ons te liggen. Om er te geraken moeten we een helling tot bijna 5% overwinnen. Ik win terrein op de lopers voor me. David Baerts krijg ik te pakken op de steilste strook. Boven draaien we naar rechts. Oef, dat hebben we achter de rug. Euh… het blijft hier klimmen. Nog zo’n 250 meter.
Dan is het echt de afdaling. Het hogere ritme geeft mijn benen precies wat tonus. De Garmin noteert 4’35” voor kilometer 6. Even een akkefietje met een loper in het oranje (van het team van winnaar Patrick Philippe?) die me weer inhaalt nadat ik hem ben voorbijgegaan. Misschien zonder het zelf te beseffen snijdt hij me plots de weg af. Ik zoek dan maar de rechterkant van de weg op en kan dan toch definitief afstand nemen. Het is aangenaam lopen in Het Hemelrijk (dat is de naam van de weg in kilometer 6). Bomen aan de linkerkant bieden wat schaduw. Het mag dan al acht uur zijn, er hangt nog veel warmte boven de betonnen paden in het Brustemse veld. Ik herken de volgende bocht naar rechts, we zijn hier vlakbij het voetbalveld. Kilometer 7 loopt in het begin weer licht omhoog. Ik kan een mooi tempo blijven ontwikkelen en haal dan toch de dame in die van in het begin van de afdaling aan km 5,2 zo’n vijftien meter voor me uitdraaft. Ik ken de jongedame al lang, van de CLPA-loop in Héron in 2015, toen nog met Gerard Thiessens. Zij is een pupil van Patrick Philippe, luistert naar de naam Ajla Topalbegovic en eindigt de laatste jaren ver voor me. Aan de bevoorrading boven neem ik nu wel een slokje. Ik heb het gevoel dat ik net mijn beste kilometer achter de rug heb.
We zijn nu weer in het dorp. De vermoeidheid kruipt in de benen (niet te verwarren met de pijn die mij de hele loop heeft vergezeld) en dat voel je dubbel op het vals plat in een woonstraat. Het beton is grotendeels voorbij. Asfalt, klinkers en gras vangen onze stappen op tijdens de doortocht in het dorp. Hier staan ook weer mensen langs de weg. Ze hebben hun huizen verlaten om ons aan te moedigen… correctie, om naar ons te staren. Wil Jos Biets of een van de mij onbekende organisatoren de Brustemnaren eens in de oren fluisteren dat sommige (de meeste) lopers wel eens graag een aanmoediging krijgen? Net voor de achtste kilometer worden we rechts een graspad op gestuurd langs en in een perenaanplanting. (Het kunnen ook appelen geweest zijn.) Het is wel aanpassen, kilometerslang harde ondergrond en dan plots zacht en hobbelig gras. Een betonvreter als Wim Meyers heeft ook even moeite om een stabiele tred te behouden. Nu, de parcoursbouwers in dit deel van Limburg houden wel van de afwisseling beton-gras en leggen deze variatie graag in hun omlopen. Ook in de volgende twee kilometer zullen we niet doodgaan van verveling door een voorspelbare route. Opnieuw even op een woonstraat, dan richting voetbalveld. We ronden het terrein van Brustem VV (eigenlijk KVV Zepperen-Brustem) eerst op grind, dan weer op gras. We zijn nu vlakbij de finish maar er wacht nog een rondje door het centrum van Brustem. Goed gevonden wel, die kronkels na de strakke lijnen van de eerste wedstrijdhelft. Het vervolg van de loop voelt aan als een bezoek aan Brustem. Dat zal ook wel de bedoeling zijn… Aan de botsautootjes linksaf (het is daar kermis als je het zou vergeten zijn), Dan over een fraai wandelpad in klinkertjes dat zich rond de gerestaureerde Eucheriuskapel slingert. Van het romaans zaalkerkje uit de twaalfde eeuw brengt de smalle Kapelhof ons naar de dorpsstraat. We steken over aan km 9,3. Toeschouwers genoeg daar, applaus afwezig (maar misschien hangt het van mij af). De lussen in de smalle straatjes bevallen me wel maar de klim tussen de kerk links en de burcht rechts daarachter herinnert me eraan dat ik er al 9 kilometers in een strak tempo heb opzitten. Marie-Paule heeft zich hier geposteerd en vuurt me nog even aan voor de laatste kilometer. Dit verhaal is al te lang maar ik wil de onwetende lezer (die ik ook zelf ook was tot ik dit verslag begon) niet onthouden dat de burcht, “de donjon”, in 1170 door de graaf van Loon is opgericht als versterkte voorpost tegen de stad Sint-Truiden. De verdere geschiedenis van het bouwwerk is ook lezenswaardig, meer dan het verhaal van de 87ste in de Burchtloop van 2019. Maar beste lezer, toch bedankt voor uw doorzettingsvermogen. Nog even geduld, het einde is in zicht.

Brustem 3


Door een weide waar men een passage door het hoge gras heeft vrijgemaakt voor de lopers. Prima werk van de organisatie. Dan een nieuwe passage door het groen maar ditmaal op betonplaten. Het pad is naar mijn bescheiden oordeel wel aan renovatie toe. Het valt op na de doortocht daarnet. Naar rechts, opnieuw op het gras. Verwonderlijk hoeveel groen hier nog te vinden is in het dorpscentrum. Hoe dan ook, versnellen kan ik niet meer maar ik zie dat ik een ruime voorsprong heb op de volgende loper. Dat is nog altijd Ajla, als ik me niet vergis. We komen nu weer uit aan het einde van de “groene lus”. Links ligt het oude gemeentehuis dat ik ook bij de verkenning heb opgemerkt. Achter de volgende hoek ligt de weg naar de finish. Intussen zie ik de loper voor me voortdurend achterom kijken en druk gesticuleren. Na enige tijd heb ik door dat de man in het grijs Valère Sauwens is, een voormalige topper in het circuit. De Truienaar wil mij blijkbaar aanporren om hem in te halen. Ik doe dat noodgedwongen in slow motion maar de laatste rechte lijn op Brustem-dorp (dat is de naam van de straat) leggen we samen af. Kijk, wie we daar hebben. Rechts herken ik twee kennissen van een van mijn vorige levens. Andrea en Richard volgen de esbattementen vanop hun stoep. Ik zal hen achteraf met Marie-Paule nog gaan groeten. Nog enkele meters naar de Jogging Plus-boog. Valère duwt me nu zelfs naar voren. Als de jury dat maar niet gezien heeft, of ik word gedeclasseerd. Jos Biets brengt me op de hoogte van mijn categorie-uitslag. Uiteindelijk beperk ik de achterstand op Roland tot minder dan een minuut. Enkele meter achter de streep staat luxe-verzorger Wim Meyers klaar met een drankbekertje. Die heeft, zoals in Borlez, ook weer tien minuten op mijn aankomst moeten wachten. Ik eindig ook precies op dezelfde plaats als in Borlez. Mijn kilometergemiddelde ligt een fractie lager. Dat klopt dan weer perfect met mijn gevoel dat het hier een tikkeltje minder was dan in de vorige Hesbignonloop. Enfin, de kennismaking met Brustem als nieuwe locatie is een meevaller geworden.
Een vlotte prijsuitreiking, deskundig geleid door een tweetalige speakerin, een gezonde (en zware) prijs voor de podiumlaureaten – twee kistjes fruit, appelen en peren – goede livemuziek en een aangename ambiance kleuren de avond. Het weer hebben ze in Brustem mee, maar dat hebben ze voor hun eerste loopevent zeker verdiend. En dankzij Roland Vandenborne heeft Peter Berinckx vanavond ook wat langer uitgaanspermissie voor hij weer in de Tramstraat in Riemst wordt verwacht.

(Foto 1: Marie-Paule breidt haar actieradius uit. Foto 2 van Nadine Claessens: In een groepje in het begin van de wedstrijd. In het wit achteraan Jean-Marc Thonon, Hesbignon-official. In het geel, helemaal achteraan: Richard Driesen. De glimlach wijkt nooit van zijn gezicht. Foto 3 van Louis Maréchal: Wim Meyers, nog fris in de finale.)

Mont-Dison (Challenge L’Avenir)

zon 23/06/2019 11u * Mont-Dison (Challenge L’Avenir) * 9,1 km * 00:47:42 * 11,5 * 75/168 * 1/3 * ♥♥♥♥

Er is wel een hittegolf aangekondigd maar eenmaal een wedstrijd aangevinkt op mijn agenda, laat ik me niet snel afschrikken door de elementen of andere ongunstige voortekenen. Dus zijn we om negen uur onder een stralende zon op weg naar de Ardenne bleue. Mijn ontbijt heb ik gewoontegetrouw al van vier uur voor de start achter de kiezen, mijn strek- en rekoefeningen heb ik een uurtje geleden afgewerkt. 40 minuten later hebben we onze bestemming al bereikt. We zijn zelfs de wegafsluitingen voor en betreden als eersten de inschrijvingsruimte in het schooltje van Mont. Zelfs voor de dames-inschrijfsters ter plaatse zijn. Er is nog een vroege vogel, Harry Hamers van Simpelveld. We hebben dus ruim de gelegenheid om door te bomen over de andere passie van Harry, vintage sportauto’s. Dit keer is hij hier met een twintig jaar oude Audi. Zijn twee nog oudere Porsches staan thuis op stal. Hij heeft nog een vierde oldtimer maar het merk ben ik intussen weer vergeten. En natuurlijk nog een splinternieuwe Mercedes. Die hem vorig jaar in Montzen in de steek liet. De boosdoener was de “clé” zoals de Franstalige pechverhelpers Harry probeerden uit te leggen. Maar wat is in godsnaam een “clé”, vroeg Harry zich af. Enfin, hij is toch weer thuis geraakt en is nog altijd een vaste bezoeker van de Avenir-lopen …en de Rur-Eifel-Volkslauf-Cup in de Duitse grensstreek.

Mont-Dison 1


Mont is een gehucht van de gemeente Dison, even ten noorden van Verviers. Marie-Paule heeft bij haar verkenning gelezen dat Mont in het verleden eigenlijk belangrijker was dan Dison, nu een knooppunt in de industriële as van de Vesdervallei. Ik zal me hier verder alleen met het heden bezighouden. En dat heden is warm en zwaar heuvelachtig.
Ik loop in op de dorpsstraat die van hieruit in dalende lijn loopt, richting Dison. De weg stort zich als een waterval naar beneden, zo lijkt het. 15% op de rijweg, nog steiler op het smalle straatje dat ik insla. Hier ga ik dadelijk weer naar boven, zij het in trapjes, lopend en wandelend. Gelukkig passeert het parcours hier niet. Van de Openrunner-track heb ik ook al kunnen afleiden dat de steilste hellingen op het parcours onder de 10% blijven. Een mens leert relativeren. In elk geval heb ik al een idee van de uitdagende hellingen die ons te wachten staan. Dat verandert overigens niets aan de voorzichtige aanpak die ik in gedachten heb. Zoals in Theux, met een gelijkaardig parcours onder vergelijkbare omstandigheden, wil ik hier ook uit de rode zone blijven. Hoewel ik daarnet Roger Dosseray heb zien inlopen en dus dubbel voorzichtig moet zijn om me niet tot uitspattingen te laten verleiden. Ik heb de pijl in de laatste bocht slechts enkele minuten voor de start ontdekt en kan de slotkilometer dus niet meer volledig verkennen. Wat er voor het asfaltweggetje ligt zal ik tijdens de wedstrijd zelf moeten ontdekken.
Het is tijd om eraan te beginnen. We lopen het dorp uit in noordelijke richting, dat wil zeggen licht stijgend. Ik ga rustig van start, zoekend naar vrije ruimte en met een half oog Roger in de gaten houdend die ik dus al meteen in het vizier heb. Na 600 meter slaan we rechts af: het dorp ligt nu achter ons, de weg wordt nu een grindpad. Ik zit hier vast in het gedrum en moet ik even inhouden tot ik in een steile afdaling voorbij een groepje met Magali Beauwens kan. In een valleitje tussen de weiden kom ik in het spoor van Roger. Brahim Gharbi blijft hier snel achter. Ongeveer halfweg de klim van een kilometer tussen de 5 en de 10% ga ik voorbij mijn collega-veteraan 4 die toch nog even tegenspartelt en me opnieuw voorbijgaat. Maar op de top in een buitenwijk van Andrimont waar we linksaf draaien heeft Roger een kloofje moeten laten. Even een afdaling tussen de huizen maar in de verte zie ik de volgende klim al liggen. De betere lopers hebben al ruim de tijd gehad om een plaatsje voor mij in te nemen in het peloton, in de eerste kilometer en op helling die we daarnet hebben genomen. Vanaf hier zijn ze op de vingers van een hand te tellen, de collega’s die mij nog inhalen. Ik begin nu op mijn beurt plaatsen goed te maken. Hoewel ik Roger toch nog een poging hoor ondernemen om korterbij te sluipen. Ik laat me niet opjutten en blijf op het tempo dat mij het best ligt. Uiteindelijk ziet Roger zelf het nutteloze van zijn inspanningen in. Voorbij een hoeve tussen de weiden houdt het asfalt weer op en komen we op het onverhard terecht.

Mont-Dison 2

Dat blijkt een traditionele veldweg te zijn, zoals die vroeger ook in onze streken voorkwamen voor de ruilverkaveling en de bijhorende betonnering toesloeg. Er liggen drie sporen ter beschikking van de loper. Twee op aarde, een op gras. De ene al smaller en hobbeliger dan de andere. Ik spring van het ene spoor naar het andere maar vind nergens mijn gading. Er zit zelfs een kort modderstukje tussen. Van tempo maken is hier geen sprake en al zeker niet als het op het einde ook nog omhoog gaat. Dat is al de vijfde helling van de acht, en ertussenin zeven afdalingen en dat allemaal op 9 km. En vlak? Euh, dat is er niet. Aan km 4,4 zijn we eindelijk af van die vervelende veldweg. Ik neem een bekertje aan bij de bevoorrading. Eén. Een tweede zou welkom geweest zijn om mijn spons mee te bevochtigen. Mijn schedel moet het stellen met een miniem laagje water. Ik had hem al opgemerkt tussen de supporters die zich hier in de bocht en aan de rand van de bewoonde wereld hebben opgesteld, veteraan 5 (vijf, dat is 80+) Louis Schmetz. Dit weer is wel wat te extreem om zelf mee te rennen en dus komt hij ons “courage” toewensen in zijn gemeente Thimister. “Allez les vétérans” klinkt het als ik de weg neem aan de rand van de “zoning” Les Plénesses. Ik zie heel wat nieuwe bedrijven rechts van me. Jammer dat die weer een hele hap ruimte innemen in een van de mooiste landschappen van ons landje. We hebben nu een rechte asfaltstreep voor ons. Een kilometer lang vals plat omhoog. De hitte is nu goed voelbaar, ik kijk al uit naar de volgende bevoorrading om mijn spons te kunnen gebruiken. Maar ik moet nog twee kilometer geduld hebben. Nochtans kan ik een mooi tempo blijven ontwikkelen. Ik haal een juffrouw in het zwart in die verkoeling zoekt door haar shirt omhoog te trekken tot een soort bikini. Bikini of niet, ik ga voorbij. We verlaten het plateau via een felle afdaling in een bebouwde zone, ergens tussen de weiden. Ik zie de lopers voor me (en voel mezelf) remmen op de voorbenen, zo steil gaat het hier naar beneden. Ik laat de remmen net voldoende los om wat meer vaart te maken en nader zo snel op een groepje voor me. Bij hen een dame, ook al in het zwart, en een veteraan 1 (vermoed ik) met bruin verbrande kale schedel. Hier en daar staan de mensen voor hun huizen. Ze sparen hun aanmoedigingen niet, helaas wel hun water. Een donkere passage op een smal pad in een bosje geeft ons wel wat beschutting tegen de zon maar de hitte heeft zich hier intussen ook geïnstalleerd. Ik troost me dan maar met de gedachte dat de lopers het straks in de Hoeselt Run nog moeilijker zullen hebben. (De temperatuur is tegen drie uur nog met zo’n vijf graden gestegen.) We zijn al ruim aan km 7 bezig als ik dan toch een drankpost ontwaar. Die is wel volledig geëquipeerd. De mevrouw aan de post is zo vriendelijk mij te wijzen op een grote emmer water waarin ik mijn spons kan deppen. Ik geniet even van de verfrissing en zet mijn weg verder.

Mont-Dison 3


Daar is de zoveelste klim van de dag, de op een na zwaarste volgens Openrunner. In de eerste meters sluit ik aan bij Armelle Muylkens, een Espoir Fille, ook al in het zwart en de blonde senior “Jack” in een groen voetbalshirt. Die Jack op zijn trui is een verengelsing van zijn naam Jacquinet. Bertrand met de voornaam. Op een rotonde te midden van het groen is het zoeken naar de juiste richting. De signaalgeefster heeft het even te druk om een autobestuurder de juiste weg op te sturen. Links, zegt Armelle. Natuurlijk, denk ik, de steilste kant op. 10% alstublieft, maar ik blijf mijn jonge gezellen toch voor. Op de top meldt een mijnheer me dat ik waarschijnlijk de eerste van mijn categorie ben. Wie kent mij hier, vraag ik me verbaasd af. “Dernière boucle” moedigt me de signaleuse aan rond km 8. Bedankt mevrouw, ook al omdat u hier meer dan een uur voor ons in de brandende zon wilt staan. Ik heb geen idee wat die laatste lus inhoudt. Zoals gezegd, heb ik dat gedeelte niet kunnen verkennen. Het blijkt een grote weide te zijn. Een grasvlakte eigenlijk met hier en daar afgemaaide stroken en een lang wapperend lint. Dan hadden ze het in Brustem beter voor elkaar. Een boer is op zijn hoge tractor het gras nog aan het maaien. Is dit wat men noemt de Waalse slag? Ik moet tot twee keer inhouden en roepen “par où?”. Gelukkig weet Armelle achter me wel raad en kom ik dan toch juist uit, zonder mijn positie te verliezen. Hoe dan ook, op de hobbelige zoden en op een nieuwe klim vanaf km 8,5 zit een eindspurt er niet meer in. Daar is het asfalt. Vanaf hier heeft het parcours geen geheimen meer voor me. De smalle weg maakt nog twee kronkels voor de laatste bocht en de ultieme klim. Ik hoor het applaus van de supporters. Tussen hen ook Marie-Paule maar haar heb ik niet gezien, geconcentreerd als ik ben om na de bocht meteen de rechterkant van de weg te kiezen, in de schaduw. Ik hou goed stand tegen het achteropkomend jong geweld en eindig onder de 48 minuten, goed voor een gemiddelde van 11,5 per uur. Dat durf ik op dit parcours in deze omstandigheden als zeer verdienstelijk te bestempelen.
Voorbij de finish zoek ik snel de schaduw op langs de school. De meeste deelnemers liggen hier languit op het wegdek te bekomen van de inspanningen. Een juffrouw van de drankentafel heeft de goede ingeving om met de schaal sinaasappelpartjes rond te gaan tussen de zwetende lijven. Dan een ijskoude douche – overigens de enige keuze – en zo komen we ook weer zwetend uit de kleedkamer. We zoeken de koelte op onder het houten afdak van het schoolpleintje. Ik zie dat de voorgevel dateert van de negentiende eeuw. In 1870 was de Ecole des Garçons in de linkervleugel netjes gescheiden van de Ecole des Filles. De binnenruimte is volledig gerenoveerd. Dit is zelfs het mooiste schoolinterieur dat ik op mijn Waalse omzwervingen al heb gezien. En ik mag binnenkort nog meer moois zien: twee musea. De gratis tickets heb ik net op 47 minuten verdiend .

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Toch 168 moedigen aan de start. Foto 2: Marie-Paule heeft altijd oog voor een mooie voorgevel. Foto 3: Laatste bocht.)

Film Hoeselt Run

Hoeselt Run 2019

Klik op de foto voor de video.

Nieuwerkerken Kermisloop

maa 01/07/2019 20u30 * Kermisloop Nieuwerkerken * 9,3 km * 00:45:37 * 12,2 * 56/81 * ?/? * ♥♥♥

Het tropische weer van de laatste dagen heeft mijn wedstrijdplanning overhoop gehaald. De voorziene zondagwedstrijd heb ik overgeslagen (de organisatoren zelf trouwens ook want ze annuleren de wedstrijd) maar gelukkig biedt het begin van de vakantie en de kermis in Nieuwerkerken een alternatief. De loop begint pas om halfnegen ’s avonds, bovendien heeft het kwik vandaag een duikje genomen. En zo komen we ook eens in de westelijke contreien van onze provincie. Kortenbos, Wijer of Kozen, het is al jaren geleden dat we daar nog eens zijn geweest. Zes jaar, om precies te zijn, bij mijn vorige deelname.

Nieuwerkerken 1


De kermisloop heeft dus standgehouden ondanks het verdwijnen van de Haspengouw Challenge. Maar moet het nu stellen met slechts een tachtigtal vertrekkers in de lange wedstrijd. Een aantal getrouwen van het Zuid-Limburgse circuit, voorts veel lopers die mij onbekend zijn. Met moeder en dochter Linda en Ianthe van Millen zijn we met zijn drieën uit Riemst. Wie zei daar dat de kermis duur is? De loop alleszins niet. In Nieuwerkerken houden ze het bij een bescheiden 5€. Of de korte loop nog goedkoper is, weet ik niet. Wel in overeenstemming met de jammerlijke Limburgse (en Vlaamse) traditie is de indeling in leeftijdsklassen. De oudste klasse is hier zelfs 40+. Ik denk nochtans dat de vijftigers en ouderen hier in de meerderheid zijn. Ik heb overigens het vermoeden dat ik hier net niet de oudste ben. De man in het rood lijkt me nog enkele jaren meer op de teller te hebben. We zullen hem later in het verslag nog tegenkomen.
Iedereen wacht ogenschijnlijk ontspannen op de start. Speaker Rik Donders brengt er dan maar wat spanning in en telt de minuten en zelfs de seconden af voor de start. In die eerste honderd meter voel ik me net een oud mannetje. Nu ben ik dat ook stilaan, maar eens voorbij de kermistenten komen de benen dan toch op gang. Ik word meteen overspoeld door een golf lopers die achter me vertrokken zijn. En zo neem ik nu de eerste bocht na 180 meter in het laatste derde van het peloton. Dat zal wel ongeveer mijn plaats worden in het klassement. Verder reiken mijn ambities niet vanavond. Ik verdom het om me leeg te lopen tegen het jonge geweld. Ik ben wel in het spoor gekomen van Ianthe Bauduin en hoop dat ik het tempo van mijn gemeentegenote in de volgende ronden kan aanhouden. Km 1,5. Daar zijn we al aan de laatste rechte lijn naar de finish. Van de eerste ronde wel te verstaan. Hier wachten onze supporters ons op. In de bocht hoor ik aanmoedigingen van Rosette, lerares Frans, voor een oud en een toekomstige leraar/lerares Frans. Voor een slechte verstaander, dat zijn Ianthe en ik. Raf Bauduin, vader van, steekt de duim op als we tussen het podium en een kermistent passeren. Marie-Paule heeft zich nog wat verderop geposteerd. Wie een hogere cadans dan 12 km/uur aan kan of wil is ons dan al voorbij en zo liggen de posities na 9 minuten al min of meer vast. De blonde Liesbeth Vanneste van Bilzen – en blijkbaar een bekende van Ianthe – is ons een kilometer geleden gepasseerd. Nog vier ronden. Voor een totaal van 10 km. Maar de ronde blijkt net iets te kort om dat totaal te halen. We blijven rond de 9′ in de tweede ronde. In ons gezelschap is er al nu al enkele kilometers een jongeman in een rood shirt. Ons tempo lijkt Jasper Brien ook wel te bevallen. Hij is uit Gingelom, antwoordt hij me op mijn vraag of hij soms van hier is. Zijn naam vraag ik hem na de finish, “voor het verslag” zoals dat dan heet. Ik laat Ianthe meestal het tempo aangeven. In de derde ronde krijgt ze het wat moeilijker. We verliezen een twintigtal seconden. Er is intussen ook beweging achter ons. Er klinkt belgerinkel. De eersten zijn in aantocht. Twee man stormen ons voorbij, Jonas Permentier en Michiel Vanholst. Het is nog een halve kilometer wachten op Chriske Wouters.

