Overzicht 2017

zon 08/01/2017 15.40u * LCC Veldloop Lanaken * 7 km * 00:36:08 * 11,6 * 45/47 * –/– * ♥♥

Het leven hangt met toevalligheden aan elkaar. En zo kom ik zondagmiddag terecht op de LCC-veldloop in Lanaken. LCC staat voor Limburgs Cross Criterium. Als mijn geheugen me niet in de steek laat moet mijn laatste veldloop dateren van rond 1960… Er wordt hier in categorieën gelopen of alleszins in een combinatie van categorieën. De dames lopen allemaal samen van jong tot oud. De masters vanaf 35 worden ingedeeld met de junioren. De senioren-heren vormen de elite-eenheid. De inschrijving kost maar enkele euro’s en toch mogen alle deelnemers met een prijs naar huis. De registratie van de naam aan de finish stamt nog uit het pre-digitale tijdperk en doet me denken aan het oude systeem van de Challenge van de provincie Luik. Je moet je “naamkaartje” aan het nummer bevestigen. Dat wordt dan aan de finish van het nummer gehaald door bijvoorbeeld een besnorde heer. Ik heb in Lanaken meer geluk want ik word opgevangen door een jonge juffrouw. De hele procedure wordt me duidelijk uitgelegd bij de inschrijving. Ik heb immers geen officieel borstnummer van de Val (Vlaamse Atletiekliga) en vertrek dus met een wit dagnummer. “Dat is voor gastvedetten” antwoord ik als habitué Michel Ruymen me een ironisch compliment maakt met dit ongewone attribuut.
Een veldloop wordt niet voor niets zo genoemd. Het meestal kronkelende parcours loopt over wisselende, maar steeds onverharde ondergrond en moet een aantal keren worden afgelegd om de benodigde kilometers te halen. De afstand is normaal gesproken beduidend korter dan die van stratenlopen. Maar het grote verschil met de stratenlopen is wat ik zou omschrijven als de professionele sfeer. Scherp getrainde en veel jongere atleten volgen een strikt gepland opwarmingsschema – met stevige spurtjes – voor de loop en plakken er achteraf nog een uitgebreide cooling-down aan vast. Die toppers zijn er in de stratenlopen uiteraard ook maar vallen daar vele minder op in de massa van de zondagslopers die gezapig rondjes draaien terwijl ze onderweg hun collega’s groeten en met wat smalltalk de tijd te doden in afwachting van de start.
Ik heb mijn opwarmings- en verkenningsronde achter de rug en voel meteen dat dit parcours – of wie weet een crossparcours tout court – geen spek voor mijn bek is. Ik heb de putten, de bochten en de heuvels kunnen taxeren en weet dus waar ik speciaal uit mijn doppen moet kijken. Voor mijn verslag is het alleszins een pluspunt dat fotograaf Eddy Defrère hier aanwezig is. Hij is vanuit Crisnée – “en ligne droite” zoals hij het zelf uitdrukt – naar Lanaken afgezakt, speciaal om ons te verblijden met zijn beelden. In de andere wedstrijden treden enkele taalgenoten van hem aan, met succes overigens.
Lanaken 1 De dames zijn onderweg, nadien zijn wij aan de beurt. Het is zaak de aankomst van de gestarte categorieën goed in de gaten te houden want het vertrekuur is relatief en kan eventueel een aantal minuten vervroegd worden. Onmiddellijk na de aankomst van de laatste deelnemer van de aan gang zijnde wedstrijd wordt de volgende loop op gang geschoten. Maar ook die regel is relatief, zoals ik zal vaststellen na afloop van mijn wedstrijd. De lopers treffen de laatste vestimentaire voorbereidingen in tentjes met de naam van hun atletiekvereniging. Dank zij mijn contacten met de familie Govaerts-Van Zand mag ik bij Atletiek Club Alken onder het zeil. In de startzone neem ik plaats in de achterste rijen. Ik monster mijn buren. Hier en daar nog een oude (of tenminste ouder uitziende) deelnemer. Een nog redelijk jong ogende collega zegt al tevreden te zijn als hij de laatste plaats weet te vermijden. Meer ambitie of illusies heb ik zelf ook niet. In dit kleine peloton met sterke lopers wordt het voor mij sowieso een achterhoede gevecht.
Het startschot weerklinkt, en hier is dat nog een echt schot. Na het schot volgt de schok. Na 50 meter heb ik al een achterstand van 10 meter op de meute. Alleen een deelnemer in witte ADD-uitrusting (ADD: Atletiekcub De Demer) loopt vlak voor me. Achter me vermoed ik alleen de 70-plusser Pierre Hulsmans. Ondanks de lange opwarming zijn mijn benen nog niet klaar voor een plotse inspanning, mijn longen evenmin. Eerst in mijn tempo proberen te komen, daarna pas denken aan terrein goedmaken. Maar daar is hier geen sprake van. Ik zal in de gehele wedstrijd geen enkele deelnemer van de meute die net van me is weggeschoten nog kunnen bijbenen. Ik maak kennis met het relatief lange rondje van 1,7 km in wedstrijdomstandigheden. Mijn gezel Kris Eeckhout heeft meestal de leiding en geeft de indruk het tempo te gaan optrekken in de volgende kilometers. Ik kijk uit om hem niet in de weg te lopen en zelf niet op een of andere bobbel te stoten of uit te glijden op een ijsplek. Na een ronde heb ik al een idee van de verhoudingen tussen positie 45 en 46 in de loop. Ik kan een hoger ritme aan op de langere stukken op zachte ondergrond dan mijn gezel. Maar dat voordeel gaat teniet op de nog steeds bevroren stroken en zeker in de korte afdalinkjes waar ik telkens een aantal meter moet prijsgeven. In de talrijke lussen kan ik mij een idee vormen van mijn achterstand. Dimitri Driesen zal ik drie keer kruisen. Hij zal met een kleine voorsprong voor Kris Govaerts eindigen, nog zo’n doorwinterd veldloper. Van Kris vang ik alleen een glimp op in de eerste ronde. Eddy Defrère – de mobielste en actiefste onder de aanwezige fotografen – legt onze doortocht vast. “Ik hoop dat je deze niet heb gemist” plaag ik hem in het voorbijgaan. Een zinspeling op zijn ongelukkige nachtopnamen in Hannuit. Kris Eeckhout heeft de morele steun van zijn familie onderweg maar begint toch tekenen van verzwakking te vertonen. In het begin van de derde ronde moet hij een kloofje laten dat in de volgende kilometers nog groter zal worden. Intussen zie ik de snelste jongens naderen. In het begin van de derde ronde is het zo ver. Willy Peter en Ruben Quagliari schieten mij met krachtige tred voorbij. De speaker kondigde hun komst al aan. Nog even oefenen op de uitspraak van de Italiaanse naam en de voor- en achternaam in die volgorde zeggen, Rik! Goed, ze beginnen me dus te dubbelen en ik hou me van de koord (of het lint) weg om de snellere jongens niet te hinderen. Van de laatste die me een ronde aan het been lapt krijg ik zelfs een bedankje. Jo Vrancken stoomt me voorbij zonder een woord maar hij wil wellicht tijd inhalen na een ongelukkig manoeuver van een concurrent die zijn spike heeft doorboord. En Raf Clerinx kan niet meer dan een amechtige klank uitbrengen als ik hem met “Allez Piringen” aanmoedig. Aan een kruising waar zich enkele supporters ophouden komt Marc Ruymen mij in tegengestelde richting tegemoet met een goede 300 meter voorsprong. Wat een verschil met een wegwedstrijd. Dan volgt de brede lus over een bospad. Dat stuk ligt me het beste. Ik moet het bijwijlen modderige pad met trailschoenen bedwingen. Spikes, het onmisbare werktuig van de geoefende veldloper, behoren immers niet tot mijn standaarduitrusting. Wellicht zouden ze hier voordeel hebben opgeleverd. Op het einde, voor we links de start- en aankomstzone opdraaien, staan twee fotografen al vanaf het begin van de wedstrijd met de telelens in aanslag. Maar ze vinden me geen bit geheugenopslag waard.
Als ik de laatste ronde inga worden de laureaten al naar het podium geroepen. Mijn doorkomst gaat dus onopgemerkt voorbij. Nu, uit het verslag heeft u al lang begrepen dat mijn prestatie op deze mistige middag ook geen bijzondere aandacht verdient. Wat ik de lezer wel kan meegeven is dat het parcours uitgetekend is achter het H.Hartcollege waar in 2018 een gloednieuw sportcomplex zal verschijnen, Sportpark Montaignehof. De werkzaamheden zijn volop aan de gang en de zware machines hebben sporen nagelaten op een strook van het parcours. De laatste ronde dus. Lanaken 2< Voor de vierde en laatste keer over een hobbelig en beenhard graspad naar een weide. Twee bochten verder moeten we over een ijsschots klauteren (dit blog is zoals u weet niet vrij van enige overdrijving). Dit is het harde gedeelte van het parcours. De bevroren platgelopen sneeuw van de vorige dagen is nog niet helemaal verdwenen en het is niet prettig lopen op de harde ondergrond met de gladde zool van mijn trailschoenen. Maar ik ben te houterig en heb te veel angst voor een valpartij om hier potten kan breken. Ik zal al tevreden zijn als ik geen botten breek. Ik loop hier moederziel alleen. Het publiek houdt zich aan de andere zijde van het parcours op. De meeste mensen zijn trouwens al naar huis. De snelste jongens zullen dadelijk hun wedstrijd in de eenzaamheid en de desolaatheid van de valavond moeten afwerken. Nog een keer het lusje achter het College. Wat is dat toch een ellendig stuk! Ik snap niet hoe de snelle lopers op hun lichte spikes hier hun enkels niet kraken. Ik geraak heelhuids door de laatste greppel en kan weer ontspannen op mijn favoriete bospad. Ik heb nog even hoop dat de fotografen mij dan toch een plaatje gunnen, tevergeefs. Als ik voor het laatst het grote grasveld oploop, zie ik dat net de start van de seniorenwedstijd is gegeven. Ze hebben niet op me gewacht. Ik val vandaag buiten de tolerantienormen. Een slap spurtje beëindigt mijn eerste cross in decennia. Ondanks de omstandigheden die mij niet echt gunstig waren, ben ik niet ontevreden over deze loop die ik als een veredelde training wil catalogeren. Zal het bij dit eenmalig optreden blijven? De toekomst en de lectuur van dit blog zal het uitwijzen. (Foto’s defrere athletics fotos. Foto 1: Langzame loper in de mist. Foto 2: Snelle lopers in de mist, vooraan Jo Vrancken.)

2017

zon 29/01/2017 10.35u * Visé La Zatopek en famille (Challenge L’Avenir) * 9,9 km * 00:47:33 * 12,5 * 144/480 * 9/37 * ♥♥♥♥

Het kriebelde al een tijdje, nu is het zo ver: de competitie barst weer los. Ik heb de laatste weken twee afspraken gemist, te laat gezien dat alleen voorinschrijving mogelijk was. Sprimont zou wel eens te modderig kunnen worden, dus hou ik het kort bij huis, in Visé. Ik zal me hier minder eenzaam voelen dan Robinson Crusoe op zijn eiland. (Een eilandje op de Maas hier is genoemd naar de fictieve eilandbewoner uit de roman van Daniel Defoe.) Met 1200 zijn we, voor de vijf afstanden. Heel wat gezinnen met kinderen voor deze eerste loop van de Challenge L’Avenir. Want de “Zatopek en famille” is in de eerste plaats een gezinsfeest. Zatopek is de titel van een jogging- en runningmagazine dat zijn tienjarig bestaan viert. Maar Zatopek – Emil is de voornaam – is vooral een legendarische hardloper, de Tsjechische locomotief genoemd. Lees eerst mijn verslag voor je zijn biografie opzoekt, anders klinkt mijn verhaal nog futieler.
Na de berekoude trainingen van de vorige weken is de temperatuur weer wat milder, alhoewel toch wat frisser dan gisteren. De westenwind voelt ook niet echt aangenaam aan, ik zal mijn windvestje maar aanhouden. De lange broek kan wel in de kast blijven. Servais Halders neemt plaats in de eerste rijen van het peloton. Ondanks enkel- en knieperikelen wil hij er in vliegen. En dat doet hij ook. Winnaar met een voorsprong van zes minuten op ondergetekende. Te snel zelfs voor de officials die hem aanvankelijk als tweede hebben geplaatst. Hij is een van de niet minder dan 39 veteranen 3 aan de start. Van de bekenden die voor me eindigen heb ik alleen Pierre Bruwier opgemerkt.
In de eerste tweehonderd meter laat ik me meedrijven in de massa – ik ben trouwens redelijk voorin gestart – en begin wat op te schuiven zodra de weg naar beneden gaat. De Hall Omnisport ligt op het plateau boven de Maasvallei. We hebben dus een fikse afdaling voor de boeg om de Maas te bereiken. Links naast me duikt Jean-Pierre Immerix op. Om toch even naast me te lopen nu het nog kan, zegt hij. En om een vermelding te krijgen in dit verslag, neem ik aan. Wat bij deze gebeurd is. Hij zal zijn doel – binnen de 50′ eindigen – net niet halen. En keert dus toch niet 100% happy terug naar Veldwezelt. Op de 1,4 km lange duik naar de Maas kunnen de benen eens lekker rondwentelen en kan het lichaam gerodeerd worden voor de kilometers op het vlakke. Ik kom wel enkele ogenblikken in de buurt van de 4′ per km maar hou bewust wat in: het echte werk moet nog beginnen… en ik wil de harde schokken op het asfalt temperen. De onderrug begint na een tijd wat op te spelen en ik ben opgelucht dat de vlakke kilometers eraan komen. Het peloton slingert zich langs de Place Reine Astrid die herinneringen oproept aan de drie marathons die ik hier in triomf heb beëindigd (zo voel ik het althans aan, u laat het misschien koud). Ik moet mijn privé-fotograaf zelf opmerkzaam maken op mijn passage. Ze kan nog net afdrukken voor ik aan de Maasbrug naar rechts afsla voor het eerste vlakke stuk op de rechteroever. Voor actiefoto’s op het einde van de wedstrijd is ze helaas te laat wegens een te lange pauze in de Pam Pam.
Op een betonnen fietspad kom ik eindelijk bij Alain Waerts die ik al van even na het vertrek in het vizier heb. Alain is 15 kilo kwijtgespeeld in de voorbije maanden en zou conditioneel weer wat moeten kunnen verbeteren. Even daarvoor heb ik Jean-Louis Voss ingehaald, een veteraan 3 die hondstrouw is aan de Challenge L’Avenir. Visé 1 Ik ben best tevreden over mijn tempo dat schommelt rond de 4’30” per kilometer. Na 3,2 kilometer draaien we naar links. Even klimmen naar de rotonde op de Rue des Cimentiers. Een van die cimentiers zal dadelijk in dit verhaal voorkomen, hij loopt namelijk mee. Over de brug naar de overkant van de Maas. Is dit trouwens de Maas of het kanaal, vraag ik me af. Ik kom hier zo vaak en moet telkens opnieuw mijn hersens pijnigen om die vraag te beantwoorden. Mijn geest is beneveld door de inspanning. De fabrieken die ik zie, liggen even verder. Daar is het kanaal en dus heb ik Jean-Pierre na de wedstrijd verkeerd ingelicht. We lopen opnieuw richting Visé. Dit is een gedeelte van het parcours van de marathon waar ik in betere tijden vaak mijn lange duurlopen heb afgewerkt. Foei, dat ik nog altijd in de war ben over welke waterweg waar ligt! Ik heb Nicolas Bynens in de gaten gekregen. Ik zie dat hij wat scheef loopt. Dat kan de leeftijd zijn – de meeste veteranen 3 zoeken een ongewone houding om hun ouderdomskwalen te compenseren – maar waarschijnlijker is het een gevolg van een breuk van de malleolis (dat is de knobbel van de enkel) waardoor hij vijf weken in het gips heeft doorgebracht en pas sinds enkele weken weer aan het trainen is. Hij is aan het afzien, maar lopers zijn harde jongens en dus doet hij dapper door. Bij het voorbijgaan geeft hij me nog een opdracht mee: “Claude Herzet loopt hier niet ver voor je. Je kan hem nog inhalen.” Dat is te hoog gegrepen, antwoord ik. In elk geval kan ik Claude niet ontdekken in het groepje voor me. Hij is de ex-cimentier waar ik het net over had. Ik ben dus bezig aan een rechte strook van 1,7 kilometer, eerst op asfalt, daarna op beton. Alleen onderbroken door een fraai voetgangersbruggetje aan de jachthaven van Visé. Aan de jachthaven links van ons waggelen de eenden op zoek naar een groen sprietje gras. Zouden ze eindigen als specialiteit, in een pot, als “oie à l’instar de Visé”? Het tempo is wat gezakt, leid ik af uit mijn Garmin-gegevens. We draaien naar rechts onder de Maasbrug. Grappig, ik zie pas op de Garmin-kaart dat we een lus hebben gemaakt op het Ile Robinson. Ik heb te druk om naar bekenden te speuren. Ah, daar zie ik Françoise Piscart die al op de terugweg is over het bruggetje. Ik twijfel even maar neem dan toch geen bekertje aan bij de drankpost. Een mens heeft er geen idee van hoeveel beslissingen je in zo’n wedstrijd moet nemen. We moeten een korte pittige klim maken om boven op de Maasbrug uit te komen. Na de scherpe bocht naar rechts boven op de brug zie ik de lopers voor me passeren. Daar is Claude Herzet. Die kijkt naar beneden en ziet mij ook. Een glimlach als groet. Is dat codetaal om te zeggen ” Mij zul je vandaag niet krijgen”? Ik maak gebruik van de smalle strook op de rijweg die met kegeltjes is afgezet. De meeste collega’s nemen het voetpad. We zijn nu halfweg. Het moeilijkste deel van het parcours moet nog komen. Ik heb nog steeds het gevoel goed onderweg te zijn en haal op tijd en stond een concurrent in.
We lopen nu door de binnenstad, op het voetpad achter de geparkeerde auto’s. Dit vind ik niet echt gezellig lopen maar het tempo gaat toch weer de hoogte in. Ik zit hier weer rond de 4’30”. Ik vraag me wel af via welke weg we weer naar de bovenstad zullen lopen. Oei, dat wordt een steile klus, is mijn reactie als ik de weg naar boven herken. De stijgingsgraad klimt snel naar de 10% en hoger. Een jonge snaak stormt voorbij. Mijn buur aan de binnenkant van de weg is al even sterk onder de indruk als ikzelf. Wie loopt daar nauwelijks een tiental meter voor me? Claude Herzet. Visé 2 Zijn foulée op het vlakke heeft nog de jeugdige schwung, maar zijn grinta, zijn verbetenheid is wel aangevreten door de tand des tijds. Ik haal hem snel in. Vriendelijk als altijd moedigt hij me nog aan. Kan ik misschien ook een glimp opvangen van Françoise Piscart? Maar het witte shirt dat ik zie hoort toe aan een man. Bij de laatste huizen waar de weg wat minder helt kan ik het tempo weer wat opkrikken. De asfaltweg gaat nu over in een smal bospad. Modder en boomwortels kraken het tempo volledig. Dan even verpozing op een vlak stuk voor we weer een modderige veldweg opgestuurd worden waar ook nog de wind tegenwerkt. Ik hou hier goed stand en heb nog wat energie in de tank voor wat je met enige fantasie de laatste rechte lijn naar de finish kan noemen. Er staan wel wat plassen op de veldweg maar die kunnen het tempo niet meer breken. Ik passeer Pauline Lopez-Nava en pak ook de jonge man in zijn groene outfit terug die daarnet zo onstuimig de beklimming nam en de bewondering afdwong van zijn collega’s die zich met veel meer moeite naar boven hesen. In de laatste kilometer zijn twee jonge mannen me nog te snel af: de ene merk ik nu pas voor het eerst op, de andere neemt zijn plaats weer in die ik hem daarnet ontfutseld heb. Ik open de ritssluiting van mijn windvest om mijn borstnummer goed zichtbaar te maken voor de officials. In de laatste bocht volgt Servais al ettelijke minuten het gebeuren als toeschouwer.
We moeten nog door een smalle doorgang tussen dranghekken alvorens we onze rugnummers kunnen inleveren. Daar wacht een warme thee. Maar je koelt nu snel af en ik haast me naar de sporthal. De opvang is hier uitstekend. Deze organisatie is berekend op de grote massa. Er wordt ons gevraagd onze besmeurde schoenen in een plastic zakje te stoppen. Een medewerker loodst ons verder naar een vrije kleedkamer. Het water van de douche is zalig warm. In de volle kantine bots ik al meteen op Jean-Pierre en Servais. Luttele seconden later hou ik al een blonde Leffe in mijn handen. Jean-Louis Voss’ voorkeur gaat zo te zien uit naar een Leffe Ruby. “T’as déjà une bière, c’est le plus important” antwoordt hij als ik hem zeg dat ik op zoek ben naar mijn vrouw. Deze uitspraak is uiteraard volledig voor rekening van de besnorde veteraan. Even later spot ik ook Marie-Paule. Na de traditionele wedstrijdbespreking besluiten we onze uitstap in de “Santa Rosa”. (Dit artikel is tot stand gekomen zonder enige geldelijke steun van de Horeca van Visé.)

(Foto 1 van Marie-Paule: Voor de Maasbrug, na 1,7 km. Foto 2: De eenden langs de Maas.)

Naar boven

zon 05/02/2017 11.15u * Overmuntheloop Urmond * 10,34 km * 00:46:39 * 13,3 * 42/80 * 3/9 (55+) * ♥♥♥♥

Ik rij in het gezelschap van mijn trouwste fan en Jean-Pierre Immerix de autosnelwegbrug over tussen Maasmechelen en Stein. De bestemming is Urmond, een boogscheut verder. Deze trip was vorig jaar al gepland maar toen moest Jean-Pierre wegens gezondheidsproblemen afhaken. Hij zal hier vandaag al voor de elfde keer aantreden in de Overmuntheloop. Ik ben hier voor het tweede opeenvolgende jaar. De grote tent staat er niet meer, merkt Jean-Pierre op. De belangstelling voor deze loop is al enkele jaren tanende. Voor de 10 km staat er een pelotonnetje van nauwelijks 80 lopers klaar. Urmond 1 De enige bekenden zijn Lode Raskin en Pascal Van Marcke. De lange Alkenaar, Pascal voor wie hem niet kent, zal tweemaal op het podium verschijnen. In zo’n klein deelnemersveld zal ik flink uit mijn pijp moeten komen om in de eerst helft te eindigen. Het zal net niet lukken.
De chip zit goed vast aan de schoen (met dank aan Jean-Pierre), we kunnen eraan beginnen. Ik wil snel op kruissnelheid draaien. Deze vlakke loop biedt uitzicht op een mooi gemiddelde. In de volgende maanden doemen de Luikse heuvels weer op. Na vijfhonderd meter is de eerste voorraad adembrandstof op en moet ik even op verhaal komen. Ze stuiven me nu langs rechts en links voorbij. Nog even en ik verzeil in de achterste gelederen. Op de eerste lange rechte strook – na 800 meter op het fietspad van de Molenweg Noord – kan ik me even schuilhouden achter een groepje van drie. We draaien naar rechts. Na 1,5 km kan ik zelf enkele plaatsjes winnen. Op het einde van het onverharde pad dat parallel loopt met de autoweg valt het groepje waarin ik me bevind, al uit elkaar en moet ik alleen verder. Vanaf hier gaat me maar een loper meer voorbij, Jos Hanssen. Ik zal hem nog kilometers voor me uit zien draven.
We passeren voor het eerst de aankomstlijn waar de omroeper de lopers bij naam noemt en hen oppept voor de twee resterende rondes. Mij kent hij niet, ik zal mezelf moeten oppeppen. Urmond 2 In het bochtenrijke Molenpark kijk ik achterom om een glimp op te vangen van Jean-Pierre. Maar zijn fluogele shirt is nergens te bespeuren. Die tweede ronde is een soort tijdloop (naar analogie met een tijdrit). Dat geldt ook voor de twee lopers voor me, die ook alleen vechten tegen de tijd en tegen zichzelf. De ene in lichtgrijze outfit, Jos Hanssen, voor mij en de andere in een donkergrijs shirt, Paul Jacobs, twee plaatsen voor mij. Qua gestalte en moeizame tred gelijken we wel wat op elkaar. Jos, die me daarnet is voorbijgegaan, schijnt wat terrein goed te maken op Paul. Halverwege de tweede ronde, op een licht stijgende strook, dicht hij de kloof en snelt hij weg van zijn concurrent.
De ambiance langs het parcours is gelijk aan nul. De schaarse fans staan op twee plaatsen, aan de finish en bij een bosje op het onverharde stuk. Daar staat ook Marie-Paule die zich naast het fotograferen en filmen ook nuttig maakt met het in ontvangst nemen van de handschoenen van mij en Jean-Pierre. Het is overigens perfect loopweer. Op dat vlak moeten we dus niet met smoesjes afkomen als onze tijd tegenvalt. De parcourswachters staan wat te lummelen langs de kant, ze hebben overigens zo goed als geen werk in deze verkeersluwe wijk.
Bijna 7 km achter de rug. Ik ben benieuwd of de speaker mijn doortocht nu wel zal aankondigen. Ik hoor de namen van de mannen voor me en zijn aanmoedigingen “Stug doorgaan, Paul”. Weer niet? Misschien kan hij mijn nummer niet lezen. Ik heb de nummerband wat naar links geschoven, buiten zijn gezichtsveld. Dat is het. Ik roep dan maar mijn nummer naar hem “driehonderd zevenentwintig”. Muziek is er niet, hij kan me goed horen. “Driehonderd zeuvenentwintig” weerklinkt het. Even stilte. Dan met theatrale stem: “Willy Corrteleven, … geboortejaar 1948, …. de oudste mannelijke deelnemer”. Zo, dat weet Urmond en ikzelf dan ook weer. De oudste deelnemer, dames inbegrepen, neem ik aan? Inwendig moet ik wel lachen dat ik zo aan het hengelen ben naar aandacht. Maar intussen ben ik nog altijd aan het jagen op Paul Jacobs. In de lus achter de molen kom ik dan toch in zijn spoor. Ik wil een minuutje achter zijn rug blijven hangen maar voor ik er erg in heb, ben ik al voorbij. Paul moet nu snel een tiental meter prijsgeven en ik loop dus weer alleen. De kilometers die op bordjes langs de weg staan aangegeven duren wel erg lang. De lange rechte stukken en mijn eenzame positie verklaren wellicht die illusie. Die overigens ook in het hoofd van Jean-Pierre speelt. Nog eenmaal het fietspad van Molenweg Noord, met de Hoeve Elisabeth in het begin en een andere boerderij op het einde. Een licht niveauverschil tot 2%. Pietluttig, maar de spieren voelen het. Ik zoek verstrooiing langs het parcours. Hier op een bordje bij de rechtse bocht op het einde van de Molenweg roept de politie op tot waakzaamheid. Inbraakpreventie, via Whatsapp, ook in Uermend. (Dat is de naam van het dorpje in het dialect).
Ik ben onderweg in een vrij egaal tempo. De eerste rondetijd blijkt de snelste. Voor de twee volgende heb ik telkens een zestal seconden meer nodig. De Louisagroeveweg weer terug naar de aankomstzone is een mooi geasfalteerd pad. Maar het loopt wel omhoog, tot 3%. In combinatie met de weliswaar matige wind is dit de moeilijkste strook. Karakter is hier belangrijker dan souplesse. Die moet ik opbrengen om in elk geval niemand meer uit de achtergrond te laten terugkomen. Ik zie dat de grote man in het wit die de vorige ronde mijn naaste achtervolger was, is afgelost door een andere hoog opgeschoten kerel in blauwwitte stretchbroek. Mijn moreel krijgt een boost als ik merk dat ik een ronde voorsprong ga nemen op de laatste lopers. De fietsende official achter de laatste man en vrouw – een koppel, alleszins in deze wedstrijd – toont zijn bewondering met een opgestoken duim. Nog even doorbijten, dan volgt het mooiste stuk op het onverhard en met lichte wind in de rug. Ik dwing mezelf tot een hoger tempo. De blauwwitte dreigt in de achtergrond. Nog drie bochten en 600 meter. Achter de blauwwitte heeft zich een groepje geformeerd. Urmond 3 Maar het zou al erg vreemd moeten verlopen als die mij nog zouden opslokken. Terwijl ik er de pees opleg in de Rooseveltstraat – zowat de laatste rechte lijn naar het sportpark – blijft de parcourswachter zijn blik richten naar het oneindige. Maar die onverschilligheid toonde hij ook al toen Eddy Vandeputte – nota bene van Spa afkomstig – hier voorbij denderde als eerste in de 6 km. Hoe dan ook, ik blijf voor op mijn achtervolger. De man aan de micro herhaalt nogmaals mijn geboortejaar als ik de finish overschrijd. Oud worden of zijn, is blijkbaar ook een verdienste. Tevreden over mijn loop, zeker. Het verlies van 40 seconden ten opzichte van vorig jaar komt wel als een verrassing. Maar de grootste verrassing wacht me bij de prijsuitreiking. Haal ik zelfs het podium bij de 55-plussers! Met een prijs in speciën. Aan de drankentafel zeg ik tegen mijn achtervolger dat hij te laat aan zijn inhaalrace is begonnen. De man doet alsof ik lucht ben en zoekt zijn vrienden op. Waarom, wordt me duidelijk in de kleedkamer.
Ik vind met enige moeite mijn auto terug in de nieuwbouwwijk – op die manier kom ik wel aan uitlopen toe – en begeef me naar de kleedkamers. Het water is heerlijk en de voertaal is… Italiaans. Een groep Italiaanse militairen van de NAVO-basis van Geilenkirchen zijn hier aan de oevers van de Maas hun conditie komen testen. Een van hen is de blauwwitte van daarnet, Francesco Rocco. “We moeten nog een aantal kilo’s kwijt spelen”, bekent Francesco. Die overigens vriendelijk antwoordt als je hem aanspreekt in het Italiaans of het Engels. Terwijl een van zijn landgenoten in badjas paradeert, föhnt de andere zijn haar. Intussen wordt de wedstrijd druk geanalyseerd. In een onophoudelijke stroom van melodieuze klanken vliegen de “quaranta minuti” en tutti quanti me rond de oren.
In de kantine van de Rooms-Katholieke Voetbalvereniging Urmondia wordt de hoorn des overvloeds uitgestort. Hoe kleinschalig de organisatie de laatste jaren ook geworden is, de prijzenpot (of de prijzenemmer) is nog steeds goed gevuld. Iedereen heeft prijs. Ik krijg een emmer vol bier mee naar huis, in flesjes wel te verstaan. Jean-Pierre heeft dan al zijn karton met een assortiment bieren onder de arm. “Tournée minérale”? Niet in deze carnavalstreek!