Nieuwerkerken 2


We zijn al over halfwedstrijd. Het parcours zit nu gebeiteld in het hoofd en de benen. Voorbij de streep een lichte klim van 400 meter, dan een lichte afdaling op asfalt en nog een bultje van een goede 100 meter. Het middenrif bestaat uit een reeks scherpe en smalle bochtjes, op en af over boordjes en dwars over een groen strookje in een woonwijk. Dan een doortocht op het grind langs het voetbalveld en een chicane voor de bevoorrading. Die 500 meter halen het tempo willens nillens naar beneden, ook al blijven we goed rondwentelen. Dan een rechte streep naar het centrum, weer lichtjes oplopend. Die kronkels zaten er vorige keer niet in. In de vierde ronde krijgen we de juffrouw voor ons, Ilse Vandenborne, weer in het vizier. Ik pep Ianthe op: “die kun je inhalen”. Maar ik maan haar toch aan nog even in te houden op de eerste helling op de Kloosterstraat en het volgende bultje op de Tijlozenstraat af te wachten. We maken eerst nog plaats voor een groepje snelle jongens dat ons hier dubbelt. Ilse kraakt zoals voorzien op het tweede trapje van de klim. Merkwaardig genoeg heb ik het nog het moeilijkst op het vlakke strookje naar de bochtenzone. Voor het overige heb ik het perfecte (doorgedreven) trainingsritme te pakken, met dank aan Ianthe die de kilometers zonder verpinken afmaalt. Ook bij de voorlaatste passage aan de streep staat Raf Bauduin stipt op zijn plaatsje, Marie-Paule lijkt verdwenen tussen de kermisgangers. Jasper Brien, onze gezel van de vorige vier ronden, heeft intussen het hazenpad gekozen en zal 5 plaatsen en 30 seconden voor ons de streep bereiken. Voor de vijfde keer over het hobbelige grasperk van het huis in de eerste bocht – opletten dat ik hier niet struikel over de stoeprand – en weer de Kloosterstraat naar boven. Hier hangt de hitte van de voorbije dagen nog. Die mij overigens vanavond niet in het minst heeft gehinderd. Op weg naar de sporthal, boven, waait er zelfs een verfrissend briesje. Die eerste glooiing ligt mij overigens heel goed vanavond, beter dan vijf jaar geleden. Maar toen ging ik wel voluit. De ongelijke ondergrond en de kronkels in het “labyrint” zorgen weer voor wat irritatie aan mijn rechtervoet. Met de finish in zicht begint Ianthe het tempo op te drijven. Intussen verliezen we nog twee plaatsen aan dubbelaars. De laatste die ons te grazen neemt is Gert Moermans van Tongeren. Maar kijk, we dubbelen zelf ook een deelnemer. De (oudere?) man in het rood die ik voor de wedstrijd had opgemerkt. Zijn leeftijd en naam blijven voorlopig een raadsel. Ik neem nog een slokje aan de drankpost waar de dames en de heren bevoorraders al drie kwartier continu bekertjes aanreiken. Door de voortdurende passage van lopers op het korte rondje hebben ze nog geen minuut rust gehad. Bedankt voor de moeite! De muziekband in de tent voor de sporthal geeft nog altijd en nog feller van jetje als we voor de laatste keer de bocht nemen naar de finish. Ianthe heeft nu al haar duivels ontbonden en ik moet mijn benen pijnigen om te kunnen volgen. Zo blijven we net de eerste dame voor. Sonja Vernikov, een Duitse – van Russische origine, neem ik aan – stond op het punt ons te dubbelen. Tweede bij de dames is overigens de Alkense Martine Sobkowiak, ook bekend van de Hesbignon-wedstrijden en -verslagen. Met een tijd van 45 minuten op wat uiteindelijk 9,3 km blijkt te zijn heeft Ianthe er een mooie wedstrijd op zitten en heb ik een pittige training afgewerkt op een aangenaam rondje. Het prettige gevoel zorgt voor het derde hartje.
Na de douche trekken we nog even terug naar de kermis. Linda, Ianthe, Katrien (mevrouw Gert Moermans) doen zich tegoed aan oliebollen. Ik opteer voor een hotdog. En savoureer nog een recuperatiedrankje, ik bedoel een pilsje, in de schaduw van de Sint-Pieterskerk. Dan is het tijd om weer naar het zuid-oosten te trekken. Dat doen we via Hasselt waar de zon net is ondergegaan…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Kermis in Nieuwerkerken. Foto 2: Op de tweede rij Jasper links en Ianthe rechts.)

The Classic Tessenderlo

maa 08/07/2019 20u * Tessenderlo The Classic * 9,7 km * 00:44:06 * 13,1 * 460/1578 * 1/4 * ♥♥♥♥

Weer een keer naar Haneffe dit weekend of een alternatief zoeken? Ook al is dat alternatief de klassieke 10 km in Tessenderlo, niet meteen het soort wedstrijd dat mij aanspreekt. Geïnformeerd bij de Mergellopers en ik kan aan boord bij Ludo Ramakers. We zijn met vieren op weg naar het Hoge Noorden. Op de achterbank reizen mee Marie-Paule en Wesley Serrano. Als supporter. Dat mag verbazen van Wesley maar de voltooiing van zijn nieuwe huis heeft het trainingsschema van mijn achterbuur de laatste maanden duchtig door elkaar gehaald of beter gezegd volledig stilgelegd. Naarmate het startuur dichterbij komt, groeit de zin om er dit keer vol voor te gaan. Dat betekent hier een goede tijd neerzetten. Een confrontatie met al of niet ingebeelde tegenstanders is niet aan de orde in het massale gezelschap dat mij voor 95% onbekend is.

Tessenderlo 1


De opwarming op de velden van Looi Sport voorspelt in het begin niet veel goeds – pijnlijke kuiten – maar de gezapige rondjes op de tartanbaan en de Finse piste brengen de benen dan toch langzaam op toeren. Ik kan er zelfs twee spurtjes uitpersen… hoewel een plotse pijn in een rugspier rechts tussen het bekken en de ribbenkast mij in vertwijfeling brengt. Zal ik überhaupt kunnen starten en vlot doorlopen? Ik zal het antwoord snel weten als over 10 minuten het startschot zal weerklinken. Ik ben met Ludo naar de startplaats gewandeld maar plots is hij uit mijn gezichtsveld verdwenen. Om een plaatsje te bemachtigen in de voorste gelederen van het peloton van 1500 man heeft hij de truc met de dranghekken uitgehaald, vertelt hij me na de wedstrijd, Maar ik hoef me hier niet eenzaam te voelen. Plots duikt Jean-Marie Haekens langs me op. Die is vorige vrijdag wel in Haneffe geweest. En even later zie ik de Trenara-meisjes Linda, Ianthe en Katrien achter me. De speaker overdondert het geroezemoes van de wachtende lopers met zijn theatrale, met een Nederlandse accentje getinte promotalk. Misschien een manier om ons de belachelijk hoge inschrijvingsprijs (voor mij 18€) te doen slikken.
Daar is het startschot. Dan is het nog een dikke minuut aanschuiven eer ik de chrono-matten passeer en de benen kan losgooien. Dat doe ik ook meteen. Die verdomde rugspier werkt in het begin nog wat tegen maar laat me daarna gerust. Ik zal er verder in de wedstrijd nog nauwelijks last van hebben. Oef! De tijd begint pas te lopen vanaf de startlijn, de uitslag wordt bepaald op basis van de netto-tijd. Nog leuker is dat ik meteen na het vertrek zonder veel zigzagbewegingen vrije doorgang heb. In de volgende kilometers zullen alleen twee onverhoedse manoeuvres van collega-lopers mij even uit evenwicht brengen. Voor het overige glijd ik soepel mee in de flow van de massa. In die eerste kilometers ga ik tientallen lopers voorbij en krijg ik zelf ook een aantal achteropkomende collega’s over me heen. Over het geheel van de wedstrijd in een verhouding 3 tegen 1, durf ik te gokken. Ik haal 3 lopers in terwijl ik zelf 1 plaatsje verlies. We zijn snel in het centrum waar we draaien en keren tussen de luidruchtige massa toeschouwers. Is Tessenderlo eigenlijk een uit de kluiten gewassen dorp of een stad, zonder ziel of karakter trouwens? Tussen de banale woon-en winkelstraten kan alleen de bakstenen reus, de Sint-Martinuskerk, mij bekoren. En het Cultureel Centrum, Het Loo. Een leuk intermezzo, die doortocht door de zaal. De fanfare (?) probeert de aandacht te vangen van de toeschouwers op de tribunes die – het kan toch niet anders – hun aandacht moeten verdelen tussen de muziek en de sport. De deelnemers aan de loop geven ongevraagd wel een bisnummer, we komen er immers nog een tweede keer door. Ik ben daarnet in downtown Looi 75-plusser Rikske Sevenants voorbijgegaan. Ik vroeg me daarstraks toevallig af of hij nog actief zou zijn. Rikske antwoordt met de benen, zoals dat heet. Hoewel het mogelijk is dat hij zijn activiteit beperkt tot zijn eigen stad/dorp.
We komen weer in de buurt van de startplaats. Dat moet dan het einde zijn van de eerste ronde. Van Wesley die het parcours als zijn broekzak kent, hoorde ik dat we eerst een kortere ronde lopen. We zijn dus nog maar een goede 3 kilometer ver. Ik heb het gevoel dat we al langer bezig zijn. Door de vele lussen en het voor mij ongewone hoge tempo. Ik ben hier echt aan een spurt bezig, dat gevoel heb ik. Hoe snel dat tempo dan wel is, daar heb ik geen idee van. Ik heb nu even geen tijd om mijn Garmin te bekijken, in de veronderstelling dat ik zonder bril, in het tanende daglicht, de cijfers zou kunnen zien. Wesley mag me verbeteren: is dit De Schans waar we tussen de bomen een minieme stijging voelen? Hier is het even wat breder en rustiger. Ik blijf lopers inhalen die voor me vertrokken zijn. Hier en daar een oudere man, die ik met plezier achterlaat. Dat plezier geldt overigens ook in het geval ik jongere mannen en vrouwen voorbijga. Geen namen, ik ken hier niemand van.

Tessenderlo 2


We zijn weer op weg naar het centrum, op Kolmen. Daar een bekende, van de Challenge L’Avenir zelfs. Henry-Marc Junker uit Verviers. Ik groet even in het voorbijgaan – een klapje op het achterwerk – en zet mijn weg voort. Hier zijn trouwens nog meer Franstaligen. Zoals “PH” Corswarem die ook wel eens zin heeft in een snel parcours ter afwisseling van de hem vertrouwde Hesbignon- en Condruzien-hellingen. Korter bij het centrum zie ik plots een turquoise-shirt van de Tongerse Marathon Club. Dat moet Anneke Royen zijn. Hoe kan ze hier voor mij uit draven? Ook bij het aanschuiven voor de start over de dranghekken gekropen, zeker? Mijn legendarische stijfheid belette mij daarstraks overigens datzelfde handigheidje toe te passen. Ik pep haar nog even op in het voorbijgaan. We nemen nu, na 5 km, niet de kortste weg naar het centrum maar slaan aan een rotonde rechtsaf. Op een brede weg in een woonwijk zie ik een zeldzaam geologisch verschijnsel in deze regio, een heuvel. 400 meter met een sterkste stijging van 2,5%. Dat is toch even naar adem happen na de vlakke kilometers op de grote plaat. Ik haal een verklede loper in, de enige die ik heb opgemerkt in de massa. Ik schenk niet te veel aandacht aan zijn outfit, daarvoor heb ik het vanavond te druk. Hij draagt wel een grote bloem onder zijn kin. “Kom op, bloempje” hoor ik een dame langs de weg roepen. Haar aanmoediging valt in de smaak van de mensen rond haar. En van uw verslaggever die haar meteen tot supporter van de avond uitroept. Na de eerste en enige helling krijgen we snel een lange afdaling. Op hagelnieuw asfalt. Ik dwing mezelf om niet even te recupereren maar de groepjes op grijpbare afstand meteen bij te benen. Daarna krijgen we weer even een bultje te verwerken in een lus van 400 meter door een woonwijk. De Garmin geeft hier zelfs 5% aan. Dat zal dan toch maar voor enkele meter geweest zijn. Op verschillende plaatsen zitten de bewoners in hun voortuintje op uitkijk voor de lange stoet sportievelingen die voor hun deur passeren. De ene bocht volgt hier de andere op. Maar zelfs een houterig type als ik glijdt er zonder moeite doorheen. Er liggen hier geen stoepranden of diepe gootjes. Het valt me trouwens op dat elke mogelijkheid tot het afsnijden van bochten onmogelijk is gemaakt door dranghekken. De organisatie is trouwens perfect. Daar is kilometer 8. Dat stel ik achteraf vast. Kilometeraanduidingen zijn er niet. Is het budget op, misschien? Weer door het centrum en de metersdikke hagen toeschouwers. We kunnen weer proberen de “flosj” te pakken. Een commercieel fantasietje van een handelaar, als ik de stem uit de luidspreker goed heb begrepen. Ik laat me niet afleiden en stoom door. Te midden van het gewoel hoor ik mijn naam roepen. Het is Wesley, net voor de muziekzaal. Marie-Paule heb ik daarstraks in de eerste ronde in de buurt van de kerk achter een bocht opgemerkt. Ze zijn op post, de supporters. Daar waar ik een wat ruimer uitzicht heb, speur ik in de groepjes voor me nog eens naar een geel fluovest in de hoop alsnog een glimp van Ludo op te vangen. Een fluovest zie ik wel, maar Ludo zit er niet in. Nog een laatste rechte streep, onder een boog door, voor we aan het Total-tankstation de laatste kilometer aanvatten. Mijn furieuze eerste wedstrijdhelft begint door te wegen. Ik moet niettemin maar enkele seconden inleveren en blijf plaatswinst boeken. Ook al draait hier alles om de eindtijd, een concurrent inhalen geeft altijd een mentale boost. Er hangt een helikopter boven ons. (In Tessenderlo worden traditioneel helikoptervluchten aangeboden.) De speaker, die van het vertrek, doet er nog een schepje bovenop. “Beste lopers, u bent rechtstreeks in beeld op Sporza” klinkt het door de luidsprekers. Bovenop de inschrijving voor de loop krijg je er in Tessenderlo ook nog gebakken lucht bij voor 18€.
Nog een halve pisteronde. Aan een fladderende reclamecilinder volgt een kladje bekende en vooral snelle jongens ( genre Wim Meyers en Christophe Roosen) de finish van de honderden collega’s die nog enkele meters voor de boeg hebben. Een scherpe bocht naar rechts naar het grasveld in het midden leidt de laatste rechte lijn in. Ik pers er nog even een kramikkig spurtje uit. Van mijn tijd heb ik op dat ogenblik geen benul. Ik doe een beroep op de jonge ogen van Wim Meyers om mijn tijd van de Garmin af te lezen. Onder de 45 minuten op een afstand van (toch weer geen) 10 km. De snelste tijd van de laatste vijf jaar? Toch niet. In de Kerstrun in As, al een goede vier jaar geleden, haalde ik nog een hoger gemiddelde, toen zelfs op bijna 15 km. De weersomstandigheden waren ideaal, dat wist ik vooraf. Maar mijn motivatie en mijn redelijk soepele benen hebben mezelf verrast. Ludo is een dikke minuut voor mij over de streep gerend, goed voor bijna honderd plaatsen voorsprong. Hij verbetert zijn besttijd uit 2012. Ik doe ook een dikke hap af van mijn tijd uit mijn vorige deelname (2016), toen weliswaar niet in hoogste versnelling. En eindig ruim in het eerste derde van het deelnemersveld. Die uitslag toont overigens aan dat de Waalse wedstrijden – waar ik me meestal moet tevreden stellen met een plaats in de eerste helft – een degelijk niveau hebben. En kijk, Chronorace is dan toch zo vriendelijk geweest een rangschikking op te maken per leeftijdsklasse.
Na de neveldouche waar ik onder meer de snelle Jules Crouzen tref, vinden we onze fans merkwaardig snel en gemakkelijk terug in de krioelende menigte aan de sporthal. En begeven ons dan nog even naar het centrum en de kermis. Dat zijn vandaag en waren de voorbije drie dagen synoniemen in Looi. Een uurtje later sluiten we de uitermate geslaagde sportieve uitstap af. Het zal nog tot halfdrie duren eer de adrenaline in mijn lijf is verdampt. De spierpijn in mijn rechterflank die opnieuw de kop heeft opgestoken nu het lichaam is afgekoeld, vergalt ook nog de rest van mijn nachtrust. Maar de volgende dagen zal ik ruim de tijd hebben om te herstellen …en te genieten.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: The Classic, een begrip in het Belgische joggingwereldje. Foto 2: In het stadscentrum, tussen de kermiskramen. In de tweede ronde, te oordelen naar de ruimte tussen de lopers.)

Wonck (CLAP)

zon 14/07/2019 10u30 * Wonck * 9,8 km * 00:46:43 * 12,7 * 32/137 * 1/3 * ♥♥♥♥

Ik had vandaag de start van de geplande wedstrijd ook lopend kunnen bereiken. Wonck (Wang in het dialect) ligt op trainingstempo zo’n uurtje van thuis. Ik heb het een maand geleden nog proefondervindelijk kunnen vaststellen. Vanaf het Haspengouwse plateau ben ik zo in mijn geliefkoosde Jekervallei waar de hellingen en de rustige paden en wegen zowel in de winter als de zomer uitnodigen tot gezonde ontspanning. De dorpjes in de vallei wedijveren met elkaar in het organiseren van joggings. Ik tel op de kalender niet minder dan vier loopwedstrijden in de zes Waalse Jekerdorpen van Tongeren tot Kanne.

Wonck 1

Voor hun derde editie hebben de organisatoren toch meer dan 200 looplustigen (in de twee wedstrijden) weten te verleiden. Vele anonieme “zondagslopers” voor deze jogging familial, Maar ook een aantal bekenden uit Zuid-Limburg en het Luikse. Er is immers zo goed als geen concurrentie in de (verre) omgeving. Zelfs Pascal Van Marcke en Chriske Wouters hebben de weg gevonden naar de Jekervallei. Het podium is meteen al ingevuld… op de eerste plaats na. Die is voor senior Olivier Remacle. Hij ging zo snel dat Pascal en Chris dachten dat hij voorop liep in de 5km.
Het is om halftien nog stil in de Rue Sudrain. Maar één vroege vogel is wel al komen aanvliegen, vanuit Laakdal. Het is Luc Lenaerts. Gezondheidsproblemen hebben de geboren Genkenaar enkele jaren uit competitie gehouden. Nu wacht hij met bang hart af hoe de vernieuwde kennismaking met de heuvellopen zal uitpakken. Ik zal dadelijk in mijn verslag op zijn vraag kunnen antwoorden. Ik heb het parcours bekeken op een filmpje maar ben niet echt wijzer geworden van de schokkerige en bovendien versnelde beelden. In elk geval, het zou me verbazen dat ik nog zou verbaasd worden door onbekende paden. Ik warm nog even op met Jean Tempels. Die heeft toch ook gekozen voor de verplaatsing op vier wielen. Met zijn grappig VW-busje vanuit Glons (Glaaien), hier enkele kilometer meer westwaarts. We staan nog wat te lummelen voor de start. Naast me wacht ook Luc Hilderson, nog niet op niveau, sinds hij met de heup sukkelt. Maar waar is zijn jeugdvriend Claude Herzet? De besnorde versie van het broederpaar Herzet, Guy, staat hier enkele meter voor me. Plots schieten de eersten naar voren en beseffen we dat de wedstrijd op gang is geschoten. Geschoten? Beslist niet, de meesten zijn even verrast als ik. Na een vijftigtal meter spurt Marc Lenaerts langs me door. “Zo ga ik niet kunnen winnen” roept Bakkertje me toe. Die is ook weer in competitie na jarenlang gesukkel met de spieren. En hij doet dat zoals we van hem gewend waren, fanatiek. Zo fanatiek blijkbaar dat hij later in de wedstrijd uitglijdt, wat tijd verliest – toch achttiende met een gemiddelde van 4’20” per km – en na de wedstrijd de organisatie verplicht op zoek te gaan naar een EHBO-verbandkist. Maar ze hebben wel een mooie pleister gevonden. De eerste anderhalve kilometer is vlak. Daarin zitten zo’n 300 meter op de Rue du Pierreux. Niets bijzonders voor de lezer, wel voor mij want dat is nu een korte strook waar ik nooit kom op training. De eerste kilometer in 4’33”. En de tweede in 4’39” maar daar begint het op het einde al lichtjes op te lopen. Met andere woorden, ik heb niet bepaald getreuzeld in die aanvangsfase. Ik voel me overigens lekker. De onwillige rugspier die me al de hele week hindert op training en in mijn dagelijkse bezigheden trekt nog wat tegen maar zal me verder geen parten meer spelen. Op de Rue Large Voie ben ik voorbij Ianthe Bauduin gegaan – ze wordt derde dame op de korte afstand. Ik haal ook Sophie Maurage in, de blonde paardenstaart die ook in de Avenirlopen wel eens in mijn buurt wappert. Ik ben hier op bekend terrein. Dan ken je niet alleen elk plooitje in het reliëf maar ook elke hond die het domein van zijn baasje bewaakt en dat met luid geblaf aan de passerende jogger bekend maakt. Ik wacht dus op het welkomstgeluid aan de rij huizen in de Rue de Hallembaye maar het blijft stil. Heeft het beest geen zin in overwerk of hangt het toch van mij af? We draaien linksaf en krijgen het eerste vals plat te verwerken. Links ligt Wonck, rechts dagen de hellingen ons uit voor een fikse klim. Maar de parcoursbouwers van deze jogging familial houden het gezellig en laten ons straks naar links afdraaien. Deze strook op asfalt ligt me niet echt. Ik probeer toch tempo te maken, te meer omdat ik Nicolas Bynens in het vizier heb gekregen. Dat verwondert me niet echt want Nicolas heeft de laatste weken moeten inbinden vanwege een hamstringblessure. Het vals plat gaat over in een pittige, zij het korte uitloper. Dat is meteen de bocht naar de vallei. In de afdaling ligt wel eens een sympathieke hond in de zon te soezen maar die is er vandaag ook al niet, de zon niet en de hond niet. We steken opnieuw de Grand Route over. Zoals daarnet, na 600 meter. De politie van de zone Basse-Meuse waakt. Tussen de rode huizen van een verkaveling door (waar moeder Herzet woont, als ik de uitleg van Claude goed heb begrepen), dan tussen de weiden naar de Via Jecora. Op keien van allerlei grootte en dikte die ik bij manier van spreken persoonlijk ken maar die mij nu op wedstrijdtempo toch flink op de zenuwen en de voetzolen werken. Ik heb Nicolas ingehaald en ben benieuwd of hij een poging zal doen om mij te volgen. Zijn loophouding verraadt alleszins dat hij het vandaag meer van het karakter dan van de souplesse moet hebben. De Via Jecora dus, de weg van (langs) de Jeker, is een toeristisch fietspad van Tongeren tot Kanne. In Wallonië hoort het bij het Ravel-netwerk. Nicolas moet me laten gaan. Na de finish lacht hij dat de eerste bij de veteranen 3 (hijzelf) de primus bij de veteranen 4 moet laten voorgaan. Vat het maar niet te ernstig op, de tijd dat ik Nicolas nog echt kon kloppen ligt al lang achter ons. (Maar ik heb er nu nog wel plezier van…) De man van de Juprelle Joggingclub was bovendien nog zo vriendelijk mijn prijs van Kin (Challenge L’Avenir) van twee en een halve maand geleden mee te brengen. We slaan gelukkig niet links af achter het piepkleine Jekerbruggetje. De smalle passage langs de Jeker, bovendien ongelijk en doorsneden door heel wat boomwortels, zou me heel wat tijdverlies en tandengeknars hebben opgeleverd. Het is zondag en vakantie, het is dus druk op het fietspad. Wielertoeristen, gelukkig geen grote pelotons. En wandelaars. Die zijn bezig aan een wandeltocht die hier ook ergens in de omgeving is gestart. De “cohabitation” tussen fietsers, joggers en wandelaars verloopt vlekkeloos. Terwijl ik voorbij de wandelaars laveer en de fietsers hetzelfde doen met mij, richt ik mijn blik op het groepje voor me. Daar heb ik een rood shirt en een witte broek opgemerkt. Die omhullen de grote gestalte van Luc Lenaerts. Het zou wel prettig zijn als ik mijn kennis van onder meer enkele Condruzien-wedstrijden zou kunnen inhalen. Voorbij de Moulin de Broukay naar het viaduct waar de eerste huizen van Eben liggen. De weg loopt hier al wat irritant omhoog. En draait dan (tenminste het parcours) scherp achterwaarts naar links. Naar de steilste strook van het parcours. Op training neem ik die bocht nooit in die richting. Ik pep mezelf op om hier niet te veel snelheid te verliezen en de helling tot 9% de baas te worden. Op het onverhard zijn er wel geen fietsers maar de wandelaars reserveren wel de best beloopbare stroken voor zich. Dan maar door de geulen en de knisperende kiezeltjes naar boven. Na 400 meter passeren we het kasteel van Eben-Ezer aan onze linkerkant. Is dat nu een kasteel, een vesting of een toren? Wikipedia vertelt er alles over. Rechts staat een man klaar om een handeling uit te voeren die ik hem al tientallen keren heb voorgedaan. Een foto maken van het bizarre bouwsel. Hij wacht wel tot ik gepasseerd ben, ik pas duidelijk niet in het plaatje dat hij voor ogen heeft. Ik ben wel wat dichter gekomen bij Luc Lenaerts en de dame even achter hem, Elodie Delleur (tweede achter Isabelle Sluysmans), maar de “vluchters” (om het in wielertermen te zeggen) kunnen zich verschuilen achter de bochten en de hagen en blijven zo meestal buiten mijn gezichtsveld. Argeloze deelnemers (zoals Luc) slaken nu misschien wel een “oef” als ze boven komen aan het kasteel in de waan dat de helling achter de rug is. Maar dat pakt even anders uit. Na een kort dalend en vlak intermezzo op grind en brokjes silexstenen (de wikipedia-lezer kan deze beschrijving plaatsen) gaat het opnieuw omhoog. Minder steil (tot 5%) op een lichtbruine ondergrond – daarnet was het “wegdek” asgrijs- maar wel anderhalve kilometer lang, een enkele herstelstrook inbegrepen, tot aan de eenzame hoeve tussen Valmeer en Wonck. Het laatste stukje is weer in asfalt. Ik blijf rond de 5 minuten per kilometer draaien maar de afstand tot mijn “doelgroep” blijft te groot om nog op meer te hopen. Voor we linksaf een veldweg worden opgestuurd kijk ik nog even achterom. Een man alleen is aan het naderen. Achter hem gaapt een grote kloof.

Wonck 2


We zijn nu 7 km ver. Ik had er zelf geen erg in, door de concentratie en het gehijg in de klim heb ik mijn Garmin niet meer horen zoemen. Het klimwerk ligt achter de rug. Nu kan het parcours alleen nog in dalende of vlakke lijn gaan. De veldweg op dus. Door hoog gras waar je geen zicht heb op kuilen of geulen. Dit is voor mij het tweede onbekende strookje. Ik hou bewust in en besef wel dat ik hier eerder tijd zal verliezen dan winnen. Ik maak alvast plaats voor de achtervolger die me voorbijgaat net het gras overgaat in een donkere aarden ondergrond waar ik opnieuw meer vaart kan maken. Een signaalgeefster is druk doende de aanstormende lopers in de goede richting, naar links, te sturen. We hebben net de bocht genomen of we moeten al meteen naar rechts. Hier is geen weg of toch, dwars door de rotsen heen. We lopen de grotten van Wonck in. Ook voor mij onbekend terrein. Ik ben niet zo’n liefhebber van kerstmarkten, ook niet die van Wonck. En laat die nu net in deze grotten gehouden worden. Pascal Van Marcke kent de doortocht wel van zijn deelname vorig jaar. Ik moest me daar flink bukken, aldus Pascal. Ik doe dat ook, al ben ik een halve meter kleiner dan de lange uit Alken. Maar je kan beter geen risico’s nemen. Een wedstrijd win je met het hoofd en de benen. Hoe dan ook, de Garmin registreert een scherp snelheidsverlies als ik door de gelukkig goed verlichte grot kronkel. Het tempo schiet wel weer omhoog in de duik naar de Jeker op de Rue de la Rose. Op training kruip ik hier meestal in de andere richting naar boven. Voor het brugje hoor ik plots mijn naam aan de linkerkant van de weg. Marie-Paule gooit zich op haar fietsje meteen in de achtervolging. We leggen samen de verharde Rue du Grand Surdant af. Ik draai rond in minder dan 4’30” maar moet opnieuw milderen op het smalle onverharde pad naar en langs de Jeker. Marie-Paule slaat af naar de aankomst. Ik haal nog eens uit in de laatste kilometer. Links en rechts klinken aanmoedigingen van de Trenara-girls van Tongeren die de vijf kilometer hebben betwist. En van Gert Moermans en Jean Tempels die aan het uitlopen zijn na hun toptien-loop. Ook het knikje in het begin van de laatste rechte lijn kan me niet remmen. En zo geraak ik toch nog tot op een twintigtal seconden van Luc. En beëindig ik de loop zoals ik hem begonnen ben, met een uitstekend gevoel.

Wonck 3


De totaaluitslag – in het eerste kwart van het peloton – mag gevleid zijn door de deelname van minder getrainde collega’s uit de buurt, het gemiddelde liegt niet. De hartjesquotering levert alleszins geen hoofdbrekens op. De uitslag krijgen we overigens meteen te zien op een scherm. Deze nieuwe service van O’Top Services, het bedrijfje van Pierre Olivier, wordt door alle aanwezigen op prijs gesteld. Als ze in Wonck echter de ambitie hebben hun loop verder uit te bouwen en nog meer deelnemers aan te trekken zullen ze wel voor douchegelegenheid moeten zorgen. De parcoursaanduidingen leken mij duidelijk maar ik ben allicht bevoordeeld door mijn topografische kennis in en boven de vallei. Chris en Pascal hebben wel enkele keren de juiste richting moeten zoeken. We houden het verder bij een sobere après-course, niet zonder nog eerst een tombolaprijsje te hebben meegegrist. En zijn op een wip weer thuis.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Start en aankomst aan de Salle L’Union. Foto 2: Bucolisch plaatje van de Jeker. Gelukkig komt de 10 km hier niet door. Alleen de 5km-lopers moeten het smalle en niet ongevaarlijke pad nemen. Ik kom er wel eens tijdens een training. Foto 3: Nog enkele meters.)

Hermalle-sous-Huy (Challenge condruzien)

vri 19/07/2019 19u30 * Hermalle-sous-Huy (Challenge condruzien) * 10,3 km * 00:53:22 * 11,6 * 86/191 * 1/6 * ♥♥♥♥

Dit weekend heb ik de keuze tussen twee corrida’s in het Luikse. Rondjes draaien in het Haspengouwse Warnant-Dreye of in Hermalle bij Hoei in de Maasvallei. De eerste loop staat nog niet op mijn palmares, vandaar mijn oorspronkelijke voorkeur voor de vlakke CLAP-loop. Maar uiteindelijk kies ik toch voor de klimkoers van de Condruzien. Meteen de gelegenheid een aantal vrienden terug te zien en misschien een podium te versieren in de sympathiekste aller challenges. Het atypische parcours voor de Condroz vanwege het voornamelijk verharde parcours valt alleszins in mijn smaak. Alleen zal ik een hele paternoster van steile klimmetjes moeten bidden.

Hermalle 1


Ik stond hier al eens aan de start in 2012 en 2017. Maar ik doe het rondje dan toch nog maar eens, als opwarming en om het geheugen nog even op te frissen. De bultjes liggen nog altijd op dezelfde plaats, de kermis staat nog steeds in de schaduw van het kasteel. Voor we de eerste keer aan (in dit geval langs) de streep passeren, zijn we al lichtjes aan het klimmen. Voorbij het donkere kasteel rechts van ons begint dan het ernstige klimwerk. Die eerste helling van 300 meter ligt me nog het beste, maar dat zal wel in de eerste plaats met het mildere stijgingspercentage te maken hebben. In de tweede bocht zie ik Noël Heptia voor me. Rustig vertrokken, zo lijkt het. En kijk daar, een jonge dame die ik in de voorbije Limburgse wedstrijden wel vaker ben tegengekomen. Hoe is Liesbeth Vanneste uit Bilzen hier verzeild geraakt? Ze weet alleszins niet echt wat nog op haar af gaat komen, heb ik de indruk. Tenzij ze hier een topprestatie wil neerzetten. Ik haal haar in op die eerste klim maar bij de eerste afdaling, na 600 meter, stuift ze me weer voorbij. Ik wil haar vragen of ze aan de 5 of de 10km-loop meedoet, maar mijn beide pogingen ketsen af op haar oordopjes. Ondanks de (opzwepende?) muziek, moet ze in de volgende klim, 150 meter lang, weer afhaken. Na een korte recuperatiestrook draaien we af achter een rustbank waar de steilste hellingen wachten. Op de eerste trap – tussen de 5 en de 10% – haal ik Noël in. Hij wijst naar de man rechts van me. “Je sais” antwoord ik. Ik weet dat de man in het grijs voor me Christian Michaux is, een concurrent bij de veteranen 4. Die ik in normale omstandigheden wel de baas moet kunnen. Dat zal vandaag ook zo zijn. Noël blijft in mijn spoor volgen op de tweede trap van de klim naar het hoogste punt van het parcours. Na 1,3 km begint dan de afdaling, eerst op een hobbelig en daarna ook nog smal graspad. Een tweehonderd meter verder begint de duik naar de Maasvallei op asfalt. Daartussen in zit wel nog een vlakke strook. Ik kijk even achterom en merk dat Christian niet meer dichter komt. Ik roep Noël naast me om samen op de foto van Carine Heyne te komen maar hij interpreteert mijn gebaar anders en blijft achter me hangen. En dus mislukt het plannetje voor een close-up met twee. Na een bocht waar Seraing-trainer Fernand Schoss daarnet nog een pain-saucisse zat te verorberen, gaat het linea recta naar de hoofdstraat in de vallei. Liesbeth gaat ons weer met wilde been-en armbewegingen voorbij. Marie-Paule ziet mij hier de scherpe bocht naar links nemen, langs de school naar het bosje. “Het was drukkend” vertelt Marie-Paule me achteraf. Eigenlijk niet veel van gemerkt tijdens de loop. We laveren tussen de bomen van wat eens het kasteelpark was. Opgelet voor een opstapje, hoor ik van Noël achter me. Het is eigenlijk een rioolbuis over een gleuf in de bodem. In elk geval, ik heb daarnet op verkenning de passage al eens uitgeprobeerd en geraak zonder gesukkel voorbij. Nog even over het donker bospad. Dan is de eerste ronde al achter de rug, onder de 13 minuten, meteen mijn snelste rondetijd van de avond.
In het begin van de tweede ronde, nog steeds in het gezelschap van Noël, moet Liesbet weer gas terugnemen in de hellingen. Een nieuwe terugkeer in de afdaling zit er daarna niet meer in. Toch wat overmoedig geweest op dit parcours? Eens in de rode zone heb je nauwelijks kans op recuperatie. In elke ronde liggen vier klimmetjes tussen de 100 en de 200 meter, waarvan de laatste twee de steilste. Op de eerste en steilste afdaling van 300 meter willen de benen dan weer sneller naar beneden dan de spieren aankunnen. Het ogenschijnlijk vlakke stuk loopt op het einde uit op vals plat. En de passage door het bos loopt het ook weer lichtjes omhoog. Dan blijft er alleen nog een vierhonderd meter naar het kruispuntje in het centrum over om het tempo op te drijven. Voor mij de enige gelegenheid om in km 5 en 10 ruim onder de 5 minuten per kilometer te blijven. Noël kan alleen op het onverhard in het bos overnemen maar moet me in het begin van de derde ronde laten gaan. We zijn dan zelf al op een ronde gezet door Michael Brandenbourg, de algemene winnaar. Ik vermoed dat ik uiteindelijk door zes lopers gedubbeld word. Daar is weer de scherpe achterwaartse bocht na een korte afdaling. Mijn rechterenkel doorstaat de beproeving. De kilometertijden lopen met enkele seconden op in de ronden 2 tot 4. Met het grootste verlies, 20 seconden, in ronde 4. Op de laatste klim van de Square Nelson Mandela (eigenlijk een boompje met een bank) naar het huis met de tuin, in het groen hoog boven de vallei, voeren we het ultieme gevecht met onszelf. Ik behoud wel mijn positie – en dat blijkt achteraf ruim in het eerste deel van het peloton te zijn. Guy Bona die ik al een tijdje voor me zie levert hier zijn voorsprong snel in. Hij zal samen met zijn clubgenoot Noël een minuut achter me eindigen. Een laatste keer langs de reuzendistel in de tuin. Aan aanmoedigingen ontbreekt het overigens niet, zoals vlak voor het hoogste punt, waar een voltallige familie ons de laatste meters op schreeuwt. En op de Rue Lambert Lepage waar een mevrouw het ritme aangeeft op een geïmproviseerde trommel. Plots duikt Paul Rihon langs me op. “Heb je een hele ronde voorsprong?” schrik ik op. Maar Paul heeft het vandaag rustig gehouden en maakt alleen in de laatste kilometer vaart. Een oranjehemd is op komst. Vlak voor we de schoolsite indraaien laat ik hem op het smalle voetpad voorbij. “Niet nodig” lijkt hij te gebaren. Het is overigens een opvallende verschijning, met zijn bandana en wilde grijze haren. In Bois-et-Borsu heb ik hem voor het eerst ontmoet. Toen daagde hij ook op vanuit de achtergrond. Maar waarom staat Lopez Celso, zo heet hij, achteraf als DNF in de uitslag? Bizar. Nog een laatste keer kronkelen tussen de bomen en dan nog even licht omhoog – om het af te leren – op steenslag en krakkemikkig asfalt naar de finish, bezijden de kermistent.

Hermalle 2


Als ik naar de kleedruimte slof, steken de pijntjes van de laatste weken opnieuw op, een onwillige rugspier en een zeurende lies. Het lichtere trainingsregime van de volgende week komt niets te vroeg. Gaetano Falzone, président van de Condruzien moet enkele plaagstoten verwerken van deelnemers die staan te rillen onder de ijskoude douches. Voorts verloopt alles – pain-saucisse, pint, podium – volgens het gebruikelijke stramien. En keren we langs de eindeloze Avenue Théodule Gonda terug naar huis. U kent me, ik zoek dan op wie die Théodule dan wel is. “Bourgmestre de Flémalle et miltant syndical, victime du nazisme”. Zo leert u toch nog iets bij uit dit verslag. En verwacht ik u na het zomerreces terug voor een nieuw joggingverhaal.

(Foto’s Carine Heyne. Foto 1: In de eerste 500 meter met de blonde Liesbeth Vanneste, druk in de weer met haar muziekwinkel. Foto 2: Met Noël Heptia, voorlopig nog achter Christophe Detrixhe en François Argento.)

Foto’s Tour van Spaen 10 km

Klik hier voor de foto’s

Waremme (Challenge hesbignon)

woe 14/08/2019 19u30 * Waremme (Challenge hesbignon) * 9,9 km * 00:46:49 * 12,6 * 134/343 * 1/4 * ♥♥♥♥

Waremme 1

Na drie weken competitiepauze, ingevuld met rust en enkele fikse trainingen, is het tijd om weer op wedstrijdritme over te schakelen. De Hesbignonloop in Waremme, aan de vooravond van 15 augustus, biedt daartoe de geschikte gelegenheid. 10 km door het golvende Haspengouwse landschap op goed beloopbare wegen en paden. Bekend terrein bovendien, ik deed hier ook al mee in 2011 en 2015. Als we de Edmond Leburton-sporthal bereiken, is de lucht nog dreigender dan toen we vertrokken, maar de regen is zo vriendelijk alleen even voor de wedstrijd en wat feller na de wedstrijd uit te pakken.
We vertrekken vanop de markt in hartje Waremme. Met meer dan 300. Hen is even voordien nog op het hart gedrukt om de drankbekertjes aan de bevoorradingsposten niet lukraak weg te keilen. “Waremme, ville écolo” lacht de jonge man achter me. Daar moet niet meteen de groene partij achter gezocht worden. Want zoals L’Echo schrijft: “(Waremme où) Le parti socialiste fait la pluie et le beau temps”. Hoe dan ook, er zijn er toch nog die aan het dromen waren voor de start en die de aanbevelingen en de bekertjes langs zich hebben neergegooid. Voorbij het station en naar een rotonde. Dat is even de route van de decembercorrida maar dan in tegengestelde richting. Ik rep me naar voren in het gezelschap van veteraan 3 Bruno Broos. We laten het onafscheidelijke koppel Bea Strauven en Michel Ruymen achter ons. En ook Maja Van Zand die de laatste tijd (te) veel tegenstand ontmoet van Myriam Jungblut. Bruno zal op de rechte weg voorbij het sportcentrum snel afstand van mij nemen. Met lichtvoetige tred, zo lijkt het alleszins, ondanks een nog niet volledig geheelde hamstringblessure. Door de start in het stadscentrum – “stroomopwaarts” van de finish – passeren we dus in gestrekte draf voor de sporthal waar de fans ons opwachten en een soort erehaag vormen. De aanmoedigingskreten zinderen nog even na als we de dichte bebouwing verlaten en via de doorgaande woonstraten het open veld opzoeken. Ik werp even een blik opzij. Achter de bomen ontwaar ik het Château de Sélys-Longchamps dat vroeger op het parcours lag van een intussen verdwenen Hesbignon-manche. Ik heb daarnet, in de stad nog, even mijn hand opgestoken als dank voor de “Allez Willy” die ik ter rechterzijde meende te horen. Dat blijkt achteraf inbeelding van mij te zijn geweest. Marie-Paule stond daar helemaal niet. Maar goed, ik heb niets illegaals gedaan. Bruno is dus de pijp uit, ik concentreer me nu op Kris Govaerts die al een kilometer voor me loopt. Sneller vertrokken dus dan tijdens de laatste lopen waar we samen aan de start stonden. Proberen aan te haken en, wie weet, te volgen. Dat lukt redelijk. Hier en daar kom ik zelfs even langszij. Even koester ik de hoop dat Kris het vandaag kalmer aan wil doen. Ik neem aan dat ik als eerste van mijn categorie loop. Emile Sacréas heb ik al ingehaald. Een blessure houdt Roland Vandenborne thuis, dat is het eerste wat ik aan de inschrijvingstafel van Jos Biets te horen heb gekregen. Ik heb alvast geen zin om het tempo rond de 4’45” nog hoger op te trekken met Kris in de buurt. Daar is de eerste bevoorrading. Met rode bekertjes, biologisch afbreekbaar, neem ik aan. Een blonde jonge dame heeft zich net naast ons gemeld. En een voorlopig anonieme fotograaf neemt ons plat op zijn buik liggend in het gras op de korrel. Kris neemt een slokje dat hem blijkbaar goed doet want hij verhoogt meteen het tempo. Hij schuift enkele plaatsen vooruit. Ik moet mezelf de sporen geven om het contact niet te verliezen. De kronkelende doortocht tussen verkeerspaaltjes door Petit-Axhe wordt ook extra bemoeilijkt door enkele auto’s op het parcours. Domenico Di Vito windt zich na afloop aan tafel behoorlijk op over het akkefietje. Met drukke gestes oreert hij: “Doe dat in Vlaanderen en het komt in de gazet”. Enfin, hij is meteen weer een en al enthousiasme als hij zijn voornemen aankondigt om wijn te gaan maken. De oenologen onder de lezers weten meteen waar naar uit te kijken in het millésime 2020. Waar een Petit-Axhe is, is er ook een Grand-Axhe. Maar daar komen we niet, tenminste niet in de dorpskom. Want we worden een bosje ingestuurd. Een natuurpark zelfs, dat luistert naar de naam “Parc hexapoda”. 1800 meter over een smal, onverhard pad tussen struiken, rietgewas en bomen. In een laaggelegen, nat gebied in de vallei van de Jeker. Om de lopers maar vooral de bezoekers van het park natte voeten te besparen, zijn er een aantal bruggetjes en een langere vlonder in hout aangelegd. Wat is hier te zien? Wel, de naam van het park zegt het, “hexapoda”, zespotigen. Zoals u (niet) weet een onderstam van de geleedpotigen. Ik heb vanavond niet gespeurd naar de insecten. Daarvoor moet ik mij te fel concentreren op de kronkels en de oneffenheden van het pad, en de tweevoetigen voor me. Ik zit even vast achter Anneleen Malfroid. Voor haar loopt Anne-Sophie Delhougne, de blonde loopster van de bevoorrading. Daarvoor is Kris Govaerts bezig enkele collega’s in te halen. Hier en daar valt een loper voor me terug en win ik ook enkele plaatsjes. Na 6 km komen we weer in de open ruimte. Op de stijgende N637a kan ik, ondanks mijn zware benen vanaf de start van de loop, het tempo nog opdrijven. Nauwelijks heeft Pierre Olivier van O’Top Services, vandaag met een signaleurshesje aan, me naar rechts gestuurd of ik haal François Argento in, gehuld in verscheidene schakeringen van groen. Aan km 6,3 draaien we rechtsaf weer een ruilverkavelingsweg op, een rechte streep van meer dan een kilometer waarvan de eerste 700 meter oplopend. Ik maak hier een vijftal plaatsen goed, wijs en passant een collega nog op een loshangende veter (bedankt, zegt de man, maar hij loopt gewoon verder) en ga op zoek naar een bekende in het fluogeel van de Helpshop van Stefan Meekers. Die bekende is Richard Driesen. Hij houdt er een pittig tempo op na, evenwel niet hoog genoeg om mij achter zich te houden. Als dat al zijn bedoeling was. Het volgende mikpunt is Kris Govaerts. Hij heeft nooit echt veel afstand genomen in het natuurpark en zelf voel ik me in staat om weer in zijn spoor te komen. Het gaat nu dalend door een rechterbocht waar Louis Maréchal zijn objectief op ons richt en waar we op het parcours van de 5,6km-wedstrijd komen. We gaan in sneltreinvaart langs de tragere lopers van de korte wedstrijd – ik geef even een herkenningsteken aan gemeentegenoot Bert Ernest – op het asfalt van de Rue de Longchamps. Dat asfalt doet wel even deugd. Daarnet op het hobbelige pad in het park had ik weer last van mijn rechtervoet.
Even naar rechts, dan aan een grote hoeve weer naar links. We snijden de brede bocht af op het steengruis, zoals daarstraks in de andere richting. We zijn weer op het parcours van de eerste kilometers. De Rue Froidebise – dat is gewoon een ruilverkavelingsweg in het veld – draait meteen weer naar rechts en maakt een knikje omhoog. Net genoeg om Kris echt bij te halen. Die is zich van geen kwaad bewust tot hij me plots in de ogen kijkt als ik de andere kant van de weg kies. Verstomming in de blik en de instant reactie, versnellen. In de afdaling tussen het groen naar de buitenwijken van Waremme moet ik de veteraan 3 laten gaan. Ik zoek naar de best beloopbare strook tussen de gaten en de oneffenheden in het asfalt en kies de lagere zijstrook van de kasseibultjes, alias verkeersremmers. Voorbij Salle Edelweiss en Funerarium François, de tennisvelden, onder het spoorwegviaduct door – links zie ik Marie-Paule – en langs de tennisvelden op het grove beton van de Rue des Prés rechtdoor naar of beter gezegd rechtsaf de sporthal in.
In de laatste anderhalve kilometer loopt Kris vijf plaatsen van mij weg en raapt hij onderweg ook nog Noël Heptia op. Laten we maar aannemen dat de achtervolging op Noël (die ik de hele wedstrijd niet heb gezien) voor Kris de voornaamste motivatie was om het tempo nog eens de hoogte in te jagen. Om mij te vloeren had de Truienaar zich de moeite kunnen besparen. Een versnelling in de laatste 300 meter bijvoorbeeld had ik ook niet kunnen beantwoorden. Het verschil blijft uiteindelijk beperkt tot 20 seconden. En in de totaaluitslag haal ik ruimschoots de eerste helft van het veld. De benen lieten het vanavond afweten, de motivatie gelukkig niet.

(Foto Louis Maréchal: In het natuurpark, verborgen achter Anne-Sophie Delhougne en Raphael Depouhon. Ik vermoed dat de lezer er geen bezwaar tegen heeft dat niet mijn tronie maar het bevallige snoetje van Anne-Sophie groot in beeld komt.)

Lesse 1

In plaats van de gebruikelijke tijdsspatie van een uur voor de start moeten we al twee uren vooraf ter plekke zijn. Een parkeerplaats zoeken (moeilijker dan een Ardense helling beklimmen), het nummer afhalen in de drukte (fluitje van een cent, uitstekende organisatie) en vooral op tijd zijn voor de atletenbus naar de startplaats Houyet. Voor ik opstap drukt Marie-Paule me op het hart voorzichtig te zijn en geen zotte toeren uit te halen. Ja natuurlijk, knik ik. De bus deponeert ons in de vallei, bij het station, van waaruit de meute of de kudde, als u wil, zich langs een natuurpad naar een pleintje beweegt. Hoe gaan we de resterende tijd, nog bijna een uur, vullen, vraag ik me af. We kunnen alleszins al wat koelte opzoeken in een zaaltje. En een glas water tappen. “Zorg dat je voldoende drinkt” heeft een mevrouw van de crew ons nog net via de luidspreker gewaarschuwd. Op de bus heb ik daarnet de enige bekende tot nu toe, Claude Larminier, gegroet. Moet ik hier tussen al die onbekenden een uur voor mij uit zitten te staren? Maar ik heb geluk. Meteen bij het binnenkomen stoot ik op Joseph Boursie, een Challenge Delhalle-getrouwe, maar ook een CJPL-loper. Hij is in het gezelschap van Jean-Louis Liégeois. Een Vlaming, een Waal en een Duitstalige, dus aan het eerste tafeltje in de zaal. En de gesprekstaal is …Nederlands. Geen probleem voor mijn twee gesprekspartners. Als 60- en 70-plussers hebben we het over blessures, vergane topprestaties en onze verwachtingen voor vandaag. Mijn buren schetsen een gedetailleerd beeld van het parcours en wijzen me op een aantal obstakels onderweg. Is mijn doelstelling, onder de 2 uur, toch te optimistisch? De hitte heeft mijn tijdsaspiraties sowieso “afgekoeld”.
Een kwartiertje voor de start verlaat ik dan toch mijn schuilplaats, loop nog even kort in en zoek dan een plekje tussen de wachtenden aan de start. Met enige moeite vind ik nog wat schaduw onder een boompje. We kunnen meteen de benen losschudden in de afdaling naar het station. Als we de spoorweg zijn overgestoken, zoeken we dadelijk het onverhard op in het bos. Ik ben daarnet een “bladerunner” voorbijgegaan. Dit parcours afleggen met een beenprothese, dat getuigt van veel moed en een stevige conditie! En gefinisht, ik was erbij. We zijn nu goed en wel in trailmodus. In de dichte drommen lopers is het vooral uitkijken naar stenen die plots achter een voorligger opduiken. Ik volg de stroom lopers voor me en wacht geduldig een open strook om eventueel een plaatsje op te schuiven. En ben in afwachting van de eerste grote moeilijkheid van de dag. Een forse helling, denk je dan op te maken uit het hoogteprofiel. Fout, een muur is het! Percentages tot ver in de 20, driehonderd meter klauteren van steen tot bult of putje. Gelukkig ligt hier alles goed vast, is het droog …en willen mijn benen mee. Ik hijs me naar boven in het gezelschap van Carine Munaut. Zij zal haar eerste deelname net onder de 2 uur afsluiten en is daar aan de finish terecht heel verheugd over. Nu we het toch over Hesbignon- en Condruzienlopers hebben, PH Corswarem heeft net iets meer nodig dan 1u30′ en prijkt daarmee op plaats 47. Kilometer 3 kost ons meer dan 9 minuten maar we zijn wel even kunnen op adem komen, zo vat ik het alleszins op. Er volgt een tweede helling maar die is goed beloopbaar. In het dorpje Gendron – de startplaats van de korte loop, 10 km ofte Douce Lesse, kunnen we de eerste verzuring uit de benen schudden in een afdaling. Maar het “point culminant”, het hoogste punt, hebben we nog niet bereikt. Dat volgt even verder in open veld en onder de zon (zo’n 25 graden hier). in die laatste klimmende kilometer blijf ik toch nog ruim onder de zes minuten. Daarmee haal je de krant niet maar hopelijk wel de finish. Volgens de officiële versie is het zwaarste nu voorbij. Maar ik weet, onder meer uit het verslag van mijn collega-blogger Mike Gyen (Lees hier zijn verslag) dat de echte slijtageslag nog moet beginnen in de volgende kilometers, en dat zijn er nog zestien. Tot voorbij de negende kilometer is het nu bergafwaarts op relatief brede paden, bijna voortdurend beschut tegen de zon. Het gevaar loert hier onder de voeten. Je hebt nooit echt veel zicht op de rotsige ondergrond met hier en daar losliggende keitjes, gruis en geultjes. Mijn voorganger die me telkens voorbijgaat in de afdaling glijdt ei zo na weg op een rotsplaat. Ik schuw het risico en moet me tevreden stellen met kilometertijden boven de 5′ ondanks het dalend profiel. De steile afdalingen hebben we nu achter de rug en we maken enkele slingers op een smal en vrij donker pad. Djuu, de stenen zijn plots akelig dichtbij. Pats, ik knots met mijn hoofd op de grond. Het voorhoofd, een tand, de lip vangen de slag op. De rechterhand en -knie zorgen gelukkig ook voor enige demping. Ik heb een uitstekend steentje geraakt met mijn linkervoet en verlies het evenwicht, blijkbaar met mijn linkerarm achter mijn lichaam. Hetzelfde scenario als in Neupré, in het begin van het jaar. Maar toen kon ik de val remmen met mijn handen en kwam ik neer in de modder. “Verdorie, toch niet mijn tand kwijt, net nu ik eindelijk twee implantaten net naast de geraakte tand ga krijgen” is mijn eerste reactie. En onmiddellijk daarna “Ik ga toch niet moeten stoppen en volgend jaar weer terugkomen?”, ik zie mijn deelname aan de Lesse echt wel als een eenmalige gebeurtenis. Terwijl ik word recht geholpen, voel ik het bloed over mijn voorhoofd sijpelen. De loper achter me ontfermt zich over mij. Hij dringt aan, “ça va?”. Ik hoor meteen dat hij een Noord-Limburger is. Ik voel me niet duizelig en wil meteen verder. “Attention, blessé, laissez passer” roept een collega. Een tiental lopers maakt plaats op het smalle pad dat nu net bergafwaarts loopt. Onmiddellijk hierna volgt een trappenpartij, ik werk me naar boven en zet mijn weg verder terwijl ik aan mijn tand voel en het bloed zo goed en zo kwaad mogelijk probeer weg te vegen. Daar is de drankpost. Er staan wat mensen aan de Camping Paradisio aan het station van Gendron. “Oulala”, hoor ik naast de weg. De aanblik van mijn bebloede voorhoofd moet niet echt vrolijk zijn. En bezorgde mensen vragen “ça va, monsieur” of ook “ça va, chef?”. Met een bekertje water spoel ik het bloed van mijn rechterhand en voorhoofd. Een dame wijst me de hulppost aan maar ik ben nu weer op gang en wil geen 5-10-15 minuten verliezen op een bankje. Ik draai dus links af, de brug over de Lesse over, terwijl een lange rij kajakvaarders rechts geduldig hun beurt moeten afwachten om te water te gaan. Ik voel me wel wat schuldig dat de collega’s die me daarnet netjes lieten voorgaan nu zelf op mij in achtervolging moeten gaan. Maar goed, als ze beter zijn, zullen ze me dadelijk wel weer inhalen. En anders, ben ik beter. Zo eenvoudig is dat, in lange duurlopen. De adrenaline heeft me blijkbaar een boost gegeven. De tiende kilometer wordt mijn snelste kilometer. Ik haal enkele collega’s in maar ook uit de achtergrond komt er volk naar voren. Goed volk, want ik herken Peter Stelten langs me. We babbelen wat met elkaar. Peter is een 44-jarige Overpeltenaar die dit jaar zijn eerste marathon heeft gelopen en zich voorbereidt op de halve triatlon van Knokke. Ik stuur Peter vooruit, hij kan nog vooruitgang boeken, ik voel dat ik het bij consolideren moet houden. Het tempo proberen vast te houden en de kilometers overleven. Garmin tekent een helling op voorbij de negende kilometer maar zelf bewaar ik er geen herinneringen aan. De paden zijn nu breder, houden geen gevaar meer in, behoudens hier en daar een boomwortel. We passeren een bijzonder fraai open landschap. Waarschijnlijk het Parc National de Furfooz, als ik de routebeschrijving (foto 1) goed interpreteer. Hier en daar worden we volledig tot stilstand gebracht door een steile trap. De specialiteit hier zijn heel hoge treden. Maar ik word niet opgejaagd door opdringende zoniet opdringerige lopers achter me en neem de hindernissen zonder probleem, zij het met enkele seconden tijdverlies die mij op het einde misschien net boven mijn beoogde 2 uren-limiet zouden duwen. Maar zover zijn we nog niet. Die trappen voeren enkele keren naar een brug over de Lesse. We kruisen de rivier wel een keer op vier. Het uitzicht is adembenemend. De kloof die de Lesse heeft uitgeslepen moet qua schoonheid niet onderdoen voor de Gorges de l’Ardèche of de Gorges du Verdon in het zuiden van Frankrijk. Beneden glinsteren de kleurrijke kajaks in het water. Voor de kajakkers is deze zonnige dag natuurlijk een godsgeschenk. Als loper kan ik er wat minder van genieten. Het kasteel van Walzin dat hoog boven de kloof is gebouwd, heb ik wel gemist. Misschien een volgende keer, maar dan wel op wandelschoenen.