(Foto’s Marie-Paule.)

zat 11/02/2017 15u * Heusy (Challenge L’Avenir) * 7,48 km * 00:36:46 * 12,2 * 145/381 * 7/21 * ♥♥♥♥

Alleur of Heusy? Voor deze keuze zie ik me dit weekend geplaatst. Het parcours van Alleur spreekt me niet echt aan. Dat van Heusy kan ik ontdekken. De drang naar het nieuwe haalt het en dus kies ik de langere verplaatsing naar een loop van nog geen 8 kilometer. Overigens blijkt de afstand nog korter dan aangegeven in de officiële jaarkalender. De eerste kennismaking is alvast een meevaller. De inschrijvingen vinden plaats in een mooie zaal met houten zoldering in een fitnesscentrum. Meer nog, dit moet een van de mooiste ontvangstruimtes zijn die ik als loper al heb betreden.
Heusy, in het zuidwesten van de stedelijke agglomeratie van Verviers, leunt aan tegen een bosrijk gebied waar we ons zo dadelijk mogen gaan uitleven. Het parcours lijkt qua tracé op een omgevallen boom met vertrek en aankomst onder aan de stam. Qua reliëf wil ik het vergelijken met een slappe koord. Als deze beeldrijke omschrijving u niets wijzer maakt, kan Strava ook een uitweg bieden. In elk geval we vertrekken op het hoogste punt. Het eerste deel is voornamelijk dalend, het tweede stijgend.
Een halfuur voor ons is al een groot peloton van start gegaan voor een trail over 19 kilometer. Een gedeelte van beide parcoursen loopt trouwens gelijk. Tijdens de verkenning stoot ik op Roger Dosseray. Hij ziet er wat bleekjes uit. Nog niet op peil na een een operatie van een liesbreuk, vertelt Roger. “Kalm aan vandaag”, verzekert de winnaar van de Challenge 2016 bij de veteranen 4. In afwachting van de start geeft de omroeper ons nog wat aanwijzingen en andere interessante weetjes mee. De geluidsinstallatie is deze keer optimaal of ik sta perfect opgesteld, vandaag ontgaat me niets. Zo waarschuwt de speaker voor de aangename maar lange klim na de bevoorrading (afwachten of die inderdaad zo aangenaam is) en prijst hij het uitgebreide aanbod broodjes en pasta in de zaal aan (dat pas na de wedstrijd beschikbaar blijkt te zijn).
Op het ogenblik dat we onder de Kineo Fitness-startboog doorlopen begint het lichtjes te sneeuwen. Even later is het witte poeder van de weermakers al op. De eerste kilometer loopt over een rechte dreef naar het bos. De weg is alleen in naam een dreef en is voor het overige een banale rijweg. Na tweehonderd meter is er al ruimte om op te schuiven en kan ik mijn plaatsje in het opnieuw massale peloton zoeken. Op het einde van de “dreef” passeer ik Jean-Louis Voss die zich in werkmansstijl naar voren wroet. We moeten nog eerst een lichte helling overwinnen voor we een geasfalteerd pad inslaan tussen de weiden. Een lange sliert lopers gaat me vooraf. Heusy 1 Hopelijk is de sliert achter me nog langer. We krijgen volop de gelegenheid om de beentjes los te gooien in de lange afdaling in een groen decor. Het lijkt wel of ik in het vrouwelijke compartiment van het peloton beland ben. Zoveel dames zie ik rond me. En die houden er niet bepaald een gezapig tempo op na. Als een juffrouw in het zwart mij voorbijgaat, sluit ik aan en samen rollen we een aantal concurrenten (m/v) op. Op een tussentijdse helling moet ze wel achter blijven. Ik ga daar ook voorbij een andere dame in een veelkleurige outfit met roze als hoofdaccent. Ik open hier even een parenthese. (Ik neem aan dat u niet gehaast bent. Er staat toch geen potje op het vuur?) Op training is het vaak een gesukkel van de eerste tot de laatste kilometer. Forceren durf ik niet want in het weekend staat er meestal een wedstrijd op een programma. En ik wil mijn fysieke en mentale reserves intact houden voor de competitie. Servais Halders – die vorige woensdag nog gids speelde op een heerlijk natuurloopje rond ’s Gravenvoeren en Noorbeek – snapt ook niet hoe het lome gevoel op training als bij wonder verdwijnt in de wedstrijd. Ik hoef me dus niet in te houden, de benen mogen pijn doen. Het merkwaardige is dat die pijn zeker niet verergert als ik het tempo verhoog. Ik sluit de parenthese.
Na 2,5 km is er al een bevoorradingspost – die daar voornamelijk staat voor de traillopers die we hier kruisen. De weg loopt tussen de velden van de Golf du Haras. Er is nog geen beweging in de “haras”, de stoeterij. De raspaardjes, de jonge veulens en de oude knollen lopen op de weg. Na 3 km verlaten we het asfalt en duiken we het bos in. Nu is hij toch voor me, is mijn reactie als ik Roger Dosseray voor me herken. Rug gekromd, de ellebogen naar buiten gekeerd, dat moet hem zijn. Ik kan een mooi tempo blijven aanhouden op het goed beloopbare bospad. “Het tweede deel is zwaarder” verwittigt Roger me, als ik hem passeer. Maar ik ben op de hoogte. Na een minuut of twee verstomt het zware gehijg van Roger als ik afstand neem. Even een bultje en dan een 200 meter steil naar beneden. Ik moet gas terugnemen om niet in het rotsige decor te belanden.
4 km ver, de klim komt eraan. En meteen met pieken tot boven de 10%. Mijn benen hebben een korte aanpassing nodig maar na 300 meter ebt de pijn weg. Ik loop al enige tijd in het spoor van een bijzonder jonge deelnemer. Klein, frêle en lichtvoetig. Hij dartelt naar boven. Daar is de dame met het roze jack weer. Zij vat de klim met energieke tred aan. Ook een mannelijke collega gaat me voorbij. Hij heeft energie opgespaard voor de beklimming en haalt snel een volgend groepje in. Gabriel Lanneer en Rachel Demonceau – het jongetje en de dame – lopen niet verder uit. Heusy 2 Het pad is bezaaid is met stenen en wordt dooraderd door diepe geulen. Hallo speaker, echt aangenaam kan ik dit niet vinden! Ik zoek het beste spoor zonder aan tempo in te boeten. Mijn jonge gezel plaatst zelfs een tussenspurtje dat snel weer uitsterft. De dame is minder impulsief maar blijft stevig doorduwen. De weg wordt wat minder hobbelig, aan de rand van het bos nu. De jonge Gabriel heeft zijn krachten dan toch overschat, Rachel verliest ook tempo nu het einde van de klim nadert.
Ik kijk op mijn klok. 6 kilometer. Dat is maar anderhalve kilometer meer. Op bekend terrein dan nog, gedeeltelijk dalend. Het is opnieuw stevig beginnen te sneeuwen. Op de brug over de autoweg zie ik de auto’s in de mist en de sneeuwregen voorbijrazen. Ik schroef het tempo op en kan nog twee lopers voor me inrekenen. Uit de achtergrond komt wel nog een concurrent opzetten. Hij snelt me met grote halen en een zware tred voorbij. In de uitslag eindig ik net achter “Inconnu”. Die moet ik volgende keer toch proberen voor te blijven. Ik haal hier op éen na dezelfde plaats als in Visé maar heb deze keer een honderdtal deelnemers minder achter me. Het niveau ligt dus hoger dan in de “familieloop” in Visé. Mijn subjectief gevoel van tijdens de wedstrijd wordt bevestigd. Alain Waerts is al binnen. Hij slaat een praatje met Jean Dessouroux, winnaar bij de veteranen 3, op wie de jaren vooralsnog geen vat hebben.
Alain lijkt herboren na Visé. Zijn achterstand van 1′ in Visé zet hij hier in Heusy om in een voorsprong van 1’30”.
We moeten aanschuiven in de miezerigheid. Ik neem een fles “Oshee”, een mij onbekende sportdrank met “sportdop”. Met enige moeite kan ik de dop openen, het drankje valt wel mee. Ik ben doorweekt door de natte sneeuw en trek snel droge kleren aan.
Andere verplichtingen roepen ons onmiddellijk naar huis. In het laagland houdt de regen plots op. We hebben beiden goede appetijt. De catering in het cafetaria kwam pas na de wedstrijd op gang zodat Marie-Paule “op haar honger bleef”. Thuis is de keuken wel open. Dagschotel: spek met eieren.

(Foto’s Marie-Paule: Winterse omstandigheden in Heusy.)

zat 18/02/2017 16u * Nandrin (Challenge condruzien) * 11 km * 00:57:18 * 12,2 * 143/472 * 11/29 * ♥♥

Na een wedstrijd ben ik altijd opgelucht als ik mijn naam in de uitslag terugvind. Het is me al enkele keren overkomen dat de elektronische tijdsregistratie of de manuele tijdsopnemers me over het hoofd zien. Het is toch niet waar zeker, zucht ik ’s avonds als ik de site van de Challenge open. Ik zie de namen van Michel Mancini, Carine Munaut en anderen die ik ben voorbijgegaan maar Cortleven? Inconnu au bataillon! Wat is nu weer aan de hand? Gaetano Falzone bevestigt zondag mijn vermoeden dat ik een nieuwe “kaart” had moeten afhalen. Het nummer blijft hetzelfde als vorig jaar maar de chip is vernieuwd. De mevrouw aan de inschrijvingstafel wist uiteraard niet dat ik nog mijn oude nummer had en zei dat alles in orde was. Ik kan mezelf paaien met de gedachte dat ik blijkbaar niet de enige ben. We nemen je op in de uitslag, meldt Gaetano nog. Voorlopig heb ik de rangschikking hierboven dan maar zelf aangepast. Veel maakt het eigenlijk ook niet uit. Voor de challenge heb ik geen ambities. En ik vermoed dat men ook in een sportkwis niet naar mijn resultaat in de 11 km van Nandrin zal vragen.
Er heerst al een grote bedrijvigheid in de “kom” van Nandrin. De traillopers maken zich klaar voor hun loop. Zij vertrekken een uur voor ons. Ik kies voor de klassieke Challenge-afstand, de 11 km. 11,3 volgens de officiële gegevens. Hoe kan er toch zoveel verschil zitten tussen mijn Garmingegevens en de metingen van de organisatie? Ik maak van de verkenning gebruik om even de visu de staat van de onverharde paden vast te stellen. Dat ziet er redelijk uit. Van modder zullen we geen last hebben. Maar het karakter van de Condruzien is onaangetast. Dat zal ik voelen en u aanvoelen, hoop ik.
Kris Govaerts somt voor de start nog even de nieuwe veteranen 3 op. Bij de eerste tien eindigen wordt al een hele klus. Kris slaagt met brio in de opdracht. Ik sneuvel op de elfde plaats. Na 300 meter komt de eerste beklimming er al aan. 500 meter op het asfalt, rond de 5% stijging. Zoals de meeste lopers in mijn buurt probeer ik hier niet te hoog in de rode zone te gaan. Ik kijk wat om me heen om voor mezelf een zweem van ontspanning te creëren. Mijn gedachten dwalen af naar… het carnaval in Rio. Voor die gedachtesprong zorgt een jonge dame in kleurrijke uitrusting die wel een sambadanseres lijkt. Michel Lannoy en Rosario Ilardo nemen ook een bedaarde start. Ze gaan me in die volgorde voorbij als we op de top links afbuigen een veldweg in tussen de weiden. Enkele seconden later schuift ook Kris Govaerts voorbij. Ik wil geen energie verspillen door van het ene karrenspoor naar het andere te springen en blijf dus maar braafjes de rij lopers voor me volgen. Ik zie de lange sliert voor me in het open veld rechts op draaien. We zijn nauwelijks 1,8 kilometer ver, hier wacht ons al de tweede beklimming. Opnieuw op een asfaltweg, maar nog een paar procentjes steiler dan daarnet. Nandrin 1 En wat ik bij de opwarming al vreesde, wordt bevestigd. Ik heb niet de beste benen. Die het dus moeilijk hebben met de stijgingsgraad tussen de 5 en 10%. Zoals vorige week loopt hier ook een piepjong kereltje voor me. Maar deze deugniet laat mij wel achter. Hij is zo’n 65 jaar jonger dan de man even achter me, de onverslijtbare Mauro Calogero. Na 600 meter sukkelen, zijn we dan toch boven geraakt. Langs de weg richt Pierre Jadot de lens op ons. Euh, blijkbaar niet op mij. Wie me wel opmerkt en aanmoedigt is… Noël Heptia. Geblesseerd, aldus zijn trainer Fernand Schosse. We kunnen even herstellen op een vlakke strook. Rond km 3 duiken we het bos in. Kris Govaerts heeft al een honderdtal meter voorsprong uitgebouwd en zal zijn opmars nog verder zetten, leid ik af uit de uitslag. Hij is dan voorbij zijn echtgenote Maja Van Zand gegaan die traditioneel sneller gestart is. Maja moet nog even bekomen van de beklimming daarnet, meldt ze als ik haar op mijn beurt voorbij ga. Ze verdient trouwens nog een speciale vermelding. Vorige week behaalde ze de tweede plaats in haar categorie op het Vlaamse veldloopkampioenschap. En toch was ze ontgoocheld. Wat een strijdershart! De enige bekende die ik nog ontwaar voor me is Carine Munaut. Ik zal nog anderhalve kilometer nodig hebben om haar bij te benen. Dat is nog zo’n specialiste en amateur – neem ik aan – van de veeleisende parcoursen in de Condroz. Zij vindt ogenschijnlijk moeiteloos de juiste tred op de paden. Ik laveer van de ene zijde van de smalle bosweg naar de andere om de diepe geulen te vermijden en me staande te houden op de schuine zijkanten. Want we zijn intussen begonnen aan een lange afdaling in het bos. Het tempo opdrijven zit er voor mij niet echt in. Daarvoor loop ik te behoudend en te voorzichtig. Kilometer vijf. Ik ben even in het gezelschap van enkele “geconnecteerde” jongeren. Verbonden met hun ipod of een anders snufje. Ze bewegen zich voort in een cocon.
Bijna halfweg , het moeilijkste moet nog komen. De weg loopt weer op, tussen de velden en aan de rand van het bos. Huizen zijn hier niet, tenzij aan het einde van de klim die wel eindeloos lijkt. Uiteindelijk hebben we 2,5 km – een klein neerwaarts knikje uitgezonderd – moeten wroeten om weer even vlakke grond onder de voeten te voelen. Nergens ben ik hier boven de 12 km gemiddeld geraakt. In het tweede deel van de klim kom ik pas in het spoor van Paul Delaitte. De jaren staan niet stil, Paul hoort inmiddels bij de veteranen 4, de zeventigers. Nog een andere bekende die ik opmerk, maar dan wel stapvoets aan de rand van de veldweg, is Richard Mathot. Naar gewoonte fel gestart maar terugvallend in het tweede deel, zeker als er geklommen moet worden. Van veteranen 4 gesproken, daar is de eerste van deze oude rakkers. Michel Mancini, Monsieur Challenge, het hoofd glimmend van het zweet onder de zon die plots komt piepen. Hij heeft ongetwijfeld grootse plannen voor dit jaar in de Condruzien en de Hesbignon. Als verse veteraan 4 wenkt het podium in de twee challenges. Het is precies tien jaar geleden dat ik Michel heb leren kennen in een CJPL-loop in Seraing. In zijn thuisstad was hij toen als jonge zestiger in de weer voor het podium van de veteranen 3. Toen ik hem inhaalde in de laatste kilometer informeerde hij terstond naar mijn leeftijd. Maar ik was toen nog te jong (!?) om een bedreiging te vormen voor zijn ambities.
We zijn intussen tien jaar later… en de wedstrijd gaat verder. Na 7,3 km leidt de weg naar rechts. Naar het inferno. 1 kilometer Condroz-horror. Eerst de afdaling, dan de klim op de beruchte chaussée romaine. Bergaf – tot 10% – is het zaak de puntige stenen te vermijden en niet tegen de grond te slaan. Gelukt. We zijn nu op het diepste punt van deze groene hel. Naast de weg staat een bord met de laconieke mededeling “Montée difficile”. Nandrin 2 Hier geldt alarmniveau 5, zowel voor het stijgingspercentage als voor de ondergrond. Na enkele meters blokkeren mijn benen. Mijn maag draait zich om. Geen greintje macht meer. Het resultaat: een gemiddelde van 8 km op 500 meter. Eén troost, ik sukkel hier niet meer dan de anderen. De blauwe trui een twintigtal meter voor me blijft op dezelfde afstand. Alleen een juffrouw in het oranje kan een versnelling plaatsen en gaat in een ruk ook het groepje voor me voorbij. Op de nog steeds licht oplopende asfaltweg boven kan ik weer wat herstellen en haal ik onder meer de blauwe trui waarvan net sprake nog in. In een bocht aan km 8,7 herken ik het parcours in het begin. Het herkenningspunt is een rioolrooster dat ik daarstraks maar nipt heb kunnen vermijden achter de rug van de loper voor me. Vanuit de achtergrond gaat Christophe Melin me met grote halen voorbij. Hoe is deze veteraan 1, oude bekende van mijn eerste jaren in de challenges, hier in deze regionen verzeild geraakt? Of is hij aan een intervaltraining bezig? Hij stopt aan de drankpost en stuift me dan weer voorbij.
We nemen een andere lus voor de duik naar Nandrin. Noël Heptia is nog altijd trouw op post. Na een doortocht op een zo te zien nieuw aangelegd pad gunt men ons een afdaling op het asfalt. Hier heeft de voor mij onbekende fotograaf Nicolas Gimenne zich opgesteld voor een mooie reeks opnames. Bewonder de gelaatsuitdrukking van Pol Van Kerrebroeck op foto 2. Ik durf mezelf een geconcentreerde maar serene blik toedichten. Ook al koop ik daar niets mee en heb ik nogmaals ondervonden dat de condruzien-omlopen niet echt bij mijn beperkte mogelijkheden passen. Nog een knik voor we de ultieme afdaling inzetten. Ik kan eindelijk nog eens versnellen en houd ook in de dalende hectometers daarna nog een degelijk tempo. Er komen nog enkele zigzagbewegingen aan te pas – door tegenkomend verkeer dat hier zo nodig door moet – voor ik de speelplaats van de Ecole Saint-Martin indraai. Daar overschrijd ik de aankomstlijn – met of zonder de juiste chip – en bots ik op mijn vrienden veteranen 3 die dan al enkel sinaasappelpartjes achter de kiezen hebben gestoken.
Even nakaarten in de zaal zit er vandaag niet in. Het is al rond vijf uur. Het koelt nu flink af en ik vertrek dan maar snel naar mijn wagen die een eind verderop langs de weg staat. Onderweg ontmoet ik nog Noël Heptia en Pol Van Kerrebroeck. Pol wist dat ik er vandaag zou bij zijn. Zijn vrouw had hem op de hoogte gebracht… Pol is al die jaren trouw gebleven aan de Condruzien. De inspanning druipt nog steeds van zijn gelaat af, zijn conditie blijft ook op peil. Noël staat wat ongemakkelijk op zijn rechterbeen. Door acute kniepijn geen Condruzien dit weekend en waarschijnlijk morgen ook geen veldloop in Oleye. Door het (aangename) oponthoud bij mijn twee categoriegenoten ben ik nog verder afgekoeld en ben ik blij als ik een droog shirt kan aantrekken. Snel naar huis, een klein uur later kan ik de Nandrinspatten wegspoelen.

(Foto’s Nicolas Gimenne. Foto 2: Pol Van Kerrebroeck – in het groen – in de voorlaatste afdaling.)

zat 25/02/2017 15.30u * Warsage (Challenge Province de Liège) * 9,44 km * 00:44:22 * 12,8 * 74/214 * 6/27 * ♥♥♥♥