Lesse 2


We verlaten stilaan de ongerepte natuur en komen nu uit op asfaltwegen die leiden naar het vakantiedorp Anseremme waar de Lesse in de Maas vloeit. Nog altijd in de schaduw. De vijftiende tot de negentiende kilometer zijn mij eigenlijk op het lijf geschreven. Golvend asfalt met hier en daar een piekje. Maar ik haal ook hier geen 12 per uur. De benen zijn op maar ik heb nog net genoeg kracht om mijn positie in het nu uitgerekte peloton min of meer (met meer min dan meer) te handhaven. Bij de vijf bevoorradingen drink ik telkens een flinke slok en overgiet me overvloedig met water. Per vergissing zelfs een keer met sportdrank. Minstens drie vierde van het parcours loopt in schaduwrijk gebied. Ik heb dus niet de indruk dat ik mijn gezondheid hier op het spel zet op deze hete dag, zoals een Strava-volger zich afvraagt. Ik apprecieer uiteraard wel zijn bezorgdheid om mijn lichamelijk welzijn. De laatste twee kilometer lopen op de trekweg langs de Maas onder het indrukwekkende viaduct van de N97 en dan voorbij de Rocher Bayard, het merkteken van Dinant. Hier en daar teistert een korte kasseistrook de vermoeide spieren. En grijpt de zon met een temperatuur rond de 30 graden haar beste kans om ons te treiteren. Daar staat Marie-Paule, dit keer een flink stuk voor de streep. “Gaat het nog?” vraagt ze. Ik trek een grimas. Zelfs als het niet meer zou gaan, ik ga hier toch niet de strijd opgeven? Een fotootje en dan “och god”, ze heeft mijn blessures opgemerkt. Ik heb eindelijk een glimp opgevangen van de aankomstboog en vind nog enkele procentjes energie om nog even te versnellen en zelfs enkele mannen voor me in te halen. Met “et voilà Willy Cortlevèn” sluit de speaker mijn wedstrijd af. Peter Stelten staat onder het tentje te bekomen. Hij duwt me meteen een bekertje in de hand. Het is hier aanschuiven aan de drankentafel. Peter is in het tweede deel van de wedstrijd nog vier minuten uitgelopen. We feliciteren elkaar, hij informeert naar mijn leeftijd. Snel een slokje water voor ik met de hulp van een crewlid de hulppost opzoek. “Niet gestopt onderweg?” lacht een van de verpleegsters. De wonden worden ontsmet en ik krijg de dwingende raad – “C’est juré?” (zweer je het?)- om mijn licht gekloven lip in het ziekenhuis te laten hechten. Oei, dan mis ik de prijsuitreiking. Met een tijd onder de 2 uur heb ik een redelijke kans op een podiumplaats. Chronorace heeft de uitslagen al online gezet en bevestigt mijn vermoeden. Tweede na Roland Canivet, de beste veteraan 4 in de Challenge Delhalle, de reeks natuurlopen over heel Wallonië waar de Descente ook bijhoort. Hij is een maat te groot. In de totaaluitslag zit ik ruim in de eerste helft van het deelnemersveld en een stuk boven mijn verwachtingen. Ik leg het probleem uit aan Vincent Louis, een lid van de organisatie, die zich op het indrukwekkende podium heeft genesteld. Geen probleem, ik krijg mijn prijs nu al mee. (Wie plannen heeft om een sportuitrusting te kopen bij Joggingplus in Gosselies, bij Charleroi, neme contact op met de redactie.)

Lesse 3


Na de douche, waar ik mijn barmhartige samaritaan Peter opnieuw tref, haasten we ons naar het Hôpital Sint-Vincent. Ik blijk niet het enige slachtoffer te zijn van de sportieve esbattementen voor de middag. Marie-Paule diagnosticeert (vanop afstand) een sleutelbeenbreuk bij een vrouwelijke deelneemster. En er lopen nog enkele jongeren rond in sporttenue. Na een dik uur – een meevaller – mag ik opnieuw buiten met een gehechte lip, pleisters op mijn voorhoofd en arm en een tetanosprik in de arm. Met dank aan de jonge spoeddokter en zijn assistente. We besluiten terug te keren naar Dinant en nog enkele uren als toerist te slijten in het gezellige, maar drukke en lawaaierige Maasstadje. Na opnieuw een fikse wandeling – de enige vrije parkeerplaats ligt al buiten de stad – kan ik eindelijk mijn dorst lessen. En waar kan ik beter genieten van mijn geliefkoosde hersteldrank, de Leffe Blonde, dan in de Club Leffe?
Tijd om even de loop te evalueren. Ik had vandaag beslist geen topdag. De hitte heb ik vrij goed verteerd. Maar ik heb niet meer de souplesse om vlot rond te draaien op het grillige parcours. Besluit, twintig jaar te lang gewacht om aan de start te komen. De ervaring en de taaiheid hebben me wel geholpen om toch nog een mooie tijd uit de (zonne)brand te slepen.
Voor het overige verloopt de rest van de dag voorspoedig en bereiken we de thuisbasis zonder verdere perikelen.

(Foto 1 van de ARCH-website : Het parcours. Foto 2 van Marie-Paule: De laatste 500 meter langs de Maas. Foto 3: Op de spoeddienst.)

Panoramalauf Altenahr

zat 31/08/2019 09u30 * Panoramalauf Altenahr * 17 km * 01:51:41 * 9,1 * 58/141 * 1/2 * ♥♥♥

“We zijn er al”, is mijn reactie als we bij het binnenrijden van Altenahr meteen het bordje “Laufveranstaltung” zien. De eerste hindernis van de dag is genomen. We zijn goed en wel ter plekke in het wijnstadje aan de Ahr, zo’n 100 honderd kilometer ten zuidoosten van Aken. En dat is een opluchting nadat mijn nukkige Duitse automobiel ons een jaar geleden kort na het vertrek in de steek liet in Maastricht. Nu nog heelhuids het einde halen van de loop. Maar dat verhaal is voor dadelijk. We zijn bij de eersten aan de Martinshütte waar we van start gaan. Ik herken de blauwe Volvo-oldtimer van de Tunnellauf in de buurt van Prüm twee jaar geleden. Toch één bekende, zij het een in plaatstaal.

Altenahr 1


De Martinshütte bevindt tussen de weiden en de bossen, in wat Marie-Paule wat oneerbiedig als een “woestenij” beschrijft. De Burg Are glinstert boven ons in de morgenzon, het dorp ligt nog gedeeltelijk in de schaduw beneden ons. Er klinkt gedempte muziek, hier is “Lärmschutzkontrolle”. De sfeer onder de deelnemers is al even ingetogen. Ik verken de begin- en de eindkilometer. En blijf voorlopig in het ongewisse over de fameuze “vorm van de dag”. Onder meer daarvan zal afhangen hoe ik deze tweede natuurloop binnen acht dagen zal verteren. Niet dat ik deze uitdaging echt gezocht heb. Maar ik reken niet meer in tienjarenplannen waarin ik de wedstrijden netjes in de tijd kan spreiden. Mijn rechterknie, licht geraakt bij mijn val van vorige zondag, is opnieuw klaar voor het zwaardere competitiewerk. In mijn gezicht zijn nog nauwelijks sporen te zien van de onzachte aanraking met de Ardense grond en zo kan ik straks zonder gêne het podium bestijgen. De kans dat ik daar geraak is redelijk groot in een leeftijdsklasse (die beslaat in Duitsland slechts vijf jaren) met twee deelnemers. In de veronderstelling natuurlijk dat er überhaupt een podium is voor alle categorieën. Dat is er niet, stel ik na afloop vast. En dus blijf ik, visueel alleszins, in de anonimiteit.
We hebben ons met zo’n 300 verzameld voor het start-spandoek met de grote S met punt, het logo van de hoofdsponsor Sparkasse. Ik kan niet veel opmaken uit de luidsprekerbriefing en weet alleen dat ik moet opletten bij de splitsing van de 16km en de 33- en 52km-lopen. We maken eerst een galarondje rond de startplaats en duiken meteen de vallei in langs een buitenwijk. Enkele 33 en 52km-lopers en loopsters – ik herken ze aan de rode en zwarte bollen op het startnummer – stormen me voorbij. Wat een zelfvertrouwen en/of conditie! De doortocht door de vallei duurt welgeteld zeventig stappen. We hebben dan 1,4 km achter de rug. We worden meteen het dal weer uitgejaagd. Onmiddellijk steil omhoog in het hellingbos. We zwoegen zij aan zij naar boven. Dit is de eerste van drie hellingen die op het parcours liggen uitgespreid. Qua steiltegraad vergelijkbaar met de St. Pierre. Ik klim in een mooi ritme en neem de goede afslag (de blauwe pijl voor de “korte” loop). Het laatste deel van de klim loopt tussen de wijngaarden met een geweldig uitzicht op de zonovergoten Ahrvallei onder ons. Ik geniet van het uitzicht, zo lang het nog kan. De afdaling van meer dan 2 km slingert zich ook tussen de wijnstokken maar hier hou ik de blik liever op de ondergrond gericht. Keitjes, losliggend grind en scherpe bochten vereisen al mijn concentratie. Daar is de eerste fotograaf al. De professionals van Eventfotografie.de zijn met man en macht uitgerukt. Even door de vallei (150 stappen of daaromtrent), dan een brugje over naar de eerste bevoorrading. Ik neem een flinke slok. Je kan je maar beter wapenen tegen de hitte. We beleven vandaag, volgens weerkundigen, de laatste tropische dag van het jaar. Maar zoals vorige zondag behoeden de bomen ons van het zonnegeweld. En het is nog vroeg op de dag. Het parcours volgt nu een tijdje de Ahr. Het aarden pad ligt mooi in de schaduw. Ik loop afgescheiden en heb zo een onbelemmerd zicht op de ondergrond – ja, ik weet het, dat wordt stilaan een obsessie. Wat gebeurt hier? Ik zie plots drie lopers uit een andere richting, van rechts over de rivier, opduiken. Geen aanduidingen, waar moet ik naartoe? Het antwoord, het gebaar, van de laatste loper van het groepje, maakt me niet wijzer. Moet ik hier een lus maken? Ik wind me al behoorlijk op over de seconden die wegtikken. Na een tiental seconden wijst een opkomende man me dan toch de juiste richting aan. Gewoon rechtdoor. Achteraf zal blijken dat die tien seconden peanuts zijn in vergelijking met de minuten die de gedwongen stapstroken verderop me zullen kosten. Ik haal even het hoogste tempo – op het vlakke – van de hele loop. Net hier waar fotograaf nummer twee ons in het vizier neemt. Ik heb zo het gevoel dat ik vrij vooraan in het peloton loop. Dat gevoel wordt bevestigd door de volgorde van de foto’s van de Eventfotografen. Positie 22 van 141. Ben ik op weg naar een topprestatie of loop ik te fel van stapel op een onbekend parcours? Mijn enige informatiebron is een hoogtegrafiekje op de website van de organisatie,de Selbstläufer van Altenahr. Wat een rare naam, “zelflopers”! Van zelffietsers kan men tegenwoordige wel spreken. In elk geval, tot nu toe loopt het gesmeerd. Wie van mooie verhaaltjes houdt, leest dit deel van mijn verslag het best nog eens. Want het vervolg is alleen kommer en kwel.

Altenahr 2


Dit is het vervolg. Km 6,5. We moeten het wandelpad langs de rivier verlaten en worden linksaf gestuurd. Helling nummer twee komt eraan. Als die vergelijkbaar is met de eerste mag ik het vervolg van de loop met vertrouwen tegemoet zien. Maar de 500 meter die we nu voor de voeten krijgen, geven dat vertrouwen meteen een dreun. We worden van de reguliere wandelpaden afgeleid op zoek naar hoogtemeters op een slingerend geitenpad. Ik moet twee, drie keer de bochtjes ronden op handen en voeten. Te heftig voor mijn oude spieren. Een eerste golf lopers gaat me voorbij. Daarna wordt het bospad weer breder en haal ik toch weer een gemiddelde van 10 per uur. Daar is de tweede bevoorrading. We draaien af naar rechts, in dalende lijn. Is dit het einde van de tweede helling? Moeilijk te geloven, we zijn pas aan km 7,5. Even verder is het opnieuw klimmen geblazen. De klim lijkt eindeloos. In elk geval, er klopt geen jota van het hoogteprofiel dat ik onder ogen heb gehad. Op de steilste stroken, tussen de 8 en de 10% , ga ik stapvoets omhoog om mijn benen te sparen voor de klimpartij die later nog moet volgen. Ik ga ervan uit dat het laatste derde van het parcours het zwaarst is. Die veronderstelling zal wel kloppen. Na een klein uur bereik ik dan toch de top. Hopelijk kan ik weer wat tempo maken in de lange afdaling die ons wacht.
De eerste hectometers op het dak van het parcours vanaf km 9 bieden het panorama waaraan de loop zijn naam dankt. Maar ik laat de uitkijkposten rechts liggen, maak geen fotootje van het ongetwijfeld mooie uitzicht en wil vooral vooruit. Maar hier steekt de ondergrond (en de organisatie die deze ronde heeft uitgetekend) een stokje voor. Smal, kronkelend, gevaarlijk met putjes, kuiltjes en boomwortels, dat is de “Strecke” op 350 meter hoogte. Ik heb geen zin in een bezoek aan de spoedafdeling van het dichtstbijgelegen ziekenhuis en zoek mij eerst de veiligste weg uit en zet dan enkele pasjes om me dan weer aan een boomstam vast te klampen. Onnodig te zeggen dat ik een klungelige indruk maak op de lopers achter me. Die laat ik trouwens zo snel mogelijk voorbij en maak dat ook met armbewegingen duidelijk. Na een driehonderd meter is de ergste ellende voorbij maar ook op de volgende kilometer is het pad te smal en te bochtig om tempo te maken. Ik laat opnieuw een klad lopers passeren. Ik blijf in het spoor van een man voor me, een vijftiger, die zich ook met moeite kan staande houden. “Niets voor mij, daarnet” meld ik Frank, zo heet de M55-loper, als we eindelijk weer op beloopbare weg komen in het dorpje Altenburg. De krampachtige houding in de afdaling – het remmen op de bovenbenen kost nog meer energie dan een steile klim – heeft alle kracht uit mijn benen gezogen. Dit zal ik onvermijdelijk bekopen op de derde helling. De heerlijke afdaling naar het dorp en de passage over de Ahr biedt nog een korte mogelijkheid tot herstel. Het is nog even vlak op het fietspad langs de rivier. Ik neem de tijd om de dorst te lessen en het hoofd af te koelen in de derde bevoorradingspost. Ik monster ook even de collega’s in de buurt van de drankentafel. Het parcours heeft iedereen murw geslagen. Ook al ging me daarnet een jonge juffrouw voorbij met een beate glimlach op het gelaat. Het dorpsasfalt gaat over in een onverharde weg met gaten, de overgang naar de laatste taaie brok van de dag.
Hoe overleven op de langste klim van de dag – 2,6 kilometer – als er geen jus meer in de benen zit? Doseren, elke druppel energie zo doelmatig mogelijk aanwenden. Op de steile stukken schakel ik meteen op stappen over. Zodra het stijgingspercentage wat milder is, zet ik de benen weer in beweging. Ik loop sinds Altenburg in het gezelschap van een 60-plusser, Walter Goese. Die wandelt niet maar blijft constant een trippelpasje aanhouden. De tien meter voorsprong die hij neemt bij elke stapfase van mij, heb ik meteen weer ingehaald als ik zelf weer op looppas overschakel. Maar de looptred volhouden, lukt me niet. Na anderhalve kilometer moet ook Walter zich gewonnen geven en stappauzes inlassen. Hier en daar raap ik toch nog een lotgenoot op. “Es ist vorbei, und es geht fort” filosofeert mijn gezel als we na de zoveelste bocht een nieuwe helling zien opduiken. Dan toch boven. Draaien en keren tussen de bomen.

Altenahr 3

Nog 1 km, meldt Walter na een blik op zijn horloge. Die kilometer blijft wel heel lang duren. Daar is de asfaltweg die ik daarstraks verkend heb. De brandende zon vergezelt ons als we het bruggetje over de B257 oversteken. Marie-Paule staat hier met haar Sony’tje in aanslag. Ik neem de bocht rond de parking zo ruim mogelijk om ook mijn gezel Walter een plaatsje op het plaatje te gunnen. En mis bijna de juiste afslag. Marie-Paule en de parcourswachter houden me op het goede pad. Nog een lusje rond de Martinshütte. Ik heb de moed niet meer om het laatste bultje lopend te overwinnen en sjok dan maar stapvoets naar boven. Ik verlies nog een plaats. In het totaal heb ik vanaf km 6,5 meer dan 20 plaatsen ingeleverd. De aangekondigde afstand van 16 km blijkt een hele kilometer onderschat. Bizar… Dat betekent wel dat ik het tijdsverlies ten opzichte van mijn vooropgestelde tijd van 1u40′ (op 16 kilometer) heb kunnen beperken tot minder dan vijf minuten. Zo red ik dan toch mijn derde hartje… vind ik. Walter Goese eindigt een plaats voor me, als eerste bij de M65. Mijn aankomst wordt aangekondigd met naam, plaats en land, en leeftijd. De speaker informeert naar mijn ervaring. Ik brabbel wat over de moeilijke afdaling. Mijn gestuntel in het Duits komt gelukkig niet ter ore van de omstaanders. De zes laureaten (de drie eersten bij de mannen en de vrouwen) moeten samen plaats nemen op het podium en heffen het glas wijn op hun succes. Er worden nog flessen uitgedeeld, heeft Marie-Paule vastgesteld. Maar het is niet duidelijk wie een geschenk krijgt en wie niet… Zij probeert ook een fles voor mij (dat wil zeggen, voor haar) te versieren. De speaker consulteert zijn startlijst en geeft de fles aan Johannes Herrmann, 78ste in 2 uur. 78 jaar jong. Ja, daar kan ik niet tegenop. Als we de aankomstplaats verlaten neemt een dame de bocht aan de parking. Zij is onderweg in de lange wedstrijd over 52 kilometer. Brrr… Voor zij aan haar derde ronde begint, zit ik achter een Bit 0.5 en een zigeunerschnitzel.

(Eigen foto 1: Altenahr, de vallei …en de heuvels. Foto 2 van Eventfotografie.de: De afdaling tussen de wijngaarden. Foto 3 van Marie-Paule: de laatste loodjes.)

Alken Estafette

vri 06/09/2019 19u * Alken Tweeloop Estafettechallenge * met Noël Heptia * 01:00:00 * 7 – (samen) 13,815 * 40/79 * 8/11 (Heren 110+) * ♥♥♥

Ik heb een lang openstaande schuld in Alken kunnen aflossen. Voor de zevende keer organiseren ze daar in de schaduw van de brouwerij een aflossingswedstrijd. Als er één club sympathie verdient, is het wel de Atletiekclub Alken. De zwart-bruin-witten zie je overal, of het nu in het noorden, of het oosten van de provincie is, en zelfs tot ver in de Condroz. Dit jaar sta ik er eindelijk aan de start. Voor het eerst past de estafette perfect in mijn planning. Meer nog, ik heb er zelfs zin in. Na twee lange afstandslopen op zwaar geaccidenteerd terrein snak ik naar een vlakke loop met (hopelijk) een snel tempo. Matchmaker Kris Govaerts heeft me gekoppeld aan Noël Heptia, een gemeenschappelijke vriend uit het Hesbignon- en Condruzien-circuit. Die zelfs op zijn verjaardag de estafettewedstrijd niet wil missen. Samen komen we drie weken tekort voor 140 jaar.