De omleiding naar Warsage kronkelt door Bombaye en roept herinneringen op aan mijn eerste wedstrijden in het Franstalige land van vele jaren geleden. (Ik zoek het even op: eerste van verschillende deelnames in 1995). Warsage is eigenlijk de opvolger van Bombaye, destijds de eerste wedstrijd van de Challenge de la Province de Liège (CJPL). Het zaaltje was waarschijnlijk te klein geworden voor de volkstoeloop in de volgende decennia. Ze hadden daar nochtans een aantrekkelijk rondje (eigenlijk een aantal lussen). Ik ben alleen onderweg, zonder mijn “lijfwacht” Marie-Paule (humor van Jean-Pierre Immerix). Als opwarming sluip ik binnen in het het peloton van de korte wedstrijd. Irène Schillings, loopmaatje van Servais Halders uit het naburige Voeren, treedt hier op in haar vertrouwde biotoop.
Ik wurm me met Francis Loyens een aantal rijen naar voren voor de start van wat nu de tweede manche is in de Challenge. Maar voor de eerste bocht hebben we de gewonnen plaatsen al weer verloren aan snellere starters. We maken eerst een kleine ronde in een nieuwbouwwijk voor we weer aan de streep voorbij komen voor een grote ronde. In de verte zie ik de sliert voor me naar rechts afdraaien. Is dat Jo Vrancken daar in eerste positie? Kan niet, vertelt hij me na de wedstrijd, ik ga nooit voor Guy Fays lopen. Respect voor een monument? Het peloton is hier overigens al groter geweest. Deze lus mag dan wel een opwarmingsronde lijken, er zit al meteen een stevige helling en dito afdaling in. Hoe doen ze het maar, Jean-Pierre Immerix en Willy Hertogen, ze zijn weer sneller vertrokken. Ik passeer ook Roger Archambeau die zoals de twee genoemden ook al een eeuwigheid meegaat in deze challenge. Bij de eerste klimmende meters neemt Francis al een kleine voorsprong die hij nog uitbouwt in de afdaling. Op de smalle ruimte langs de rijweg na 1 km is het zoeken naar de best beloopbare strook: langs de pootjes van de dranghekken, in het gootje of op het ongelijke voetpad. Ik volg een “oranje” duo (leden van Jog’in Attitude) Vanessa (Nicassio) en Fabrice (Averno). Hun voornamen staan netjes op de rug geprint (makkelijk voor de verslaggever). Fabrice herken ik trouwens van andere wedstrijden. Als ik hem kan voorblijven geeft dat een aanwijzing over mijn prestatie. Vergelijken is weten in de “joggologie”.
Als we rechts afdraaien aan de kerk en de startplaats hebben we de hele weg voor ons alleen. Maar daar begint het ook omhoog te gaan, geniepig in het begin en fors op het einde. Adieu Vanessa en Fabrizio, ze zullen niet kort achter me eindigen. Ik zie veteraan 3 Richard Mathot sukkelen voor me. Ik ga hem voorbij. Je weet nooit, misschien heeft hij een mindere dag. Langs de andere kant weet ik dat Richard vaak een opstoot van energie krijgt als ik hem passeer. Vandaag blijft hij achter, lijkt het. Ik ben met een voor mij pittig tempo vertrokken en probeer ook in de klim de vaart erin te houden. Ik blijf net boven de 12 per uur in de hoop Francis Loyens binnen oogafstand te houden. Maar eenmaal buiten de bebouwing van Warsage is hij al niet meer te bespeuren. Intussen heb ik een andere kat te geselen, genaamd Richard. Een kat heeft zeven levens, Richard alleszins twee. En in dat tweede leven – op een vlak stuk van 600 meter tussen de laagstamboomgaarden – sluit hij weer aan. Ik blijf het tempo aangeven. Misschien had ik me even kunnen verschuilen achter zijn lange gestalte maar een egaal, zelf gekozen tempo, ligt mij nu eenmaal het beste. Warsage 1 Het gehijg achter me makt me duidelijk dat Richard hier niet aan een gezondheidswandeling bezig is. Aan het humanistisch centrum (rechts van ons, ik zeg het even voor mijn collega’s die het weer niet gezien hebben), waar het tweede en moeilijkste deel van de klim begint, komt Richard plots van achter mijn rug uit en versnelt hij het tempo. Ik doe geen poging om hem te volgen. Ik ken deze strook als mijn broekzak. In de Quatre Cîmes van Battice heb ik deze sluipmoordenaar tienmaal mogen bekampen. Rustig blijven, ademhaling controleren, is de raad die ik mezelf geef. Tussen de huizen van Neufchâteau – waar de klimpercentages flirten met de 7% – bekoop ik wel mijn relatief snelle start. Mijn tempo zakt hier even onder de 10 per uur. Van die tijdelijke inzinking maakt een duo gebruik om me voorbij te gaan. Op het einde van de lange klim – 3,3 km, even de vlakke strook niet meegerekend – kom ik weer op mijn effen. Ik heb nu ook twee andere bekenden in het vizier gekregen: Claude Herzet en Georges D’Hoey. Die laatste is wel een veteraan 2, maar geen enkel punt van het challenge-reglement verbiedt om ook jongere lopers in te halen. De bocht naar rechts na 4,6 km luidt het begin van de afdaling in. Hier is de bevoorrading die opnieuw aan de verkeerde kant van de weg staat opgesteld en waar Francis Loyens even stapvoets heeft moeten bekomen van de geleverde inspanning. Hij zal nog wat ervaring moeten opdoen op de heuvelachtige parcoursen van Het Luikse. En de raad van zijn teamgenoot van de Mergellopers om de klim voorzichtig aan te pakken ter harte moeten nemen. Maar voor een eindtijd van minder dan 43′ mag je wel eens buiten adem zijn. We mogen nu de benen losgooien op een bijna 2 km lange duik naar de vallei van de Berwijn. Claude Herzet maakt er onmiddellijk werk van, in de buurt van Richard en Georges. De afstand tussen hun drieën wisselt wel eens, de posities waarschijnlijk ook. Ik doe mijn best om het tempo op te krikken maar de snelheid is de laatste jaren uit mijn benen gevloeid. Ik ga wel weer voorbij het duo dat me daarnet in de klim heeft bijgebeend. De grootste van de twee neemt blijkbaar zijn maat op sleeptouw. Enkele bochten, een kort vlak stuk in het gehucht Fêchereux (nieuwbouw midden in het groene landschap) en een stevige afdaling langs een bosrand verder komen we op uit op de rijweg naar Val-Dieu. Mooi asfalt en ruimte zat achter de nadarafsluiting. Ik blijf mijn benen pijnigen achter het groepje van drie. En kan het verschil binnen de perken houden: een tiental seconden ten opzichte van Claude in Mortroux.
Na 400 meter verlaten we de vallei weer via een steil pad bedekt met verhakkeld asfalt. 300 meter lang, genoeg voor enkele positiewisselingen. De twee jongens van daarstraks gaan me opnieuw voorbij en blijven nu definitief vooruit. Ik ben verrast dat Richard voorbij Claude is gegaan. Richard haalt vandaag vooral op de hellingen uit. Ik heb het al anders geweten. Hij houdt 10 seconden over aan de finish. De klim gaat onverminderd voort op het asfalt. De koude wind van het begin van de race is gaan liggen en ik heb het zelfs even te warm onder mijn windvestje. Te meer omdat ik tot tweemaal toe een poging doe om dichter bij Claude te geraken. Maar ik kan mijn inspanning niet lang genoeg volhouden en zie mijn gemeentegenoot op het vlakke weer snel afstand nemen. Dan maar proberen Georges bij de lurven te vatten. Maar die verzwakt ook niet. Ondanks een verdienstelijke laatste kilometer in 4’20” blijf ik op een kleine afstand hangen. En zo eindigen 5 veteranen 3 binnen de minuut. We zijn terug in het dorp tussen de mensen, die van Warsage en snellere deelnemers die aan het uitlopen zijn. Nog een honderd meter voor we linksaf moeten slaan door een klein poortje waar een nieuw klinkerpad naar de finish leidt. Dit is een nieuwe aankomst. Servais heeft mij er al op attent gemaakt. Ik ben dubbel geconcentreerd omdat in de korte wedstrijd Bert Ernest van Herderen hier rechtdoor gelopen is naar de oude streep. Een “merde” noemt hij het. Maar waarom dan niet teruglopen en tenminste in de uitslag worden opgenomen? (Gaetano Falzone heeft zich aan zijn belofte gehouden en me alsnog in de officiële klassering van de Condroz-loop vorige week in Nandrin gesluisd.)
Na enkele zigzags loop ik onder de “Solidaris”-boog door waar Jean-Claude Odeurs een fotootje maakt van elke finisher. Binnen onder de 45 minuten. Ik speel even het geliefkoosde spelletje van Jean-Pierre Immerix: mijn tijd vergelijken met die van mijn laatste deelname (in 2014). Een achteruitgang met slechts 2 minuten. Daar moet ik tevreden mee zijn. Eindevaluatie: 4 hartjes. Dat is een tikkeltje meer dan ik verdien, maar vorige week ben ik dan weer te streng geweest voor mezelf.
Warsage 2 Ik feliciteer de jongens voor me , sabbel enkele sinaasappelpartjes op, en volg even later Willy Hertogen naar de bovenverdieping waar we ons aan een lavabo kunnen verfrissen. “Er is hier maar één douche” weet de Vlijtingenaar. Als hij het nog niet zou weten na vijfentwintig deelnames. Als we terug naar beneden komen zie ik een collega (die mij altijd opvalt met zijn uitbundige fluo-outfit) in de gang op een stoeltje zitten. “Ik voel me niet goed”, zucht de man die ik inschat als een veteraan 2. Terwijl Philippe Codiroli aan de tafel naast ons druk doende is de uitslagen te verwerken (gelukkig sta ik er tussen) les ik mijn dorst met mijn Limburgse vrienden. In de Challenge van de Provincie Luik (CJPL) zijn daar altijd toppers bij. Zoals Servais Halders ( “Het ging snel vandaag” glundert de Voerenaar, met passende F1-pet op het hoofd). Onnodig zijn plaats bij de veteranen 3 te vermelden. En Jo Vrancken, derde algemeen. Het toeval wil dat de algemene winnaar Christophe Mémurlin naast ons zit. Even verder hangt de tweede, Guy Fays, aan een klimrek om zijn nog steeds afgetrainde lijf weer in de juiste plooi te leggen. Een scratch-klassement is er niet. Dit bespaart de organisatoren weer wat geld. De tweede besparing bestaat er blijkbaar in de verwarming in de zaal op de minimumstand te zetten. Na een warm onderonsje verlaten we rillend de zaal. Buiten landt een helikopter voor een medische interventie. Toch niet voor de man die ik daarnet op de gang zag? (Tijdens het maken van mijn verslag meldt de website van de Challenge dat de ongelukkige Elvis Fetro is. Inderdaad een veteraan 2. En zijn voornaam past perfect bij zijn blitse verschijning. Hij is overgebracht naar het Universitair Ziekenhuis van Luik en zou dat intussen hebben verlaten. Het komt weer goed met Elvis.)

(Foto’s CJPL. Foto 1: archieffoto van Georges D’hoey in Cointe. Foto 2: De helikopter voor Elvis.)

Naar boven

zon 12/03/2017 10.30u * Grâce-Hollogne (Cours la Province!) * 11,5 km * 00:56:47 * 12,1 * 50/131 * 4/14 * ♥♥♥

Het zou moeilijk kiezen geweest zijn op de overvolle joggingkalender van dit weekend… als het op 20 november van vorig jaar niet had gestormd. Die dag stond de eerste uitgave van de Jogging Sport’Attitude gepland maar door de weersomstandigheden werd de wedstrijd afgelast. Ik was al ingeschreven en dus stond mijn deelname al min of meer vast voor dit jaar. De organisatoren hebben hun eersteling tussen zes (!) andere competities van deze zondag in de provincie Luik gewrongen. Op weg dus naar de westelijke rand van de Waalse metropool. De GPS leidt ons naar de omgeving van het zwembad… en daar moeten we het zelf uitzoeken. Een richtingsbordje zou geen overbodige luxe geweest zijn, vooral als de weg naar de start (officieel) is afgesloten. Na een twintigtal minuten sightseeing vinden we dan toch de groene vlek op de hoogte boven de dicht bebouwde en grauwe straten van de benedenstad. Grâce-Hollogne 1 Een andere zoekende is Jo Haenen maar die is overal sneller. Hij heeft te voet maar enkele minuten nodig om de startplaats te vinden en minder dan een half uur om de 7 km van de korte loop te overbruggen. Eerste veteraan 2 en helemaal terug na een blessure waar ik vorig jaar over bericht heb in mijn verslag van de Tectonic38.
Bij de eerste aanwezigen in het startpark is een Chinese familie – vader en moeder He (dat is de achternaam) zijn hier om zoon Cheng aan te moedigen. Ik ga de zwaargebouwde senior voorbij op de eerste helling. Voorlopig blijf ik dus ongeslagen door een Chinese loper. Ik warm op met collega veteraan 3 Hugo Radoux. De Brabander houdt er een ongewoon weekschema op na : twee wedstrijden in het weekend en een training in de week. Pasquale Ruberto had ik verwacht. Hij is er ook, zij met een gezwollen teen. Wie ik niet had verwacht.. is Claude Herzet. Toen ik vanmorgen voorbij de Krinkelsgracht in Riemst reed en zijn buur met zijn hondje (het hondje van de buur) zag wandelen, bedacht ik dat Claude traditiegetrouw zijn Golf richting Theux gestuurd had. Niet dus. “Les Sommets de Franchimont” maakt dit jaar geen deel uit van de Challenge van de Provincie Luik. En zo heb ik al een voorgevoel van de pijn in de benen als ik weer al eens achter mijn gemeentegenoot aan moet. De start wordt met enige minuten verlaat. Ik maak van de bijkomende tijd gebruik om de loomheid uit mijn benen te schudden, althans een poging daartoe te doen. Het hoogteprofiel van de loop lijkt op tweemaal de romp van een kameel, in het totaal vier bulten. Zo zit het althans in mijn hoofd.
We vertrekken met 170 voor twee afstanden maar ook in dit relatief kleine peloton is het zaak uit je doppen te kijken. De weg vanaf de hoog gelegen startplaats is in de eerste honderden meters smal, ongelijk en onderbroken met verkeerswerende obstakels. We halen dus geen voordeel uit de afdaling. Beneden hebben we nauwelijks 200 meter vlak voor de eerste klim zich aandient. De eerste hectometers zijn meteen de steilste. De klim op de Thier Saint-Léonard – dat is de naam van de weg – verschuilt zich niet achter bochten maar strekt zich recht voor ons uit. We zien en voelen meteen wat ons te wachten staat. Ik blijf hier nog nipt boven de 10 km per uur en mag daar best tevreden mee zijn. Paul Rihon en Philippe Gheury lopen niet ver voor me en nemen voorlopig geen afstand. Ik zelf kan een aantal plaatsen goedmaken, onder meer ten nadele van Edouard Morana, een vaste klant van de Luikse challenges. Verderop voelt Paul het plots kriebelen en neemt in een zucht meters voorsprong. Maar op een vlakke “overloop” na 1 km klimmen wacht hij op zijn maatje. Samen zetten ze hun weg voort. Het asfalt op die weg vertoont in het begin scheuren en oneffenheden, is even verder perfect effen maar loopt uit in een gruyère-model. We zijn overigens in Mons-lez-Liège (Mons bij Luik) en dat hoort bij Flémalle. Links van ons liggen de huizen, rechts kunnen we genieten van de velden en de weiden die de bebouwing voorlopig hebben overleefd. Aan de Rue des Aubépines in een citétje waar de kinderen ons vanuit het slaapkamerraam gadeslaan hebben we de klim van een kleine 2 kilometer achter de rug. Ik loop niet ver achter een dame in lichtblauw shirt die mijn volgend mikpunt wordt. We hebben nu een kilometer afdaling tussen bult 1 en 2. Denk aan de Siamese kameel! Maar afgezien van het eerste stuk op beton is het ook hier zwoegen op een hobbelige grasweg en een klein klimmetje in een bosje. Even boven de grassprieten zie ik een lens die op ons gericht is. Daarachter verbergt zich een fotograaf.Eddy Defrère heeft het groenste plekje van het parcours opgezocht voor zijn “Athletics Albums photos”. Niet dat ik hem herken, maar ik wist van bij de start dat hij zich ergens zou schuilhouden langs de weg. Zijn vrouwtje Fabienne Pieteur stond immers voor me aan de start. Grâce-Hollogne 2 De tweede helling is niet zo lang maar eindigt met een strook weg die nog in aanleg is en waar we tussen puntige stenen moeten laveren. Dan 300 meter over een fluweelzacht pad. Ik overdrijf lichtjes maar het is wel een verademing voor mijn benen die vandaag zwaar aanvoelen. Ik ben nog steeds in achtervolging op de dame voor me. Maar we zijn nog niet halfweg en de zwaarste opdracht moet nog komen. Geduld dus. Net voor de vijfde kilometer komen we weer op het asfalt en krijgen we eindelijk een mooie afdaling voor de voeten. En kijk, daar is Claude Herzet. In een bocht meet ik zijn voorsprong, 12 seconden. Ik kon wel vermoeden dat hij voor me uit liep. Van Pasquale Ruberto neem ik aan dat hij verderop volgt. De bevestiging zie ik achteraf in de uitslag… en op de foto’s van Eddy. Snelheden rond de 4’15”, daar doet een mens het voor. Een slimmerik in het blauw die ik net heb bijgebeend, probeert me te verschalken door de bochten af te snijden. Even verder verdwijnt hij definitief achter mijn rug. Ik bereken het gunstigste traject om op het einde van de afdaling het snelst en het veiligst door een smalle bocht te glijden. Ik vermijd nipt de takken van een sierboompje op het trottoir. De ontwerpers van de stadsflora hebben even geen rekening gehouden met de 170 gehaaste mannen en vrouwen die hier om ter snelst door willen. De deelnemers aan de korte loop lopen rechtdoor op de Rue Méan, wij worden rechts op gestuurd. Daar wacht ons 900 meter met rond de 8 % stijgingsgraad. Jo Haenen had dat voor de start al in het snuitje en koos voor de weg rechtdoor. Niet alleen snel maar ook sluw, die van Hasselt. Achter me hoor ik een grote zucht van vertwijfeling. Als ik mijn achterstand op de dame in het blauw en Claude wil goedmaken zal het hier moeten gebeuren. Met gekromde rug werkt Claude zich naar boven. Ik kruip een fractie sneller omhoog en kom wat dichter. Op de moeilijkste strook is de dame op stappen over gegaan. Maar net als ik haar denk in te halen, trekt ze zich weer op gang en passeert de top nog voor me.
We zijn nu weer op het parcours van de eerste ronde, klaar voor de intussen bekende lus van een kleine 4 kilometer. Even verder geraak ik dan toch voorbij mijn blauw mikpunt. In het voorbijgaan herken ik Anne Kerens van Seraing, trainingsmaatje van Noël Heptia. Maar mijn werkdag is nog niet voorbij. Claude Herzet heeft nog een tiental meter voorsprong. Er is geen enkele loper meer tussen ons. Na het gedokker op de verhakkelde Rue Jean Barthélémy biedt de Rue du Vicinal een betere ondergrond voor een achtervolging. Maar op dit vlakke stuk kan Claude zijn hogere basissnelheid uitspelen. Op karakter maak ik centimeter voor centimeter goed en na een halve kilometer ben ik op “hijgafstand” van Claude. De man van de Krinkelsgracht blijft onverstoorbaar doorgaan. Hij moet toch wel iemand horen naderen? Alleen als ik op gelijke hoogte kom, kijkt hij even opzij. “Ik had je herkend aan je stap”. Dan toch. Zoals Jef van de Weerdt een kleine tien jaar geleden mij ook hoorde dichterbij komen in de marathons die we samen liepen. We halen twee lopers in… die Claude beiden blijkt te kennen. Aan de Cité in Mons-lez-Liège, neem ik even de leiding over. Kwestie van vandaag toch even voor Claude te hebben uitgelopen en het genoegen te smaken dit feit in mijn verslag te vermelden. Ik maak me niet te veel illusies over het verdere verloop van de wedstrijd. De afdaling na de vierde bult en de vlakke strook tussen km 10 en 11 passen veel beter bij de mogelijkheden van mijn collega. De tweede loper die we inhalen klampt wel aan. Het is een rijzige, pezige adept van Patrick Philippe, in de opvallende oranje kleuren van Jog’in Attitude, en zoals ik later vaststel ook een veteraan 3. Zijn naam: Laurent Knapen. Laat je niet misleiden door zijn naam. Het is wel degelijk een Luikenaar. Met zijn drieën nemen we de helling. De passage op de stenen kost me een tiental meter die ik daarna op mijn lievelingspad weer kan goedmaken. Heb ik al vermeld dat we hier in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld Bierset aan het werk zijn en dat het weer in tegenstelling tot de oorspronkelijke datum in november deze keer wel uitstekend is? In elk geval, het gaat nu in gestrekte vaart naar beneden. Een honderd meter voor ons zie ik het duo Rihon-Gheury de rotonde nemen naar de Rue Méan, zowat de laatste rechte lijn naar de finish. Dan hebben wij toch een mooi tempo, leid ik af uit hun positie. Wel stel ik vast dat Paul nog steeds met de handrem op loopt om Philippe niet in verlegenheid te brengen. De (veruit) jongste van de twee geeft dat na de aankomst ook ruiterlijk toe. Nog drie kilometer hoor ik een parcourswachter roepen. Dat lijkt me wel heel ruim geschat. We hebben een kilometer om de grote versnelling te draaien. Die krijgt Claude het makkelijkst rond. Hij schakelt nog een tandje hoger en laat ons nu definitief achter. Mijn benen draaien nog steeds niet echt soepel. Toch kan ik – tot mijn eigen verbazing – Laurent een aantal meter losgooien. Twee seingevers wijzen naar rechts. Naar een scherpe en blinde bocht. Gelukkig heb ik hier even verkend en ben ik voorbereid op het… ergste. Dat wil zeggen een ontieglijk steil steegje. Grâce-Hollogne 3 Ik krijg aanmoedigingen van twee 7km-lopers die op hun stappen terugkeren, Jean-Ides Kayihura en Philippe Fourny. De eerste is al even onbekend voor me als de tweede bekend is. En daar is Laurent Knapen plots weer. Hij heeft nog enkele druppels energie in zijn tank en gaat me voorbij op het steilste stuk. Achter ons gaapt een kloof. De weg blijft nu stijgen tot aan de finish in het park. De posities veranderen niet meer. Ik kan rustig binnenlopen en rondkijken waar Marie-Paule zich heeft opgesteld. Maar die is na een fikse wandeling naar de school “Julie en Mélissa” (zie foto) even aan een pauze toe en duikt pas uit de kantine op als ik al aan de drankentafel sta. Ik feliciteer Claude en Laurent met hun wedstrijd. Laurent blijkt last te hebben van een spierblessure en had halverwege zelfs even aan opgeven gedacht. Claude antwoordt dat er uit ons tweeën éen “goede” zou kunnen gemaakt worden. “Jij voor de hellingen, ik voor de afdalingen”. Allo, dokter Frankenstein? Conclusie: tevreden, goed ingedeeld in een zware wedstrijd, alleen wat in de steek gelaten door de benen.
De uitstap naar Grâce-Hollogne eindigt in… Neupré aan een spaghettitafel in het gezelschap van de organisatoren van de Neupréenne. Na de finish ben ik meteen doorgereden naar Neupré, meer zuidelijk in de Luikse agglomeratie om alsnog mijn nummer van de Challenge Condruzien op te halen (zie verslag Nandrin). Daar heerst verwarring nadat een aantal lopers een verkeerde afslag hebben genomen. Jammer dat het net Gaetano Falzano en zijn ploeg moet overkomen. De spaghetti is heerlijk en de ambiance top.

(Foto 1 Marie -Paule. Grâce-Hollogne eert Julie en Mélissa. Foto’s 2 en 3 Eddy Defrère. Foto 2: Jo Haenen met lichtvoetige tred. Foto 3: Voor Laurent Knapen op de onverharde strook in de buurt van het vliegveld.)

zon 19/03/2017 13.45u * Vijverrun Bolderberg Zolder * 11,6 km * 00:55:54 * 12,5 * 76/278 * ==/== * ♥♥♥♥

“Schitterend parcours, mooie omgeving”. De loftuitingen van mijn vrienden-lopers hebben mij overtuigd dit weekend de steven te richten naar het noord-westen van onze provincie. In de bossen en tussen de vijvers van Bolderberg – een gehucht van Zolder – is er een voornamelijk vlakke natuurloop uitgetekend. “Maar niet echt gemakkelijk” voegen diezelfde vrienden er toch nog aan toe. Ik vind nog een oud verslag terug van Daniel Drion en ben blij verrast dat er in Openrunner een GPS-track van de omloop is opgenomen. Die twee bronnen leren me dat de enige noemenswaardige helling op het einde van de 11,5 km ligt. Niets is beter dan een verkenning ter plaatse: het parcours is blijkbaar gewijzigd en een paar honderd meter langer geworden. De laatste details van mijn voorbereiding worden ingevuld door Johan Bolinius die hier een steenworp vandaan woont en deze paden op zijn duimpje kent. Ik werk mijn verkenning af met Peter Kusters van Maasmechelen die ik toevallig ontmoet terwijl hij op zoek is naar een geschikt plekje om zijn sportdrankje te deponeren.
Vijverrun 1 Veel deelnemers voor de niet minder dan 5 afstanden die op het programma staan. Mijn maatjes Francis Loyens en Ludo Ramakers, zijn al onderweg voor de 33 km. Beide Mergellopers moeten geprezen worden voor hun moed en zelfopoffering. Voor wie met 33 km nog niet aan zijn trekken komt, is er ook nog een 50 km. Ook heel wat Alken AC-lopers en Speelhofrunners tekenen vandaag present. Mario Smolders heeft voor Berloz in de Challenge hesbignon geopteerd. Zijn verslag vinden jullie in de rechterbovenhoek van “Groetum”.
Ik heb enkele honderden meters nodig om de eerste onaangename prikkels uit mijn benen te verdrijven. Het getreuzel van tien minuten aan de startlijn lijkt de weldaden van de lange opwarming weer teniet te hebben gedaan. Aan hotel Soetewey verlaten we de bewoonde wereld. Ik heb nog even tijd om zonder veel uitwijkmanoeuvres wat plaatsen op te schuiven, zo lang het asfalt duurt. Het bospad loopt al dadelijk enkele procenten omhoog. Ik zie Johan Bolinius voor me uit. We hebben elkaar geen medelijden beloofd voor de start en dus heb ik al meteen een eerste mikpunt. Op het hoogste punt van dit eerste hellinkje haal ik mijn zilvergrijze collega in. Net aan de splitsing voor de laatste lus waar machtig hoorngeschal weerklinkt. In de volgende 2 km in het lager gelegen deel van het bos zitten al enkele modderige plekken. Het is nog steeds erg druk en niet gemakkelijk een goed spoor te zien achter de ruggen van de lopers voor me. Ik voel niet dadelijk de aandrang om voor Johan post te vatten. Hij houdt er een pittig tempo op na maar moet na een drietal kilometer zelf wat gas terugnemen. Ik ga dan op zoek naar Stefan Meekers wiens felle shirt afsteekt tegen de grijze omgeving. Om de dertig meter te overbruggen heb ik een anderhalve kilometer nodig. Stefan heeft de laatste weken de goede tintelingen in de benen en is daarom fiks van stapel gelopen. Maar dat is hier zonder de moeilijke ondergrond gerekend. Op een recht en beter beloopbaar pad ben ik bij hem en bij Martine Sobkowiak die hem al die tijd als zijn schaduw volgde. Op mijn vraag preciseert Stefan dat de dame achter hem Martine heet en zijn echtgenote Marianne. Opletten dus dat ik de namen niet door elkaar haspel. Na 4,5 km draaien we een fietspad op. Voor ons ligt het indrukwekkende domein van het Kasteel Vogelsanck. In Wallonië zouden we nu waarschijnlijk recht door het park zijn gelopen. Hier volgen we een rechte streep langs de Vogelsancklaan. Ik onderhoud een tempo in zone 2 – zone 1 zou dan mijn snelste tempo zijn – om mijn benen even te laten herstellen van het onverhard. Martine heeft zich intussen in mijn spoor genesteld. Rechts gaat een jongere loper me met grote schreden voorbij. We zullen nog enkele keren haasje over spelen. Ik haal ook een tengere dame in met mouwstukken zoals Japanse marathonloopsters die soms dragen. Zijzelf is ook van Oosterse origine, vandaar misschien…
Na 800 meter is de pret uit. We duiken weer het bos in… en zijn vertrokken voor 4 kilometer modder, putten, sporen en hobbels. Dit parcours begint Condruzien-trekken te vertonen. En Johan Bolinius die de modder de voorbije dagen vond meevallen! Tot zijn verdediging moet ik melden dat we ons hier in het privébos van baron de Villenfagne de Vogelsanck bevinden dat afgesloten is voor de trainingstochtjes van Johan. Nog een geluk dat de wind ons hier met rust laat. De vermoeidheid stapelt zich intussen op in mijn benen. Wat moet dat een verschrikking zijn voor de 33 km-lopers! Bij de eerste grote plas waar ik door een verkeerde inschatting zelf haast stilsta, moet Martine enkele meters laten. Ik kan mijn positie min of meer handhaven en loop al die tijd achter een groepje waarin een slanke dame in het roze en een stevige man in een blauw singlet de meest opvallende figuren zijn. In een bocht aan een kort stukje asfaltweg zie ik dat Martine niet ver achter me volgt. Twee blauwe lopers zijn wel in aantocht en zullen me in de volgende kilometers voorbij snellen. Intussen heb ik zelf de loper van het fietspad weer ingehaald. Rond de achtste kilometer op een open plek in het bos is de modder wel weg maar het hobbelige pad blijft de benen op de proef stellen. Flash-back naar vorige zondag in de buurt van Bierset waar ik hetzelfde soort ongemakkelijke ondergrond te verwerken kreeg. Eén verschil: hier zijn we niet in het rijk van de vliegtuigen maar van de snelle auto’s. Het circuit van Terlaemen ligt net achter de bomen. De laatste kilometers was het bosloopgevoel sowieso verdrongen, eerst door de drukte van de autoweg rechts en daarna door de brullende motoren van de racebolides.
Voorbij kilometerbord 9. We mogen ons opmaken voor de klim van de dag: in het totaal 700 meter met een piek tot 8%. Eindelijk een bospad zoals ik me dat voorstel, met goudkleurig zand. Gedaan met de bruine en zwarte smurrie die we de laatste kilometers hebben doorploegd. Nu nog de stijgingspercentages overwinnen. Mijn tempo valt terug tot boven de 5′ per kilometer. Niet dat ik daarmee achteruitboer. Vijverrun 2 Integendeel mijn heuveltrainingen (of heuvelloopjes om een minder pretentieus woord te gebruiken) op Caestert leveren een mooi dividend op. Ik haal het groepje voor me eindelijk in. De dame in het roze – Dana Druyts, eerst. Daarna de man in het blauw, Leo Stessens. Achter me weerklinken de jachthoorns van de hoornblazers van Wiesmismeer. Boven aan de kluis neemt Leo weer de leiding over. Enkele bochten voor we nog een klein zandheuveltje (een “nol” voor de kruiswoordliefhebbers onder jullie) moeten overwinnen. In een van de bochten ligt in de verte het witte Kasteel van Terlaemen achter een vijver te pronken. Toch maar niet te lang van het uitzicht genieten en de boomwortels trachten te ontwijken. Het mulle zand schuift weg onder de voeten. Een afdaling op een harder zandpad. Ik ga Leo weer voorbij. Die lijkt verrast door de verandering van het parcours. Nog een laatste bultje aan km 11.
Daar is het asfalt naar de finish. Alles los nu voor de eindspurt. Ik ga voorbij een man in het zwart. We ronden samen de laatste scherpe bocht aan Hotel Soetewey. “Kom op papa” hoor ik een jonge knaap de man in het zwart aanmoedigen. Vader en zoon rennen nu samen achter me aan. Een versnelling tot rond de 15km/uur levert me een kleine voorsprong op. “Goed bezig papa” hoor ik een tweede jongeman roepen. De oudere broer, zo te zien. Nog meer morele steun! Mijn supporters blijven oorverdovend stil. Twee lopers duiken plots uit de achtergrond op. Daar is ook de man van het fietspad weer. Tegen zoveel jeugdige kracht ben ik machteloos. Maar Ludo Kennes – de vader met de twee zonen/twee fans – kan ik wel achter me houden. Ook een felle windstoot in de laatste honderd meters kan me niet meer uit het lood slaan. Ik heb net mijn AA-drink aangenomen – een minuutje na mijn aankomst – als ik Martine Sobkowiak in een felle spurt verwikkeld zie met een andere dame Griet Luyckx. Griet wint met een neuslengte voorsprong. “Zo moeilijk heb ik het parcours nog niet geweten” is de teneur van de commentaren achter de streep. Ik breng het er hier goed vanaf met een plaats ruim in het eerste derde van het veld. Terwijl ik al op weg ben naar de douches zie ik Jean-Pierre Immerix finishen. De ontgoocheling druipt van zijn gezicht. 8 minuten langzamer dan vorig jaar. De trainingsachterstand van de laatste weken wreekt zich. Het is vandaag zijn dagje niet, in de sporthal dondert hij bijna van een steile trap.
De zaal waar een gezellige drukte heerst biedt soelaas. Mijn Mergellopers-collega’s Francis Loyens en Ludo Ramakers nippen als echte professionals aan een indrukwekkende bidon recuperatie-drank. De twee oudsten aan de tafel – Jean-Pierre en ik – zweren bij een traditionele dorstlesser, in dit geval een Westmalle. Nadien volgen Francis en Ludo wel ons voorbeeld. Prijzen per leeftijdsklasse zijn er niet – boven 35 ben je al master! – maar er is wel een geschenkpakketje voor iedereen. Jean-Pierre onderhoudt het gezelschap met anekdotes van thuis en elders. Na de prijsuitreiking door de baron, begeleid met de klanken van de hoornblazers, trekken we weer zuidwaarts en genieten thuis nog van een copieus Chinees maal (eigen versie).

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: De kluis op een hoogte waar de bospaden droog zijn. Foto 2: Napraten met Martine Sobkowiak, in Alken AC-shirt links vooraan, Stefan Meekers in het geel. Rechts in het blauw David Baerts, echtgenoot van Martine. In het oranje, uiterst rechts, Peter Bellen, trainer van Alken AC. Kent iemand de andere dame van Alken? Edit: Geïdentificeerd: Kristel Olaerts. Met dank aan Danny Zwerts.)

Naar boven

zon 02/04/2017 11u * Stembert (Challenge L’Avenir) * 8,05 km * 00:38:26 * 12,5 * 76/252 * 4/18 * ♥♥♥♥

Vrijdagavond besluit ik mijn loopplan voor dit weekend te wijzigen. Bij nader toezien blijkt de “Grand Jogging de Stembert” een ander parcours te hebben dan de loop die ik vier jaar geleden heb betwist en waar ik goede herinneringen aan bewaar vanwege het aangename parcours met mooie bospaden en aangename asfaltwegen. Op papier ziet de omloop er minder aantrekkelijk uit dan dat van de Jogging de Stembert (let op, zonder “grand”, ze missen daar wat fantasie in het bedenken van namen). Dan misschien toch liever naar Sart-Tilman waar ik wel enkele Limburgse getrouwen van de Challenge van Luik zal treffen. Stembert 1 Maar die loop blijkt verboden door de stad vanwege terreurdreiging. Dan toch maar naar de oostelijke voorstad van Verviers. Als de terroristen nu dit evenement maar niet als doelwit hebben gekozen… De jogging waar ik oorspronkelijk op zoek naar was, is verschoven naar oktober. Wie weet, treed ik dit jaar twee keer op in Stembert. Jean-Louis Voss, een categoriegenoot, stelt me tijdens de opwarming gerust dat dit parcours ook zijn charmes heeft. Wel meer asfalt en “gespierd” voegt hij eraan toe. Hij slaat twee keer de nagel op de kop. De loop wordt georganiseerd door de Royale Jeunesse Sportive ook al horen de vrijwilligers achter de toog en de inschrijvingstafel bij een rijpere leeftijdsklasse. En jij dan, hoor ik sommige lezers grinniken. Wel, ik ben dit keer alleszins niet bij de drie oudste deelnemers.
De start vindt plaats voor de kantine van de voetbalclub Entente Stembertoise. Aan de andere kant van de weg liggen volkstuintjes in deze dichtbevolkte wijk. In afwachting dat de weg vrijgemaakt is, kunnen we nog even verpozen onder de voorjaarszon. De omroeper kondigt ook aan dat de eerste lopers begeleid worden door Vespa-rijders. Ik kan niet genieten van deze nieuwigheid. Ondanks de aangename temperatuur zijn er nog niet genoeg “wespen” uitgekomen om de tragere lopers te vergezellen.
De eerste 200 meter zijn vlak. Maar eens we de brede Avenue zijn overgestoken, gaat het al meteen stevig omhoog en is ook dadelijk meer ruimte om wat plaatsen op te schuiven. Even verder draaien we links een smal graspad op. Na nauwelijks 400 meter zit iedereen al in het rood. Gehijg alom in de opeengepakte sliert lopers. Want het blijft hier natuurlijk stijgen. Dat zal nog een hele poos duren, de omroeper heeft ons gewaarschuwd. We zoeken een smallere en vooral steilere weg op achter een bredere rijweg. Er zijn wel wat mensen uit hun huizen gekomen. Misschien niet toevallig, de speaker rijdt met zijn 4×4 vooruit om onze komst aan te kondigen. Ik haal enkele dames in maar richt me vooral op de enige man die ik herken tussen de lopers voor me. Dat is Helmut Weynand, een Duitstalige 70-plusser, met wie ik al vaker op pad geweest ben in deze regio. Een paar korte vlakke “overloopjes” niet te na gesproken blijft het maar klimmen. In die klim heeft veteraan 3 Jean Dessouroux zijn concurrenten al afgeschud. Dat meldt Alberto Canales me na de wedstrijd. Ik verteer de stijgingen vrij goed maar wil mijn kruit hier natuurlijk al niet verschieten. Helmut geeft geen krimp en houdt zijn kleine voorsprong vast. Na een twaalftal minuten en 2,4 kilometer zijn we dan eindelijk boven. Ik zie aan de tegenliggers achter een nadarafsluiting dat we hier een lus maken. Een slanke jongeman kruist me. Een echte atleet in tegenstelling tot de oudere en wat uit het model geraakte deelnemers die verderop sukkelen en waar ik ook bijhoor. Hij ligt in vierde positie (tenminste hij eindigt in die positie), vertelt hij me na de finish. Er worden ons 600 meter afdaling gegund. Na een bocht op een mooi aangelegde stoep rond een fraai vijvertje (met enige zin voor overdrijving “Le grand Vivier” genoemd) wacht de volgende helling. In die 400 meter kom ik dan toch in het spoor van Helmut. We zijn dan door een parkje gelopen op een smal pad bezaaid met dood hout en ontluikend groen. Intussen word ik ook bekoord door deze groene omgeving. De beoordeling van Jean-Louis Voss klopt dus. Helmut krijgt mij in de smiezen als ik bij de bevoorrading langs hem opduik. Ik neem ook een slok. De loop is kort maar de warmte laat zich gevoelen. In de volgende dalende kilometer over een ongelijk asfaltweggetje drijft Helmut met grote halen het tempo op. Ik moet op mijn tanden bijten om in zijn spoor te blijven. Nu ik hem eindelijk heb bijgehaald wil ik ook niet meer lossen. Na twee bochten zien we de volgende klim al voor ons liggen. We lopen nu tussen de weiden. Hier voel je en ruik je de boerenbuiten. Ik hijs me weer op de hoogte van Helmut die puft in de de hitte. In het eerste deel van 200 meter ga ik de Bütgenbacher voorbij. Na een korte dalende strook neem ik op de tweede klim van 300 meter afstand. Die laatste helling is er ook te veel aan voor de piepjonge Brieuc Masson.
We zijn nu 5,4 km ver. Ik maak van de volgenden zacht dalende hectometers gebruik om mijn benen die al heel wat te verduren hebben gekregen even wat rust te gunnen. Ik kan zelf even het tempo bepalen, voor me zie ik niet dadelijk een uitdager. Dat is voor de taaie Helmut meteen een uitnodiging om het kloofje te dichten en de leiding weer over te nemen. Stembert 2 Rond km 6,7 waar het wat vlakker is en we de bebouwde kom van Stembert binnenlopen legt hij er weer de pees op. Hij wil wel plaats maken voor veteraan 2, Alain Dethier, die plots achter onze rug opduikt. “Neen, neen , ik kan niet” hijgt Alain. Twee senioren – onder meer Alexandre Charlier – gaan ons met enige moeite voorbij en zullen in de volgende kilometers tot aan de finish even voor ons uit blijven draven. Niet slecht voor twee mannen – wij dus – die zo’n dertig jaar ouder zijn. We zijn nu aan km 7. Daarnet had ik nog twijfels, nu kan ik zeker zijn dat er geen klimmetje meer volgt. Het gaat stevig naar beneden in de dichtbebouwde straten van Stembert. We stuiven voorbij een dubbele rotonde. Het verkeer wordt staande gehouden om onze dolle vaart niet te hinderen. (Ik zie het nog niet gebeuren in bijvoorbeeld de Haspengouw Challenge.) Alain Dethier gaat ons nu toch voorbij. Helmut schudt nog eens alle energie uit de kuiten en dwingt me weer tot het uiterste. Mijn benen zijn niet meer gewend aan snelheden onder de 4′. Toch is het mijn grijze collega zelf die het gelag betaalt van de snelle afdaling. Stembert 3 Hij moet een twintigtal meter toegeven als we weer uitkomen op de Rue du Panorama waar we nog een halve ronde rond het voetbalveld moeten afwerken. Ik hoor nog een loper naderen. In de laatste rechte lijn neemt senior Thierry Didderen mij en Alain Dethier nog te grazen. Helmut Weynand finisht luttele seconden na mij. “Je hebt me pijn gedaan”, lach ik naar de laureaat in de V4-categorie. “Nog niet genoeg” is zijn reactie later in de kantine, “je valt net buiten de prijzen bij de veteranen 3”. De speaker raakt maar niet uitgepraat over het groot aantal dames in de loop die hij stuk voor stuk bedankt voor hun aanwezigheid en complimenteert met hun prestatie. Hij vermeldt telkens hun nummer. Jammer genoeg zegt “165” of 887″ niet echt veel. Dan spreekt “Micheline” of “Laurence” meer aan. Zelf ben ik uiteindelijk toch tevreden dat ik hier naar Stembert ben getrokken. Zowel het parcours als de ambiance langs de weg scoren boven het gemiddelde. Over mijn uitslag en gemiddelde mag ik ook al niet mopperen.
Ik check nog even de kleedruimtes in de achterbouw van de kantine die haar leeftijd niet kan verbergen. Maar daar is volop plaats en de doucheruimte zelf blijkt gerenoveerd te zijn. Ik wissel nog wat ervaringen uit met Alberto Canales, net voor me in de uitslag van de veteranen 3 maar wel met een voorsprong van 2’30”. Er is hier een prijsuitreiking met alles erop en eraan, eerder uitzonderlijk in de Challenge L’Avenir. Daarna is ook de Leffe leeg en de “pain-saucisse” op. Die van mij in elk geval. We wensen Françoise Piscart nog een fijne namiddag in het gezelschap van haar zoontje op de carnavalstoet van Goé en nemen afscheid van Stembert. Na een tussenstop in de Pam-Pam in Visé zijn we snel weer in het zonovergoten Heukelom.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Een nieuwigheid in een loopwedstrijd. De lopers worden begeleid door vespa’s. Met dank aan de Vespa-club van Verviers. Foto 2 : Senior Alexandre Charlier leidt het groepje in de laatste meters naast het voetbalveld. Helmut Weynand loopt hier in voorlaatste positie. Foto 3: Happend naar lucht achter de rug van veteraan 2 Alain Dethier.)

vri 07/04/2017 19u * Grand-Rechain (Challenge L’Avenir) * 10,6 km * 00:57:31 * 11 * 134/307 * 5/18 * ♥♥

De GPS heeft op het einde van de rit nog een fantasietje in petto voor we Grand-Rechain bereiken. Ik herken de centrale plaats op de Avenue des Platanes waar ik wel al eens geweest voor een internationale wielerwedstrijd. Als loper is dit mijn eerste bezoek. Niet verwonderlijk want de wedstrijd van vanavond wordt voor het eerst georganiseerd. De organisator heeft de loop in alle bescheidenheid genoemd naar… zichzelf. Dat is Robert Bastin. Vandaar “La Bastin”, al de elfde wedstrijd van het seizoen en mijn tweede in minder dan een week in de Challenge L’Avenir. Grand-Rechain 1 Waar een Grand-Rechain is, moet ook een Petit-Rechain zijn. Zo “petit” is dat trouwens niet want je ziet de imposante kerk al vanop kilometers liggen. Dat is misschien een mooi doel voor mijn opwarming, denk ik, rechttoe rechtaan, heen en weer. Tijd zat, ik ben weer bij de eerste inschrijvers, ondanks een file aan de verkeerswisselaar in Cheratte. Bij het draaien in Petit-Rechain moet ik een andere weg genomen hebben want plots bevind ik mij in onbekend gebied. Twee wandelaarsters die ik al op de heenweg ben tegengekomen, wijzen me weer de goede richting en zo ben ik toch nog op tijd terug voor de start. Zelfs aan de aerobics-oefeningen had ik kunnen en misschien wel moeten meedoen. We wachten met meer dan 300 tot de dj nog even zijn zin heeft kunnen doen en een portie dreunende muziek de lucht heeft ingejaagd.
Als we dan worden losgelaten lijkt het alsof het wachten de voordelen van mijn lange opwarming weer teniet heeft gedaan. Een onaangenaam gevoel woekert in mijn benen gedurende de eerste hectometers in het dorpscentrum. Aan “La Rocade” verlaten we al de rijweg en zoeken een pad op tussen de weiden. Ik geef even de naam mee van de friterie voor wie de route wil nalopen. Of dat wel een goed idee zou zijn zal blijken uit het verslag. Dan volgen 1,6 kilometer hobbelen over een smalle veldweg. Voor me zie ik ruggen en benen, onder me karrensporen, putten en stenen. Niet het ideale terrein om veel plaatsen op te schuiven. Het plan om in de buurt te blijven van Dominique Heusschen – duidelijk zichtbaar in zijn oranje shirt en nog al eens in mijn buurt te vinden in deze challenge – moet ik al snel laten varen. Bij een smalle doorgang (voor één niet al te dik persoon) na 1 km staat het hele peloton trouwens stil. De veldweg wordt wat breder op het einde voor we op een mooie asfaltweg komen. Naast me rent een laagbijdegrondse tegenstander, zijnde een hondje dat ondanks overgewicht flink zijn best doet. In de afdaling van bijna 2 kilometer door Lambermont kan ik eindelijk een aanvaardbaar wedstrijdtempo ontwikkelen. Voor ons strekt de Vesdervallei zich uit.
Die zullen we evenwel niet bereiken want we worden rechts een smal pad in een bos ingestuurd. Een voortdurend babbelend trio – twee dames en een jongeman – dat ik in de afdaling voorbij gegaan, passeert me gelukkig snel zodat ik me op de ondergrond kan concentreren. De doorgang wordt alsmaar smaller en gevaarlijker. Waar ben ik hier verzeild? Links ligt er een ravijntje, rechts loopt de rotsige bodem steil omhoog. Zelfs als ik zou willen stoppen – en de neiging om dat te doen bekruipt me even – kan ik geen kant uit. Bij een verraderlijke passage op rotsige bodem verontschuldig ik me bij de achtervolgers voor het oponthoud dat ik veroorzaak. “Een potenbreker” noemt Roger Dosseray het parcours achteraf. De winnaar van de veteranen 4 eindigt een dikke minuut voor me. Een verslag zoals dit is altijd de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Ik verwoord het gevoel van een angsthaas met stramme spieren. Andere deelnemers, jongeren met een soepeler gestel, lopers die kicken op trailparcoursen of collega’s die niet vies zijn van wat waaghalzerij, zullen mijn beschrijving een beetje of fel overdreven vinden. In elk geval, mijn eerste “Bastin” zal ook mijn laatste zijn. Intussen loop ik hier en hoop ik zonder averij weer in Grand-Rechain aan te komen. Ik schakel dan maar van lieverlede over op een veredeld trainingstempo, blijf op mijn positie en maak me vooral geen zorgen of ik zelf word voorbijgelopen. Dat zal in de volgende kilometers nog geregeld gebeuren. Het parcours waarin ook nog enkele stevige knikken zitten, kronkelt gedurende – voor mij eindeloze – 4 kilometer door het bos.
Na 7,8 km bereiken we de rand van het bos waar ik eindelijk weer wat vaart kan maken op een rechte en vooral ondanks de stenen veilige bosweg. Ik probeer enkele plaatsen goed te maken die ik in de vorige onzalige kilometers heb verloren. Ik haal een eerste juffrouw in die echter andere zorgen heeft dan haar positie in de wedstrijd. Grand-Rechain 2 Zij is gedwongen tot een sanitaire stop en vindt achter een boom een twijfelachtige beschutting voor indiscrete blikken. We draaien rechtsaf. Op een brede asfaltweg ben ik snel bij de juffrouw in het zwart die me in het tweede deel van het bosparcours is voorbijgegaan. En passeer ook een vrouwelijke deelneemster in het oranje. Na 500 meter maakt het asfalt weer plaats voor een smal pad tussen de weiden. Maar er is in deze afdaling voldoende ruimte om de hindernissen in te schatten en ik kan nog twee plaatsen inwinnen. Voor me zie ik een nieuwe helling liggen en eindelijk een bekende, senior Vincent Degueldre. Die lijkt ook het beste te hebben gehad vanavond. Ik ga hem voorbij in het midden van de klim. Op de moeilijke beloopbare maar wel wat bredere veldweg kan ik ook de lopers achter me afhouden. Toch nog een kleine succeservaring. Nog 400 meter op asfalt in het dorp. De weg blijft omhoog gaan maar opgelucht als ik ben dat we weer in veiliger oorden zijn, zet ik nog eens druk op mijn gepijnigde benen en snel nog voorbij een drietal (twee lopers en een hond). Zoals mijn collega’s eindig ik in een… schuimbad. Een ideetje van de scouts, de mede-organisatoren van deze loop. Voor de kinderen is het een buitenkansje, voor de rijpere loper een leuk detail.
Na een sober natje en een stevig droogje vertrekken we huiswaarts. Onderweg herken ik het laatste deel van het parcours van de Halve Marathon van Herve eind oktober 2016. Het doorkruisen van Herve zorgt nog voor enige verwarring maar daarna zijn we snel in Visé en aan de Hallembaye. Mijn trainingswegen liggen er vredig bij wachtend op mijn volgende passage…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Nog met de glimlach en met de verwachting van een leuk parcours. Foto 2: Tijdens en na het schuimbad.)

zon 09/04/2017 10.15u * Oleye (Challenge hesbignon) * 10,7 km * 00:53:15 * 12 * 117/280 * 13/30 * ♥♥

Waarom wil ik twee wedstrijden lopen in drie dagen? ( En waarom veroordeel ik mij tot het schrijven van twee verslagen?) Het is mijzelf ook niet helemaal duidelijk. In de uitslagentabellen stel ik alleszins vast dat ik niet de enige dwangarbeider van het weekend ben. Ik weet vooraf dat presteren op niveau (zij het mijn bescheiden niveau) in beide wedstrijden uitgesloten is. Alberto Canales maakt in elk geval wel indruk met een zege bij de veteranen 3 in Grand-Rechain en een tweede plaats zaterdag in Blegny.
Oleye 1 Het deelnemersveld in Oleye is traditioneel gekleurd met vele Limburgs-Brabantse accenten. Het is mijn eerste wedstrijd in de Challenge hesbignon dit jaar. Ik ontmoet er vele kennissen die ik al enkele maanden niet meer heb gezien. Jean-Marie Haekens, Armand Pirotte, Roland Vandenborne, Romain Uitdebroeks, Isabelle Haesen en anderen. Wie zijn naam hier ook vermeld wil zien, kan een aanvraag richten tot de redactie van dit blog… Het krioelt hier ook van de veteranen 3. Met de kwaliteit van dat oude geweld gok ik voor vandaag op plaats 12. U heeft in de vetgedrukte feitenbalk boven het artikel gezien dat ik die bescheiden target zelfs niet haal. Van kwaliteit gesproken, de winnaar bij de veteranen 3 Dominique Mathy eindigt voor de winnaar bij de veteranen 1 en 2…
Als we op het voetbalveld op gang worden geschoten heb ik geen tactisch plan in mijn hoofd. Dat heeft door de uitspattingen van vrijdagavond ook geen zin. De benen eerst langzaam op temperatuur brengen en dan maar afwachten. Ik schuifel langzaam naar voren in de licht stijgende eerste 1,5 km door het dorp. Dat staat op sommige landkaarten nog vernoemd met zijn oude Vlaamse naam “Liek”. Het is maar dat u het weet. Ik loop in het gezelschap van Jules Kempeneers. Een babbel kan er met ons tempo wel vanaf. “Ik geraak niet meer aan 12 km per uur” zegt Jules, met lichte overdrijving zal ik later vaststellen. Nog een aanmoediging van Marcel Baeckelandt (om een mij onbekende reden langs de weg en niet in de wedstrijd) voor we de bebouwing verlaten op zoek naar voornamelijk ruilverkavelingswegen in de open Haspengouwse vlakte. Er waait een zacht windje, het is wel te hopen dat de zon voor de middag niet te fel wordt opgepookt. Even verder wordt het peloton in een smal pad geperst. Toch weer niet? Ik heb anders wel mijn deel singletracks gehad dit weekend. De lichte klim aan een bosrand aan km 2,5 komt me bekend voor. Al een “geparkeerde” loper aan de linkerkant. Het is Pierre Dubois. “Weer te snel gestart”, lacht Emile Sacreas na de wedstrijd, “na vijftig jaar lopen kan hij zijn wedstrijd nog niet indelen”. Ik volg het tempo van Emile, ook een veteraan 3, die zich afvraagt waar zijn Landense clubgenoot Juul Kempeneers blijft. Na een passage op het gras door een laagstamboomgaard gaat het 2 km lichtjes bergaf. Emile houdt een tempo aan rond de 4’45”, perfect voor een praatje en om het zware gevoel in lijf en leden weg te masseren. Op een lange rechte lijn aan km 4 por ik Mauro Calogero aan om zich in ons spoor vast te bijten. Dat is net even te hoog gegrepen voor deze rijpe veteraan 4. Na de bevoorrading aan km 5,2 gaat de betonweg weer omhoog. Dit moet de “heuvelzone” zijn. Plots duikt Jules Kempeneers toch achter ons op. Ik volg het tempo van de Landenaars op de eerste zachte glooiing van enkele honderden meters. Boven schuif ik onbewust weg van mijn twee kompanen. Heeft mijn geest zich intussen aangepast aan de pijn van het lichaam? Ik ga voorbij een duo met Matteo Dattoli. Leid hier niet uit af dat ik plots met 16 per uur door de Haspengouwse velden scheur, alleen dat Matteo hier blijkbaar aan een trainingsloopje bezig is. Oleye 2 We hebben vrij uitzicht over de lopers voor ons. Ik zie Michel Mancini en even voor hem Stefan Meekers de bocht naar rechts nemen, op weg naar de “Ezelshelling” waar er hoogstens ezels op de weg lopen maar niet meer in een weide. Ik ga snel voorbij een jongen in het zwart (Antoine Dubois?). Merkwaardig genoeg gaat hij me op een kort bultje even verder weer voorbij. Ik had nochtans niet de indruk dat ik tempo aan het verliezen was. Ik heb nu Michel Mancini voor me. En dat is een taaie brok. Op weg naar de eerste plaats bij de veteranen 4 passeert hij tijdens de klim zonder scrupules een loper die misschien wel 20 jaar jonger is. In de uitloper van de 700 meter lange klim ga ik dan toch voorbij de Sérésien. Nog 500 meter op een plateautje. Rechts van ons staan de laagstamboompjes in bloei. Nu ik na enkele jaren opnieuw in Oleye ben, valt me op dat dit parcours wel een kloon lijkt van de Jogging van Mielen. Even terzijde: voor wie het verslag van Grand-Rechain gelezen heeft – en welke reden kan je bedenken om dat niet te doen? – waarom noemen we de Jogging van Mielen niet “La Biets”? Verder met het verslag van Oleye. Een korte afdaling leidt naar het laatste klimmetje van de dag, 3% stijgingsgraad op het gras. Voor mij de springplank naar Stefan Meekers. Ik passeer in één moeite ook Bart Saenen. Ik zie de man in het blauw alleen op de rug maar de foto’s van Eddy Defrère onthullen de identiteit van de Limburger die ik vooral ken van de Haspengouw Challenge.
We zijn 9 km ver als we het dorp weer binnenlopen. Ik ben nu toch in inhaalmodus en richt me nu op een oudere loper in wit tenue. Het is veteraan 2 Emmmanuel Dermonne. Mij onbekend en u ook, vermoed ik. Aan het neerhof op de Rue des Peupliers ben ik hem al voorbij (het beeld van de kraaiende hanen en de kakelende kippen is sinds mijn vorige deelnames ergens op mijn interne harde schijf opgeslagen). Voor hem loopt een dame in het rood. Ik herken haar pas een honderdtal meter voor we links een kleine woonwijk worden ingestuurd. Oleye 3 Het is Carine Munot, week na week op post in de Hesbignon of de Condruzien. Wat een karakter! Ik twijfel even: achtervolgen of niet? En… volg mijn jachtinstinct. Stoep op, stoep af. Carine houdt blijkbaar moeiteloos haar tempo. Ik versnel nog eens en… geniet van de pijn. In de Rue des Marais – de laatste rechte lijn – snel ik voorbij. Marie-Paule staat op de uitkijk even voor het opdraaien van het voetbalveld. Voorbij de hobbelige graszoden in de bocht trek ik nog een bescheiden spurtje voor ik naast de (nieuwe?) caravan van Claudy Dechanet over de blauwe finishmatten loop. Ik heb toch wel enkele minuten nodig om te herstellen van de laatste inspanningen. Niet de benen, wel de maag speelt op. En, dat weet ik uit ervaring, is het gevolg van een zo goed als slapeloze nacht. Ook dat nog. Maar ik ben niet de enige. Jean Detaille, een 70-plusser, klaagt ook over te weinig slaap, zo vertelt hij me toevallig op de parking. Hij is om 5 uur vanochtend wakker gemaakt door… zijn hond. Uiteindelijk ben ik toch tevreden over het tweede deel van mijn loop. Maar de dubbele opdracht van dit weekend heeft teveel krachten gekost. Opdracht, wat schrijf ik? Ik heb uit vrije wil beslist en moet achteraf dus ook niet jammeren dat het te veel van het goede is geweest.
De meeste lopers herstellen van de gedane arbeid op en naast het voetbalveld in de aangename warmte van de uitbundige voorjaarszon. Jean-Marie Haekens let op de hond van de Danny Connard terwijl het baasje zich doucht. Ik drink mijn Leffe in het gezelschap van de Seraing Runners Michel Mancini, Mauro Calogero en Noël Heptia. Ik vraag Noël waar we terecht kunnen voor een Italiaanse hap in de buurt. Hij roept er een kenner bij, Christian Gérard. Die blijkt een encyclopedische kennis te hebben over het onderwerp. Zou “escalope pizzaiola” een goede herstellunch zijn? Smakelijk was het alleszins…

(Foto’s Eddy Defrère. Foto 1: Het Haspengouwse dorpje Oleye of Liek. Foto 2: Twee van de dertig veteranen 3. Links in het blauw Dominique Mathy. Draait hij op een magische drank van zijn sponsor? Rechts Roland Vandenborne. Foto 3: Ik haal Stefan Meekers in op de laatste helling.)

zat 15/04/2017 15u * Herk loopt * 9,95 km * 00:45:40 * 13 * 116/313 * (50+) 22/59? * ♥♥♥