Alken 2

Als dat al een verdienste zou zijn. De hoogste leeftijdsklasse is echter begrensd tot 110 jaar en dus zullen we ons moeten meten met (veel) jongere mannen. We eindigen, niet zonder verrassing, achteraan in onze categorie maar bewijzen dat we niet helemaal uitgeteld zijn met een verdienstelijke plek in het midden van het deelnemersveld. Daarin schuilen naast een tiental Waalse lopers vele bekenden van de Limburgse wedstrijden en een aantal voor mij onbekende jongere mannen die hier uitpakken met kilometertijden beneden de 3’30”.
Ik begin als eerste loper, gewoon omdat ik het stokje toch al in mijn handen heb. De eerste kilometer blijkt ook de traagste te zijn, hoewel ik de indruk heb al aan mijn limiet te zitten. Het is in de eerste ronde ook nog wat aanpassen aan de wisselende ondergrond. En achter een sliert lopers met name enkele boorden van de Finse piste goed inschatten. De eerste ronde zit er bijna op. Ik zie dat Noël zich rechts heeft opgesteld en geef het stokje zonder haperen over aan mijn ploegmaat. Ik mag nu niet meer de fout maken van Waremme, eind vorig jaar, en vergeten mijn jeton in te leveren. Maar ditmaal vergis ik me dan weer van “inruil”richting. Even onder het lint door en de juiste weg genomen. Een echte blunder zal ik toch weer maken. Ik wacht op de eerste aflossing in het gezelschap van Bruno Broos die ik voor me heb gezien tijdens de eerste ronde. Tijd genoeg, denk ik dan. Tot ik plots “Willy, Willy” hoor vanop de piste. Daar is Noël al. Ik wring me tussen de wachtenden door en stuif weg onder het gegrinnik van mijn collega’s. De 4″21′ van de tweede ronde haalt mijn maag overhoop. Mijn middageten van zes uur geleden is dus nog niet helemaal verteerd. Ik zal in de volgende ronde toch gas moeten terugnemen. Maar ik doe er slechts 3 seconden langer over. Heb ik dan nu het goede ritme gevonden? De omroeper, voorzitter Jos Boiten, meldt met enige omzichtigheid – “Ik wil jullie niet ontmoedigen maar…” – dat we twintig minuten ver zijn. Het inleveren van de jeton is nu een routine geworden. Na de tweede ronde heb ik de juiste toegangsroute ontdekt, deponeer de penning in het bakje waarna Patrick Renard en Jos Biets alles netjes op zijn plaats leggen en begeef me naar het tweede tentje waar ik van een van de dames van genoemde heren, Fabienne en Nadine, een nieuw exemplaar krijg. Nadine heeft mijn jeton al klaar als ik er aankom. “Jij kent de nummers al uit het hoofd” zeg ik bewonderend. Ja zeker, knikt Nadine. Nu ik erover nadenk, ze ziet natuurlijk de “082” op mijn borstnummer. Hoe dan ook, de organisatie van de estafette loopt gesmeerd. Ik neem een slok bij het drankententje en probeer ook eens de snoepjes. Die helpen bij de recuperatie, aldus de speaker. Ze smaken wel, maar helpen? Niet echt, maar dat kan ook aan mij liggen.
Ik vermoed dat ik tijdens “mijn” halfuur zeven rondjes zal afleggen. Ik hou me nu dus klaar voor de vierde ronde. De vier minuten pauze tussen de opeenvolgende inspanningen zijn snel voorbij. Even uithijgen, dat wel, maar recupereren…

Alken 1

Vergeet niet dat uw verslaggever zo goed als geen intervaltraining doet, wegens te moe tussen de wedstrijden …en wegens geen trek in dat soort oefening. In mijn betere jaren kon een wisseltempoloop, een “fartlek”, me wel bekoren maar herhaalde spurtjes trekken was niet aan mij besteed. Vierde ronde dus. Ik krijg ook nu een flinke duw in de rug mee van Noël als ik me op gang trek. Eerst een bocht op de fluweelzachte baan, dan een scherpe bocht naar rechts voor een passage over gras. Die me helemaal niet ligt en waar ook nog twee andere bochten het tempo knakken. Roland Vandenborne, mister estafettechallenge, houdt hier de wacht en pept me telkens even op. “Goed gelopen” krijg ik zelfs als compliment na afloop. Sympathiek, maar niet helemaal waar. Dan gaat het heeeel lichtjes bergaf naar de vijver. Ik moet hier vechten om snelheid te maken. Dan komt een opkikkertje wel goed van pas. Daarvoor zorgt Stijn Vanderbeuken elke ronde. Samen met Elke Hubrechts slaat hij hier de esbattementen gade. Als toeschouwer. Beiden zijn geblesseerd en komen nog eens de competitiesfeer opsnuiven. We nemen een bocht over een brugje. De fotografen hebben dit fotogenieke plekje ook ontdekt. De snelle deelnemers maken hier een zwierige curve naar het pad rond de vijver. Kris Govaerts is me hier in de eerste ronde voorbijgegaan. Misschien niet zwierig maar wel energiek. Op het pad rond de vijver neem ik nu eens de binnenbocht, dan weer de buitenbocht om opkomende collega’s niet in de weg te lopen. Ik kijk hier wel uit naar de oneffenheden. Boomwortels hebben de asfaltlaag hier en daar opgetild. Dan nog even op verhard en een korte grasstrook naar de laatste rechte lijn op het tartan. Hier probeer ik het tempo nog eens op te krikken. Die honderd meter samen met de eerste hectometer van de volgende ronde liggen me het beste. Niet te verwonderen, je loopt hier op een tapijt.
Waar je in een wedstrijd in lijn uitgebreid de tijd hebt om je naaste tegenstanders te monsteren, zijn de ontmoetingen hier vluchtig. De tempoverschillen zijn aanzienlijk. De snellere opkomende mannen (ik herinner me maar één jonge vrouw die me heeft ingehaald) verdwijnen al vlug weer uit beeld. Hoe snel ze me ook achterlaten, ik geniet enkele ogenblikken van hun souplesse en bevlogen looppas. De vederlichte Jet Driesen, dochter van Dimitri en Anja, zweeft langs me op de tartanbaan, in het begin van de ronde. Ik zie achteraf in de uitslag dat ze ploeg vormt met de snelste man van het pak, Michiel Vanholst. Geen wonder dat Jet van jetje geeft. Met twee passanten heb ik wat meer “voeling”. De eerste is Patrick Nijs. Die snelt me wel met een tempo ruim onder de 4 minuten voorbij maar hij doet dat een keer of vier. Zo heb ik toch de indruk dat we samen op pad zijn geweest. Zijn snelle rondetijden volstaan net niet om ons te kloppen. De andere is Geert Poisquet, vandaag in actie met dochter Paulien. Ondanks enkele kilootjes te veel heeft Geert een flinke spurtje in de benen. Vanaf het buitenkomen uit de graszone – die hem eveneens op de heupen werkt – slaat hij een kloofje dat ik niet meer kan dichten. Ik kom ook twee keer in de buurt van een jonge kleurling. Dat moet Janvier Ngendahayo zijn. Ik hoor zijn naam achteraf in de kantine van zijn ploegmaat Bert Vanmechelen. Beiden zijn “fighters”. In de voorlaatste alinea leg ik uit wie dat zijn. (Maar dan moet je wel mijn hele verslag lezen. Ik heb lucht gekregen van lezers die het opgeven voor het einde. Foei!) Sommige bekenden zie ik zelfs helemaal niet tijdens de wedstrijd, meestal omdat ze te ver voor mij uitlopen en me ook niet dubbelen. De twee Nevens bijvoorbeeld, Piet en Ronny. Of de twee Gillets, Serge en Dominique. Ellen Jacobs wel, Jean Tempels niet. Jean heeft zelfs geen rustpauze genomen. Hij loopt gewoon een snelle en een langzame ronde, die laatste dan achter Ellen. Zouden ze wel een stokwissel hebben uitgevoerd? Ooggetuigen mogen zich melden. Zelf haal ik enkele jonge mannetjes in die eens komen proeven van een plaatselijke loopwedstrijd. En nu en dan ook wel eens een meer ervaren loper of loopster. Hun namen zal ik onthullen in mijn memoires.
“Heb je ervan genoten” zal Jos Biets me achteraf in de kantine vragen. Ik geef, zoals altijd (humm) een eerlijk antwoord. “Niet echt!” Daarvoor deden mijn benen te veel pijn. De brave man interpreteert mijn antwoord als kritiek op het parcours. Neen Jos, geen woord van kritiek. Afwisselend, goed beloopbaar, ingebed in een mooi decor, dat is mijn beoordeling van het rondje.

Alken 3


De klok heeft intussen ook een rondje gedraaid, steeds met hetzelfde egale tempo. De tijd wordt nooit moe… De omroeper telt af: 10 seconden, vijf seconden, vier, drie… “Stop, stop, stop” is de duidelijke boodschap aan de lopers die nog onderweg zijn. In ploeg 82 is dat Noël. Zijn kilometertijden liggen gemiddeld zo’n 15 seconden onder de mijne. Met uitschieters in de eerste en tweede ronde. Hij zorgt voor de extra-meters bovenop de 13 km die ik had vooropgesteld. Wat dat betekent in het totaalplaatje heb ik al in de eerste alinea meegegeven. De “tweeloop” (heb je de woordspeling?) zit erop.
We wachten in de kantine op de uitslag en de podiumceremonie. In die kantine lopen ook enkele gespierde kerels rond. Dat zijn “fighters”, beoefenaars van gevechtssporten. Ze zien er vervaarlijk uit maar hebben alleen maar vreedzame bedoelingen. Ze vechten namelijk voor een goed doel, tegen kanker. De opbrengst van de estafette-avond en ons zweet komt ten goede aan dat nobele project.
De prijsuitreiking verloopt vlot, de laureaten van de categorieën unisex of gemengd mannen en vrouwen, jong en oud, halen onder applaus hun prijs af. De jongste deelnemer krijgt ook een prijs. Dan volgt nog even een pijnlijk moment. De oudste deelnemer wordt ook naar voren geroepen. U heeft het al geraden… De tombola levert me ook nog een mooi trainingsensemble op. Bedankt… hoewel mijn wenscadeau niet in de prijzentrommel zat. Een paar goed lopende benen. Ik zou zelfs al tevreden zijn met een occasiepaar (tot 50 jaar bijvoorbeeld).
We kaarten op de terugweg in de auto nog even na over de avond. Ik ben met mijn gedachten nog bij de tweeloop en de afloop …en mis de afslag naar Riemst. Dan maar omkeren in Boirs. En zo kom ik na een Limburgse wedstrijd toch weer vanuit Luikse richting terug thuis.

(Foto’s 1 en 3 van Nadine Claessens. Foto 1 : Team 82. Foto 2 van Marie-Paule; In het toevallige gezelschap van Patrick Nijs, in het geel-zwart vooraan en Jo Ruymen in het zwart in het midden. In het fluogeel naast uw dienaar, loopt Chris Appeltans. Uit de achtergrond duikt Dimitri Driesen op, in het blauw met de indrukwekkende baard. Foto 3: Jet Driesen van het winnende team. Hier in het gezelschap van Kris Govaerts, even maar voor de foto van Nadine.)

Wasseiges (Challenge hesbignon)

zon 15/09/2019 10u15 * Wasseiges (Challenge hesbignon) * 11,5 km * 00:58:32 * 11,7 * 70/156 * 1/6 * ♥♥♥

De naam Wasseige zal de voetballiefhebbers wel vertrouwd in de oren klinken, maar het dorp Wasseiges… Wel, dat ligt ten zuiden van Hannuit en vormt zelfs nog een zelfstandige gemeente. Nauwelijks 2500 inwoners… en de burgemeester speelt hier ceremoniemeester na de loop. Ik heb deze Hesbignonloop al eens betwist in 2015. Lang genoeg geleden om nog eens naar deze landelijke streek af te zakken. Ik vertrouw op mijn GPS die me vanaf Waremme langs de meest onmogelijke weggetjes naar de startplaats brengt. Toch een voordeel: ik heb zo een kort gedeelte van de route verkend, zij het in de auto. Er heerst al een gezellige drukte als we op het zonovergoten voetbalveld van de FC Entité Wasseiges aankomen. Maar de grote massa is er niet, stellen we later vast als we klaar staan voor de start. Misschien hebben andere looplustigen gekozen voor een van de drie afstanden van de “Semi Vert” in Amay, hier een half uurtje vandaan.


De eerste kilometer naar het dorpscentrum op asfalt is voornamelijk dalend en levert me meteen mijn beste kilometertijd op, voor het eerst en het laatst onder de 5 minuten. De snelste kilometer is ook de makkelijkste. Zo makkelijk dat ik mijn plan opberg om in het begin van de loop Maja Van Zand te volgen. Dat komt me na afloop op een reprimande van Maja te staan. Ik haal de enige concurrenten in mijn categorie snel in en besluit dan maar Marc Ruymen en Bea Strouwen te volgen. Daar zijn de twee bruggetjes die de speakers (Frans- en Nederlandstalig) hebben aangekondigd. Opletten hier, zoals in de volgende tweehonderd meter langs het riviertje, de Méhaigne, onder een dicht bladerdek. Vanaf km 1,6 is het zicht weer open maar het blijft oplette voor oneffenheden, zeker achter de rug van mijn voorgangers. Ik zoek, soms in een scheve houding, naar een vrij uitzicht. De volgende 2 kilometer lopen min of meer rechtdoor over een veldweg naar Ambresin. Het tempo rond de 5′ per km past perfect bij mijn plan om vandaag niet mijn limieten op te zoeken. Plots duikt er een mountainbike langs ons op. Een begeleider, een toevallige passant? Even later wordt me duidelijk dat de fietser de eerste lopers van de 6 km-wedstrijd voorafgaat. Die zijn 10 minuten na ons vertrokken en moeten zich in hun rush voorwaarts een weg banen links, rechts, tussen de langzame 11km-lopers. Dan hoor je plots “à droite” en gaan de ingehaalde lopers ook “à droite”. Oeps, opstopping. Ik vermoed dat we door zo’n tien snelle 6km-lopers worden voorbijgestoken. Die hebben tot ongeveer km 4 de tijd om dat te doen. Daarna volgen ze hun eigen parcours. En hier loopt het verkeerd voor de enige jonge dame die ons is voorbij gesneld, Jet Driessen. Ik heb vorige week nog haar lof gezongen in mijn verslag van de Alkense estafette. Nu is ze weer oerend snel onderweg maar ze mist de afslag voor de korte loop. We zijn er net voorbijgekomen. De 6km-lopers moeten hier links afslaan. Ik merk wel op dat de seingever er nogal lusteloos bijstaat. Jet stoomt hier rechtdoor en laat ons meteen een stuk achter. Michel heeft de fout even later wel in de smiezen. Mijn twee gezellen turen vooruit om te zien of het wel degelijk hun Alkense clubgenote is. Als ze haar dan met zekerheid kunnen identificeren is ze al zo ver weg dat zelfs de krachtige stem van Michel haar niet meer bereikt. Boven op de volgende klim ziet Jet haar vergissing dan toch in. “Niemand heeft me iets gezegd”, roept ze ons toe terwijl ze met de moed der wanhoop de verloren meters probeert goed te maken. Maar dat zijn intussen twee kilometer. De ontgoocheling in het Driesen-kamp is groot na afloop. Haar dichtstbijzijnde concurrente die ongetwijfeld moet gezien hebben dat ze de verkeerde richting uitliep, heeft haar niet verwittigd, luidt het. We komen weer op verharde ondergrond, Ambresin is niet ver meer. Benieuwd of Marie-Paule de weg gevonden heeft. Daar is ze, links van de weg. Michel Ruymen kijkt verwonderd op als ze onze doorkomst aan de bocht van km 4 voor de eeuwigheid vastlegt.
Bij het binnenlopen van Ambresin hebben we al een eerste heuveltje te verwerken gekregen. Het zal niet het laatste zijn. Eigenlijk zijn de volgende 7 kilometer een opeenvolging van bultjes en bulten op het Haspengouwse plateau. In de zesde kilometer – we lopen Ambresin uit – zitten wel weer meer dalende meters maar de kilometertijd wil niet meer onder de vijf minuten duiken. Toch houden Michel en Bea best een pittig tempo aan. Michel houdt Bea op de hoogte van de kilometertijden, soms gevolgd door een “goed” van een van beide echtelieden. Die systematische aanpak is niet zonder reden: Bea is in de running voor een podiumplaats bij de aînées 2.

Wasseiges 1

Rond halfweg krijgen we onze eerste bevoorrading. En ook de laatste, voor de finish. Er had er wel een meer mogen zijn, vind ik, zoals trouwens ook mijn gesprekspartners na afloop. Nu, het is nog vroeg en de zon zal pas echt branden als we al gedoucht zijn. De weg loopt weer omhoog als we de verspreide bebouwing verlaten en ons op weg begeven voor het tweede deel van de wedstrijd dat zich zo goed als volledig in de open Haspengouwse akkers zal voltrekken. “Daar loopt Noël” zegt Michel. Die alleszins betere ogen heeft dan uw dienaar. Ik zal de lange Seraingloper pas echt in het vizier krijgen als we aan km 6,8 een scherpe bocht naar links nemen op weg naar een van de hoogste punten van het parcours. Wil Michel mij opjutten om de achtervolging op Noël in te zetten? Maar ik blijf waar ik ben. Dit tempo is hoog genoeg voor vandaag. Meer nog, hier en daar moet ik zelfs even bijpikkelen om in het spoor van het Alkense duo te blijven. Er zijn zo van die flarden parcours die in je geheugen blijven hangen. Deze strook bijvoorbeeld. Ik bereid me voor op een terugval maar blijf hier merkwaardig goed in mijn ritme. Boven, na de linkerbocht, krijgen we een matige wind tegen. Ik maak van het panoramische uitzicht gebruik om een blik te werpen op het achteropkomend verkeer. Ik blijf achterdochtig als ik Kris Govaerts voor de start hoor zeggen dat hij het kalm aan gaat doen. Vandaag is het echt zo. De betonweg blijft intussen oplopen en we moeten met zijn drieën vechten om niet stil te vallen. We hebben 5’20” nodig voor de achtste kilometer. We komen nu op wegen die ik herken van onze GPS-route met de auto. Ik heb nu wel een beter idee van wat me te wachten staat maar daarom ga je nog niet sneller lopen. Aan een bocht heb ik even mijn achterstand op Noël gemeten: 50 seconden. Ik zal er toch iets van afgeknabbeld hebben aan de finish. Aan km 8 verlaten we weer het beton van de ruilverkavelingsweg en krijgen opnieuw een veldweg voor de voeten. Dit parcours blijkt heel wat onverharde wegen – meestal veldwegen – te bevatten. Ik schat de verhouding 40% onverhard – 60% beton en/of asfalt. Dat zorgt voor bijkomende hinder voor wie de glooiingen al goed zou verteren. Een van die hellinkjes in de achtste kilometer blijkt een harde noot om te kraken. Maar ik bijt me toch opnieuw vast in het spoor van Michel die – zo lijkt het – de kilometers fluitend afmaalt. Bea moet meer moeite doen, dat leid ik alleszins af uit haar zware ademhaling.
Km 9: we zijn opnieuw in Ambresin, het voorgeborchte van Wasseiges. Hoe het precies gekomen is, weet ik niet, maar ik heb een kleine voorsprong genomen op Michel en Bea. Met nog twee kilometer (misschien iets meer, altijd afwachten wat de exacte afstand is) voor de boeg, trek ik mijn inspanning dan maar door. Dat moment heeft Sandrine Ballon blijkbaar ook gekozen om het tempo wat op te krikken. Ze gaat me voorbij tussen de zeldzame huizen die we vandaag zien. In multicolor outfit: witte pet, blonde paardenstaart, blauw shirt en roze broekje. “Ik bereid me voor op de marathon van Amsterdam”, meldt ze me in het voorbijgaan. Weer even een strook asfalt. Ik zie een groepje voor me in de schaduw van een bomenrij. Ik speel even met de gedachte om aan te sluiten maar daarvoor is mijn tempo, ruim boven de 5 minuten/km, niet hoog genoeg. Ook de kleine WACO-loopster Coline Motte zal haar voorsprong behouden al gaf ze daarnet de indruk te verzwakken. We zijn bijna aan kilometerpaal 10. Dicht bij het voetbalveld, dat overigens helemaal aan de rand van het dorp ligt. De parcoursbouwers hebben nog een pittige afsluiter voorzien, de Drève des Lorrains. Dat is alles wat je van zo’n naam niet zou verwachten: een (vandaag) stoffige landbouwweg, met karrensporen en stenen, en venijnig oplopend. Wel rechtdoor. Althans het eerste deel. Op het eind, na een soort chicane en een bocht naar rechts, loopt de route verder op hobbelig gras. Met andere woorden, veel plezier is hier niet te beleven. Ik wring me naar boven. Een enkele toeschouwster staat hier. Ze tuurt over me heen, de verte in. Thierry Vanherck (13,5 km/uur gemiddeld) geeft me wel nog een aanmoediging mee voor de laatste 500 meter. Nog een rondje rond het A- en B-terrein op het gras dat dit keer wel aangenamer voelt. De voorbije kilometers op stenen en ongelijke ondergrond hebben mijn rechtervoet niet echt goed gedaan. Ik heb het rondje vooraf “ingestudeerd” en neem dus op tijd de bocht naar rechts voor ik me in de netten van een oefendoel zou vastlopen. Langs de – in de goede richting – schuingetrokken hoekschoppaaltjes, door een aantal bochtjes. Nog een fotootje van Marie-Paule voor ik de caravan van Claudy Dechanet bereik. Dat is de finish-foto-wagen van de Hesbignon. Michel en Bea hebben hun tempo ook kunnen handhaven en lopen binnen op nauwelijks 10 seconden. Bea pakt de derde plaats in haar leeftijdsklasse. De Alkense arts eindigt overigens twee minuten achter haar collega-arts Marc Buttiens, van dezelfde gemeenten en club, hier in de hoedanigheid van veteraan 3.

Wasseiges 2


Een halfuurtje later. We kaarten na onder een weldoend zonnetje – met een pint voor je is de zon een goede vriend – tot we naar binnen worden geroepen voor de prijsuitreiking. Ik word op het podium nog eens geflankeerd door Michel Mancini. Ze hebben nog één verrassing in petto in Wasseiges. Een van de prijzen is… een geit. Die zelf wel niet aanwezig is. En gewonnen heb ik ook niet…
Op de terugweg volg ik de vertrouwde richtingaanwijzers vanuit het centrum van Wasseiges. Zo bereiken we, deze keer op wegen van het moderne tijdperk, snel Hannuit. We zijn nog net op tijd voor een lekkere hap bij de Griek, op het parcours van de decemberklassieker van Hannuit, de Corrida. De organisatie van Raymond Desmarets in wiens gezelschap ik daarstraks toevallig heb ingelopen. Collega-lopers van daarnet zijn intussen aangeschoven aan andere feesttafels.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Bij het buitenlopen van Wasseiges, in het begin van de wedstrijd. Te herkennen zijn onder meer: Mauro Calogero in het rood vooraan, Francis Brants, met witte pet, vlak voor me en Sandrine Ballon, in blauw shirt en roze broekje, achter me. Foto 2: Michel Ruymen, die als eerste de bocht neemt, kijkt naar de fotografe. Achter hem zijn onafscheidelijke Bea Strouwen. Foto 3: De laatste meters rond de voetbalvelden van FC Entité Wasseiges.)

Luik Naimette

zon 22/09/2019 11.15u * Naimette (Challenge de la Province de Liège) * 9,5 km * 00:50:27 * 11,3 * 43/89 * 1/4 * ♥♥♥♥

De parcoursbeschrijving van de Corrida des Road Runners, de 21ste manche van de Challenge van de Provincie Luik, is ondermaats. En laat het nu net het (nieuwe) parcours zijn dat me nog eens naar de CJPL heeft gelokt. Deze loop vervangt de Jogging Don Bosco, in de buurt van het Guillemins-station. Toen ik bij mijn planning zag dat het Stade de Naimette start- en aankomstplaats was, lag mijn keuze meteen vast. Welk parcours we daar zouden voorgeschoteld krijgen, was nauwelijks uit de informatiebrochure af te leiden. Wat er precies bedoeld wordt met een zin als “A l’exception de la course C, 90% du parcours se fait sur terrain meuble et boisé” snap ik na vijfvoudige lezing nog altijd niet. Oh ja, terrain meuble betekent “zachte ondergrond”. Ik heb het opgezocht. Course C is de klassieke loop van circa 10 km. Wordt dadelijk vervolgd.

Naimette 1


We zijn dus in Naimette-Xhovémont, aan de noordrand van de Luikse agglomeratie. Het is een woonwijk met een mix van oude en nieuwe bebouwing, met als voornaamste aantrekkingspool een atletiekstadion. Het complex is exclusief voorbehouden aan atletiek (en rugby) en is een pareltje van de Waalse sportinfrastructuur. En dateert, tot mijn verbazing, toch al van 1995. In het ruime cafetaria stoten we al meteen op onze gemeente-en streekgenoten Willy, Claude en Jean-Pierre. De (veruit) jongste man in het gezelschap is Robbe die de eer krijgt met foto in dit verslag opgenomen te worden. Daar is een goede reden voor, lees het in het cursieve gedeelte onderaan. Ik kan een van mijn kennissen van Verviers verblijden met een bonnetje van een restaurant in zijn stad, gewonnen bij een van de Avenir-wedstrijden. Zoek niet naar de naam van Servais Halders in mijn verslag. De Voerenaar is nu al onaantastbaar in het challengeklassement en kan dus wel eens wedstrijd overslaan. Bovendien vermoed ik dat hij zich spaart voor de Maasrun, volgende week in Lanaken. Alberto Canales krijgt en grijpt meteen de kans op de overwinning bij de veteranen 3. Het gezicht van Willy Hertogen staat op onweer. Uit de routetekening (die we dus pas ter plekke te zien krijgen) blijkt dat de wedstrijd loopt over vier rondjes, met een veelvoud aan korte hellinkjes, voornamelijk in het bos en het park rond het stadion. Zoals uw dienaar rekende ook zijn voornaam- en leeftijdsgenoot op een wegwedstrijd. Vlak voor de start zie ik Raf Clerinx uit Piringen. Hij wil nog een 10km-loop in de benen hebben voor hij als ATLA-lid een van de voornaamste afspraken van het seizoen, de Maasrun, zal aanvatten. En de ingeweken West-Vlaamse Liesbeth Vanneste, die nu in Bilzen woont, heeft blijkbaar ook de Luikse wedstrijden ontdekt.
We staan met een groep van nog geen negentig klaar voor de start. Het is allemaal heel wat minder geworden in de oudste challenge van de provincie Luik. Er gaat heel wat aandacht naar het middenveld, naar de grote, donkerhuidige atlete die bezig is aan strekoefeningen van romp en armen. In haar handen houdt ze een speer. Ik heb haar daarstraks al eens gekruist. Niemand minder dan de olympische kampioene zevenkamp, Nafi Thiam, bereidt zich hier voor op het wereldkampioenschap in Doha binnen enkele dagen. Onder het toeziend oog van haar trainer Roger Lespagnard, oefent ze haar blessuregevoelige elleboog voor het meest risicovolle onderdeel van de meerkamp. We verlaten Nafi want we moeten zelf aan de bak. Ik word meteen overspoeld door een golf lopers achter me. Robbe Hertogen en Claude Herzet schieten als een pijl uit een boog naar voren. Robbe zal daar blijven, Claude …niet. Na 400 meter lopen we het sportcomplex uit – mijn hoogste snelheid van de loop heb ik dan al gehaald – en word ik op het oplopende pad naast de weg weer door een vlaag snellere starters achteruit gewaaid. Met zo weinig vertrekkers zal ik nu wel bij de laatsten zijn, gaat het door mijn hoofd. Nu, aanklampen doe ik geen geval, eerst mijn ritme zoeken. Dit is een wedstrijd met vier sterretjes (op vijf) qua moeilijkheidsgraad. Die informatie uit de brochure zal alleszins wel kloppen, mag ik na de wedstrijd besluiten.

Naimette 2


We zijn dus op weg voor de eerste van vier ronden. Er wachten ons eerst drie korte rondjes, in het totaal goed voor 5,6 km. Dan volgt de langste – en de moeilijkste, zo zal blijken – over de resterende 4 km. Ik heb daarnet het korte rondje verkend in het spoor van enkele lopers van de 4km-wedstrijd. Maar niet alle rondjes zijn identiek. Ze hebben de lussen hier zo in elkaar geknutseld dat we aan 10 km uitkomen. Ook al lukt dat toch niet helemaal. Na de eerste ronde, anderhalve kilometer van bochten, bultjes, bospaden, beton, grind, gras en tartan liggen de posities al min of meer vast. Ik zal maar een drie-, viertal lopers inhalen in de volgende zes kilometer. Een van hen is Claude Herzet. Ik had het zien aankomen. Voor de start vertelt Claude aan een collega dat heuveltjes hem helemaal niet liggen. Tenminste bij het lopen. Met de fiets overwint hij de hellingen met gemak. De Riemstenaar laat zich overigens door niets of niemand opjagen. Luisteren naar het lichaam, heet dat. Als ik op de steile helling voor de piste – de steilste in het bos – bij hem kom, jaagt hij me naar voren. We zijn al aan het einde van de eerste ronde. Ik heb in het dalend bospad al eens de boomwortels ontweken waarvoor Guy Raes ons vooraf had gewaarschuwd. De tweede ronde is zo’n 600 meter langer dan de eerste. Op de Boulevard Léon Philippet nemen we de tweede afslag. Die Léon Philippet is een Luiks schilder. Beetje cultuur tussendoor kan geen kwaad. Dank u mijnheer de omroeper, voor de informatie. Door een poortje en dan tussen een schoolgebouw links en twee veelkleurige reuzenslangen in steen rechts door. Alweer naar boven, op een betonnen pad met lage treden. Een blonde jonge dame gaat me voorbij en sluit aan bij een RFC Liège-atlete voor haar. De twee kennen elkaar en zullen in het vervolg van de loop onophoudelijk met elkaar babbelen. Het kronkelend asfaltpad in het park loopt nu even bergaf. Op het einde ga ik de twee dames even voorbij. Die spelen echter meteen weer haasje over als het pad – intussen in klinkers – weer oploopt. Dan weer door het bos op en af naar de atletiekbaan. Marie-Paule overschouwt de gebeurtenissen vanop de pui van het cafetaria. Even verder staat Richard Mathot. Pas geopereerd aan de meniscus en dus niet in de wedstrijd. “Allez Claude, au boulot. Willy est devant toi” plaagt hij Claude Herzet die volgt op een tiental meter. Ik heb een mooi ritme vast in het spoor van de twee dames. Claude doet blijkbaar geen poging om dichterbij te komen. Ik haal wel nog een gele en heel wat later nog een groene in. Het parcours, een ratjetoe van verhard en onverhard, past nog net bij mijn mogelijkheden. Ik heb de laatste tijd wel erger meegemaakt. Door het beperkt aantal deelnemers is het ook rustiger lopen. De bewegwijzering met linten en door signaleurs is overigens in orde. Al had een groter peloton wel eens voor chaos kunnen zorgen op dit labyrintparcours. Derde ronde, met een kleine wijziging in het parcours. Na 4,6 km maken we een bijkomende lus over (Waals) asfalt en langs een voetbalveld. Hier hebben we even een ruimer zicht op de omgeving (als dat al enig voordeel zou opleveren), daarna duiken we weer het bos in. Smal, kronkelig en redelijk donker. De blonde Céline Dispas en Lambriny Philis lopen nog steeds enkele meter voor me uit. De namen ken ik al jaren, de gezichten niet. De loop van vandaag verandert daar ook niet te veel aan, ik heb voornamelijk hun rug gezien. Als ik hen al kan volgen is dat gewoon omdat zij er een oefentripje van maken. Als voorbereiding op een marathon, meen ik uit flarden van hun gesprek te mogen afleiden.