Herk loopt en ik loop mee… tot verbazing van Kris Govaerts. Ik kies voor een nieuwe wedstrijd op een vlak parcours. Dan is het altijd even afwachten hoe zo’n “blind date” uitpakt. De website en de ontvangst behoren alleszins tot de betere klasse. De kleedkamers en de douches krijgen ook een A++. Het inschrijvingsgeld ligt binnen de Limburgse normen… En alles daartussen leest u in het wedstrijdverslag. Het deelnemersveld bestaat vooral uit onbekenden voor mij. Gelukkig zijn er enkele Tongenaren en een ruime delegatie deelnemers uit Alken en Sint-Truiden en loop ik dus niet volledig verloren. Bij de babbel vooraf maak ik ook kennis met Steven Vanschoonbeek. Die een liefhebbende vader blijkt te zijn… Even terug naar de wedstrijd in Oleye van vorige zondag. Na een goede 3 kilometer in een klim staat er plots een jonge loopster langs de kant. “Mijn benen doen pijn” jammert ze. Een man – haar vader? – spoort haar in niet mis te verstane termen – waarbij ook een “godverdomme” door de Waalse lucht vliegt – aan om verder te doen. “Wat een beul” denk ik als ik de man voorbijloop. Die man blijkt inderdaad de vader, Steven dus. Hij vertelt me dat zijn dochter Eline voor het podium loopt bij de “starters” in de Hesbignon. “Na de wedstrijd was ze me dankbaar” zegt Steven. En ik ben opgelucht dat het merkwaardige moment in de Hesbignon een onschuldig akkefietje blijkt te zijn.
Ik wurm me naar voren in de dichte rijen voor de start om in de buurt van Kris Govaerts te geraken. “Ik ga rustig starten” zegt Kris. Ik weet wat dat betekent… We zijn met meer dan 300 vertrekkers, een succes dus voor de organisatoren. Ik wil in het spoor blijven van Maja Van Zand en Stefan Meekers en vertrek dus meteen met een fiks tempo. De eerste wordt de op één na snelste kilometer van de 10. We lopen op een stoep rond het dorps- pardon stadscentrum waar er heel wat fans langs de weg staan en de “allez Maja”-kreten niet van de lucht zijn. Herk 1 Aan kilometer 2, bij de ingang van het Olmenpark, liggen er tijdsregistratiematten. Wie er zin in heeft, kan proberen een besttijd te realiseren op de tweede en de zesde kilometer (bij de tweede doortocht) en zo een extra prijs in de wacht slepen. Sommige atleten houden zich bewust in om hier een snelle tijd neer te zetten, vertelt Koen Vangrieken, tiende algemeen, me na de wedstrijd. Het parcours slingert zich door het park in zachte voorjaarskleuren maar voor wat mij betreft wordt de passage verpest door de afgrijselijke muziek die door de boxen schalt. Raphael Van Den Broeck loopt enkele kronkels voor me. Hij zal snel meer afstand nemen. Na de meanders van de tweede kilometer lopen de volgende drie kilometer over lange rechte stukken, eerst nog tussen de huizen, dan tussen de weiden en de velden terug naar de marktplaats. Op een betonpad tussen km 2,6 en 3,2 krijgen we de wind pal op de neus. Peter Vanloffelt schuift met sombere blik voorbij. Bart Saenen en de winnares bij de dames 50+ Leen Vankrunkelsven hebben me al vroeger ingehaald. Maja volgt op hijgafstand, Stefan blijft stevig doorgaan vlak voor me. Maar ik heb ook aandacht voor wat achter me gebeurt. Waar is Kris Govaerts? Bij de bocht aan km 3,2 heb ik de kans om even achteruit te loeren. Daar is hij, op zo’n 20 meter. Op de Keernestraat , een rechte streep van 800 meter die vervelend naar rechts afhelt, gaat hij ons voorbij. Van volgen is geen sprake. Bij de opwarming leek de wind strakker, nu valt het best mee. Het wordt zelfs wat warmer. Op weg terug naar het centrum voelen we dat het kwik wat gestegen is. Herk 2 “Dan heb ik nog liever wat wind” puft Stefan. Ik moet dringend mijn windvestje en mutsje kwijt raken, denk ik. Misschien aan Greta Philippaerts die ergens langs het parcours staat. Daar staat ze al. Ik krijg mijn overtollige kleding net op tijd uitgetrokken. Maja ontdoet zich ook van haar handschoenen. In elk geval dank aan Greta voor de assistentie. Ik zie haar later op het podium van de 5 km bij de Master Dames.
We passeren de aankomststreep voor een tweede ronde. Ook hier kunnen ze het niet laten, de rondjes. Nu, dan weten we wel wat ons te wachten staat. Stefan geeft een snok aan het tempo. Hij had zelf niet het gevoel dat hij versnelde, vertelt hij me na de finish. Ik voel het des te meer en kan op de licht oplopende strook in het centrum met moeite aanklampen. De supportershaag van de eerste ronde is nu verdwenen. Bij de tweede ronde in het park – de deejay blijft van jetje geven en mij irriteren – heeft Kris 15 seconden voorsprong. De korte passage over het gras ligt me ook niet bijzonder. Ik ben Stefan weer voorbijgegaan maar verlies dat voordeel weer aan opkomende lopers. Ik win wel een plaatsje ten koste van de slanke Katrien Stas Het is nu zaak mijn tempo vast te houden in de lange rechte stukken die eraan komen. Stefan heeft definitief gelost. De taaie Maja blijft op geringe afstand volgen. Herk 3 Door een misverstand mist ze jammer genoeg de podiumhuldiging… maar niet haar prijs. Op de betonweg dribbelt Patrick Vanaken van Diepenbeek me voorbij. Ik zit op mijn limiet, vanaf de start sturen mijn benen al ongunstige signalen uit. Bij de bocht naar de Keernestraat – waar de Afrikaanse drums geroffeld worden – heeft Kris zijn voorsprong uitgebouwd tot een minuut. En daar zal hij nog 20 seconden bijdoen in de resterende kilometer. Als een locomotief die hoe langer hoe sneller voortdendert. Terug naar het centrum. Ondanks een laatste kilometer in 4’20” word ik in de laatste 250 meter nog door een vijftal lopers overrompeld. Ene Farid loopt me haast omver om plaats 115 te bemachtigen. Ik was hem zelf in het begin van de windstrook voorbijgegaan. Voor de tweede ronde heb ik uiteindelijk een half minuutje meer nodig. Ik haal een verdienstelijk gemiddelde maar dat heeft me wel drie kwartier pijn en moeite gekost.
Na de douche keer ik nog terug naar de markt. Daar is de ambiance tot tegen het nulpunt gezakt. De prijsuitreiking op de markt is een koele bedoening, in beide betekenissen van het woord. Enkele podia zijn niet volledig bezet, de grote massa van een half uur geleden lijkt verzwonden in de Herkse lucht. Ik vind mijn kennissen uit Sint-Truiden en Alken terug in het cafetaria van de sporthal, een halve kilometer daar vandaan, en kan de uitstap toch nog in gezelligheid afsluiten.

(Foto’s Benny Cox. Foto 1: Koen Vangrieken. Foto 2: Patrick Vanaken. Foto 3: Greta Philippaerts links.)

Naar boven

zon 01/05/2017 16.30u * Tongeren (Tungri Run) * 9,5 km * 00:42:30 * 13,4 * 171/489 * (55+) 14/56 * ♥♥♥♥

Ik sta op deze grijze 1 mei weer in de drukte van de Tungri Run. Gelukkig ben ik vooringeschreven en hoef ik niet aan te schuiven aan de computers die – Feest van de Arbeid of niet – stakingsneigingen vertonen. Het parcours is gewijzigd, hoor ik vertellen, en ik maak dan maar van de gelegenheid om het rondje nog eens te verkennen. Ik sluit bij de lopers van de 5 km aan, even nadat trainingsmaatje en achterbuur Wesley Serrano aan de Elfde Novemberwal is voorbijgekomen, op weg naar een bijzonder fraaie eindtijd van 20’38”. Dat geeft me ook de gelegenheid de vele kennissen tussen de deelnemers en langs de weg te groeten. De klim in de eerste en tweede kilometer is wat ingekort, in de plaats krijgen we nu een pittige maar korte helling te verteren naar de Nieuwstraat. Het is geen 10 kilometer, vertellen collega’s die van ronde getallen houden, en korter dan vorig jaar. Mijn Garmin zegt het tegenovergestelde, een 100 meter langer.
Als Ianthe Bauduin, net achter me, haar iPod heeft ingesteld, kunnen we vertrekken. In de eerste meters op de atletiekbaan probeer ik mee te drijven op een van de golven in de loperszee. Maar anderen zijn daar veel vlotter in, zoals Francis Loyens die mij blijkbaar al in de eerste meters is voorbijgegaan. Na 400 meter zijn we op de Dijk en beginnen we aan een zachte klim van een kilometer, eerst op de kasseien naast de Leopoldwal, later op het asfalt evenwijdig aan de Elfde Novemberwal. Ik heb het onaangename gevoel in de benen van vorig jaar nog in herinnering en pak het vrij rustig aan. Op het bultje in het begin van het pad boven op de middeleeuwse muur (in Tongeren loop je in de geschiedenis) ga ik Jean-Pierre Immerix voorbij. Hij lapt het dus weer, sneller vertrekken. Voor hem uit loopt Maja Van Zand, bezig aan haar derde wedstrijd in vier dagen. Even verder – we zijn bijna aan het einde van de klimmende strook onder het gebladerte van de bomen – word ik zelf ingehaald door een loper in het blauw. Tungri Run 1 “Hie bin ich” kondigt Ludo Ramakers zijn komst aan. En zo te zien wil hij ook weer dadelijk afscheid nemen. Ik moet enkele meters laten in de bochtige doortocht door de stad. Net voor we de Markt bereiken ontsnapt een collega rechts van me ternauwernood aan de beet van een briesende hond. Ludo houdt een stevig tempo aan. Eric Stassen, een andere Mergelloper, gaat nog feller te keer. Wat een natuurtalent is dat, bedenk ik, als het waar is dat de wandeling met de hond zijn enige training is. Ik loop al die tijd achter de hoog opgeschoten Geert Reyskens. In normale omstandigheden kom ik niet in de buurt van de volledig in het lentegroen gestoken 55-plusser. Maar een zwaar verkeersongeval – ik kan zelfs het lijstje van de opgelopen breuken niet meer opsommen – heeft hem maanden aan de kant gehouden. Na een lange revalidatie is hij weer in het peloton, ook al moet hij in de tweede ronde de tol betalen van zijn trainingsachterstand. De lookalike van Mergelloopster Marijke Meyers is er dit jaar ook weer bij. Op de Markt snellen Eric en Ludo haar voorbij. Ik volg, zij het met moeite. Leo Stessens die ik ken van de Vijverrun in Bolderberg waarschuwt voor een verraderlijk stoepje aan de Basiliek. Het is een gentleman waar de jonge J. wel een voorbeeld mag aan nemen. In de afdaling van de Schuttersgang zwenkt hij zonder omzien van de ene kant van de weg naar de andere. We komen nu in het dalende deel van het parcours langs de Kielenstraat, de Moerenstraat voor we de chicane aan de Moerenpoort nemen. Dit moet een van de gezelligste passages zijn in het hele wedstrijdencircuit, zowel in Limburg als in Luik. Ik mag me ook verheugen in heel wat aanmoedigingen van fans langs de weg. Helaas komen de “Allez Willy”-s me tactisch wel niet goed uit. Want zo weet Ludo dat ik blijf aanklampen. Ga ik dat kunnen volhouden? Misschien heeft Ludo een superdag, ofwel wil hij me in de eerste ronde dood knijpen omdat hij weet dat ik langzamer onder stoom kom. Eric Stassen moet wel inbinden. Op de atletiekbaan valt hij terug en verliest hij snel voeling.
We beginnen aan de tweede ronde. Theo Huls en Carine volgen de esbattementen aan de Moerenpoort. Theo filmt met zijn smartphone in verticale stand. Verdorie, dat zal op het computerscherm weer twee brede zwarte banden opleveren. (Ook al heeft Berto C. uit V. hier een oplossing voor, het computerscherm ook verticaal houden!) Het is niet echt genieten op de kasseien langs de Leopoldwal maar ik kan de kloof met mijn trainingsmaat beperkt houden. In het begin van het pad boven op middeleeuwse muur is er een kort klimmetje. Als ik er al toe in staat ben, is dit de kans om weer aansluiting te krijgen. Gelukkig kan ik de grimas van de inspanning verbergen achter zijn rug. Boven kom ik dan langszij, precies op de plaats waar hij me vorige ronde heeft bijgebeend. Een hele ronde heb ik gezweet en gezwoegd achter de rug van mijn kompaan. Ik neem de leiding in de hoop zelf het tempo te kunnen bepalen. We draaien voor de tweede keer de Schuttersgang in waar een schare voornamelijk jonge supporters aanmoedigingen krijsen ten gunste van mij onbekende deelnemers. Tungri Run 2 Er volgen nu twee scherpe bochten in het stadscentrum, eerst naar de Maastrichterstraat, dan naar de Hemelingenstraat. Dit is naar mijn aanvoelen het minst aangename deel van de ronde. De klinkertjes en de gladde plavuizen zijn echt niet lopersvriendelijk. Gelukkig heb ik betere benen dan in Herk veertien dagen geleden. Om de verkeersdrempeltjes te vermijden zoek ik het voetpad aan de linkerkant van de Hemelingenstraat bis op. Ik maak me klaar voor de steile bult naar de Nieuwstraat. Ik hoed me voor een bruuske inspanning, mijn gezel volgt mijn voorbeeld. De banale Nieuwstraat leidt naar de gezellig drukke Markt en de machtige Basiliek. We lopen voorbij een andere landmark van Tongeren, het Gallo-Romeins Museum, waar we mogen genieten van een lange afdaling… tenminste als Ludo me die kans laat. De dalende lijn in de achtste kilometer zorgt voor een mooie 4′ minuten-kilometertijd. Ik blijf de cadans bepalen maar zie af van een poging om Ludo alsnog te lossen, overtuigd als ik ben dat hij in de laatste kilometer, gedeeltelijk op de piste, nog een versnelling zal plaatsen waarop ik geen antwoord zal hebben.
Zoals het vaak gebeurt, lost mijn tegenstander van de dag op de plaats waar ik het niet verwacht. Tussen het groen, op de Kastanjewal. Aan de Velinx maken we een U-bocht. Hier kan ik een glimp opvangen van de lopers voor me. Ik herken Vally Merken, Johann Bolinius, Pascal Aerts. Ook Joren Menten loopt in hun buurt. In de volgende kilometer hou ik mijn tempo op peil en haal Bart Saenen in die me in Herk nog voor was. Bij het opdraaien van de tartanbaan schat ik mijn voorsprong op Ludo op zo’n 10 meter (wil u het precies weten, vraag het aan mijn trainingsmaat). In de rechte lijn aan de overzijde van de finish stormt ons nog een jonge loper van de Sportoase voorbij. We hadden hem in de afdaling van de Moerenstraat nog bijgehaald. Ik wacht met mijn eindspurt(je) tot na de laatste bocht. Ludo pitst anderhalve minuut af van zijn tijd van vorig jaar. Ik mag daar ook enige verdienste in opeisen. Zelf blijf ik op mijn niveau van 2016. Ik zie Francis Loyens de benen losschudden, hij is al anderhalve minuut over de streep. Hij is ook Kris Govaerts voorgebleven. Die hangt uitgeteld over een hekken na een gewonnen uitputtingsslag met Domenico Di Vito. Theo en Carine vangen intussen de eerste reacties op van de Mergellopers. Ook Eric, Marc en Sabine hebben zich gemeld.
De harde kern van de Mergellopers, waar Jean-Pierre zich bij heeft aangesloten, blijft nog nakaarten. Als de lang uitgesponnen tombola voor ons zonder succes afloopt, verlaten we de Ambiorixstad. De huisbereide pizza quoteer ik met drie hartjes. Maar in de keuken heb ik wel nog wat progressiemarge…

P.S. Door het systeem van het klassement op basis van de nettotijd word ik in de uitslag achter mijn clubmaat geplaatst.

(Foto 1 van Marie-Paule: Ludo Ramakers op de Kastanjewal. Links in het geel Stefan Meekers. Ik volg half verdoken achter Ludo. Foto 2 van Marc Roosen: Wim Meyers opnieuw op dreef.)

Campusrun 2017

zon 07/05/2017 11u * Luik (Liège Métropole – CJPL) * 14,5 km * 01:12:06 * 12 * 632/2833 * 15/71* ♥♥♥

De kalender is dit jaar gunstig om voor het eerst in mijn lopersleven de 15 km van Luik te betwisten. Ik kick niet echt op massa-evenementen maar deze wedstrijd mag toch niet ontbreken op mijn palmares. Er blijkt in de omgeving nog heel wat parkeerplaats voorhanden te zijn en dus slaan we ruim voor de verder gelegen “officiële” parking van winkelcentrum Belle-Ile een zijstraat in. We vinden een plaatsje tussen het grote politiekantoor en de gebouwen van verzekeringsmaatschappij “Omnimut”. Nu mijn karretje een veilige haven heeft gevonden, begeven we ons op weg naar het Congrespaleis in het Parc de la Boverie. Daar is alles piekfijn georganiseerd en enkele tellen later kan ik mijn nummer opspelden. Dat is nummer 1108, “un numéro gagnant” volgens de man achter de inschrijvingstafel. Liège Métropole 2: Jo Vrancken in de top tien.Kijk, daar wordt een mens nu vrolijk van. Mijn humeur wordt er nog beter op als we even later enkele Limburgse vrienden tegen het lijf lopen. En dat zijn niet bepaald mannen voor wie deelnemen belangrijker is dan winnen. Jammer genoeg moet iedereen na afloop snel huiswaarts en kan ik hen niet feliciteren voor hun sterke prestatie. Dat is plaats 8 voor Jo Vrancken, plaats 11 voor Koen Vangrieken en plaats 62 voor Kris Pipeleers. Alleen Guido Vrancken staat niet hoog in de uitslagenlijsten maar hij staat wel op het virtuele podium van de trouwe supporters.
Ondanks de grote toeloop is er ruimte genoeg om op te warmen. Ik loop wat kriskras door het park maar kan de loomheid en de stramheid niet uit mijn benen schudden. Ik heb hier weliswaar geen tijds- of plaatsaspiraties maar hoop toch in dit uur sightseeing van Luik niet door zere benen te worden geplaagd. Tussen de duizenden deelnemers merk ik hier en daar toch een bekende op: mijn categoriegenoten Luc Hilderson en Claude Herzet die enkele minuten voor me eindigen. Nicolas Bynens en Christian Vandevenne die maar een zucht sneller zijn.
Ik vermoed dat ik me ongeveer in het midden van de lopersmassa bevind als we de start afwachten. Hoever de mensenzee nog naar achteren uitdijt kan ik alleen maar gissen. Ook enkele oude gloriën hebben zich ingeschreven naast de vedetten van vandaag, de wedstrijdlopers van de Challenge van Luik en vele, vele zondagslopers voor wie deze loop wellicht het jaarlijkse hoogtepunt van het sportieve jaar is. Kortom, zoals de omroeper het uitdrukt, een “tutti frutti-peloton”. Ook in de populairste loop van Wallonië – zoals de speaker trots meedeelt – gebeurt de aftelling in het (Amerikaans) Engels. Waarom niet in het Luiks? Daarnet werd op het podium wel “Valeureux Liégeois” aangeheven, een oud patriottisch gezang uit de tijd van de Luikse Revolutie. “Three, two, zero”, het startschot weerklinkt en… er gebeurt niets. Na een vijftal seconden komt er dan toch beweging in de massa en vertrekken we in de geur van de worstenkraampjes voor onze tocht door het centrum van Luik.
Na 1 km met een lichte helling op een Maasbrug draaien we rechts de Avenue Rogier en de Boulevard d’Avroy op, bekende lanen maar dan wel vanop de zetel van een auto. Op deze brede verkeersassen is er volop ruimte om te bewegen tussen de rijen lopers maar ik probeer hier in de eerste plaats een aangename kruissnelheid te vinden. Tussen al die onbekende collega’s voel ik geen enkele aandrang om plaatsen te winnen. Op de Boulevard de la Sauvenière (de oude aankomst van Luik-Bastenaken-Luik en… van mijn eerste en derde marathon) spot ik dan toch een bekende, Claude Larminier. Deze Luikenaar van 63 duikt ook overal op, een beetje vergelijkbaar met ondergetekende. Ik ben niet gek van zijn wilde baard, maar ben wel van zijn mooie uitspraak van het Frans. Maar ik dwaal af. Liège Métropole 1 De vurige stede is op dit zondagse uur vooral een slapende stede. Marie-Paule die me opwacht aan de rotonde voor de Opera is onder de indruk van de rust die over de Maasmetropool hangt, vertelt ze me achteraf. Voor de Place Saint-Lambert draaien we links af. De weg naar de rotonde aan de hoek van het Prinsbisschoppelijk Paleis stijgt al flink. Het blijft verder omhoog gaan naar de Collégiale Sainte-Croix. Daar nemen we links. Oei, richting quartier Saint-Laurent, dat wordt nog een lange klim. Ik heb het traject vooraf maar oppervlakkig bekeken en wat te snel geconcludeerd dat het een vlakke loop zou worden. De 500 meter naar de Basilique Saint-Martin met pieken tot boven de 10% is een zware klus. Die ik met redelijk succes opknap. Ik val niet stil en blijf net onder de rode zone. Ik heb nochtans een goede reden om niet te lang te blijven hangen in het gezelschap waarin ik me op dat ogenblik bevind. Uit de rangen lopers stijgt een angstaanjagend gekerm op. Het gehijg van een loper van Racing Bruxelles is al te horen vanop 20 meter afstand. Ik probeer hem zo snel mogelijk achter te laten. Ik blijf het irritante geluid nog een tijdje horen … tot het op een gegeven ogenblik ophoudt. Nu heeft hij het begeven, is mijn eerste reactie, maar wat later geeft hij opnieuw een teken van leven. Gelukkig ben ik dan ik al wat verder uit zijn buurt en neemt de geluidsvervuiling snel af. Boven op een plateautje verlaten we even de Rue Saint-Laurent en draaien een parkje in met een historisch gebouw. Dat wordt weer opzoekingswerk voor mijn verslag, bedenk ik, terwijl ik een bekertje aanneem van de bevoorrading die hier staat opgesteld. Wel, we lopen voorbij het Hospice Saint-Agathe, oorspronkelijk klooster van de Sépulcrines (Zusters van het Heilig Graf of Bonnefanten). Bij het bestuderen van het parcours na de wedstrijd krijg ik antwoord op mijn vraag waarom we hier een ommetje maken op privégrond. In het oude klooster is het hoofdkantoor van energiebedrijf Lampiris gevestigd, officiële partner van de organisatie. Dat verklaart meteen waarom ik hier zoveel groene Lampiris-shirts in het peloton opmerk. Nu moet ik echt verder, ik ben nog maar aan kilometer 4,2. De inspanning heeft me wel helemaal op temperatuur gebracht. Ik had me vanmorgen gekleed op de frisse wind maar in de volgende kilometers zal ik het te warm hebben. Nauwelijks 200 meter verder krijgen we weer een passage op een privédomein aangeboden, ditmaal in de Kazerne van Saint-Laurent. Dit is ook weer een historisch complex, namelijk van het Oud Militair Hospitaal en oorspronkelijk de Abdij van Saint-Laurent. Na de beklimming naar Saint-Laurent – waar de snelheid terugviel tot boven de 5′ per kilometer – wordt het ritme boven gebroken door het vele keren en draaien, vaak op oude kasseien of nieuw aangelegde luxekasseitjes.
We hebben het hoogste punt van het parcours bereikt en duiken in de zesde kilometer weer naar de stad in de vallei. Het tempo gaat wel wat omhoog maar met 4’36” op deze kilometer zal ik geen snelheidsrecord vestigen. Dat is vandaag ook niet het opzet, ik probeer zoveel mogelijk van de omgeving mee te krijgen. Even zoeken naar het straatnaambord. Ah, we zijn boven in de faubourg Saint-Gilles. In een bocht zorgt een groep percussionisten voor animatie en/of kabaal. Aan km 6 zijn we weer op het vlakke. Voorbij de HEC Management School (lap, weer in het Engels) maken we een lus door een park. Ik ben hier even het noorden kwijt. We zijn hier toch niet terug aan het park waar de start is gegeven? We lopen boven langs een reeks serres. Bij het bestuderen van het parcours achteraf zie ik dat we door de Jardin Botanique zijn gepasseerd. Dit gedeelte van Luik is mij onbekend. Ook de Eglise Sainte-Véronique in bombastische neo-klassieke stijl voor kilometerpaal 7 is nieuw voor mij. Ik mag dan al geen topbenen hebben vandaag, als kennismaking met het onbekende Luik is de voormiddag al geslaagd. Na 7 km kom ik weer op bekend terrein, de Rue du Plan Incliné (niet dat ik de naam kende) die naar het Guillemins-station leidt. Ik blijf in een groepje met onder meer een lange smalle met een staartje. We lopen onder de grote overkapping door van het nieuwe station – een werkstuk van architect Calatrava – en kijk en passant even welke tentoonstelling er nu loopt in het station. “Het terracotta-leger, de erfenis van de eeuwige Chinese keizer”. Net voorbij, zie ik. Geen erg, is heb ze bezocht in… Maaseik. We zijn nu halfwedstrijd. Er is hier heel wel wat animatie langs het parcours, toevallig of niet net op het halfwedstrijdpunt. Marie-Paule – op weg met lijn 4 van het centrum naar het station – mist net mijn doortocht. Voorbij het station loopt het parcours door de rood licht-wijk die overigens veel van haar glans heeft verloren na de heraanleg van de Guillemins-wijk. Pech voor een bordeelbezoeker die net een plaatselijk etablissement verlaat als de meute lopers langskomt. We lopen over de Place du Général Leman. Niet speciaals te vermelden, tenzij een wandelende Indiaan langs de weg, getooid in een geelbruin ensemble met veer. Ik houd mijn tempo vast op de licht stijgende laan naar de mooie Pont de Fragnée. Op de Quai du Condroz langs de Ourthe is de tweede bevoorrading ook weer opgesteld in een parkje dat gescheiden is van de weg. De organisatoren hebben de stiel in de vingers. Ik neem de tijd om enkele flinke teugen van het bekertje te nemen. Het is warmer geworden en ik heb een stevige dorst. Die de hele dag zal duren. Ik zal meer dan eens een beroep moeten doen op mijn vrienden Bru, Leffe en Cristal.
Na een donkere passage langs honderden meters overdekte parkeergarages – ik neem aan van het winkelcomplex Belle-Ile – komen we uit op een groene oase langs het water. Op het einde van dit bucolisch intermezzo herken ik de woonboten op het Canal de l’Ourthe van een foto-wandeling een aantal jaren gelden. Op het smalle pad blijft het uitkijken om de collega’s niet voor de voeten te lopen. Als we na 12 kilometer weer de Maas bereiken zie ik de lopers voor me op een spoorwegbrug met veilig afgescheiden voetpad. Ik herken het lange, magere profiel van Richard Mathot. We verlaten de brug via een betonnen wenteltrap. De snelheid is er even volledig uit. Terug beneden wordt er plots versneld als wilde iedereen de verloren tijd onmiddellijk weer inhalen. Liège Métropole 4 De officiële afstand bedraagt nog 2,7 kilometer. Maar we hebben in de vele bochten in de stad lustig afgesneden en dus zal de reële afstand wel een paar honderd meter korter zijn. Uiteindelijk bepaalt mijn Garmin de afstand op 14,550 meter. Mijn tempo op het lange rechte fiets- (of wandel)pad is naar het voorbeeld van de hele loop: een stevige trainingscadans waarmee ik nog heel wat plaatsen kan opschuiven zonder dat ik mijn stramme benen opblaas. Richard Mathot zit er wel helemaal door. Hij zal in de laatste anderhalve kilometer nog 104 plaatsen prijsgeven. En zo te zien heeft hij het ook te warm gekregen. Er wachten ons vele fans op in de bocht naar de Passerelle de la Belle Liégeoise – gelukkig heeft men voor de nieuwe voetgangersbrug naar het park een welluidende Franse naam gekozen. Tussen de vele aanmoedigingskreten meen ik ook “Willy” te hebben gehoord. Maar in de drukte van de nog steeds compacte rij lopers is het te hectisch om achterom te kijken. Achteraf blijkt dat ik me niet vergist heb. In de laatste lus in het park tussen de toeschouwers kan ik mijn positie vasthouden, wat dat ook moge betekenen op de 632ste plaats. Er steekt wel een pijn op die ik tot nog toe niet kende in een loopwedstrijd. Nekpijn. Ik probeer wel geen onesthetische bewegingen met het hoofd te maken als ik de lens van fotograaf Jo Defrère op mij gericht krijg. Nog even opletten in de laatste rechte lijn, het Lampiris-spandoek is nog niet de aankomst. Op de echte streep worden we aangemaand snel door te schuiven om geen opstoppingen te veroorzaken. Na de finish klagen enkele collega’s met meer ervaring in deze loop dat het parcours dit jaar lichtjes gewijzigd is en minder snel. Mij maakt het niet uit, ik haal nog eens het eerste kwart van het deelnemersveld. Nakaarten met de vrienden zit er vandaag niet in. Als Marie-Paule me eindelijk gevonden heeft, verlaten we snel het park en rijden we beiden met een goed gevoel terug naar huis, niet zonder een tussenstop op een bekend adres in Visé.

(Foto’s 1 en 3 van Jo Defrere 1. Foto’s 2 en 4 van Marie-Paule. Foto 1: Jo Vrancken in de top tien. Foto 2: Marie-Paule vangt drie veteranen 3 in één foto. Uiterst links – achteraan in het groepje dus – loopt Lucien Collard in het zwart en Richard Mathot in het wit. Uiterst rechts, vooraan, in het groen Nicolas Bynens. Hij loopt hier voorbij de Opéra de Wallonie, niet op de foto. Nicolas maakte als trompettist jaren deel uit van het orkest. Foto 3: Het zit er bijna op. Foto 4: Met Françoise Piscart en Claude Herzet voor het Museum in het Parc de la Boverie.)

vri 12/05/2017 19.30u * Bois-et-Borsu (Challenge condruzien) * 11,4 km * 00:58:12 * 11,8 * 201/571 * 11/30 * ♥♥♥

Waar mag dat wel zijn, Bois-et-Borsu? Je moet de kaart al aandachtig bekijken om het te vinden: een veertigtal kilometer ten zuiden van Luik en een goede twintig kilometer ten zuidoosten van Hoei. Ik rijd er intussen blindelings naartoe. Dit is Challenge condruzien-gebied en in het dorpje zelf wordt het mijn derde deelname. In een mail somt organisator Manu Huet niet minder dan tien redenen op ons warm te maken voor zijn loop: sportieve en extra-sportieve zoals een te gekke afterparty en speciale bieren voor de liefhebbers. Wat bij mij de doorslag gegeven heeft, is dat in het Condruzien-aanbod deze wedstrijd nog het beste bij mijn intussen fel afgezwakte mogelijkheden past. Het lijkt wel alsof de hele Condroz is leeggelopen voor deze jubileumuitgave: meer dan 1000 deelnemers voor de twee wedstrijden. Ook de Speelhofrunners hebben de laatste weken de Condruzien ontdekt. Wie ik wel node moet missen is Kris Govaerts. Het feuilleton van mijn Condruzien-borstnummer is dus nog niet ten einde. Ik bespaar u de verdere details. Gelukkig zorgt Gaetano Falzone voor een dagnummer.
Er zoemt een drone boven de massa die zich verdringt op de Rue de Bossu. We starten onder de rook van Bengaalse fakkels die een uitbundige kleur geven aan de tiende editie van de loop. Ik heb mij voorgenomen om rustig te starten in de hoop dat mijn benen in het verloop van de wedstrijd tekenen van meer souplesse zullen vertonen. Jean Tempels en Ellen Jacobs van het Tongerse Paluko-team hebben dan weer andere plannen. Bois-et-Borsu 1 Zij zoeken in de Condruzien-lopen de prikkel voor zware intervalinspanningen die zij op training niet kunnen opbrengen. In de eerste kilometers zie ik vooral collega’s – kleine, grote, dikke, magere, mannen en vrouwen – langs me door schuiven. Voorlopig kan ik alleen Noël Heptia achter me laten. Maar dat is nauwelijks een verdienste. Mijn generatiegenoot trekkebeent over de weg en is alleen in staat om schamele punten te sprokkelen voor zijn klassement. Na 400 meter klinkt er “aanmoedigingsgeloei”, we lopen voorbij de koestal van de Ferme Godefroid. De uitbaters slaan het spektakel geamuseerd gade. 600 meter verder lopen we over een tweede boerenerf, de Ferme Dubois . We hebben dan ook al genoten van muzikaal entertainment, eerst van een groep hoornblazers aan de start, dan van een fanfaretje in een weide. De volgende twee kilometer lopen op rechte veldwegen met nauwelijks één bocht. Na 1,5 km beginnen we aan de eerste van vijf klimmetjes. We lopen even door een bos. Ha, dat is het “Bois” van de dorpsnaam, denkt u misschien. Niets van, Bois is een gehucht waar we daarnet op weg naar de startplaats met de auto zijn doorgereden. Het parcours laat Bois links liggen. De regen van de vorige dagen heeft hier nauwelijks sporen nagelaten. Geen modder zoals in 2015 bij mijn vorige deelname. Maar het pad is nu wel bedekt met keien en dat is ook geen pretje voor de voeten. We naderen kilometerpaal 3 waar dreunende muziek en Bengaals vuur de open vlakte teisteren. Hier troepen enkele fans en fotografen samen. Te oordelen naar de bakken drank die ik opmerk zullen ze niet van dorst omkomen. Er hangt een rode rook als ik de linkerbocht neem voor een nieuwe lange rechte streep van 1 km tussen de velden. Naast me verschijnt plots de rijzige gestalte van Eric Martin. “Zo ver achteraan” merkt Eric op. We hebben beiden betere tijden gekend. Hij gaat me hier voorbij maar zal uiteindelijk maar enkele seconden voor me afklokken. Even daarvoor ben ik Paul Delaitte gepasseerd. Daar is ook Michel Mancini, zo’n twintig meter voor me. Na km 4 volgt er een korte asfaltstrook langs en een brug over de Rue du Condroz, de vierbaansweg naar Marche. Ik hou me aan mijn tempo van iets minder dan 5′ per km. Michel neemt in de volgende afdaling weer wat meer voorsprong. We hebben een mooi uitzicht op de volgende moeilijkheid, een klim eerst aan de bosrand, dan in het bos van Bassines. Het pad vertoont “chaussée romaine”-trekken. U weet wat dat betekent, grote puntige stenen die je dwingen tot allerlei gekronkel om ze te vermijden. Michel blijft nog twee kilometer voor me uit draven. In zijn gezelschap bevindt zich ook Carine Munaut. We zijn ongeveer halfweg als we het mooie kasteelpark van Bassines worden ingestuurd. Bois-et-Borsu 3 Zoals twee jaar geleden brengt een eenzame speler nu ook weer oude muziek ten gehore. Maar welk instrument is het? In mijn verslag van 2015 gokte ik op een “lier”. “Waarom vraag ik het niet gewoon?”, bedenk ik in laatste instantie. “Une vielle” is het antwoord. Een lier dus. Zo, dan weten we dan ook weer. Ik hoor de vettige lach van enkele gezonde boerenjongens bij de doortocht door de kasteelhoeve. Een nieuwe afdaling op het asfalt brengt ons naar een weide. Hier wachten ons weer enkele fotografen en filmers op. Ik ben ook nu weer erg benieuwd naar de filmbeelden en sceptisch of we die überhaupt te zien krijgen. Ik loop nu al kilometers in het gezelschap van veteraan 2, de hoog opgeschoten Thierry Delvaux. Hij neemt Astrid Lacroix op sleeptouw. Na een nieuwe klim door het bos kunnen we onze benen weer even ontspannen op het asfalt. Ik maak van deze snellere strook gebruik om Stefan Meekers in te halen en informeer en passant even naar zijn indrukken over deze Condruzien-loop; “Mooi maar zwaar” geef ik hem de woorden in de mond. “Comme d’habitude” antwoordt de Truienaar in de streektaal. We zijn intussen aan de tweede brug over de Route du Condroz, 3 kilometer van de eerste. Dit keer gaan we onder de brug door. In deze loop wordt afwisseling met een grote V geschreven. De V van Varié. Onder de brug heft mijn buur zelfs een deuntje aan. Zoveel adem heb ik niet als we in een nieuwe wijk aan de rand van Méan (dat is in de provincie Namen, vandaar “Jogging des deux Provinces”) een pittig klimmetje aanvatten. Ik haal een uitstekend op dreef zijnde Greta Philippaerts in. Zij zal met Stefan in dezelfde minuut eindigen als uw dienaar. We verlaten Méan over een vlakke veldweg waar de laaghangende zon voor enige hinder zorgt. De veldweg loopt uit op een smal asfaltweggetje. Maar op het afgeleefde asfalt is het al even moeilijk om het tempo op te drijven.
Aan km 9 zijn we weer op dezelfde plaats als bij kilometer 3. Hier zijn opnieuw fotografen en filmers druk doende onze prestaties in beeld te brengen. Boven ons hoofd hangt een gemotoriseerde wesp, lees drone. Na de tweede bevoorrading die ik oversla, wacht ons de voorlaatste klim van de dag. Daar zit ook een nieuwe passage door een bos in, door Manu “un sentier technique” genoemd, een pad waarop een zekere handigheid vereist is. Manu is zo vriendelijk geweest om een beschrijving van het parcours op het net aan te bieden. Dat technisch pad is een smalle bosweg waar je tussen de bomen en over de boomwortels moet slalommen. Bois-et-Borsu 2 Gelukkig zit er niemand te dringen in mijn rug en kan ik mijn kruistempo aanhouden. Ik ben opgelucht als ik het bos kan verlaten en aan de horizon Borsu in zijn Condruzische pracht zie liggen. Een afdaling van 600 meter op het asfalt biedt me de gelegenheid het tempo eindelijk omhoog jagen en vandaag nog eens onder de 4’30” te geraken.
Aan km 10,5 op een bruggetje over een beekje ligt een tijdsregistratiemat voor de laatste stijgende kilometer naar de finish. Wie nog de zin en de benen heeft kan hier voor een speciale bergprijs gaan. Specialist in deze oefening is “PH”, Pierre-Henri Corswarem. Hij heeft zich de hele wedstrijd gespaard om zijn duivels te ontbinden op de slotklim. Hij loopt zelfs na mij binnen. Of hij dit nevenklassement ook in de wacht sleept, zoals in de vorige jaren, is mij onbekend. Ik vind de uitslag niet terug op de officiële Condruzien-site. Ik zelf verlies slechts enkele posities in de slotklim. Van zodra de asfaltweg begint te stijgen gaat een dame, Nicole Fraikin, me met de glimlach voorbij. Ze wordt aangemoedigd door haar twee zonen die aan beide zijden van de weg mee naar boven spurten. Ik wil dit familiale tafereel niet verstoren en doe geen poging meer om mijn concurrente van het moment voorbij te gaan. Het parcours is lichtjes gewijzigd. We maken nog een kleine lus en moeten een bijkomend bultje overwinnen. waarbij we zelfs even over een privé-inrit lopen. Net voorbij de finish worden we over een schans met rode loper gestuurd. Om ons te showen aan de massa? Mijn naam galmt door de geluidsboxen. Het is lang geleden dat die eer me nog te beurt is gevallen.
Het is zoeken naar een plekje in “de ruime douches”, volgens Manu een van de redenen om naar Bois-et-Borsu te komen. Na een heerlijke “pain-jambon” en dito Orval trekken we weer huiswaarts. Een halfuurtje later doen de Standard-supporters in Sclessin hetzelfde.

(Foto 1 van Marie-Paule: De hoornblazers van Bois-et-Borsu. Foto’s 2 en 3 van Carine Heyne. Foto 2: De start onder Bengaals vuur. Jean Tempels in het geel wringt zich een weg naar voren. Foto 3: aan km 9: Delphine Docquier naast mij groet fotografe Carine Heyne.)

Gaat dat zien!

In mijn verslag van de jogging van Bois-et-Borsu was ik nogal sceptisch of we de beelden van de filmers langs het parcours wel ooit te zien zouden krijgen. Ik ben in andere wedstrijden al te vaak op mijn honger gebleven. Wel, de mannen van Quentin Cerfontaine Production hebben een schitterend werkstuk afgeleverd. Leuk dat ik zelf enkele keren in beeld kom. Het bewijst nogmaals dat het niet altijd de beste paarden zijn die de haver krijgen. Ook een pluim voor de ploeg van Manu Huet die van de jubileumuitgave een succes hebben gemaakt!

Dit is de link naar de youtube-film.

zon 21/05/2017 10.15u * Faimes (Challenge hesbignon) * 11,2 km * 00:51:43 * 13 * 70/247 * 8/21 * ♥♥♥♥

De trip naar Borlez, deelgemeente van Faimes, onder de rook van Waremme, houdt voor ons geen geheimen in, vertrouwd als we zijn met de woonplaats van oud-collega Koenraad. De parkeerwachtster vraagt mij om “en épi” (in aarvorm, schuin) te parkeren tussen de lage takken op een boomgaard die dienst doet als parkeerrruimte. Faimes 3 Na veel geschuif en gedraai slaag ik er toch in aan haar wens te voldoen. De inschrijving verloopt vlotjes mede dank zij het métier van gevestigde “inschrijvers” als Etienne Vanderschelden en Jos Biets. Om dit keer met de eindevaluatie te beginnen: ik mag terugblikken op een geslaagde loop. Mijn prestatie wordt echter in de schaduw gesteld door het eerste competitie-optreden van de echte “Etoile de Faimes”, Griet Van Laethem. Zoon Gorik, 10 jaar, haalt met gemak de twintigste plaats in het peloton van 174, maar heeft meer moeite om zijn naam in de uitslagenlijst te krijgen. Probleem met het borstnummer (met ingebouwde chip). Claudy Dechanet lost het probleem in no time op.
De loop is relatief nieuw in het Hesbignon-circuit maar is qua parcours een doorslag van de Hesbignonjoggings met een langere traditie. Voor het eerst lopen we, vanwege organisatorische redenen, op een zondagochtend en voor mij ook voor het eerst, wegens niet aan de start vorig jaar, in zuidoostelijke richting naar Aineffe. Dat betekent al meteen een eerste helling van enkele procenten. Ik loop in het gezelschap van Mario Smolders. De eerste kilometer op de Rue Emile Vandervelde. Dit mag dan wel een landelijke gemeente zijn met een niet-partijgebonden bestuurscollege, het socialisme is ook hier niet veraf. Boven op het eerste plateautje op weg naar Aineffe kunnen we de hartslag even laten zakken. De positiewisselingen zijn eerder schaars. De volledig in het zwart gehulde Philippe Jorissen schuift me wel voorbij. Na een goede 2 km worden we een smal pad ingestuurd tussen de bomen. We blijven allemaal netjes achter elkaar. Ik concentreer me vooral op het ontwijken van boomwortels. Rechts van ons ligt een mooie dreef die naar een kasteel leidt en die nog in de eerste uitgave van de loop was opgenomen. Jammer dat het parcours nu naar de donkere bosrand is verlegd. Na 3 km zijn we terug in het overvloedige zonlicht en kondigt zich de tweede lichte glooiing aan, langs een watertoren die zijn kop uitsteekt in een eenzaam bosje tussen de open akkers. Mario heeft mij intussen laten gaan. Ik vind hem later in de uitslag terug met zijn loopmaatje Roland Vandenborne. Die heb ik zelf voor, noch tijdens of na de wedstrijd gezien. Ik ben intussen Camille Motte voorbijgegaan – Camille is een dame, voor alle duidelijkheid – en zet mijn weg alleen verder op de betonnen ruilverkavelingsweg. Ik laat mijn blik dwalen over de omgeving. Alleen een mesthoop onderbreekt de vlakte van de akkers. Het vlas links en de gerst rechts hebben nog een flinke weg te gaan voor de oogst. Even duik ik onder een gemiddelde van 4’30” op de afdaling naar Vaux. De naam zegt u waarschijnlijk niets. Ik zal uw kennis bijspijkeren: Vaux is een deel(tje)van Vaux-et-Borset, dat zelf weer bij Villers-le-Bouillet hoort. Faimes 2 Belangrijker dan deze administratieve weetjes is hoe het reliëf eruitziet en hoe mijn wedstrijd verloopt. Wel, we nemen hier een scherpe bocht naar rechts en kijken dan aan tegen een forse helling van 400 meter met een piek van 5%. De temperatuur is intussen al flink opgelopen. Het hoogste punt van het parcours (of toch bijna) is ook het warmste punt. Ik kan een tempo van 5′ per km aanhouden. Is dat voldoende om opkomende lopers uit de achtergrond af te houden, vraag ik me af. Ik hoor een achtervolger met forse tred naderen. Is het de man die ik (en de trouwste lezers onder u) al verwachten? Yep, Kris Govaerts is op komst. Met pleisters op de knie en de elleboog – een souvenir van de Condruzien-loop in Modave – en de blik strak naar voren gericht, stoomt hij me voorbij. Van aanklampen is geen sprake, evenmin als in Herk. Ook al heb ik nu meer overschot. Een vijftigtal meter verder moet ik hem al zoeken achter de ruggen van een groepje lopers dat al vanaf km 2 voor me uit draaft. Kris maakt korte metten met het pelotonnetje. In één ruk laat hij het zestal lopers achter zich. Op één man na, Domenico Di Vito. Ik heb hem ook al kilometers in het vizier. Zo’n dertigtal meter voor me. Nog zware benen, vermoed ik, van vrijdagavond in Modave. Maar zijn clubgenoot die plots langs hem opduikt bezorgt hem de prikkel die hij vandaag nodig heeft. Domenico bijt zich vast in het spoor van Kris en volgt elke beweging. “Hij kruipt in je achterzak”. Met dit beeld verwoordt Kris de broederstrijd die ik de volgende kilometer in de verte kan gadeslaan. Op een lichte glooiing moet Domenico zich dan toch gewonnen geven. Zijn veel jongere clubmaat Stefaan Huybrechts krijgt Kris net niet te pakken. Links van me dribbelt Arnaud Renard op het tempo van Sophie Theys. En zo komt een toprunner ook eens in het verslag van een anonieme meeloper.
Het groepje voor me is aan het uiteenvallen. Als laatste loopt Martine Hustings. Voor het eerst in jaren kruisen onze wegen nog eens. Een twintigtal meter voor haar zwoegt (haar vriend?) Philippe Jorissen verder. Ik loop nu ongeveer in zijn tempo maar hem inhalen zit er niet in. We zijn even voorbij kilometer 7. Door de wijziging van het parcours ten opzichte van twee jaar geleden passeren we niet meer voor het stadion van Etoile de Faimes waar ik me door mijn supportersschare wilde laten toejuichen. Ria en Ivo hebben speciaal de verplaatsing uit Bilzen gemaakt om dit spektakel live mee te maken. Maar dat feestje gaat dus niet door.
We zijn het parcours blijkbaar in omgekeerde richting aan het afleggen. Ik weet dus wat me nog te wachten staat. In Les Waleffes – ten noordwesten van Borlez – maken we een brede lus van 2,5 km rond het kasteel. Ik verlies nog een plaats, aan een veteraan 2, Olivier Mahy. Met zijn driekwartbroek lijkt hij me van het kouwkleumige type. Hij gaat me met een fors tempo voorbij maar blijft in de slotkilometers een vijftal plaatsen voor me hangen. De onverharde stroken liggen nu in de slotfase van de loop. De hobbelige veldweg achter het kasteelpark maakt de pijn in de benen alleen nog erger. Volgens Griet heeft men de diepste voren in de voorbije dagen (speciaal voor de wedstrijd?) glad gerold. In elk geval gaan de kilometertijden nu een tiental seconden omhoog. Ik verlies wat tijd achter Roger Van Langeveld die op een lager ritme is overgeschakeld. Hij is een van die competitie-fanaten die geen wedstrijd kunnen overslaan. Dan toch voorbij Roger. Tijd om de aanval in te zetten op Martine Hustings. Eerst toch nog even genieten van de mooie dreef naar het kasteel met de banale naam “Rue de Borlez”. Hierbij een oproep aan de heemkundige kring van Borlez om een passende, adellijke straatnaam voor te stellen. Hoe adellijk ook, de dreef loopt niet echt lekker. Maar ook Martine Hustings draait niet soepel rond. We passeren voor het gietijzeren hekken van het kasteel in Louis XIV-stijl. Het kasteelpark blijft gesloten. De kasteelheren zijn hier meer op hun privacy gesteld dan in de Condroz. Faimes 3 Ik hoor stemmen achter me. Word ik zelf ingehaald? Ja, maar door twee wielertoeristen, de ene in Belgische trui, de andere in regenboogtrui, de eerste dik, de tweede corpulent… Een nieuw knikje, ik versnel en maak een aantal meter goed op mijn voorgangster. Honderd meter verder, een tweede glooiing, ik kom nog dichterbij. Maar in de bocht, bij de laatste bevoorrading die ik oversla, ben ik nog niet voorbij. Dat gebeurt dan toch op de nieuwe strook onverhard die we nu onder de voeten krijgen. De veldweg duurt langer dan ik dacht: 1 km tot we opnieuw op het asfalt komen in Borlez. Niet dat ik aan het verzwakken ben, ik haal zelfs nog enkele collega’s in. Het bord van de elfde kilometer op de Rue Georges Berotte. Vraag aan Koenraad: ” Wie is Georges Berotte?” De finish wenkt. Nog een grasstrook. De zeventigste plaats mag me nu niet meer ontglippen. Voortgestuwd door de aanmoedigingen van niet minder dan zeven fans, scheur ik door de scherpe bocht naar de aankomstboog tegenover de tribune van het nieuwe voetbalstadion. Etienne en Jos brengen me meteen op de hoogte van mijn plaats bij de veteranen 3.
Ik spoed me naar de drankentafel voor een frisse slok. Enkele tellen later is mijn mini-supporterslegioen ook ter plekke om de eerste indrukken op te vangen. Ik kom voorlopig niet veel verder dan wat gehijg. Ivo geeft me meteen een idee van mijn tijd, rond de 51 minuten. Dat is dan toch in elk geval binnen de verwachtingen. De uitslag later bevestigt mijn indruk van tijdens de wedstrijd: niet spetterend, maar degelijk. Ik verlies minder dan een minuut op Kris en op enkele andere bekenden. Ik pols ook even bij mijn leeftijdsgenoten. “Gewonnen?” vraag ik Romain Uitdebroeks. “Maar neen jong, ik ben ook al 65” treurt de Alkenaar. Hij eindigt 4 minuten voor me, enkele seconden achter zijn schoonzoon, Dimitri Driesen. “Niets te doen aan Paul Rihon”. 70 km per week, dagelijks trainingen, versnellingen op woensdag en donderdag. Dat loont, mag ik besluiten nadat ik bij Paul geïnformeerd heb naar zijn weekactiviteiten. “Ook Raymond Demaret is voor me”, gaat Romain verder. Een kleine maand geleden heeft de lange, magere uit Hannut nog de marathon van Annecy op zijn palmares bijgeschreven in 3u12′. De langste onder onze broeders, Juul Kempeneers, schudt het hoofd over de conditie die maar niet wil terugkomen maar de glimlach verliest de Landenaar nooit.
Na de douche in de ruime kleedkamer van voetbalclub Etoile de Faimes, wachten ons nog heerlijkheden als een streekeigen bier, la Grigneuse, en een exotische wok. Jammer dat Ria en Ivo al vertrokken zijn, gebonden door verplichtingen bij de familie… Vastbinder.

(Foto 1 van Marie-Paule: Griet Van Laethem in de laatste rechte lijn en in hoog gezelschap van de burgemeester van Faimes, Etienne Cartuyvels. Foto’s 2 en 3 van Nadine Claessens. Foto 2: Het peloton in de eerste kilometer. Met te veel bekenden om allemaal op te sommen! Foto 3: Na 3 kilometer naast Raphael Depouhon, onbekend maar niet onbemind.)