Naimette 3


Vierde ronde. 5,6 km ver. Money time. Nog een slok water aan de bevoorrading op de piste. Ik ledig de helft van het bekertje over mijn hoofd. Voor de hitte die misschien nog komt. Als het al warm was, ik heb er nauwelijks iets van gevoeld. We draaien opnieuw hetzelfde rondje, intussen tot in den treure bekend. Aan km 7 worden we dan rechtdoor gestuurd. Het gaat hier full gas bergaf. Hoewel, eerst grind en kasseien, daarna scherpe bochten op asfalt in een volkswijk, dan weer op kasseien op een wegdek dat dwarse golven vertoont – de stabilisélaag heeft hier haar beste tijd gehad – het is dus afdalen met de rem op. De twee dames voor me gaan daar soepeler mee om dan ik en blijven gewoon door babbelen. Rechts af, of beter rechts op. De gedaalde meters moeten we nu weer goed maken. Op een brede asfaltweg. Zelfs het getater van de twee dames verstomt even. Die 600 meter op de Rue Colin verteer ik bijzonder goed. Ik kom op de hoogte van mijn twee voorgangsters. We halen een man voor ons in die we meteen achterlaten, ook al probeert hij enkele meter te winnen door het voetpad in de binnenbocht achter de auto’s te nemen. Mijn goede beklimming is ook de loper in kwestie, Pierre Lambion, niet ontgaan. Blijkt uit een complimentje aan de finish. Na een linkerbocht komen we weer op een kasseistraatje. Het beste, dat wil zeggen het steilste, hebben ze bewaard voor het einde. Stijgingsgraden tot boven de 10%. Hier worden de knapen van de mannen gescheiden. Ik hoor bij de mannen, schrijf ik niet zonder enige trots. Waar de lopers in mijn buurt op stappen moeten overgaan, kan ik ook op het laatste stuk in looppas blijven. De twee dames blijven nu achter of tenminste ze gaan me niet meer opnieuw voorbij. Na 8,4 km komen we weer op het korte circuit uit. Ik kan mijn voorsprong behouden op de smalle paden tussen het groen, naast het voetbalveld en op de licht dalende grasstrook die naar de tribune leidt. We lopen achter de “gradins” door, op de tribune. Marie-Paule heeft intussen in de mot gekregen dat de aankomst aan de overzijde van het cafetariagebouw is en geeft me nog een aanmoediging mee voor de laatste hectometers. Tussen de supporters zie ik ook Robbe Hertogen die dan al enkele minuten de streep heeft overschreden en hier de finish van de andere Limburgers afwacht. Een laatste keer achter de percussionisten door. Die mannen hebben ook een goede conditie. Ze zijn al anderhalf uur in actie. Nog honderd meter op de piste, snel nog even een hoger tempo zoeken. De matten, de drankentafel … en de medailles, die je zo maar kunt oprapen zoals een partje sinaasappel. Ik grabbel er maar eentje mee. Uiteindelijk haal ik toch nog de eerste helft van de algemene rangschikking. Ook al omdat achter me enkele collega’s voornamelijk bezig zijn met het verzamelen van bonuspunten en het consolideren van hun positie in de challengerangschikking. Michel Jeukens, bijvoorbeeld. Samen met het goede gevoel in het laatste derde levert me dat weer eens een vier hartjes-rating op.
Vanuit het cafetaria hebben we een mooi zicht op het stadion. Nafi loopt nu eenzaam heen en weer over het grasveld. Wat een prachtatlete! Haar verschijning ontlokt mij de bedenking dat je toch veel van moeder natuur moet hebben meegekregen om de top te halen. Dadelijk zal de olympische en wereldkampioene het veld overlaten aan een groep stevig gebouwde kerels. Als de rugbymen in kleurrijke uitrusting aantreden voor hun wedstrijd. Bij de prijsuitreiking die hier nogal informeel verloopt, zie ik winnaar Michel Mathot verscheidene malen opduiken. We hebben de keuze uit een aantal prijzen per categorie. Dat zorgt wel eens voor hoofdbrekens. De derde in mijn leeftijdsklasse, Willy Hertogen, wisselt zijn coctaildrank op basis van banaan voor witte wijn. En René Eggen, tweede, ruilt een shirt in voor een bosje zonnebloemen, “pour ma femme”. Natuurlijk René, mijn prijzen zijn ook altijd “pour ma bien-aimée”. Jean-Pierre is ongelukkig omdat hij de enige zonder prijs is aan onze tafel. Maar wie weet, straks bezorgt Ria hem misschien een mooie beloning…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Een klein pelotonnetje in het knappe stadion van Naimette. Daarnaast een beeld van de oude en steile kasseistraten rond het park. Foto 2: Boven: Raf Clerinx op weg naar de vierde plaats algemeen. De tweede bij de veteranen 1 heeft een ronde voorsprong op het groepje achter hem. Daarbij helaas ook Jean-Pierre Immerix. Onder: Robbe Hertogen, winnaar bij de beloften en 20ste in de totaalstand. Foto 3: Uw dienaar met een mooie tred – al zeg ik het zelf- in het imposante decor van het atletiekstadion.)

Moha (Challenge hesbignon)

zon 06/10/2019 10u15 * Moha (Challenge hesbignon) * 10,3 km * 00:51:16 * 12 * 53/147 * 1/4 * ♥♥♥♥

“We gaan straks toch niet moeten opwarmen en lopen in dit weer?” vraag ik me af achter het stuur op de autoweg tussen Luik en Hoei. Terwijl de ruitenwissers op volle kracht de slagregen van de voorruit proberen te vegen. De hele dag regen, dat zijn de weersvoorspellingen. In Veldwezelt hebben ze zelfs de rommelmarkt afgelast, meldt Jean-Pierre, inwoner van het grensdorp. Maar kijk, als we de vallei van de Méhaigne bereiken, begint de lucht op te klaren. Lopers, signaalgevers en begeleiders zullen de volgende twee uren van en in droge omstandigheden kunnen genieten. De regen doet pas een schuchter heroptreden als we ons naar de douches begeven, onder de vorm van lichte motregen. En we zitten alweer in de auto op de terugweg als de hemelsluizen opnieuw worden opengezet. Oh ja, we zijn in de buurt van Hoei. Moha, onze bestemming, is een deelgemeente van Wanze, ten noord-westen van Hoei. Dat westen betekent meteen dat deze wedstrijd bij de Hesbignon hoort. In het oosten zou de loop deel uitmaken van het Condruzien-circuit. Deze Hesbignonloop heeft overigens wel wat Condruzien-trekjes met zijn reliëf en onverharde stroken. Ik heb me vestimentair al aan de herfst aangepast en heb ook mijn mutsje uit de kast gehaald. Mijn kledingkeuze blijkt perfect voor de dag, ook al zal mijn mutsje voor een grappig accident de parcours zorgen. Maar dat is voor het einde van dit verslag.

Moha 1


Het deelnemersveld op de lange afstand is opnieuw eerder aan de magere kant. Eindeseizoensmoeheid en/of concurrentie van andere lopen tijdens het weekend? Na de start aan de Ecole Communale laten we het dorp meteen achter ons. De wedstrijd krijgt zijn beslag in het groene en onbebouwde deel ten noorden van de Méhaigne. Wie meer wil weten over de bezienswaardigheden van Moha kan zich het best wenden tot Marie-Paule, eveneens ter redactie. Zij heeft het plaatsje bezocht in het gezelschap van Nadine, echtgenote van Bruno Broos. Na een goede honderd meter worden we linksaf gestuurd en beginnen we meteen aan de lange klim uit de vallei. De eerste honderden meters op glanzend nieuw asfalt zijn vrij pittig. Ik speel even met de gedachte om zoals in Wasseiges het duo Michel-Bea te volgen. Maar de benen kietelen en ik ga maar op mijn stevig aanvangstempo verder. Misschien kan ik mij vastbijten in het spoor van Sandrine Ballon, een tiental meter voor me? Ik hoef me niet te sparen, het volgend weekend staat er ontspanning op het programma. Ik heb al afstand genomen van het duo Carine Munaut en Françoise Debaty. Die laatste zal wel al haar verzekerd zijn van haar koppositie in de de challenge. Uiteindelijk eindigen ze een minuutje achter mij en verdelen ze de eerste plaatsen bij de aînées 2 onder elkaar. We zetten onze weg verder op een goed lopend kiezelpad. Ik herken de weg van mijn vorige deelnames. Dat zijn er al drie maar de laatste dateert wel van 2015. Sindsdien is er heel wat water door de Méhaigne gevloeid …en hebben ze het parcours omgekeerd. Waarvoor een verkenning nuttig is. Dan langs een smaller pad door een bosje en een open strook op aarde waar de regen voor enige vettigheid heeft gezorgd. Zelfs voor mij goed te nemen. De Speelhofrunners hebben speciaal hun trailschoenen aangetrokken voor de modderpartijen op het parcours …die in hun bange verwachting erger waren dan in natura. We zijn intussen links afgeslagen. “Wij”, dat zijn de 10 km-lopers. Die van de korte afstand zijn hopelijk rechtdoor gelopen. De mevrouw houdt het bord met de pijlen goed zichtbaar in de hoogte. Dit keer mag het niet mislopen voor Jet Driesen, de beste (jonge) vrouw in het peloton. Ze hebben ten huize Driesen in Alken geen risico genomen en een “foolproof” plan uitgewerkt. Vader Dimitri laat de 10 km schieten en begeleidt dochter Jet in de 6,5 km. Vier ogen zien meer dan twee. Alles loopt gesmeerd… voor Jet. Vader Dimitri wordt in de laatste kilometers meedogenloos gelost door dochterlief. Net als ik op een bultje tot op enkele meter van Sandrine Ballon genaderd ben, trekt de aînée 1 het tempo op en snelt ze weer weg, ook geholpen door een smalle passage op een bospad. Ze zal daarna alleen nog verder weglopen. Na drie kilometer zien we weer enkele huizen en boerderijen. Veel beweging is er niet op deze vroege zondagochtend. Tenzij van de lopers die op de zwaarste strook er de beweging proberen in te houden. Ik hijs me in een groepje naar boven, onder de nieuwsgierige blik van een grote schimmel en een bruine Shetlander. Hier, op een klim tussen de 5 en de 10%, heerst alleen gehijg. Ik laat het groepje achter. François Argento is zowat de laatste bekende die ik voorbij ga. Van dan af ben ik alleen in mijn strijd tegen de kilometers. Ik zal al terug in de buurt van de startplaats zijn als ik nog meer dan één loper/loopster in mijn buurt zie.

Moha 3


We zijn nu boven op het plateau waar alleen voorbijzoevende auto’s op de snelweg op menselijke aanwezigheid wijzen. Ik bedoel gewone mensen en niet een stel gekken die zich op een zondagochtend afpeigeren in the middle of nowhere. We mogen ons dan al op de hoogte boven de vallei bevinden, de klim is nog niet achter de rug. De volgende 2 kilometer biedt nog genoeg lekkers voor wie, zoals ik vandaag, nog wat kruit in de kuiten heeft. In de laatste glooiing haal ik eindelijk de dame in die al van in de start een kleine voorsprong heeft op me. Zij is intussen al lang door Sandrine Ballon voorbijgestoken maar houdt zelf ook beter stand dan ik verwacht had. Als ik haar voorbijloop, informeert ze naar de afstand. “Zeven kilometer”, antwoord ik. Bij een tweede blik op mijn Garmin stel ik vast dat we pas aan km 6 zijn. “Pardon, six kilomètres” verbeter ik. “Te optimistisch”, voeg ik er nog aan toe. Maar de jonge dame maalt er niet om. Zij zal samen met Carine en Françoise (kijk naar het begin van dit verslag) binnenlopen. Haar naam mag ik u niet onthouden: Marie-Laure Garcia Gallego. Bevoorrading, over de E42, en dan genieten van de afdaling op het asfalt. Het doet wel eens deugd tussen de 4:30 en 4:15 rond te draaien. In mijn ooghoeken zie ik iets blauws naderen. De voetstappen worden luider en luider …en blijven achter me. Blijkbaar wil de achtervolger een tijdje recupereren van zijn inhaaljacht. Na een aantal hectometer komt hij dan toch langszij en kan ik mijn concurrent van de dag identificeren. Een jonge man nog, van de RT Braives, Jonathan Henrion. Hij neemt nu ook afstand maar zal op de streep toch maar 8 seconden overhouden. Daar wandelt een eenzame loper aan de rand van de weg. Hij trekkebeent. Ik herken de imposante gestalte van Bert Ernest, gestart in de korte loop. En weet ook meteen de oorzaak van zijn ongemak. Een zweepslag in de kuit. Enkele dagen geleden, toen de boosdoener zich voor het eerst en onverwacht meldde tussen Herderen en Millen, kon zijn vrouw hem nog komen “depanneren”. Vandaag zal hij op eigen (sterk verminderde) kracht de thuishaven, Moha, moeten zien te bereiken.
Aan km 7,5 lopen we weer onder de snelweg door en dalen verder tussen enkele huizen. Bij mijn vorige deelnames zaten we hier diep in het rood, in de zware beklimming, toen in het begin van de loop. De rode pijlen op het asfalt zijn duidelijk. We moeten hier scherp naar rechts. De signaalgever kijkt niet op van zijn GSM-schermpje. Jammer, nu hij de kans heeft om mij met een snelheid rond de 4 min/km te zien voorbijflitsen. Die snelheid moet ik noodgedwongen matigen als ik een smal en donker pad in een bosje induik. Het is wel een geruststelling dat achter mijn rug geen beweging en bedreiging te horen is. Ik kom nu op een breder pad in de vallei van de Méhaigne. En ben op weg naar een mooie tijd. Ik glij in een vloeiende beweging rond een bocht naar rechts. Langs een hoge struik met doornen takken. Hap zegt een doorn en ze heeft mijn mutsje mee. Grappig… en vervelend. Die muts gaat me toch geen tijd kosten, zeker? Er volgt niemand achter me. Ik aarzel één seconde en beslis dan door te lopen. Het kledingstuk zal ik dan maar achteraf komen oppikken. Het is een geschenk van de Mergellopers. Dat kan ik niet achterlaten in een godverlaten oord in Wallonië. Met kale en natte schedel zet ik de achtervolging verder op Jean-Luc Letellier die ik al enige tijd in het vizier heb. We passeren langs de installaties van de steengroeve Carmeuse. De modderige, met stenen bezaaide ondergrond vertoont grote gelijkenis met het pad langs de (oude) mergelgroeve in Emael langs mijn Jeker-trainingsparcours. Ik kan niet zeggen dat ik niet voorbereid ben op dit parcours. We naderen nu de eerste huizen van Moha. Fotograaf Jean-Louis Masson richt zijn objectief op ons. Dan komt bij mij telkens de vraag op: “Waarom, Jean-Louis? We zien je foto’s nooit!” Ja, bij hem thuis in Villers-le-Bouillet. Is er iemand die speciaal naar Villers rijdt om de plaatjes te bekijken? Euh, ik moet verder met mijn verhaal. In een dorp met als voornaamste bezienswaardigheid zijn “château féodal” mogen we de versterkte burcht (nu een ruïne) niet links, eigenlijk rechts laten liggen.

Moha 2

Hier moeten we nog een lusje maken. Ik zie Marc Buttiens van Alken het klimmetje nemen naar de rots. Dat château is namelijk gebouwd op een rotsige “éperon” (een massief uitsteeksel). Ik begin aan het smalle kronkelige pad naar boven in het spoor van Jean-Luc en ga hem even verder voorbij. Jean-Luc zit nu vlak achter me en wil maar kan me voorlopig niet opnieuw voorbij. Ik prijs me gelukkig de nieuwe route te hebben verkend: de stenen trapjes, de bocht voor een woonhuis, de scherpe afdaling op het beton. We zijn net weer op het dalend asfalt of Jean-Luc zet zijn lange stelten in beweging en gooit me enkel meter achteruit. Bij het opdraaien van de kasseien voor de finish plaatst hij een nieuwe versnelling en grijpt hij ook nog Jonathan Henrion bij de lurven. Over de blauwe matten. Met een gemiddelde van 12 en een goed gevoel plaats ik deze wedstrijd in het rijtje geslaagde optredens van het jaar.
Ik neem eerst een glaasje warme wijn en een stukje wafel tot mij en sjok dan terug naar de plaats des onheils, die van het mutsje. Wat doen mijn benen plots pijn! Ik moedig enkele kennissen aan in het tegenkomend verkeer, de lopers die nog aan hun wedstrijd bezig zijn. Emile Sacréas, Pierre Dubois en Bert Ernest. Hij is toch al tot hier gesukkeld en heeft mijn mutsje opgemerkt. het ligt er dus nog. Daar is de stouterik! Nog netjes op zijn plaats. Ik klem het kleinood in mijn handen en neem voor de vierde keer (opwarming inbegrepen) het pad langs de groeve. Jean-Louis Masson maakt nog maar een foto. Nog eentje meer in zijn geheim archief. Na mijn tocht naar mijn teruggevonden verloren voorwerp haast ik me naar de douches. Daarvoor moeten we in het dorp nog een helling op van 400 meter naar een gesloten(?) camping. De voorzieningen in de kleedruimte zijn eerder primitief, tenminste om de plotse overrompeling door een stel besmeurde en bezwete lopers de baas te kunnen. Maar de douches en de temperatuur van het water verdienen dan weer het predikaat “top”. De ontvangstruimte ( de feestzaal, eetzaal ? van de school) is op het niveau van het parcours, heel fraai. Bij de prijsuitreiking word ik voorafgegaan door een schare Limburgers en een Brabander, Bruno Broos. In de laatste categorie is er voor Francis Brants een “Crapule”, voor mij (onder andere) een “Gauloise”. Twee streekbieren, voor alle duidelijkheid. Dan naar huis waar een stevige ovenschotel wacht.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Met categoriegenoot Francis Brants, links, aan de start. Rechts van me Albert Vandensavel, winnaar bij de veteranen 3. Foto 2: De groeve in het laatste deel van de loop. Foto 3: Finish.)

Film Ambiorix Run Tongeren

Ambiorix Run

Reportage van de Kidsrun, de 5 km en de 10 km.
Kidsrun na 1’40” op de tijdslijn
5 Km na 4’11”
10 Km na 12’48”

Veel kijkgenot!

Sint-Truiden Estafette

zat 19/10/2019 15u30 * Sint-Truiden Asster Estafettechallenge * met Bart Maes * 01:00:00 * 7 – (samen) 14 * 13,4 * 17/55 * 4/7 (Heren 110+) * ♥♥♥♥

Mijn eerste zorg vanmiddag, op weg naar Sint-Truiden, is of ik überhaupt zal kunnen starten in de Asster-estafette. Ik heb bijwijlen bonkende hoofdpijn maar besluit dan toch om de verplaatsing te maken. Ik ben officieel ingeschreven en wil de organisator en mijn ploegmaat niet in de steek laten. Het belangrijkste nieuws van vandaag is overigens al voor de wedstrijd te rapen. Jos Biets staat aan de start.

Asster 1

We kennen Jos als de onvermoeibare mede-organisator en werkkracht van de Hesbignon- en de estafettechallenge. Zijn actieve carrière ligt echter al jaren achter ons en heb ik zelf ook niet meegemaakt. Maar bij mijn aankomst op de wedstrijdlocatie merk ik Jos meteen op in korte broek en sportvest. Het is hem dan toch menens. Het blijkt Albert Vandensavel geweest te zijn die de grote Truienaar heeft overtuigd om samen met hem ploeg te vormen in zijn thuishaven Sint-Truiden. Jos onderhoudt zijn conditie weliswaar met korte oefenloopjes maar stelt die ook weer zwaar op de proef met rijkelijke hoeveelheden bier na afloop van de Hesbignon en andere wedstrijden. Nu vraagt hij zich toch met een bang hartje af hoe zijn (her)optreden zal aflopen. Het lopend gedeelte ervan eindigt alvast na drie ronden.
Wie thuis is in de estafettechallenge kent het psychiatrisch ziekenhuis Asster in Sint-Truiden want dat is de locatie van de zevende manche van het aflossingscriterium. Als we op de site aankomen, is Roland Vandenborne bezig aan de laatste inspectie van het rondje. Hij plaatst dranghekkens en spant nog enkele linten aan. Bij de noeste werkers herken ik ook Hubert Wilderjans. Andere, mij niet bekende, medewerkers zijn druk doende de aankomstboog op te pompen, sinaasappelen te snijden en andere voorbereidselen te treffen om het ons hier vanmiddag naar de zin te maken. Mijn ploeggenoot is ook al volop in de weer. Dat is niet minder dan de facilitair manager van Asster, Bart Maes. Voor mij een hele eer, voor hem een een (hopelijk) waardige vervanging voor zijn geblesseerde vaste maat Hugo Mertens. We zijn bij de eersten aan de inschrijvingstafel, zelfs voor de officials achter de tafel hebben plaatsgenomen. Alleen Marc Nelissen is al aanwezig. Hij hoopt in laatste instantie nog een ploegmaat te vinden. “Komt in orde” zegt Jos Biets. Marc wordt gekoppeld aan Richard Driesen. Die ploeg zal in onze buurt eindigen. Ik begin snel met mijn verkenning van het rondje en vooral met een test van mijn eigen fysieke toestand. De schokken bij het lopen bezorgen me alleszins geen bijkomende “kop”zorgen. Nu hopen dat de benen ook meewillen. Tijdens mijn inlooprondjes kan ik alvast genieten van het mooie decor waarin we mogen aantreden. In een afgesloten domein in het groen, op de grasperken en op de nette paden en wegen tussen de gebouwen en de paviljoenen van het centrum. Als oud-werknemer heeft Roland natuurlijk bevoorrechte contacten met het centrum en als een van de directeurs dan zelf een liefhebber is, zit je gebeiteld. Helaas is een mooie locatie en een perfecte organisatie zoals vandaag geen garantie voor een groot deelnemersveld. Roland en Bart kunnen een gevoel van ontgoocheling niet verbergen. Overigens lopen we weer voor een goed doel, dat is vandaag de belevingstuin van het centrum.
Het peloton van 52 man vertrekt op een van de zijpaden tussen het gras. Mijn ploegmaat Bart moet (wil) als eerste aan de bak. Ik stel me op tijd op aan de boog om de eerste stokwissel niet te missen, zoals in Alken. In de derde ronde overkomt het me toch nog. Even onoplettend door een gesprek met een toevallige buur en we verliezen enkele seconden. De eerste lopers zijn een minuut of drie weg. Opletten voor een rood shirt en dan de juiste man kiezen, een lang en mager type. Ik geef een teken aan mijn aanstormende ploegmaat, neem de stok over en ben weg voor mijn eerste ronde. Ik verteer de heuveltjes goed en stel vast dat hoofd en benen redelijk in orde zijn. En loop meteen mijn snelste kilometer. Richard Driesen had een goede haas kunnen zijn als hij zijn eerste ronde niet nog sneller had afgelegd. Te snel blijkt, want in de volgende ronden blijft hij achter me hangen en in het tweede deel haalt hij ook mijn kilometertijden niet meer. In de tweede ronde duikt Nathalie Van Oosterwijck (nu bij ATLA?) naast me op. Maar ook deze haas is te snel en zij kan haar tempo wel handhaven. Waar is de tijd dat we samen over de streep gingen?

Asster 2


Tot ronde 3 kan ik onder de 4’30” blijven. Uiteindelijk is het verschil tussen mijn snelste en langzaamste kilometer 10 seconden. Mijn ploegmaat Bart Maes is telkens 20 tot 25 sneller en trekt ons zo, als laatste ploeg, over de limiet van 14 kilometer. Want het parcours, hoe aantrekkelijk ook, begint na enkele ronden zijn tol te eisen. Van de 12 bochten onderweg zijn er zo’n 4 of 5 die zelfs de snelste deelnemer tot stilstand brengen. De “heuvelzone” tussen 250 en 500 meter is bezaaid met enkele bultjes die almaar zwaarder lijken te worden. Vooral de eerste helling en de uitloper op de Kersenstraat roepen de al te enthousiaste starter snel tot de orde. Ook de wind laat zich niet onbetuigd in het eerste deel van het parcours. De regen daarentegen laat Sint-Truiden ongemoeid. Eens boven de laatste bocht op het gras genomen is het tijd om een versnelling hoger te schakelen. Nog een laatste bobbel (die fotografe Nadine Claessens de gelegenheid biedt op een kikkerperspectief) en dan op het asfalt op zoek naar het toptempo. Twee haakse bochten zijn de inleiding op de laatste honderdvijftig meter, eerst op gras, daarna op asfalt naar de boog. In ronde 3 komt de latere winnaar Michiel Vanholst langs. Twee ronden later doet zijn ploegmaatje Jet Driesen hetzelfde. Nog acht andere koppels dubbelen ons een of tweemaal. Als laatste Jaime Guijo Fernandez (Foto 3).
Ronde zeven, de laatste, alleszins voor mij. Ik hoor de speaker de laatste minuten aankondigen. Ik zal ergens onderweg stranden, neem ik aan. Ik spits mijn oren om het eindsignaal niet te missen. Is dat een schot, een fluitsignaal, een opgeheven vlag van de afstandmeters aan de checkpoints? Geen idee. Ik ben hier nu buiten het bereik van de luidsprekers en in de weinige aflossingswedstrijden die ik heb betwist, was ik telkens in de buurt van de start-finishplaats. Daar is mijn gemeentegenoot Peter Beirinckx. Die ga ik een ronde aan het geblesseerde en met een stevige bandage omwikkelde been lappen. De wind haalt nog even flink uit op de klinkers aan het bordje van de 200 meter. Dat belet Piet Neven niet om mij ter plaatse te laten. En zo verdient ook de derde Riemstenaar in laatste instantie een plaatsje in dit verslag. Het klimmetje aan m 250 doet extra pijn. Gelukkig is het de laatste keer.