“Groet um” was bij de prijsuitreiking…

Campusrun 2017

Naar boven

Het zou een weekend zonder wedstrijd worden en zonder verslag. Maar kijk, ik heb nieuws Voor de talloze (!?) lezers die in het begin van de nieuwe week even komen piepen op mijn blog. Met dank aan een buteo buteo, vandaar de titel. Nu weten alleen ornithologen waarover ik het heb. Voor alle anderen hier het verslagje van een onverwachte ontmoeting.
Door de hitte van de afgelopen dagen heb ik het tijdstip van mijn trainingen aangepast en mijn parcoursen haast uitsluitend in het bos en andere lommerrijke biotopen afgewerkt. Ik op vrijdagavond dus naar Caestert. In een sukkeldrafje maar wel genietend op de kronkelige paden van dit schitterende gebied. Zonder een duidelijke route voor ogen. Na een klein halfuurtje kom ik uit het bos achter de hoeve. “Waarom niet een rondje Observant?” bedenk ik. Na de beheerswerkzaamheden is het pad wat breder geworden, merk ik. Ik neem de heuveltjes op mijn duizendste gemak als ik plots iets hoor zwaaien boven mijn hoofd. Het lijkt wel alsof iemand met een stok zwierde. Voor me zie ik een buizerd met zijn brede vleugels fladderen. Enkele seconden later voert de vogel een tweede scheervlucht uit. Daarnet was dus geen toeval. Ik stop en zoek een tak, terwijl ik het beest enkele verwensingen naar het hoofd slinger. “Onnozelaar” is er een van. Het maakt geen indruk. Ik ben nu op mijn hoede. Hij (of waarschijnlijk zij) valt aan vanachter mijn rug en is zo goed als geruisloos. Alleen als hij vlak boven je hangt hoor je “zoef”. Klak, bij de derde aanval krijg ik een klap op het hoofd. Met zijn klauwen heeft hij mijn kale schedel geschuurd. Er hangt wat bloed aan mijn handen als ik mijn hoofd betast. Ik moet hier zo snel mogelijk weg. Rechtsomkeert maken helpt niet veel, trouwens ik ga mijn route niet laten bepalen door een buizerd. Ik mag aannemen dat de gevleugelde bosbewoner jongen op het nest heeft en mij als een indringer beschouwt. In elk geval na dertig jaar trainingen op Caestert kent hij (of waarschijnlijk zij) mij nog niet. Ik kijk nu meer achteruit dan vooruit terwijl ik mijn weg voortzet. Mijn verdedigingswapen is niet meer dan een stuk dor hout en dus waardeloos. En voor de vierde keer duikt de buizerd-moeder rakelings over me heen. Het is de laatste raid die ik te verwerken krijg. Ik ben nu boven op de steile helling van het rondje en waarschijnlijk uit het territorium van mijn belager. Ik heb het tempo intussen onbewust opgedreven en heb plots geen last meer van mijn rechterbil die daarnet nog wat opspeelde. Nog enkele honderden meters voor ik op een weide boven de ENCI-groeve uitkom. “Als er in dit gedeelte van het bos nu maar geen andere buizerds nestelen”, echt veilig voel ik me nog niet. Ik maak het trainingsuur vol met een passage in de groene rand van de ENCI-groeve. Met meer dan gewone aandacht voor wat er in de lucht vliegt. Na verzorging thuis door mijn trouwste supporter en een frisse douche kan ik nog van een vredige avond genieten. Voor het overige wens ik de buizerd nog veel succes met de opvoeding van de jongen.

vri 09/06/2017 19.30u * Solières (Challenge condruzien) * 11,4 km * 01:01:31 * 11 * 150/323 * 12/28 * ♥♥

Misschien doen vijf dagen rust me wel goed, durfde ik te hopen. Maar de eerste trainingen bij mijn terugkeer uit een korte vakantie duwden we met de neus op de feiten. Het principe “rust roest” geldt nog meer of misschien in de eerste plaats voor de oudere knarren in het peloton. Na veertien dagen is het toch weer tijd voor een wedstrijd en dus trekken we naar “La Condrusienne” in Solières, een landelijke deelgemeente van Hoei. Met het bange vooruitzicht dat ik mijn benen weer zal kraken op het veeleisende parcours. Start en aankomst liggen in een park rond een oude cisterciënzerabdij. De VZW Château Vert vangt er fysiek gehandicapte kinderen en volwassenen op. Om halfnegen, als ik over de streep loop, kan ik niet meer om de harde waarheid heen: de zwaardere Condruzien-parcoursen, zoals Solières er een is, kennen geen genade met lopers op de terugweg.
Ik zal het wedstrijdverslag toch maar met goed nieuws beginnen. Na maanden van allerlei misverstanden heb ik dan toch eindelijk mijn borstnummer. In het peloton – meer dan 300 vertrekkers – zie ik de vele getrouwen van de Condruzien. Meest opvallend zijn enkele lopers in “wespentenue”, shirts met geel-zwarte banden. En… Jean Detaille, de veteraan 4 in zijn Rode Duivels-outfit. De reden voor zijn kledingkeuze wordt me pas duidelijk als ik na de wedstrijd in de kantine de uitzending Estland-België op een overigens piepklein scherm zie.Solières 2 We maken eerst een rondje in het park. Ik leg dat af in het gezelschap van Rosario Ilardo die echter snel het ruime sop zal kiezen. We mogen eerst genieten van een 2 km lange afdaling – op het asfalt. Ik hou nu even geen rekening met twee bultjes in de dalende strook. Ik zie dat Kris Govaerts ook een rustige start genomen heeft. Maar bij mij is dat een noodzaak, bij hem een tactische keuze. Als we na 2,5 km het asfalt verlaten, verdwijnt hij al snel uit mijn gezichtsveld. Hij eindigt vier minuten voor me. Na afloop is hij erg tevreden over zijn prestatie. Maar die tevredenheid krijgt een uurtje later een flinke tik. “Pas negende veteraan 3” is de reactie als de uitslag wordt rondgedeeld. Ik ben wel ontgoocheld over mijn loop, maar maak me geen illusies meer over mijn plaats. Alles went. Het uitzicht op de looproute is landelijk, de geur van een varkensfokkerij na een goede kilometer ook. In het bos blijft het naar beneden gaan. Noël Heptia heeft me het parcours haarfijn beschreven. Twee steile stukken, eerst een smal paadje in het bos, dan een bredere grasweg aan de rand van het bos. Ik ben Noël voorbijgegaan aan de kerk van Solières. Dat is niet zo’n grote verdienste want hij trekkebeent nog altijd na een inactiviteit van acht weken. Maar mijn dalerskwaliteiten zijn zo belabberd dat hij me anderhalve kilometer verder weer voorbijgaat. Overigens traint hij hier wel eens, dat helpt ook op deze bospaden. Enkele plaatsen voor me zie ik het rode shirt van Michel Mancini. Mijn blik glijdt verder naar voor. Daar is ook Paul Delaitte. Beide prille zeventigers vechten om de eerste plaats bij de veteranen 4. In de Limburgse loopwedstrijden bestaat er zelfs geen categorie 60 plus. Daar ben ik nu al jaren afgeschreven voor een klassering. Op een vlakke strook in het bos is het even plassen ontwijken. Solières 2 Maar de ondergrond is in niets te vergelijken met de modderpartijen die ik me herinner van mijn eerste deelname in 2012. Ik haal Paul Delaitte in maar die doet even verder haasje-over. Veel plaatswinst zit er vanavond niet in. De eerste bevoorrading komt eraan. Weer onoordeelkundig want ongemakkelijk voor de lopers opgesteld. Bij de volgende grondwetswijziging zou men de plaats van de bevoorradingsposten aan de binnenkant van de bocht moeten vastleggen. De post wordt onder meer bemand door enkele bewoners van het Château Vert. Een van de jonge mannen klemt het bekertje zo hard vast dat ik het uit zijn handen moet rukken. Het plastic plooit maar ik hou nog een druppel water over.
Na 5 kilometer nemen we een houten brugje over een beekje. Ik neem aan dat dit het laagste punt van het parcours is. Ik weet dat het vanaf nu hoofdzakelijk in stijgende lijn gaat. Dat voorspelt niet veel goeds met de flanellen benen van vanavond. Het begint al meteen met een fikse klim op een onaangenaam stenen weggetje, genre “chaussée romaine”. Het is de beruchte Romeinse steenweg misschien wel. Ik krassel voorbij Michel Mancini en zijn clubgenoot Noël Heptia. Maar Paul Delaitte geeft niets van zijn voorsprong prijs. We klimmen verder op een asfaltweggetje. De stijgingsgraad van 3% is wat vriendelijker voor de benen. We komen even in de bebouwing. Rechts ruik ik een koeienstal. Boven nemen we een bocht naar links, naar een gehuchtje dat ik later op de kaart zal terugvinden als “La Sarte à Ben”. Wat een heerlijk plaatsje om te wonen is dit, tussen het groen en vandaag onder een weldoende zon. We krijgen nog een korte afdaling voor we rechts weer het bos worden ingestuurd. We zijn nu onderweg voor wat een eindeloze klim lijkt te zijn. Enkele procenten stijging op een relatief brede bosweg die ondanks wat stenen en kuiltjes best beloopbaar is. Maar forceren kan ik niets. Ik probeer mijn zere benen niet helemaal op te blazen en blijf zo goed als op mijn positie. Uiteindelijk lukt het me toch om Paul Delaitte en een juffrouw in het zwart voorbij te gaan. Het is een opluchting als we na 2 kilometer uit het donkere bos komen en onder de open hemel verder klauteren. Fotografe Carine Heyne, geruggesteund door Pierre Jadot, wacht ons op boven aan een laatste steile strook op het gras rond km 9. Samengetroepte fans spreken ons moed in als we weer tussen de huizen uitkomen. Ik kijk even naar de afstand op mijn Garmin. Volgens mijn berekeningen hebben we nu nog 2 kilometer op het asfalt te goed. Ik put enige moed uit dat vooruitzicht en probeer, zij het met veel moeite, het tempo op te krikken. Ik haal Thierry Delvaux en Amélie Fortemps in. Zij lopen nu al kilometers voor mij uit. De weg blijft omhoog gaan voorbij de kerk van Solières. Overigens ligt de kerk hier vrij eenzaam op de top. Een dorpskern heb ik niet kunnen ontdekken, alleen wat kriskras lopende straten. We komen weer voorbij de varkensfokkerij. Nu is het niet ver meer. Maar mijn heropflakkerende goede luim wordt bruusk verstoord door een seingever die ons rechts weer een bos instuurt. Ik verwens het smal, kronkelig en met boomwortels geaderd bospad. Op een goede 300 meter verlies ik weer alle plaatsen die ik daarnet met veel moeite heb ingewonnen. Solières 3 Zelfs enkele lopers die ik van de hele wedstrijd niet voor me heb gezien schieten me voorbij. In de laatste kilometer kan ik niets meer rechtzetten. Marie-Paule wacht me op in de binnenplaats van de oude abdij. De benen worden nog eens beproefd op de historische kasseien. Een smal poortje met een gevaarlijke ijzeren staaf even boven de grond geeft toegang tot het nieuwe deel van het park. Ik blijf net niet onder het uur op de 11,4 kilometer. Paul Delaitte eindigt vlak achter me.
Eén gulle sponsor heeft de hoorn des overvloeds uitgestort over het piepkleine Solières. En zo worden we hier verwend in een accomodatie – kleedkamers en kantine – die haar gelijke niet heeft in het hele Condruzien-circuit. Ondanks een blessure bezet Maja weer het hoogste trapje op het podium van de aînées 3. Bij de veteranen 3 staan de drie laureaten op dezelfde hoogte. Zo lijkt het alvast van opzij. Maar daar heeft Dominique Mathy wel een truukje voor moeten uithalen. Als hij er zin in heeft durft Dominique zelfs de beste veteranen 1 en 2 kloppen. Maar hier laat hij de kleine José Lemos-Cruz voorgaan en zo wordt het verschil in gestalte gecompenseerd door het hogere trapje voor de winnaar.
Het is al 23 uur – de dag heeft dan toch plaats moeten maken voor de nacht – als we ons huiswaarts begeven. Zonder signaleurs – die zitten in de kantine – mis ik de afslag naar rechts en belanden we via smalle en bochtige wegen in Andenne. Van daaruit brengt de autoweg ons linea recta naar Riemst.

(Foto 1 van Louis Maréchal: Links Dominique Mathy, in het midden, in het oranje, José Lemos-Cruz. Foto 2 van Carine Heyne en Louis Maréchal. Links genot, rechts pijn. Foto 3 van Marie-Paule: De laatste meters op de kasseien van de abdij met Thierry Delvaux en Guillaume Prouveur.)

maa 12/06/2017 20u * Kermisloop Terkoest-Alken * 10,2 km * 00:47:49 * 12,8 * 51/102 * 21/45 (50+) * ♥♥♥

In Terkoest kom je niet iedere dag als je in het zuiden van de provincie woont. Dus maar even vermelden dat het dorp deel uitmaakt van Alken. Het ligt zo ongeveer halverwege tussen Alken-Centrum en Stevoort. In het kermisweekend wordt er sinds onheuglijke tijden een stratenloop georganiseerd. In al die tijden stond Kris Govaerts aan de start. Ik associeer de kermisloop van Terkoest met de lopen in Nieuwerkerken en Kozen, ook al horen die laatste twee bij de Haspengouw Challenge. Met mijn eerste deelname in Terkoest en mijn vorige eenmalige optredens in Nieuwerkerken en Kozen vat ik vanavond het laatste deel van deze kermistrilogie aan. Mario Smolders is alvast verrast mij hier op een maandagavond aan te treffen. Er is een redelijke opkomst op deze ongewone dag. Het deelnemersveld wordt uiteraard gedomineerd door de bruin-zwart-witte kleuren van de Alkense Atletiekclub. We zijn met drieën uit het zuiden. In laatste instantie hebben ook Jean-Pierre Immerix en Harie Roex de verplaatsing gemaakt.  Terkoest 1 De inschrijving in leeftijdsklassen gebeurt hier met een verklaring op eer. Of op het zicht. De dame aan de inschrijvingstafel neemt de dames en de senioren-mannen voor haar rekening. Aan sommigen vraagt ze of ze ouder zijn dan respectievelijk 35 of 50 jaar. Is dat het geval worden ze verwezen naar de heer rechts van haar. Maar soms heeft ze met een oogopslag genoeg om de loper in de juiste categorie te plaatsen. Voor mij en de vrienden aan de kantinetafel achteraf is geen twijfel mogelijk. We zitten in de hoogste klasse, qua leeftijd wel te verstaan.
Terwijl ik terugkeer naar de auto om me in wedstrijdtenue te steken, vraagt een kleine jongen langs de weg aan zijn vader waarom die oudere heer in korte broek, ik dus, een nummer draagt. “Hij doet mee aan de loop” antwoordt de vader. “Jullie kunnen ook meedoen” probeer ik nog twee extra-deelnemers aan de Kids Run te ronselen. “Wij moeten gaan slapen” is het antwoord. Kermis of niet, in Terkoest durven de ouders nog regels stellen.
Ik warm op in het gezelschap van Romain Uitdebroeks, gisteren weer outstanding in Fallais. Ook vandaag laat hij 16 van de 23 senioren achter zich, en dan vermelden we niet eens de oudere leeftijdsklassen. Ik heb het gevoel dat de beproeving van Solières (zie het nog verse verslag) geen sporen heeft nagelaten, mede dank zij een ontspannen hersteltraining gisteren. Niet dat mijn benen fris aanvoelen. Voor een mirakel zou ik enkele kilometers verder westwaarts in het bedevaartsoord Kortenbos moeten zijn.
We staan klaar voor de start. “Nog éen minuut, encore un minute” klinkt het uit de luidsprekers. Die aankondiging in het Frans is waarschijnlijk bedoeld voor de ene Franstalige loper in het peloton. De jongeman zal zich zijn optreden in Limburg nog lang herinneren. Maar daarover meer op het einde van het verslag. Ik vertrek nogal enthousiast en moet voor de eerste bocht al naar adem happen. Ik ben vrij vooraan gestart en krijg een vloedgolf lopers over me heen in de volgende kilometer, onder meer ook heel wat deelnemers aan de 5 km. De blonde Jill Pauwels – haar naam staat op haar shirt, makkelijk voor de verslaggever – en Geert Reyskens gaan me voorbij. Zij zullen echter nooit veel afstand nemen en nog uitgebreid aan bod komen in het vervolg van dit verslag. Na de doorkomst van de lopende disco-bar Marcske Nelissen keert de stilte terug in het peloton. Marie-Paule heeft zich geposteerd in een bocht na 1 km, zie ik. Niet ver van de kermis waar ze even daar voren heeft toegegeven aan de verleiding van een een friet en een pint bier. Ik loop al snel alleen. Even voor de eerste doortocht aan de streep word ik ingehaald door een zwaar gebouwde jongeman (een voetballer?). Zuiver op de macht en wellicht gedreven door jeugdige overmoed neemt hij enkele meter voorsprong maar hij verdwijnt ook weer snel achter mijn rug.
De speaker meldt de doortocht van een pelotonnetje achter mij. Benieuwd wie daar in zit. Het antwoord wordt mij een halve kilometer verder duidelijk. In de Kloosterstraat gaat Kris Govaerts me voorbij. Gisteren oververhit in Fallais, vandaag na een rustige start alweer in het bezit van al zijn krachten. In de Hovenierstraat na de volgende bocht meldt zich het groepje dat zich achter mij heeft gevormd. Met drie ACA Alken-lopers. David Baerts is er bij. Zonder vrouwtje Martine Sobkowiak. Die is immers al verder vooruit op weg naar de tweede plaats bij de dames. Maja Van Zand (door de speaker Maja Van Zande genoemd, les beter voorbereiden jongeman!) is er ook bij. Zij krijgt aanwijzingen van een clubgenoot, 35-plusser Tom Coenegrachts uit Sint-Truiden. (Vader Jan afkomstig van Millen. Na de wedstrijd even geïnformeerd. Mijn geliefde moeder was ook een Coenegrachts.) Ik wil na Kris nu ook Maja niet laten weglopen en klamp aan. Ik laat alvast snel mijn nobele bedoeling varen om de bochten niet af te snijden. Dat zijn al snel twee tot drie meter die je zo kwijt bent of… kunt winnen. Het parcours houdt na de eerste echte ronde en de opwarmingsronde geen geheimen meer in. Even samengevat: 1200 meter lange rechte stukken op asfalt, 400 meter bochtenwerk in het centrum waar de kermis staat opgesteld. En 600 meter natuurloop, eerst op een zandweg, daarna op een bospad. Ik heb de opwarmingsronde overigens in tegengestelde richting afgelegd en me aanvankelijk verheugd over de onverharde strook tussen de weiden. Maar in de goede richting blijkt de weg flink tegen te vallen. Licht oplopend en ongelijk. Wie heeft meegeteld, mist nog driehonderd meter om de 2500 meter en “een sjiek” vol te maken. Dat is de rechte lijn, eerst nog op een bospad, daarna op het asfalt waar de aankomstlijn getrokken is en even verder de dranktafel staat opgesteld… aan de rechterkant van de weg.
Goed, we gaan de derde ronde in. We zijn in de helft, zoals de snuggere lezer zal begrepen hebben. Heb ik overigens andere lezers? Mijn gangmakers – de drie Alken-lopers – wijken naar rechts uit om een bekertje mee te pikken van de drankentafel. Ik volg hun voorbeeld, al is het maar om even het tempo te kunnen laten zakken. Een slok verder stuiven we weer het centrum in. Stoep op door een schuine bocht naar de vijver aan onze linkerzijde. Ik ben zo druk bezig met het op- en afspringen van de stoepen en heb al mijn energie nodig om te kunnen volgen dat ik zelfs niet heb kunnen zien welke kermisattractie hier staat. Maar ja, u leest dit verslag niet voor een beschrijving van deze randverschijnselen maar voor een inschatting van mijn atletisch vermogen. Terkoest 2 Dat wordt zwaar op de proef gesteld door het duel voor de derde plaats bij de dames dat zich voor mijn ogen afspeelt. Tom Coenegrachts is druk doende Maja te coachen, blijkbaar om haar wilde aanvalsdrift in te tomen. Zij neemt zelfs even de leiding over van haar meer dan 20 jaar jongere concurrente. Ik blijf (voorlopig?) in het zog van mijn voorgangers. We komen voor de derde keer voorbij de uitkijkpost van Marie-Paule. Wedstrijdfotografen zijn hier niet, gelukkig maakt mijn lieftallige echtgenote wat kiekjes. Zo ben ik de enige nieuwsbron die hier een aantal beelden in exclusiviteit kan aanbieden. Het strakke tempo van de eerste 5 kilometer heeft er wel voor gezorgd dat de ergste pijn nu uit mijn benen verdwenen is, ofwel ben ik eraan gewend geraakt… Gevoelsmatig zou ik mijn derde ronde als mijn beste omschrijven. Alleen klopt dat niet met de Garmin-cijfertjes. De eerste en de laatste ronde heb ik het snelst afgelegd in 11:51 en 11:50, de tweede ronde was de langzaamste in 12:09. De derde heb ik wel 8 seconden sneller afgewerkt dan de tweede. Hier en daar staan er enkele zwijgende bewoners langs de weg. Ik begin ze stilaan te herkennen. Voor me zijn er weinig positiewijzigingen. We halen wel Jos Polders in tijdens de derde ronde. Ook Geert Reyskens heeft zijn hoger aanvangstempo niet kunnen handhaven en wordt opgeslokt door ons groepje. Uit de achtergrond duiken er wel twee lopers op. En niet de eersten de besten, of juist wel. Winnaar Michiel Vanholst en twee minuten later Sébastien Mahia. Later zullen we ook door de derde, Wouter Ruymen (zoon van Michel) gedubbeld worden.
Zoals steeds in wedstrijden in ronden twijfel ik ook nu weer over het aantal ronden dat we nog voor de boeg hebben. De omroeper maakt me ook niets wijzer. Terkoest 3 Een blik op mijn Garmin neemt mijn twijfels weg. Laatste ronde. Er staan hier heel wat toeschouwers langs de weg. Ik kijk even opzij of ik mijn ex-collega Rosette die hier woont niet opmerk. Geen Rosette te bespeuren, ik vind de naam van haar echtgenoot nochtans terug in de uitslag. De volgende bevoorrading laat ik aan me voorbijgaan. Er wordt weer versneld voor me. Ik moet een aantal meters toegeven. David Baerts verzwakt ook. Uitkijken in de moeilijke rechterbocht voor het kermiskraam. Net daar krijgt Jill Pauwels een flesje drank aangereikt door haar moeder. Ze zal het nodig hebben om de volgende aanval van Maja af te weren. Die volgt even later nadat we voor de laatste keer voorbij het witte kasteel Erckenteel gelopen zijn. Ik loop nu afgescheiden op de rechte wegen in de betere woonwijk die we nu doorkruisen. Marie-Paule heeft haar stekje verlaten om mijn triomfantelijke aankomst – althans dat hopen we beiden – niet te missen. Jill en Maja blijven elkaar bestoken. Uiteindelijk kan Jill een kleine voorsprong verder uitbouwen op de zandstrook. Achter mij heeft David Baerts nu definitief afgehaakt op de 500 meter lange Molenstraat. Links loopt de Herk al tienduizenden jaren. Zonder moeite. Ik ben blij dat het voor mij na viermaal twee en een halve minuut voorbij is. Ik krijg even een korte boost als ik de fietser met de fictieve groene vlag voorbij rijd. Die rijdt achter het peloton, tenminste in het wielrennen. Hoe dan ook, ik loop dus 2,5 kilometer sneller dan de drie dames die ik inhaal. Ik vecht me door de hobbelige zandweg naar het bospad waar het aangenamer lopen is. De laatste scherpe bocht naar rechts en de twee paaltjes daar net achter halen het tempo er weer even uit maar een spurtje in de laatste rechte lijn levert me dan nog mijn beste rondetijd op. Even na mij lopen Roland Vandenborne, Mario Smolders en Domenico Di Vito binnen. Zij hebben de zware en bovendien door de hitte geteisterde Hesbignon-loop in Fallais nog in de knoken zitten. Eens de verzuring uit de benen, hebben ze het tempo dan toch geleidelijk opgedreven.
Dit soort vlakke parcours over ongeveer 10 km leent zich uitstekend voor een analyse. Gecorrigeerd voor 10 km komt mijn eindtijd neer op een tijd net onder de 47′. Dat is dus de aftakeling van de laatste jaren en maanden in cijfers gevat. In vergelijking met de 44′ (ook gecorrigeerd voor 10 km) in Meeuwen eind vorig jaar is dat een achteruitgang van 3′. Laten we aannemen dat het parcours hier een ietsepietsie zwaarder is, blijf ik toch een 2′ in het rood. Ik heb me zeker niet gespaard vanavond. Dat is dus mijn huidige waarde. Of dat voldoende zal zijn om ook in de toekomst op startpremies te kunnen rekenen…
De prijsuitreiking in de kantine van voetbalclub VCT Terkoest wordt gekleurd door de jongeman aan de micro. Hij vermaakt het publiek in marktkramerstijl. Met een tactisch uitgekiende keuze voor de 5km-wedstrijd is Harie Roex ook bij de laureaten. Een vergissing bij de leeftijdsbepaling van de nummer twee in de 10 km, Sébastien Mahia, leidt tot verwarring bij de jury. Sébastien – uit Namen nota bene – wordt enkele keren naar voren geroepen, de ene keer om zijn prijs af te halen, de volgende keer om die weer af te geven. Hij is tweede algemeen maar krijgt per abuis de eerste prijs bij de 50-plussers. In de war gebracht door het koeterwaals van de speaker levert hij zelf zijn bloemen in. Maar de Terkoestenaren zijn gulle mensen en gunnen onze Waalse vriend zijn ruiker. Hij krijgt er nog een speciaal applaus en een zegegebaar met opgeheven arm door de burgemeester bovenop. De burgervader wordt overigens in zijn ceremoniële taken bijgestaan door schepen van sport, Ingrid Loix, de echtgenote van collega-jogger Rudy Vereecken.
Na de tombola is het tijd om het moede lijf wat slaap te gunnen.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Bucolisch tafereel langs het parcours. Foto 2: Mario Smolders, Roland Vandenborne en Domenico Di Vito, op de foto van links naar rechts, in herstelmodus na de bestorming van de Crêtes Fallaisiennes”. Foto 3: In volle vaart op weg naar de finish. Zo lijkt het althans op de foto.)

zon 18/06/2017 15u * Jogging de Verviers * 12,85 km * 01:07:36 * 11,4 * 731/2325 * 15/105 * ♥♥♥