Asster 3

In de afdaling dwing ik mezelf nog eens tot een versnelling. De voorlaatste scherpe bocht. De finish ligt hier vlak voor ons maar we moeten nog een lusje maken. In de laatste scherpe bocht maak ik plaats voor Michel Wolfs die zijn komst al met hevig gehijg heeft aangekondigd. Met Jeroen Santermans hoort hij bij een van de drie teams die ons op twee ronden zetten. Ik heb nog vijftien seconden voor de afdaling op het gras en de laatste brede bocht. Zou het dan toch nog lukken, kilometer veertien? Ik moet u en mezelf niet langer in spanning houden. Het lukt. We hebben zelfs nog tien meter overschot. Dank zij mijn ploegmaat, mijn eigen verdienstelijke prestatie… en een zwakkere bezetting halen we plaats 17, binnen het eerste derde van het peloton. En zo loopt mijn risicovolle gok om toch van start te gaan nog goed af.
De sportdag eindigt traditioneel met de prijsuitreiking, de tombola en minder traditioneel maar daarom niet minder lekker met een beker soep.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Bewaar deze foto. De verrassingsact van de dag :Jos Biets in actie. Foto 2 van Nadine Claessens: Stokwissel van ploeg 55. Bart Maes in het rood. Foto 3: Loper 55a, links op een snelle strook. Rechts, in de voorlaatste bocht naast Claudia Tonachella, vriendin en teamgenote van Philippe Fourny. En Jaime Guijo Fernandez.)

Oreye (Challenge hesbignon)

zon 27/10/2019 10u15 * Oreye (Challenge hesbignon) * 9,6 km * 00:46:17 * 12,5 * 111/327 * 1/6 * ♥♥♥♥

Mijn superfan is ziek en dus heb ik in laatste instantie taxi Jean-Pierre genomen voor de korte verplaatsing naar Oreye. Daar loopt de sporthal al snel met loopfanaten van alle windrichtingen en challenges. De bekende gezichten maar ook lopers die ik al enkele maanden niet meer heb gezien, zoals Philippe Gheury en Benny Stulens. Benny is meteen goed voor een achtste plaats, een minuutje achter zijn maatje Frankie Verluyten, vijfde. En dan heb je ook nog de mannen die niet terugschrikken voor twee lopen in één weekend, zoals Didier Dendal en Eric Joway, gisteren nog actief in de zware “semi” van Herve. Daar was ik zelf bij… weliswaar op de fiets. Ook fotograaf Jo Defrère duikt weer op. Na een periode van verzadiging en misschien wel om zijn broertje Eddy, die in Oreye woont, een pleziertje te doen. Veteraan 3 Mark Geyskens is er weer bij na een ongelukje met een snoeischaar. Ik speel even gids voor Mark die hier voor het eerst is. Ik hoop dat de verkenning van de laatste klim hem voordeel heeft opgeleverd. Hij verovert in elk geval een mooie zesde plaats in zijn categorie, vandaag met niet minder dan 24 eenheden. Een verkenning heeft Servais Halders niet nodig. De Voerenaar heeft zijn vertrouwde CJPL-biotoop even verlaten om frisse Haspengouwse lucht op te snuiven. Hij blijft op dit uitdagende parcours onder de 40 minuten maar “had wel wat sneller gekund”. De veel jongere Dominique Mathy is wel een maatje te groot.


De laatste voorbereidingen zijn getroffen. Jean-Piere (Immerix met de achternaam, maar dat wisten jullie meteen) sluit de kofferbak van zijn auto. Maar niet zonder eerst nog een blik geworpen te hebben op zijn prestatiefiche van de Boucle d’Oreye. Zijn tijden zijn de laatste jaren de dieperik ingeduikeld. Dat is de beste manier om jezelf ongelukkig te maken, Jean-Pierre. Niemand ontsnapt aan zijn leeftijd. Of toch, een hier hoger genoemde collega… We zijn klaar voor de start. Behalve Ianthe Bauduin naast me, haar Garmin heeft kuren. Dan maar vertrekken zonder informatie op het schermpje. Uiteindelijk doet hij het dan toch, alles staat netjes op Strava. De 200 meter afdaling na de start biedt een een uitstekende springplank voor de beklimming die volgt na de eerste scherpe bocht. Moeder Linda is achter me gebleven na de start, dochter Ianthe is fel begonnen. Haar haal ik bij halverwege de beklimming van zo’n kilometer. Daarnet heb ik ook Mauro Calogero “bonne course” gewenst. De negenzeventigjarige is bezig aan een van zijn laatste wedstrijden als veteraan 4. Zelfs een pijnlijke lies – een operatie staat voor de deur – houdt de Seraing-loper niet tegen. Ook volgend jaar zullen we hem nog tegenkomen op Luikse wegen en paden. Zullen de organisatoren ook volgen met een v5-categorie? Ik kan een degelijk tempo aanhouden in de klim en schuif een aantal plaatsen op in het peloton. We nemen de bocht aan de rijweg naar Tongeren. Als er nog één zekerheid is in de wereld is het wel dat Eddy Defrère hier de wacht houdt. Ik ben hier al vaak langsgekomen in deze wedstrijd en telkens waakt “le grand Eddy” hier over ons welzijn. Wel nieuw zijn drie beelden van witte koeien die vanop een hoogte uitkijken over het Haspengouwse plateau. Het tempo zakt even op het klimmende graspad naar de Chapelle Saint-Eloi. Daar begint de afdaling naar het kasteel van Otrange. Ik schakel weer op een hoger ritme over. Dat doet trouwens iedereen, maar de ene al wat feller dan de andere. Bijvoorbeeld veteraan 3, Lucien Collard. De immer vriendelijke Luikenaar groet me en laat me meteen achter. Een lichte bocht naar rechts langs een stal(?)muur van de kasteelhoeve en dan door het kasteelpark. Het kasteel zelf ligt links maar ik houd mijn ogen liever gericht op het met asfaltvlekken bekladde graspad. Twee keer over een veerooster, afgeschermd met een witte plaat. Misschien wel glad, opletten dus. Ik blijf voorzichtig in de passage door het bos en zoek de strook met de minste wortels. Ik blijf niettemin op mijn elan verdergaan, ook op het hobbelige gras bij het buitenlopen van het kasteeldomein. We hebben 3 km achter de rug als we het onverhard verlaten. Vanaf nu gaat het voornamelijk over beton en asfaltwegen. We komen even in een woonstraat. Die ligt in Otrange of Wouteringen. De bietenoogst en het transport, gecombineerd met regenweer, zorgen voor een bruine smurrie op de weg. Het parcours is sterk golvend, zo ver reikt mijn herinnering. Hoe de hellingen aanvoelen, zal ik opnieuw moeten ondervinden. Om Otrange te verlaten naar het plateau moeten we eerst over een korte, nijdige bult tussen de bomen. De omgeving is vanmorgen donker, mijn moreel gelukkig niet. De snelle aanhef heeft mijn benen alleszins niet afgesneden en ik kan een mooi tempo aanhouden in de klim en licht naderen op een groepje voor me. Twee jonge dames in zwarte outfit – ACT-runners – zijn me wel met lichtvoetige tred voorbijgegaan. De ruilverkavelingsweg heet hier Rue du Brouck. Op de taalgrens zit wel eens een oude Nederlandse stam in de naamgeving. Otrange – een deelgemeente van Oreye – waar de wedstrijd grotendeels plaats vindt, hoorde tot 1963 overigens bij de provincie Limburg. Maar dat is geschiedenis. Terug naar het heden. Op de genaamde Rue du Brouck ben ik tot op enkele meter van Claude Herzet genaderd. Maar Claude maakt van het licht dalende profiel gebruik om opnieuw van me weg te lopen. Het wordt nu almaar natter en vettiger op de weg. Niet te verwonderen, we zijn nu in het laagste gedeelte van het parcours. In de Jekervallei. Hier is dat maar een valleitje. In mijn trainingsgebied is dat een echt dal geworden met veel steilere hellingen. De bevoorrading hebben we net gehad, tenminste diegenen die ondanks het frisse weer dorst hadden. Een smalle grasstrook biedt ons een doorgang langs een grote waterplas. De twee dames hebben hun versnelling van daarnet op de helling niet doorgezet en ik ga hen opnieuw voorbij. Zo wisselen we enkele keren van positie, afhankelijk van de ingeving en het gevoel van het moment, zo lijkt het. Aan de vijfde kilometer komen we opnieuw in een (karig) bebouwde zone. Ik maak van de vlakke strook gebruik om even te informeren waar de twee ACT-dames vandaan komen. Zij lopen blijkbaar in een aeroob tempo. Voor de niet-ingewijden betekent dat dat ze niet te fel hijgen en makkelijk een gesprek kunnen voeren. Ze doen dat ook overvloedig en wel in het Nederlands. Vandaar mijn vraag. Uit Sint-Truiden is het antwoord. Die ACT betekent dus blijkbaar Atletiek Club (Sint-)Truiden en is niet de naam van een sponsor. Ze zullen dadelijk weer afstand nemen van mij maar komen verderop in mijn verhaal nog terug. We lopen het dorp weer uit. Dat betekent een nieuwe helling en een nieuwe alinea.
Zevenhonderd meter met een stijging tussen 3 en 4 procent. Niet dat ik die gegevens ken aan de voet van de helling. Ik stel wel vast dat deze kuitenbijter maar blijft duren. Dat ondervindt ook Claude Herzet. Ik ga hem op de steilste meters voorbij en merk bij het achteruitkijken aan een linkerbocht honderdvijftig meter verder dat zijn achterstand al flink is opgelopen. Kilometer 6 is afgewerkt. Ik heb er iets meer dan 5 minuten voor nodig gehad.

Oreye 2

Voor ons ligt een lange afdaling, van het plateau terug naar het dorp. Tijd om weer vaart te maken. De benen willen nog en de wind is ons vandaag ook gunstig gezind. Ik tuur vooruit om te zien hoe ver een roze pet van me verwijderd is. Dan weet ik ook meteen hoe veel voorsprong Noël Heptia heeft. Een dikke honderd meter. Dat is evenveel als 2 kilometer geleden. Ik zal vandaag niet meer in de buurt van de lange Seraing-runner komen. Het blijven een kleine 20 seconden aan de finish. Deze zevende kilometer levert me de tweede snelste kilometertijd op. Nu is het zaak mijn pittig tempo niet te bekopen in de volgende 2 kilometer met de Saint-Eloi-helling. Wie het verslag aandachtig gelezen heeft, weet wat ik bedoel. Noël mag dan wel buiten bereik zijn, ik merk plots het groene singlet van Nicolas Bynens op. De Juprelle-loper (en eveneens veteraan 3) is duidelijk aan het verzwakken. Op een heel licht dalende ruilverkavelingsweg aan km 7,5 kom ik in zijn spoor en dat van een loper in het blauw die al een hele wedstrijd in mijn buurt of kort voor me loopt. Nicolas ziet of hoort me aankomen, wacht enkele seconden terwijl ik achter mijn twee gezellen blijf en plaatst een versnelling. “Nu je me ziet, begin je plots sneller te lopen” probeer ik mijn goede kennis tot andere gedachten te brengen. Maar hij laat zich niet vermurwen en draaft door. Daar is de bocht en het begin van de laatste hindernis van de dag. Hier kan ik nog veel tijd en/of plaatsen verliezen… of winnen. Claude Herzet ziet vanuit de achtergrond hoe ik terugkom op Nicolas en hem halverwege achterlaat. Bert Neefs, de man in het blauw, gaat langer mee maar moet merkwaardig genoeg loslaten in de afdaling op het gras achter het kapelletje. Ik passeer de drie koeien en de ene Eddy Defrère afgescheiden met een tiental meter voorsprong op mijn twee concurrenten. Eddy geeft me nog een laatste aanmoediging. Die ik ook zal nodig hebben om het hoofd te bieden aan een nieuwe versnelling van Nicolas. Maar die komt er niet. Ik haal 4’32” in de negende kilometer en nader zo weer snel op de twee dames. De loopster links heeft wel zin voor humor. “Hela, ons niet voorbijsteken, op het einde”. Maar het is ook duidelijk dat ze me niet kent. Hoe niet voorbijsteken? Denkt zij misschien dat ik de 110 lopers voor me uit sympathie heb voorgelaten? In een wedstrijd geef ik geen geschenken. De laatste bocht, nog 300 meter licht bergop. De twee Truiense dames – Justine Demeure en Ilse Blavier – hebben er wel zin in en zo komen we na een soort spurtje samen over de streep. Daarmee komt na een goede 46 minuten een einde aan een van mijn beste lopen van het seizoen. Zeg nu zelf: een stevig tempo, zonder verzwakkingen, en met het gevoel dat ik niet zwaar in het rood ben gegaan. Dat verdient wel een Leffe.
In de kleedruimte hoor je haast evenveel Nederlands (of een Limburgs dialect) als Frans. Als we buitenkomen blijken de tafels en de stoelen bezet door niet-douchers. Er is maar een deel van de sporthal ter beschikking van de lopers. Op het andere deel, het breedste, gebeurt… niets. De “debriefing” zal dus rechtstaande moeten verlopen. De prijsuitreiking verloopt traagzaam. In Oreye nemen ze hun tijd. We krijgen wel een mooie prijs mee naar huis. Om half twee nemen we afscheid van organisator Emile Latour die we bedanken voor de inzet van vele jaren. 25 jaren om precies te zijn. Jean-Pierre begroet een oude kennis. Toen nog zonder baard. Lopez-Celso heeft er vandaag blijkbaar een oefentripje van gemaakt. Ver achter me, terwijl hij in de Condruzien kort voor me eindigt. Voor een kleurrijke beschrijving van de oude kennis (voor Jean-Pierre) en de nieuwe kennis (voor mij), verwijs ik naar mijn verslag van Bois-et-Borsu. Op de terugweg zorgt alleen een aan diggelen gereden bushokje in Tongeren nog voor wat opschudding. Thuis krijg ik een heerlijk maal voorgeschoteld. Wat kan een mens nog meer wensen als sluitstuk van deze sportdag? Misschien toch iets. De palm voor de beste sportprestatie van een Riemstenaar tijdens het weekend. Maar die eer is weggelegd voor Wim Meyers die in Etten-Leur (Nederland) een nieuw PR op de halve marathon vestigt en met 1u20′ zevende wordt in de totaaluitslag. Die man blijft de wereld, en nu dus ook de Nederlanders, verbazen.

(Foto 1: De Jeker in Oreye… zullen we maar geloven als de krant L’Avenir het zegt. Foto 2 van Louis Maréchal: In de zevende kilometer, achter Bert Neefs en de zwaaiende Nicolas Bynens. Waarom fotograaf Maréchal de foto in het zwart publiceert, is mij niet duidelijk. Voor mij hadden de kleuren er vanaf mogen spetteren. Deze foto kondigt het begin aan van een spetterend slot.)

Geveld door de draak

Een zware verkoudheid heeft me weggehouden van de ‘Course du Dragon’ in Saint-Georges. En zo mag Mauro Calogero zijn carrière als veteraan 4 afsluiten met een overwinning.

Natuurloop Lier

zat 14/12/2019 13u50 * Lier Natuurloop 10 mijl * 15,6 km * 01:20:29 * 11,6 * 140/237 * ??/?? * ♥♥♥

Ik ben er weer klaar voor, voor de competitie, … althans dat mag ik hopen. Oreye, op 27 oktober, lijkt al een eeuwigheid geleden. Een korte pauze, eind oktober, begin december, zat in de planning (onder meer door een gebrek aan aansprekende wedstrijden) maar een ziekte in twee tijden heeft mijn sportactiviteit de laatste weken in elk geval grondig verstoord. Eerst een zware verkoudheid, daarna een buikgriep haalden alle kracht uit mijn lijf en dwongen mij tot een zittend en liggend bestaan binnen vier muren.

Lier 1


Naar Lier, dus. Niet bij de deur maar ook niet het einde van de wereld. Misschien eens leuk als afwisseling, zowel het parcours als de stad. Deze loop stond al een tijdje op de planning en het is dan ook met enige opluchting dat ik in de auto stap, richting Antwerpen. Ik kies voor de langste afstand – kwestie van geen verplaatsing van 100 kilometer te maken voor een kort loopje. Die langste afstand is vandaag 10 mijl. Eergisteren heb ik, om mezelf gerust te stellen, de afstand nog eens op training afgelegd. Voor het overige wil ik me daar op een zacht tempo laten meedrijven in de groep. Het pakt weer eens anders uit. De natuurlopen – meervoud, er worden er vier per jaar georganiseerd, in de wintermaanden – vinden plaats in het rivierenlandschap van de Neten(n). Ook meervoud. De langste afstand varieert tussen de 16 km en de 25 km. Met 10 mijl ben ik wel verzadigd. Na afloop zeg ik het nog met meer nadruk.
In deze vlakke contreien zal ik weinig bekenden ontmoeten. Ik wacht in mijn eentje de start af in de kantine van het naburige Cultureel Centrum. Marie-Paule is naar de stad vertrokken waar weinig animo heerst. Lierke Plezierke zit na de middag mistroostig achter de gordijnen. “Maar dat is precies Maarten Dejonghe” bedenk ik als ik een spitse dertiger opmerk in de rijen lopers op weg naar de inschrijvingsbalie. Maarten is afkomstig van Sint-Truiden, zoon van vrienden, nu wonend in Brussel en vooral heel snel… als hij niet geblesseerd is. Dat is nu vandaag net het probleem. Een overbelastingsblessure dwingt hem tot voorzichtigheid. Een tiende plaats in de 10 kilometer is dan ook een mooi stapje vooruit in de heropbouw. Wie ik wel hoop te ontmoeten is Paul Celis, van het naburige Nijlen. Ik ken Paul (=Polle=Polleke) van de lange afstandslopen in het Land van Herve. Paul maakt enkele keren per jaar de verplaatsing naar Olne, Herve, Battice. En dat al gedurende een jaar of vijfentwintig. Zijn zonen zijn intussen ook in zijn voetsporen getreden. Een kwartiertje voor de start ontmoeten we elkaar in een niet nader genoemde ruimte. Ik stel de vraag die ik beter niet had gesteld. “Hoe lang doe jij daarover?” Over die tien mijl dus. “De laatste keer 1u23′”. Dat zou ik misschien kunnen volgen, denk ik. Aanklampen en dan zien waar ik uitkom. Dat had ik ook beter niet gedacht.

Lier 3


Ik draai enkele rondjes op de atletiekbaan van A.C.Lyra. We moeten hier straks op het einde nog een volledige ronde afleggen. Ik heb daarnet even geïnformeerd bij Maarten. De lopers uit Brussel komen hier vaker. Het vlakke parcours is bij uitstek geschikt voor een snelle tijd. Intussen wordt het weer almaar guurder. Lopers en begeleiders zoeken de warmte op in de kantine maar als die vol is biedt alleen een bakstenen muur enige beschutting. Ik moet me vermannen om de start van de 10 km-loop met Maarten buiten te volgen. Tien minuten later is het onze beurt. Terwijl het gros van de lopers, goed beschermd tegen de elementen, heen en weer dribbelen om niet af te koelen, zie ik de broers Verluyten een laatste sprintje trekken …in singlet. “Jullie hebben grootse plannen, zo te zien” zeg ik tegen Frankie die ik ken van de Challenge hesbignon. “We zullen wel snel genoeg lopen om geen kou te krijgen” lacht Frankie. Geen grootspraak: Kevin wint, Frankie eindigt zevende. Ik heb mij even achter Polle geposteerd en volg hem als zijn schaduw in de eerste halve pisteronde en op het kronkelige pad dat ons meteen aan het water brengt, hier de Nete tout court genoemd. Polle en zijn maat in het zwart zijn wat handiger in het ontwijken van de obstakels langs een parking, nog in de stad. Ik mag hier achter de kleinste man in het peloton aanzitten, daarnet ben ik een reus voorbijgelopen. Een stevig gebouwde kerel van meer dan 2 meter. Ik ga hem zo snel mogelijk voorbij om geen onvrijwillige tik van zijn rechterelleboog op mijn neus te krijgen. En draai me tien meter verder nog om zijn imposante gestalte nog eens te aanschouwen. Na een dikke kilometer zijn we uit de stad en lopen we het natuurgebied in dat het decor wordt van een episch gevecht van de mens tegen de elementen. En van één mens die zich overschat heeft tegen zichzelf. Vanaf 200 meter na de start moet ik vechten om in het spoor van Polle te blijven. In het groene gebied aan de rand van de stad heb ik een kloof van een tiental meter moeten laten. We maken nu een lus van 1300 meter langs (en over een brug van) de Grote Nete. Aan de overkant zie ik de eerste lopers. Kevin Verluyten kan ik niet met zekerheid identificeren, zijn broer Frankie zie ik wel duidelijk een aantal plaatsen opschuiven. Met die snelheid zal je inderdaad snel warm krijgen. Overigens heb ik het zelf ook wel niet koud, daarvoor zorgt mijn achtervolging op Polle. De regen lijkt trouwens ook even een pauze in te lassen. Op de terugweg van de brug heb ik me dan toch naar voren gewroet en kom ik nu langszij Polle. Die me middels een afsnijmanoeuvre aan een brug met lichtgroene bogen weer enkele meters aan mijn broek lapt en me weer tot een versnelling dwingt. Er volgen nu vijf kilometer in noord-oostelijke richting, voortdurend langs het water: het eerste deel langs de Kleine Nete, daarna langs het Netekanaal. Geen enkele van die gegevens zijn mij in “real time” bekend. In die richting hebben we blijkbaar wind mee, of alvast geen wind tegen. Over het aantal afgelegde kilometers heb ik ook geen idee. Ik zie Polleke bij elke afgelegde kilometer wel zijn horloge bekijken maar hou me verder niet bezig met de snelheid. Die bepaalt hij en die ligt voor mij sowieso te hoog. Ik moet voortdurend geconcentreerd blijven om het contact niet te verliezen. Rond de vierde kilometer zit er een kink in de rechte lijn. Na een lang uitgesponnen bocht langs de Nete is de weg langs het kanaal meedogenloos recht. Ik snak naar variatie en besef dat ik mijn hand heb overspeeld in mijn poging het tempo van Polle te willen volgen. Die man doet nog marathontrainingen, binnenkort is hij aan zijn honderdste toe. Ik heb me sinds het vertrek nog geen seconde op mijn gemak gevoeld. Altijd maar proberen het tempo vast te houden. Zou Wim Meyers zich ook zo voelen in zijn recordmarathons? (Ik zal het hem eens vragen. Maar dan moet ik eerst nog een gezamenlijk loopje geregeld krijgen. Dat is met de druk bezette bedrijfsleider nog moeilijker dan een audiëntie krijgen bij de paus.) De kilometertijden boven de 5′ die ik achteraf onder ogen krijg, zijn dan ook nog eens niet zo bijzonder. Hoe dan ook, Polle en ik ook dus, lopen in een klein groepje waarbij nog een zeventiger, denk ik. In de uitslag zie ik nog twee collega’s van het bouwjaar 1948. De weergoden zorgen wel voor enige afwisseling, door nu en dan een stevige bui op ons los te laten. De man met de witte pet trekt dan zijn zwarte kap over zijn hoofd. Dat maakt de namiddag nog somberder. Er komt dan toch een einde aan de rechttoe-rechtaan-weg. We moeten een brug over. In Emblem vermoed ik, ik heb die naam daarstraks horen vallen. Ik zie dat er toch enkele “Sasvrienden” onder een grote groene paraplu een visje proberen te verschalken. Die zijn al even fanatiek als wij. “Wind op nu” meldt Polle. De brug over, even een klimmetje en een afdalinkje in de modder. Voor het overige is het hier al asfalt dat we onder de voeten krijgen. We keren terug naar Lier… zie ik later op mijn Garmin-track, ik heb er verder geen idee van in welke richting we lopen. Op een dijk aan de rand van het Netekanaal. Nu zitten er enkele kronkels in het pad. Maar daar heeft nu waarschijnlijk niemand oog voor. We krijgen hier de wind en de striemende regen in het gezicht. Het groepje is intussen een klein pelotonnetje geworden: deels lopers die we hebben bijgehaald, deels lopers die van achteren komen aansluiten. Het is een gehijg en een gepuf en een voortdurend geschuifel van posities. “Achter welke rug kan ik me het beste verschuilen?” zie je de meesten denken. Het groepje wordt nu gemend door een loper in een oranje vest die ik nu pas opmerk. Een verse kracht? Ik volg meestal op de derde rij. Maar voor hoelang nog? Stel je voor dat ik hier alleen val, midden in deze desolaatheid van wind en regen. Ik hoor weer een horloge zoemen. Een dame heeft de goede ingeving te vragen hoeveel kilometer we achter de rug hebben. Ikzelf wil echt geen energie steken in het controleren van de afstand. “10 kilometer” is het antwoord. Dat is meer dan ik had ingeschat. Die meevaller geeft me weer wat moed om me vast te bijten in het tempo dat de eerste van de groep aangeeft. Dat gaat goed tot aan km 11,5. Een seingever stuurt ons naar rechts. De man staat daar al een half uur moederziel alleen in de regen. Geen twijfel mogelijk voor de jury, in de persoon van uw verslaggever: de mannen (en vrouwen?) van de wedstrijd zijn de moedige seingevers van vandaag. Een brug, weer een klimmetje. Dat ik met een goed tempo neem… maar mij toch op een kloofje komt te staan. Dat ik boven probeer te overbruggen, voorlopig zonder succes. De juffrouw met de airbag (dik trainingsvestje dat bol staat door de wind) moet achterblijven. We verlaten het Netekanaal en komen nu weer op de dijk langs de Kleine Nete. Ik doe een nieuwe poging om de aansluiting te maken. Het groepje heeft al meer dan twintig meter voorsprong. Maar het fluogele vest van een van de lopers dat weerspiegeld wordt op het gladde asfalt wordt kleiner. Ik moet me gewonnen geven. De loper die ik daarnet heb achtergelaten komt terug langszij. We zullen samen de volgende zachte bochten langs de Nete ronden. “Wie had dat vanmorgen gedacht?” puft hij. Door de omstandigheden kunnen we er niet van genieten maar dit rivierenlandschap met links en rechts afgedamde rivierarmen is best aantrekkelijk. Op een zonnige dag in de warme maanden krioelt het hier waarschijnlijk van fietsers en wandelaars. Even later worden we voorbijgestoken door een man in het zwart (de overheersende kleur vandaag) die zijn cartouches voor het einde heeft bewaard. In een mum van tijd is hij bij de groep… en verdwijnt hij uit (mijn) beeld. We hebben nu zo’n dertien kilometer achter de rug (zie ik achteraf op mijn Garmin-track). Ook Polle moet nu van voren loslaten. We passeren weer de brug die we aan km 2,6 ook al zijn overgestoken. Aan de andere kant nemen we nu de linkerzijde, richting stad. Ik moet Marc Bequet, mijn gezel van de vorige anderhalve kilometer, laten gaan. En zal de resterende 2 km in mijn eentje moeten overbruggen. Aan onze linkerzijde loopt nog steeds de onvermijdelijke Nete. Rechts de straat en de huizen. Ik kom welgeteld één wandelaar tegen, overigens voorzien op de barre omstandigheden. De benen zijn nu echt op. Een troost heb ik nog, ik zie de man voor me nog meer afzien. Ik zal Michel Gielen kort voor het opdraaien op de piste inhalen. Herwig Vanasch, ook in mijn groepje en ook niet meer van de jongsten, heeft nog reserves en gaat me voorbij. De vijftiende kilometer wordt op één na de langzaamste van de loop. Alleen de startkilometer ging nog trager door het oponthoud in het compacte peloton. Na de laatste brug, op 1 kilometer van de streep, draaien we linksaf. Ik kan vanaf de overkant het verlies afmeten tegenover mijn kompanen van daarstraks. Het groepje bestaat niet meer, volledig uit elkaar gevallen onder druk van de kilometers en de vermoeidheid. In elk geval heb ik een dikke minuut verloren op de dame in het blauw (Kirsten of Karolien?). Ik hoor dat de speaker de finishers met naam en woonplaats aankondigt. Ik vind dat ik ook wel een vermelding verdien. Maar daarvoor moet ik eerst mijn windvestje openen om mijn nummer te tonen. Laat u niet bedriegen door foto 2. Zo heb ik alleen de laatste driehonderd meter gelopen. Polle heeft uiteindelijk een pistebocht voorsprong.

Lier 2

En in de laatste meters gaat me nog een man, Ivo Vanderwaeren, voorbij. 1u20′ zegt het tijdsbord. Dat is drie munten onder de richttijd van Polle die ik vooraf als wat hooggegrepen had ingeschat. Die tijd verzacht meteen de miserie van onderweg. Het deelnemersveld valt wel sterker uit dan in de Waalse challenges. De eerste helft van het peloton haal ik niet. Een Lyra-official zorgt nog voor een grappig moment. Bij het inleveren van ons nummer wordt de borgsom terugbetaald die we bij de inschrijving op tafel hebben moeten leggen. De man heeft een heel stapeltje 5 euro-biljetten in de hand. Hij overhandigt me netjes een exemplaar. Ik moet spontaan glimlachen en ontlok eenzelfde reactie bij de biljettenverdeler. De regen laat ons nog altijd niet gerust. Ik wandel naar de auto die vlakbij geparkeerd staat en voel plots een pijnlijke stramheid in de onderrug. Dat zal weer een werkpunt worden voor de volgende dagen.
Een beker tomatensoep met (twee) balletjes en de traditionele blonde Leffe onder het zeil van A.C. Lyra sluiten de middag af. Daarna jaagt het afschuwelijke weer ons snel weg uit Lier.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Troosteloos Lier op deze miezerige decemberdag. Foto 2: Het zit erop… Foto 3: Even nagenieten(?) met Maarten Dejonghe.)

Hannut Corrida

zat 21/12/2019 19u45 * Hannuit Corrida * 10,3 km * 00:51:01 * 12 * 202/398 * 1/4 * ♥♥♥♥

Het verslag van deze zaterdagavondloop begint… vrijdagmiddag op de rotonde van Riemst. Een auto met een (Duitse?) nummerplaat rijdt achter me aan en volgt me tot thuis. De bestuurder stapt uit, ik herken Bert Ernest van Herderen. Hij heeft me onderweg opgemerkt en de achtervolging ingezet… om me te vragen of ik zaterdag meedoe in Hannuit. De “funloper” (zo noemt hij zichzelf) uit Herderen is sinds enkele jaren een vaste gast in het Luikse circuit. “Zeker, Bert, ik ga naar Hannuit, dan zien we elkaar daar. Tot morgen!” is de samenvatting van wat een lang gesprek wordt over onze sportieve activiteiten.
Ik vind een parkeerplaatsje vlak bij de overdekte markt van Hannuit, het zenuwcentrum van deze klassieke corrida. De latere winnares bij de dames op de 5,5 km, Sonja Vernikov, houdt zich voorlopig warm in een busje tegenover ons. Marie-Paule begeeft zich naar de stad. Ik werk de inschrijvingsformaliteiten af met mijn reisgezel Jean-Pierre Immerix en begin al snel aan de opwarming. Een verkenning is niet echt nodig, het parcours is de laatste drie jaar – toen ik er ook bij was – niet gewijzigd. Ik wil wel mijn nieuwe sportbril testen in de duisternis.

Hannuit 1

Die is door mijn tanend gezichtsvermogen, vooral op de donkere stroken van de parcoursen, nu echt onmisbaar geworden. En een bril op sterkte draagt mijn voorkeur weg boven lenzen.
De voorbije trainingsweek stond voornamelijk in het teken van herstel. Niet alleen van de inspanningen op de winderige en natte dijken langs de Nete, maar ook van de lage rugpijn die plots opstak na de Lierse loop. De blokkade van de onderrug is in de loop van de week verschoven naar de rechterheup – een verschijnsel dat ik nog al eens heb vastgesteld – en is stilaan tot een lichte stijfheid afgezwakt. Gisteren heb ik dan van een luxe-training kunnen genieten, een inlooptochtje in het gezelschap van Wim Meyers. Die van het grapje over de paus en een marathontijd van 2u54′ in San Sebastian.
De start wordt gegeven tussen Le Greco en de Daily Burger, beide bekend bij Marie-Paule. Na 400 meter doorkruisen we voor het eerst de overdekte markthal. Doorkruisen wil hier zeggen een bocht maken achter het podium. Die eerste kilometer kost me weer het meeste tijd. Drommen vrijetijdslopers (lees deze term als “in tegenstelling tot zich semi-professional wanende deelnemers, zoals ondergetekende”) babbelen, giechelen, zigzaggen en versperren de weg voor de genoemde semi-pro’s. Het binnenlopen en buitenlopen van de markt is ook niet zonder gevaar – bril of niet – en zo duurt het een goede kilometer eer ik op kruissnelheid geraak. Toch biedt het compacte peloton (voor de twee wedstrijden samen zo’n 800 vertrekkers) ook een voordeel in het donkere gedeelte na 900 meter. Dank zij de lichtjes die een aantal deelnemers hebben opgespeld is hier en daar een glimp van het asfalt te zien. Ik ben meteen begonnen met inhalen en zet mijn inspanning verder op de licht oplopende strook tussen de huizen in de richting van het centrum. Na 1800 meter draaien we voor het eerst de winkelstraat in en heb ik een beter zicht op mijn concurrenten. Geen enkele bekende in mijn omgeving. Ik geraak nu licht onder de 5’/km-grens. Op het einde van het tweede en het begin van de derde ronde moet ik dan weer enkele seconden toegeven en haal ik de sub-5′ net niet. Ik lees dit achteraf af van mijn Garmin. Alleen jammer dat Chronorace ons niet de tussentijden per ronde bezorgt. De eerste ronde is immers wat langer dan de de drie volgende. Dat doet O’Top dan weer beter. Hoe dan ook, ik heb de indruk dat ik een stevig tempo te pakken heb. Het subjectieve gevoel is alleszins een stuk beter dan vorige week in Lier. Bij het begin van de tweede ronde worden we opgeschrikt door een fluitje en een luide stem die ons toeroept “Poussez à droite”. Een ambulance? vraag ik me af. Neen, dit moet al de eerste zijn in de 5,5 km-wedstrijd zijn. Arnaud Dely (ik heb zijn voornaam daarnet langs de weg gehoord) haalt me in na één ronde. Maar de realiteit is nog straffer! Dit is de eerste van de 10km-loop. Blijkt dat de jongeman van 21 wereld- en Europees kampioen duathlon was bij de beloften in 2018. En vice-kampioen in 2019. Even later stoomt een van de tweelingbroertjes Noël voorbij. De lezer zal het me niet kwalijk nemen dat ik de twee niet uit elkaar ken. Is het Enzo, winnaar in de korte wedstrijd, of Adrien, tweede in de lange loop? We nemen voor de tweede keer de bocht in het centrum, tussen de pizzeria rechts en de schaatsbaan links. Aanmoedigingen van de toeschouwers die zich hier hebben verzameld en een felle flits. En weer op weg naar de derde doortocht van de hal. Ik zit op schema voor een mooie tijd. De scherpe 47′ die ik vorig jaar neerzette, zal ik zeker niet evenaren. Maar met een 2 minuutjes meer zal ik ook vier hartjes verdiend hebben, denk ik vooraf.

Hannuit 2


De derde ronde, de voorlaatste, zorgt traditioneel voor een klein dipje. Dat heb ik mentaal ook ingecalculeerd. Maar op het korte strookje van 3% aan de eenzame boom links haal ik mijn voorgangers nog sneller in dan op het vlakke. Intussen zijn de eerste lopers van de 10 km van achter mijn rug opgedoken. Bij het begin van de donkere zone in ronde 3 is Maarten Dejonghe me voorbijgegaan. Hij eindigt op plaats 17. “Mooie stijl” is de bewonderende commentaar van Marie-Paule na de wedstrijd. (Als je vergeten bent wie Maarten is, lees dan het verslag over Lier.) De dixielandband halverwege de Rue Joseph Wauters zorgt voor ambiance in dit stille en grijze deel van de stad en het parcours. Bedankt jongens, nog een uurtje te gaan voor de laatste lopers straks zijn gepasseerd. Vierde ronde, nog één keer voluit gaan, ook al beginnen de bovenbenen stilaan de last van de kilometers te voelen. Mijn inhaalrace schijnt intussen almaar sneller te verlopen. Ik ga voorbij een aantal achterblijvers die nog aan hun derde ronde bezig zijn en lopers die hun krachten overschat hebben en daarvan de tol betalen in de finale. Een shirt van de Challenge hesbignon voor me. De borstkas vooruit, het hoofd een beetje naar achteren gebogen. Dat moet Armand Pirotte zijn. Al lang niet meer gezien. “Bonjour Armand”, ‘Ah Willy”. De ingeweken Hutois (inwoner van Hoei) heeft me meteen herkend, ondanks het ongewone attribuut op mijn neus. Bij de bocht voor de laatste maal de Rue Albert I, de winkelstraat, zie ik dat Armand niet volgt. Even verder merk ik een geel shirt van de Helpshop op. Stefan Meekers? Zo snel gestart? “Ja, maar ik kan het tempo niet vasthouden” hijgt Stefan. Rond de pizzeria (jullie weten intussen waar dat is op het parcours) licht bergaf de laatste rechte lijn in. Nog een geel fluoshirt. Een stevig gebouwde man. Ook Mario Smolders loopt voor me! Heb ik mijn eigen tempo dan zo schromelijk overschat? Een nieuwe versnelling brengt me wel wat dichterbij maar ik moet al vlug besluiten dat Mario een mooi tempo aanhoudt en niet zinnens is dat in de laatste hectometers te laten zakken. Ik verzeil plots in een groepje lopers die pas hun derde ronde beëindigen en neem geen risico’s meer op het gehavende asfalt naar de hal. En dus eindigen we mooi achter elkaar, Mario en ik, net buiten de eerste helft van het peloton. Mario is verbaasd me plots te zien, zoals ik dat was, 400 meter geleden. “51 minuten, mijn beste van het seizoen” straalt de Kerkomnaar. En om het eindejaarsfeest helemaal compleet te maken: hij krijgt ook de titel “man van de wedstrijd”. Zelf ben ik wat minder enthousiast. Twee minuten meer dan verwacht. Vierhonderd meter, waar mag ik die verloren hebben? Doorgeduwd vanaf de tweede kilometer, ideaal loopweer, geen noemenswaardige ongemakken. Heeft de conditie toch een knikje gekregen door de inzinking en de trainingspauze in de vorige weken? Ik gun mezelf toch maar vier hartjes. Inzet mag ook beloond worden, heette het vroeger op school. En Jean-Pierre mag best tevreden zijn met zijn 55′. Zeg niet altijd dat het glas half leeg is, Jean-Pierre. Tenzij je het weer snel gevuld wil hebben…
We nemen een zalig warme douche achter het blauwe zeil op de voor het overige onverwarmde markthal. Door de langgerekte prijsuitreiking (bij de veteranen 4 heb ik het gezelschap van Michel Mancini en “kerstman” Francis Brants) en de eindeloze tombola heeft de koude zich meester gemaakt van ons. Met de verwarmingsstand in de auto op 5 vatten we de terugweg aan.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Kerstversiering in de straten van Hannuit. Foto 2: Willy new look.)

Haneffe

zon 29/12/2019 10u30 * Jogging des Templiers Haneffe * 11,4 km * 00:56:50 * 12 * 151/362 * 1/4 * ♥♥♥♥

We zijn op weg naar Haneffe voor de klassieke afsluiter van het seizoen, le Jogging des Templiers. De Tempeliers waren hier van de dertiende tot het einde van de achttiende eeuw. De joggers zijn veel later gekomen maar wel met veel meer. Ik kan chauffeur Jean-Pierre Immerix met enige moeite overtuigen de snelste – en dus niet de kortste route – te nemen over Luik. In de sporthal maken we kennis met de schepen van Sport en Financiën (van de fusiegemeente Donceel) Caroline Vroninks. De naam klinkt Limburgs. De dame is het ook, afkomstig van Hasselt. Naast haar aan de inschrijvingstafel zit burgemeester Philippe Mordant die dadelijk de korte wedstrijd zal lopen. Voorts zie ik veel vertrouwde gezichten van de vier challenges van Luik. Alleen die van de Avenir zijn in Verviers (of Herve, of Visé) gebleven. Op éen man na, Eric Joway, die zo te zien hier ook een officiële functie heeft. Ik zie na lange tijd nog eens Alain Waerts. Hij is hier in de eerste plaats als begeleider van zijn zoon, Dave. Na nauwelijks een klein jaar training al meteen derde veteraan 1. De eerste plaats is echter duidelijk voor Jo Vrancken, nog een oude bekende die ik na maanden nog eens tegen het lijf loop.

Haneffe 1


Het weer is zonnig maar koud. Ik houd zelfs mijn lange trainingsbroek aan. De beste plaatsen zijn al bezet als ik me met Jean-Pierre naar de startlijn begeef. En dus vertrekken we ongeveer in het midden van het pak, meer dan 600 eenheden sterk. Twee rijen voor me herken ik Michael Gyen, collega-blogger onder de naam Running-Mike. Vele jaren jonger en een klein minuutje sneller. Even na de eerste linkse bocht, na een vierhonderdtal meter, krijg ik de ruimte om mijn wedstrijdtempo te ontwikkelen. “De schade” door het gedrum in de eerste hectometers bedraagt zo’n 20 seconden, schat ik. Ik groet Michel Mancini en Bert Ernest even in het passeren en begin dan aan de achtervolging op Mario Smolders. Ik heb de man in het fluogeel in de verte gespot en wil snel naar hem toe. De respectievelijke conditie van de kleine uit Riemst en de grote uit Sint-Truiden zal dan wel uitwijzen hoe lang en of we samen blijven. We zijn bezig aan de lus in noordelijke richting naar en in Limont. Was de eerste kilometer licht dalend dan krijgen we al een lichte stijging te verwerken op weg naar Limont. Dat belet me niet om hier de op één na snelste kilometer af te leggen. Ik leg er meteen de pees op, u weet waarom. Christine Cordier loopt me nochtans gezwind voorbij. En bepaalt meteen de grenzen van mijn vermeend hoog tempo. Op een holle weg linksaf klimt het stijgingspercentage even tot 5%. In de bebouwde kom van Limont biedt het parcoursprofiel weer een mooie gelegenheid om ruim onder de 5’/km te blijven. Ik ben intussen naast Mario gekomen, tijd om even gas terug te nemen. Maar Mario kan ditmaal zijn stevig aanvangstempo niet volhouden. “Pijn in de kuiten, te veel kilometers in december” geeft hij me meteen mee als verklaring. Even verder wordt mijn jachtinstinct opnieuw aangewakkerd, nu door Marcel Baeckelandt. De “Run-essence”loper krijgt volgend jaar ook een nieuwe voordeur en een nieuw label “veteraan 3”.

Haneffe 2

Ik denk even terug aan mijn eerste lopen in het Waalse land toen ik Marcel meestal in de slotkilometers bij de lurven vatte, maar wel veel verder voorin het peloton. Ik haal Marcel in op de verbindingsweg tussen Limont en Haneffe die we daarnet in tegengestelde richting hebben afgelegd. Overigens een van de mooiste stroken van het parcours. Ik ben daarnet ook een koppel vader-dochtertje voorbijgegaan. Bezig aan de laatste kilometer van de korte loop, vermoed ik. De vader jaagt het brave kind zo op dat het enkel nog een hartverscheurend gejammer kan uitbrengen. Ze kan of mag zelfs haar losgekomen veter niet vastmaken. “On ne court pas pour le plaisir?” zeg ik langs mijn neus weg tegen Marcel. Ik heb hier ook een “déjà vu” ervaring: ik krijg Carlos De Almeida in het vizier op hetzelfde punt als vorig jaar. Carlos zal dadelijk rechtdoor lopen, recht naar de aankomst van de korte loop. Na 4,6 km draaien we linksaf, voor de tweede grote lus rond Haneffe, nu eerst in zuidelijke richting.
Tijd voor een tussenbalans. Die positief uitvalt. De derde wedstrijd in drie weken, na mijn baisse (om het in beurstermen te zeggen) in november, heeft me net de boost gegeven om weer mijn competitieritme terug te vinden. Nu begint het serieuze werk. Zo denken ook een aantal lopers die me hier inhalen en achterlaten. De eerste kilometers hebben de frisheid van lijf en leden al licht aangetast, de hellingen worden steiler en langer. De eerste langere helling komt eraan als we de dorpsstraat, de Rue Caquin, verlaten. We hebben net twee korte, stekelige bulten moeten overwinnen. Genoeg om het tempo op de vlakke betonwegen van het dorp te breken. Maar ik zit meteen weer in het ritme om de holle rijweg naar het plateau aan te vatten. Op de lange rechte weg tussen de velden – het dorp ligt in de vallei rechts – zit er veel beweging in de sliert lopers. Ik haal hier enkele collega’s in maar word op mijn beurt voorbijgestoken door mannen (de betere vrouwen lopen voor me) die de eerste lus als opwarming hebben aangepakt en hun beste krachten aanspreken in het zwaardere gedeelte van de loop.
De posities blijven overigens wisselen tot diep in de finale. Ze zullen me meer plaatsen kosten dan opleveren, heb ik zo het gevoel. Op het einde van de Rue Adelson Falize (de naam is te mooi om niet te vermelden) draaien we naar rechts. Aan een van de zeldzame huizen hier op de hoogte – in een flinterdunne nevel op de weidse vlakte – volgen de warm ingeduffelde bewoners de voorbijtrekkende stoet lopers. Na een stukje vlak krijgen we een afdaling op (weer) een holle weg, tussen de bomen. Dat duurt… tot het weer omhoog gaat. Maar het blijkt slechts een knobbeltje te zijn in de afdaling. Maar moeilijk genoeg om weer enkele plaatsjes te verliezen, aan een man met felgele stretchkousen en een loper die ik wel met naam en toenaam kan noemen. Eddy Vanhoof, van Begijnendijk (“70 km rijden, dat is toch niks”) met wie ik een babbeltje had na de natuurloop in Lier. Eenmaal we het dorp en enkele imposante boerderijen achter ons hebben gelaten gaan we op zoek naar het beekje. Maar het golft hier voortdurend op en af. Ik mag hier al verscheidene keren geweest zijn, het vals plat verrast me toch weer. Oei, opletten, een ijsplek vlak voor we het pad langs het riviertje indraaien. Ik hou me gelukkig staande en gooi mijn armen in de lucht om mijn achtervolgers te verwittigen . 700 meter onverhard op een “single-track”, eerst lichtjes glibberig langs het riviertje, dan door een donker pad tussen de bomen. Kijk, hier komt mijn bril van pas. Ik verlies hier enkele plaatsen, in het begin zelfs bijna mijn evenwicht. Stel je voor dat ik in de Yerne gesukkeld was, een bijrivier van de Jeker. Wie kent er nog een bijrivier van de Jeker? Een goed antwoord levert je een derde van mijn prijs bij de veteranen 4 op. Zijnde een flesje Val Dieu. Bruin, blond of tripel, naar keuze. Het pad is wel mooi als trainingsroute, maar minder aangenaam als je wordt opgejaagd door opkomende lopers achter je rug. Na 9,2 km volgt dan de laatste en de langste klim van de dag. Hoogste stijging 3,2%. Best doenbaar, tenminste als je de opeenvolging van hellingen in de vorige kilometers goed heb verteerd. “De moral” (goed Nederlands: het moreel) heb ik zeker nog. Ik kijk vooruit en probeer de resterende klim in te schatten en wie weet mentaal klein te krijgen. Maar ik zie dat Eddy en de “gele stretchkous” al een eind verwijderd zijn. Dat trucje werkt dus niet echt. Mijn eigen tempo kan ik wel handhaven. Conditioneel ben ik er weer helemaal bovenop, zoveel is zeker. Na de bocht, als je denkt dat je boven bent, ligt er een nieuwe bult te wachten. Nog even doorduwen. “Courage Monsieur” zegt een lichtjes corpulente man die me inhaalt. Ik antwoord met een knipoog. Dan de afdaling naar de Commanderie van de Tempeliers. Een duo zet hier een nieuwe versnelling in. Dat hebben ze al enkele keren gedaan om zich nadien weer te laten uitzakken. De bedoeling is blijkbaar het “fractionneren” van hun loop/training. Dat woord valt alleszins tijdens hun conversatie, waarvoor ze dus ook nog tijd hebben. Ik krik het tempo weer op maar voel dat het vorig jaar sneller ging. Maar toen zat ik achter Claude Herzet aan. De strijd met onbekenden is minder opwindend. Ik tel drie fotografen langs de kant. Als die nu nog het briljante idee zouden hebben hun foto’s te publiceren op een “open” platform… De bocht naar de “Ferme Schalenbourg”, de passage door de schaapsstal (hier leven 250 “mamans”, volgens de herderin) en dan een grasveld dat ik vorig jaar beschreef als een “mollenweide”. De mollen zijn dit jaar niet actief. Wel actief is Dominique Bertrand, de parcoursbouwer. Hij heeft nog een “specialleke” voorzien. Aangezien er geen modder is heeft hij een lint gespannen langs het vlakke (eigenlijk hobbelige) gedeelte van de weide en moeten we door een kuil, eerst scherp bergaf en daarna even scherp bergop. Kort en krachtig. De nieuwigheid is ook de fans niet ontgaan. Ze wachten ons op aan het klimmetje. Ik heb dat strookje gelukkig goed verkend en heb uit voorzorg mijn (op korte afstand vervormende) bril afgezet. Nu lijkt de kuil niet zo diep. Na een goede honderd meter “cross” komen we weer op een goed beloopbaar pad. Alleen heeft “espoir” Gilles Stasse me een plaatsje ontfutseld. Tussen de rijen toeschouwers, waaronder Marie-Paule, ronden we de laatste 200 meter.

Haneffe 3


De prijsuitreiking wordt geleid door Alain Woolf. En dat is een geruststelling voor wie, zoals ik, zich met bang hart afvroeg hoe het hem zou vergaan na zijn zware gezondheidsproblemen van de laatste jaren. De organisatoren weten hoe ze hun talrijke deelnemers kunnen verwennen met hun gulle prijzenpot. Ik heb de laatste gelegenheid te baat genomen om de eerste plaats bij de veteranen 4 in te palmen. Volgend jaar krijg ik onder meer af te rekenen met Noël Heptia, mijn vaste podiumgezel in het begin van mijn Waalse escapades en vandaag 2 minuten en 30 plaatsen voor me. Noël voelt zich thuis in Haneffe. Hij is afkomstig van het naburige Viemme. Als jongeman was hij hier actief bij basketbalclub Haneffe. In het cafetaria hangt nog een foto van de jonge gloriën. “Die zou ik wel eens willen zien!” laat ik vallen. De oud-secretaris van het team, nu nog altijd actief in de organisatie van de jogging, haalt de foto meteen uit het cafetaria. Een mooi tijdsdocument! Ik graai ook nog een tombolaprijsje mee. Het grote lot valt Bruno Broos te beurt. Nu rest alleen de vraag wie de stofzuiger zal moeten bedienen: Bruno of Nadine? Tijd om terug naar Limburg te vertrekken. Jean-Pierre kiest voor de vertrouwde route over de Chaussée Verte. Van flitspaal tot flitspaal gaat het naar de Hoeise Kassei. Tongeren, Heukelom en Veldwezelt glinsteren onder de winterzon.
Tenslotte en vooral: voor de trouwe, of toevallige, lezer, een gezond 2020!

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: De rijkelijke prijzen”kast” van Haneffe. Foto 2: Zonder commentaar. Foto 3: Noël Heptia, de jongeman met het nummer 21, in het basketbalshirt van RBC Haneffe, wordt volgend jaar 70.)