De schaduw opzoeken, dat is het eerste wat we doen in het Stade de Bielmont in Verviers. Ik ben hier voor een klassieker op de Luikse loopkalender. Mijn trainingsmaatje van de zomerse woensdagavonden Berto Nassen was hier ook al. Maar dan in de jaren 80 als speler van SRU Verviers. De inschrijving is zo gepiept. “Piep piep” zegt het scannertje en ik mag meedoen met de 36ste Grand Jogging de Verviers. Samen met meer dan 2300 collega’s die bereid zijn de hitte te trotseren op een veeleisend parcours van 13 km. We hebben daarvoor de luttele som van 6 euro neergeteld. Lees verder in het verslag wat ze de lopers in Verviers met die bescheiden bijdrage allemaal kunnen aanbieden. Verviers 2Op de overgrote meerderheid van de borstnummers kan ik uiteraard geen naam plakken. Maar in het Luikse ontmoet ik altijd wel een aantal bekende gezichten. Carlos De Almeida en Patrick Renard, zoals steeds begeleid door hun dames, bijvoorbeeld. Patrick zal zoon Arnaud als zesde de atletiekbaan zien indraaien na 44 minuten. Maurice Gilet is blij dat hij er weer bij is. Hij is op de weg terug na een zware operatieve ingreep. Ik hou het bij enkele rustige inlooprondjes op de piste. Alberto Canales dribbelt hier ook rond. De vijfde veteraan 3 blijft onder het uur. Op en langs het veld staan er twee show-jacuzzi’s en verscheidene massagetentjes. Onder een grote tent wordt de drank aangevoerd voor straks. Daar begint men het best op tijd mee bij een temperatuur van om en bij de 28 graden. Enkele gesluierde vrouwen houden zich in een lommerrijk hoekje ver van de krioelende massa.
De start wordt gegeven op de Place d’Arles buiten het stadion. Ik wacht in de massa op het starschot, op een vijftigtal meter van de startboog. Ik hoor een geluid dat ik evenwel niet kan thuisbrengen. Er ontstaat enige beroering in de massa. Zijn we nu vertrokken of niet? Blijkbaar wel, stapje voor stapje schuiven we onder de boog door. Na een halve minuut kan ik mijn Garmin aanzetten, we zijn weg. Marie-Paule heeft de startprocedure vanuit een beter standpunt kunnen gadeslaan. Zij kan precies beschrijven hoe alles in zijn werk ging. Wie het precies wil weten kan haar bereiken via het contactformulier. Het gaat onmiddellijk stevig naar beneden. Na 700 meter zijn we al in de binnenstad. Hoog boven ons, aan de linkerkant van de weg, zie ik toeschouwers staan. Ze sparen hun aanmoedigingen niet. De wegen zijn volledig vrijgemaakt. De lopersstroom kan zich ongehinderd een weg zoeken door het stadscentrum. Door de winkelstraten naar de brede lanen rond de stad. Na anderhalve kilometer word ik even in de war gebracht als een deel van de lopers voor me naar rechts afbuigt. Is dit een afslag voor een andere afstand? Moeten we naar rechts of rechtdoor? Het blijkt dat de “rechtsen” gewoon een ander rijvak (hier te lezen als loopvak) hebben genomen. Rechts vermoed ik de Vesder. De rivier zelf is verborgen achter een muurtje. De industriestad Verviers heeft zijn intussen vergane glorie te danken aan deze rivier. Het water van de Vesder is arm aan mineralen en daardoor uitstekend geschikt voor het wassen van wol. Verviers 1 Als de negentiende eeuwse geschiedenis u koud laat, wordt u misschien wel aangesproken door wat zich in de jaren ’90 van de twintigste eeuw afspeelde langs de Vesder. Een deel van het parcours van mijn eerste (en derde) marathon, liep ook langs de Vesder, enkele kilometers stroomafwaarts in Pepinster. Op de volgende licht aflopende kilometers draai ik intussen een mooi tempo. Ik heb de indruk dat ik meer plaatsen win dan ik er inlever – in zo’n massa is het moeilijk een precieze boekhouding te voeren – en ik ben dus met een redelijk gevoel onderweg. Ik heb me wel niet aan mijn oorspronkelijk plan gehouden om eerder langzaam van start te gaan en dan in de klim die dadelijk volgt op te schuiven. De afdaling in het begin was alleen scherper dan voorzien en zolang de benen meewillen ga ik dan toch maar niet met de handrem op lopen. Het live-parcours zoals we dat onder de voeten krijgen zal later – in de klim – ook anders aanvoelen dan het hoogteprofiel op het internet. Mijn pet heb ik al na een kilometer afgezet wegens te warm. Misschien moet ik in de toekomst eens een bandana proberen om mijn kale schedel tegen de brandende zon te beschermen. Want de grote tegenstander vandaag is toch de koperen ploert. Bij de eerste bevoorrading heb ik wel enkele slokken genomen maar het water vooral over mijn hoofd uitgegoten. Wat me achteraf ook opgevallen is in die vlakke kilometers buiten het stadscentrum is dat dit de enige strook is waar er geen toeschouwers langs de weg staan. Dat zal dadelijk wel even anders worden. Er is hier ruimte zat om de verkeersstroom te kanaliseren. In een bocht na 4 kilometer waar we een smalle ruimte tussen het straatmeubilair willen benutten om zeker geen meter te veel af te leggen, loopt het even verkeerd. Een al wat oudere man wurmt zich naar voren en blijft haperen in het snoer van de oortjes van een juffrouw. Een tweevoudig “sorry” van de man kan de irritatie van de juffrouw niet intomen. Zij moet halt houden om haar elektronische handel weer in orde te brengen – ze draagt ook een smartphone op haar arm. De man zet zijn weg verder en verdwijnt in het loperskluwen voor me. We zijn nu “En Mi-Ville” (in het midden van de stad). Daar zijn we in elk geval niet meer maar wel in de randgemeente Ensival. Dan wordt plots alles anders. De weg wordt smaller en schiet met een ruk de hoogte in. Langs weerszijden staan mensen te applaudisseren, hun keel schor te schreeuwen, kabaal te produceren met plastic worsten (reclame van de krant L’Avenir). De “allez”, “c’est bon/bien”, “super”, bravo”-s vliegen over en weer. “Mais qu’ils sont en forme cette année!” doet een heel enthousiaste meneer er nog een schepje bovenop. De weg wordt almaar steiler. Dat gevoel heb ik althans. Ik dring niet aan op een bijzonder gemeen stukje van zo’n 12% en gun mijn benen even een wandelpauze. Een goed idee want ik haal snel de lopers weer in die me daarnet zijn voorbijgegaan.
Na een dikke 5 kilometer verlaten we de bewoning en lopen een bos of alleszins een boomrijke omgeving in. De temperatuur wordt hier draaglijker. We hebben nu beschutting maar het pad blijft wel stijgen. Bij de bestudering van het parcours dacht ik er na een 6,5 kilometer vanaf te zijn. Maar Maurice Gilet vertelt me voor de start dat het eigenlijk van de vierde tot bijna de tiende kilometer van dat is. Ik zet het plan uit mijn hoofd om hier winst te boeken. Een gemiddeld tempo van 6′ per km is al te hoog gegrepen. Gelukkig is de bevoorrading in deze perfect georganiseerde loop op tijd en op peil. Busjes Spa, geen bekertjes. (Moet kunnen, voor 6 euro.) Ik giet het water nu niet alleen over mijn hoofd, maar ook over mijn rug. Een mens leert zich snel aanpassen in extreme omstandigheden.
Bijna aan km 7, de langste klim is nu achter de rug. Maar na een afdaling van een dikke kilometer volgt weer een tweetraps klim. Eerst lopen we op een keienpad, daarna gaat de weg over in asfalt. En overal volk, veel volk langs de weg. Wie een visuele indruk wil krijgen van de ambiance klikt hier. In de dorpskern van Heusy bereikt het enthousiasme een hoogtepunt. Nooit meegemaakt. Het lijkt wel de beklimming van de Alpe d’Huez in de Tour. En muziek. Daarstraks op het vlakke een saxofoon-contrabas-duo, hier een fanfare, straks een groep percussionisten. Ik las weer een wandelpauze in. De plaatsen die ik hier kwijt speel kan ik wel niet meer goed maken. Ik houd me alleszins aan mijn voornemen om geen te gekke dingen te doen. Ik heb in de vlakke aanloop in de stad Vlaams menen te horen met een Limburgse tongval. De twee vermoedelijke Limburgers zijn me voorbij gegaan tijdens de steile klim. De grijzende krullenkop van de twee in het geel gehulde lopers krijg ik dan toch weer te pakken voor de tiende kilometer. Ik heb een schijfje sinaasappel aangenomen van een vriendelijke dame langs de weg. Dat is heerlijk na de loop maar bevalt nu niet te best, merk ik. Moeilijk tegelijkertijd te kauwen en te ademen (of te hijgen) en de smaak blijft nog lang in je mond hangen. Ik verlang weer naar water. Dat ik bij elke bevoorrading over me heen blijf gieten.
Er lijkt dan toch een einde gekomen te zijn aan de klim. Ik bekijk mijn Garmin: 9,8 km. Dat klopt met de parcoursbeschrijving van Maurice Gilet. Ik heb er 52′ opzitten. Dan zit ik mooi binnen het vage schema dat ik voor ogen heb. Nu moet ik proberen weer wat snelheid te maken. Is dit nog Heusy of is dit een buitenwijk van Verviers? Veel maakt het niet uit. Het is in elk geval een betere buurt, op een Ardens plateau, zoals dat vaak het geval is in Wallonië. Bemiddeld of niet, de mensen zijn hier ook in groten getale naar buiten gekomen om ons te bewonderen (?) en aan te moedigen. De meeste lopers zijn trouwens uit de regio Verviers. Vooral de jongere deelnemers kunnen rekenen op veel bijval. Ik blijf me verbazen over de uitbundigheid van de fans. Die leveren ook een topprestatie. Stel je voor, ze geven nu al twintig minuten van jetje. En ze hebben na mij nog zo’n 1600 lopers te gaan. Hoe fanatiek de supporters ook zijn, de benen van de sporter hebben het laatste woord. De voorbije zes kilometer hebben zoveel jus uit mijn benen gezogen dat ik me moet tevreden stellen met een tempo net onder de 5′ per km. De zon zet haar slopingswerk ook verder. Geconcentreerd blijven en opletten voor de “koeienvlaaien”, de platte verkeersremmers die hier zijn uitgestrooid en waarvan de kleur niet echt afsteekt tegen de weg. Aan km 11,7 kondigen de fans langs de weg ons de laatste helling aan. Verviers 3 Ik ben in die jaren van loopwedstrijden wantrouwig geworden over de inschatting van afstanden door supporters langs de kant. Ik houd weer in op het steilste stuk en moet daar een klad collega’s laten voorgaan. Dat van die laatste helling klopt deze keer wel. Op de brede Avenue Elisabeth (ook volledig afgesloten voor het verkeer) kan ik nog even aan een snelheid van 4 km per minuut likken. Ik wijk nog even uit naar rechts om een waterstraal mee te pikken. Bocht naar links. We lopen het stadion binnen. Ik heb nu even geen tijd voor een ijsje van glacier Mario die voor de ingang staat opgesteld. Nog tweehonderd meter op de atletiekbaan, tenminste ik hoop dat dit de laatste bocht is. Dat is ook zo. Ik geraak nog enkele plaatsen kwijt maar kan zelf ook nog een collega of twee voorbijsnellen. Ik geniet van de laatste meters en gun de jonge Samuel Avermaete nog een plaatsje winst. Ik haal ruim mijn voorzichtige doelstelling, binnen de 1:10. In deze tropische omstandigheden en op een parcours dat veel zwaarder uitvalt dan aanvankelijk gedacht is de 1:07 twee minuten sneller waard. Ik heb me net niet in de donkerrode zone gewaagd. Daarom een hartje minder als eindoordeel. In het eerste derde van het peloton en met een fraaie topvijftienplaats in mijn drukbemande leeftijdsklasse kan ik ook thuis komen. Ik zie achteraf in de uitslag dat de veteranen 2 Eric Joway en Dominique Heusschen die ik wel eens als referentiepunt durf nemen in mijn buurt eindigen. Ik mag aannemen dat zij vandaag ook niet het onderste uit de kan hebben willen halen.
Ik heb Marie-Paule intussen gespot achter de omheining. Ik neem nog een gesuikerd drankje, een diep-oranje en een groen. De vrucht moet ik u schuldig blijven. Terwijl ik me uit het gedrang achter de finishlijn probeer te bevrijden hoor ik plots mijn naam. Ik herken Roger Dosseray die staat aan te schuiven aan de drankentafel. “Ik heb je zien voorbijgaan in de wedstrijd” zegt Roger terwijl hij zijn pijnlijke ribben betast. “Moeite met het ademen” aldus de zeventigjarige, “deze week uitgegleden op training”. Ik zoek een koel plaatsje op in de schaduw van de grote drankentent. De prik zal intussen wel uit de klaar staande cola en limonade verdwenen zijn, vermoed ik en ik kies dus voor een frisse pint. In een andere tent wachten honderden rijstvlaaien op eters. Gratis voor iedereen. Zes euro, zei u? Een après-course in gezelschap van vrienden zit er niet in. Nog even een wandeling naar onze auto. We zijn snel terug in Heukelom en belonen onszelf voor de geslaagde middag met een huisbereide pizza aan de tuintafel.

(Foto’s: Foto 1 en 2 van Marie-Paule. Foto 2 : Maurice Gillet opnieuw in de running. Foto 3 van L’avenir.net: Arnaud Renard onder de weldoende stralen van een van de vele sproei-installaties langs de weg. Met dank aan de omwonenden voor de verfrissing.)

Verscheidene joggingvrienden hebben in Kanne aan de eerste Caveman 1/3 Triathlon deelgenomen. Eén van hen heb ik speciaal gevolgd.

Caveman 1/3 Triathlon Kanne

zat 25/06/2017 11.15u * Deigné (Challenge Province de Liège) * 8,4 km * 00:42:53 * 11,7 * 28/61 * 3/6 * ♥♥♥

Het bestaat dus, een loopwedstrijd in Luik met weinig deelnemers. Vanochtend in Deigné. Waar dat is, vertel ik dadelijk. “Nooit een wedstrijd gelopen met zo weinig volk aan de start” zegt Servais Halders. Ik wel, in Valmeer bijvoorbeeld, voor de Champignonloop werd opgenomen in de Victors Cup. Voor Servais maakt het niet veel uit, een handjevol deelnemers of een massa, hij wint toch. Voor mij des te meer: als er maar zes veteranen 3 opdagen, is de kans al groter dat je een prijsje wegkaapt. Ik heb, achteraf gezien, dus een goede tactische keuze gemaakt toen ik dit weekend koos voor deze relatief nieuwe manche van de Challenge van de Provincie Luik. Deigné 1 Niet dat ik een podiumplaats voor ogen had toen ik mijn agenda vastlegde. Maar het onbekende parcours en de aanwezigheid van enkele loopvrienden lokten me naar de Ardennen.
De start en aankomst liggen aan de molen en de visvijver van het piepkleine en fraai gelegen gehucht Rouge-Thier. Dat hoort bij Aywaille. Een deel van het bewoonde deel van het parcours loopt door Adzeux, een gehucht van Sprimont. Vraag me niet op welk grondgebied de boswegen liggen die we gedurende 6 km voor de voeten krijgen. In Rouge-Thier bevindt zich ook een camping. Wat een idyllisch oord had kunnen zijn is helaas grotendeels verloederd. Te mijden, stelt Marie-Paule vast na een korte wandeling. Gelukkig ontdekt ze in de andere richting een pareltje van de Ardennen, het dorpje Deigné. Ik verken uitgebreid de eerste en laatste kilometers van de ronde. Jo Vrancken, Kris Pipeleers en Servais Halders beperken zich tot wat lusjes in de buurt van de vijver. Ik bereid me voor als een prof, zij als amateurs. In de wedstrijd zijn de rollen omgekeerd.
We verlaten Rouge-Thier in de richting Deigné maar worden na een lekker lopende eerste kilometer links op gestuurd. In het groen keren we terug ter hoogte van het vertrek. Veteraan 2 Georges D’hoey is me op het vlakke voorbijgegaan, veteraan 3 Richard Mathot loopt even verder voor me uit. De eerste lopers verdwijnen snel uit mijn zicht, achter hun is het peloton al flink uitgerekt. Dat is altijd het geval maar hier vraag ik me wat bangelijk af of ik al niet in de achterste regionen ben beland. Vanaf km 2, bij een achterwaartse bocht naar rechts, ligt mijn positie al zo goed als vast. Achteraf blijkt dat ik toch nog de eerste helft van het deelnemersveld haal. We beginnen nu aan een lus van 6 km in het bos. Het hoogteprofiel op Openrunner en de informatie van Servais en organisator Pascal Julin laten er geen twijfel over bestaan: er ligt hier een stevige kuitenbijter te wachten. Mijn bioritme is wat van slag na een aantal korte nachten en dus schakel ik over op slow-running. Benen en adem sparen, snelwandelen op de steilste stukken. Georges blijft in loopmodus, toch kan ik hem makkelijk volgen. Richard verliest gewoontegetrouw snel tempo op de helling. Bij de tweede steile puist ga ik hem voorbij. “Dit lukt echt niet meer” hoor ik hem hijgen. Kilometer 3 in 6’50”. Georges neemt wat afstand in de laatste klimmende meters. De bosweg is nu vlak maar bezaaid met kuilen, plassen en boomwortels. Dat zijn niet mijn geliefkoosde paden maar ik val hier niet uit de toon. Achter ons gaapt een leegte. Richard glipt na enkele honderden meters weer voorbij maar ik kan zelf een jongeman achter me laten. Voor me zie ik een hele tijd drie bekenden: Richard, Georges en veteraan 2 Jean-Luc Letellier. Ik waag me aan een pronostiek voor het tweede deel van de loop dat grotendeels vlak en dalend is. Ik verwacht dat ik Jean-Luc nog kan inhalen, schat mijn kansen om Georges te kloppen op fifty-fifty maar verwacht dat het tweede deel in het voordeel is van Richard. Lees verder of mijn kansberekening klopt. We zien de bevoorradingspost van ver liggen op het einde van een open en met steengruis bedekt pad dat weer flink klimt. Ik haal Richard weer in en neem zelfs snel afstand van mijn lange categoriegenoot. Die laatste klimmende strook bevalt me uitstekend.
We zijn nu vier kilometer ver. Ik kijk uit naar het tweede deel van de wedstrijd. Zei Pascal Julin niet bij het vertrek dat vanaf de bevoorrading het alleen nog vlak en dalend zou zijn? En ik heb er nog wel zin. Ik heb mijn benen gespaard op de klim. Servais is daar fanatieker naar boven gegaan. Onze subjectieve klimpercentages liggen wel flink uit elkaar. Onze eindtijden ook. Er wachten 1,7 km rechtdoor in het bos. Vlak, op een smal pad. In het eerste deel valt de ondergrond nog mee, weinig putten en wortels. Helaas wordt het pad, of het spoor eigenlijk, alsmaar moeilijker beloopbaar. Na een tijdje hoor ik voetstappen naderen. Deigné 2 Richard is weer op komst. Hij heeft er nog vrij lang over gedaan. Als hij me bijhaalt maak ik onmiddellijk plaats om hem door te laten. Achter zijn rug kan ik mijn eigen spoor kiezen, niet opgejaagd door een snellere achtervolger. Achter ons is geen loper meer te bespeuren. Voor me spelen Jean-Luc en Georges enkele keren haasje-over. Uiteindelijk houdt Jean-Luc de bovenhand. Zij lopen alle twee van mij weg in een groepje met nog drie andere lopers. Mijn pronostiek blijkt dus te optimistisch te zijn geweest.
Na 5,7 km maakt een hoek van 90 graden een einde aan de rechte lijn door het bos. Lopen is ook een beetje meetkunde. We draaien nu een breder pad op in gruis en hier en daar een flard asfalt. Zo heb ik het graag. Maar ik zal nu wel mijn turbo moeten inschakelen om nog een plaatsje te winnen. Mijn model is echter hopeloos verouderd en dus blijf ik hangen op een vijfentwintigtal meter van mijn Luikse opponent. Ik sla de laatste bevoorrading over. Pascal heeft gezorgd voor een bijkomende ravitailleringspost, waarschijnlijk uit voorzorg na de hittegolf van de voorbije dagen. Maar vandaag is het uitstekend loopweer. Ik laveer van links naar rechts om de keien te ontwijken die hier en daar op de weg liggen. Eindelijk kan ik nog eens genieten van een tempo onder de 4’30”. Richard is er toch niet heel gerust in. Ik zie hem enkele keren achteruit gluren. We komen nu tussen de weiden. Dit is bekend terrein… sinds mijn verkenning een uurtje geleden. Ik geraak zowaar onder de 4′. Een lachertje voor de jongens en meisjes in de voorste gelederen, een opsteker voor een oude krasselaar als ik. Ik zie de signaleur voor me met het ronde bordje strak naar links gericht. Ik scheur door de scherpe bocht. Wellicht maak ik geen indruk op de enkele fans die hier wachten op hun idool, mij geeft deze afdaling wel een kick. Ik schakel nog een versnelling hoger op de rijweg waar er overigens nauwelijks autoverkeer is. Jammer dat de weg fel naar rechts afhelt en het moeilijk maakt een soepele tred (als ik die al zou hebben) aan te houden. Ik maak wel enkele meters goed op Richard maar die heeft nog genoeg in de tank om zijn geslonken voorsprong te behouden. Nog enkele bochten aan de rand van de camping en we overschrijden de finish onder het goedkeurend oog van Jean-Claude Odeurs. Ik geniet nog even na van de leuke afdaling met Richard en Georges .
Op het terrasje naast de vijver is de sfeer uitstekend aan de Limburgse tafel. We vallen alle vier in de prijzen. Bij ons zit ook Serge Massin, de voorrijder op de fiets. Als security-man heeft hij heel wat F1-vedetten van nabij gekend. Nu zoekt hij graag het gezelschap op van de sterren van de loopwedstrijden…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Met de latere winnaar Jo Vrancken bij de inschrijving. Foto 2: Met een photoshop-truukje op een halve seconde van Servais. In werkelijkheid op 6 minuten.)

vri 30/06/2017 19.30u * Haneffe (Cours la Province!) * 12,1 km * 00:58:53 * 12,3 * 67/145 * 4/14 * ♥♥♥

Ze vallen wel op in hun felrode tenue, de leden van de fanfare van Haneffe die voor de muzikale omlijsting zorgen op de jogging vanavond. Maar het is vooral de naam op hun vest die me intrigeert : “Royal Guidon Hesbignon”, Koninklijk Haspengouws Stuur. Een wielerploeg, zou je dan denken. Maar het is een fanfare… op de fiets. Hoe spelen ze dat klaar? Op foto’s zie ik dat de speler vanachter op een tandem zit. Hij kan zijn deuntje blazen terwijl de man op de eerste fiets trapt en stuurt. Vanavond spelen ze staand, aan het vertrek of in de grote tent op het dorpsplein. Want het is kermis hier op het Haspengouwse platteland, even ten zuiden van Waremme. Ik ben al vaker in Haneffe geweest, ook al omdat hier jaarlijks twee lopen worden georganiseerd, een in de zomer en een in de winter, vaak de laatste wedstrijd van het kalenderjaar. De zomerloop is het geesteskind van Pierre Olivier, de man achter de challenge Cours la Province!. (Er staat geen leesteken te veel, het uitroepteken hoort bij de naam.) Vroeger maakte de loop deel uit van de Challenge hesbignon. Maar daar staan ze op de exclusiviteit van hun wedstrijden en zo is deze loop van de Hesbignon-kalender geschrapt.
Aan de inschrijvingstafels zit heel wat bekend volk. Jos Biets en zijn collega Joseph Royer, de twee onafscheidelijken van de… Hesbignon. Patrick Renard en Fabienne. Marguerite Olivier, zus van (ook broer Philippe is ingeschakeld in de organisatie). En even verder… Kris en Maja. Zij delen t-shirts uit aan de jongste deelnemers. Maja heeft dan toch eindelijk wat rust ingelast om de blessure aan de adductoren te laten helen. Ze zal dus niet meelopen. Kris wel, maar hij zal zeker achter me eindigen – zegt hij – want hij heeft nog een 3000 meter van woensdagavond in de benen zitten. Dat is codetaal voor “maak je maar geen illusies, ik ga je ook vandaag kloppen”. Ze bereiden zich overigens voor op het Europees kampioenschap 5000 meter op de baan, in Denemarken. Excusez du peu…
Verandering van challenge of niet, het parcours is ongewijzigd. Zo ver ik dat nog kan beoordelen. De wintereditie loopt ook gedeeltelijk over dezelfde wegen, soms in tegengestelde richting. Ik heb bijzonder lang ingelopen. Minstens 4 kilometer en ik stel vast dat stukken van het parcours – dan nog de mooiste – uit mijn geheugen zijn gewist.
Haneffe is een typisch valleidorp dat zich langs een beek, de Yerne, uitstrekt tussen Harduémont en Donceel. Die namen zullen ook verder in mijn verslag voorkomen. De organisatoren hebben optimaal gebruik gemaakt van het natuurlijke reliëf en de kronkels in de bebouwing om een afwisselend en uitdagend parcours uit te tekenen. Dat meteen ook het tracé met de banale en de onaangename rechte betonwegen uit het dorpscentrum breekt.
Aangevuurd door de fanfare trekt het relatief kleine peloton zich om halfacht op gang. Bij de vertrekkers is ook voor het eerst dit jaar Etienne Vanderschelden. Zijn taak in het Hesbignon-organisatieteam en een voorzichtige opbouw na een heupoperatie hebben hem lange tijd langs de kant gehouden. Domenico Di Vito en Roland Vandenborne zijn zoals verwacht de sterksten bij de veteranen 3. Er zijn overigens 5 Vlamingen bij de eerste 6 in onze leeftijdsklasse. Na de eerste bocht en een smalle doorgang langs een dranghekken is er meteen ruimte om een geschikt plaatsje te zoeken in de loperssliert. Maar dat geldt ook voor mijn collega’s die me in trosjes voorbijlopen. We zijn al onmiddellijk in Donceel, dat overigens zijn naam heeft gegeven aan de fusiegemeente. Na een kleine kilometer worden we een donker pad opgestuurd. Dat blijkt de rand te zijn van een park waar we 4 kilometer verder weer doorkomen, maar dan aan de andere kant. We worden hier op een rij gedwongen. Ik moet mijn zwakker wordende ogen forceren om boomwortels en oneffenheden tijdig op te merken. Nu, vorige zondag was het een stuk erger… en na 400 meter – die langer lijken – komen we in het zonlicht. Ik schuif een aantal plaatsjes op en passeer onder meer Dominique Bertrand, nog een “régional de l’étape”. “Ingehouden voor zondag” – verklaart Dominique achteraf zijn matig tempo. Ik vermoedde het al, dan is er een Hesbignonloop in Thisnes. Op dit mooie stuk langs het open veld aan onze rechterzijde haal ik een gemiddelde van rond de 4’30”. Het is geen toeval dat ik meteen een voor mijn normen stevig tempo aanhoud en gekozen heb voor een extra lange opwarming. Ik wil de herinnering aan mijn belabberde training van woensdagavond uit mijn geest en lijf bannen. Na afloop zal moeten blijken of ik de juiste tactische keuze heb gemaakt. Na 2,5 km zijn we in het dorp Limont. Niet dat je zoiets opmerkt. Door de kriskrasbebouwing loopt het ene dorp in het andere over. Ik zie een loper in tegenovergestelde richting naderen. We zijn dus aan de rechthoekige lus gekomen – vergeef me deze geometrische draak – die in mijn geheugen is blijven plakken. De eenzame jongeman die me met krachtige tred tegemoet loopt tempert mijn eigendunk over een goed tempo. Die eigendunk wordt echter 700 meter verder, op het einde van genoemde rechthoek, weer opgekrikt als ik vaststel dat ik zelf hele drommen collega’s een flink eind heb achtergelaten. Om mijn plaats beter te situeren: in de uitslag haal ik nog net de eerste helft.
We lopen op een bochtige weg terug naar Donceel, dat is richting aankomst. Mijn tempo stokt, is het de eerste verzwakking na een degelijk begin of zuigt het beton meer kracht uit mijn benen? Dit deel ligt me niet echt, al heb ik wel daarnet het genoegen gesmaakt Richard Driesen in te halen. Na 4,2 kilometer komen we op de rechte betonweg die naar Donceel en van daaruit naar Haneffe leidt. Ik kan me lichtjes herpakken maar moet wel dulden dat Michel Bielen en een collega me passeren. Michel heeft de voorkeur gegeven aan een voorzichtige start, ik ben hem zelf in de aanvangsfase voorbijgegaan. Voor de “rechtdoor”-saaiheid toeslaat mogen we rechts inslaan. Ik loop nu alleen en kan in stilte genieten van het park en de historische hoeve waar we worden doorgestuurd. Een haakse bocht brengt ons weer op de rechte weg van daarnet. We worden snel naar rechts afgeleid, naar een smalle weg in asfalt. Die loopt al lichtjes omhoog. Na 200 meter gaat de klim gaat verder op gras. Ik moet harken om een zweem van snelheid te bewaren. Na 200 meter tussen het groen waar de zon niet kan doordringen, komen we uit op de Thier du Renard, een betonnen weg boven het dorp in het veld. De brede weg blijft tot halverwege omhooggaan. Hier had ik wel het gezelschap van een groepje op prijs gesteld. Ik moet nu alleen de kloof proberen te dichten op Anne Kerens. Zij is de enige die ik herken in het kladje lopers voor me. Het trainingsmaatje van Noël Heptia heb ik op een blauwe maandag (eigenlijk een zondag) kunnen kloppen. Ik heb hier wel een lichte “up” (in een wedstrijd met nogal wat lichte ups en downs zal ik achteraf concluderen). We draaien rechtsaf richting dorp – dat is intussen Haneffe zelf – op een aangename dalende strook tussen de bomen. Haneffe 1 Ik snel voorbij een lang opgeschoten dame – opzoekingswerk levert de naam Catherine Pirard op – maar de andere lopers in mijn gezichtsveld blijven buiten bereik. De stilte van de Haspengouwse akkers maakt plaats voor het kermisgedreun op het dorpsplein. Ik hoor een mannelijke stem ons met veel moeite de richting voor de lange en de korte wedstrijd toeschreeuwen. Maar hij heeft zijn standplaats wel heel slecht uitgekozen. Ik volg maar de grootste groep lopers voor me. Met een bord had hij zijn stembanden kunnen sparen. De weg van de 6 km-loop is dan nog versperd door fout geparkeerde auto’s. Een werkpunt voor de organisatie. In de kakofonie bij de wegsplitsing hoor ik ook mijn naam roepen. Dat moet Maja zijn.
Maar waar is Kris? Ik heb daarnet bij de bocht op de Thier du Renard even achterom gekeken maar zag het zwart-bruine Alkense shirt alvast niet in de 75 meter achter me. Die moet ver voor me uit lopen, anders had hij mij al lang ingerekend. Ik ben blij dat we na 300 meter bevrijd worden van de dorpsstraat in bijwijlen verhakkeld beton. Van hieruit heb ik verkend, ook de mooie asfaltweg, de Rue Nou-Route. (Is dat geen pleonasme?) Maar na 200 meter buigen we alweer rechtsaf om via een korte afdaling weer op de betonweg van daarnet uit te komen. Er zit systeem in de kronkels van deze 8 mijl. Want de officiële naam van deze wedstrijd is de “8 miles de l’Yerne”. Die 8 mijl, een fractie meer dan 12.800 meter, halen we bijlange niet. Dat van de Yerne klopt wel. Maar daarover dadelijk meer. Ik heb daarnet bij de opwarming toch niet helemaal het officiële parcours gevolgd want plots zie ik Didier Delbovier een honderd meter hoger opduiken en de andere richting uitlopen. Die heeft zo’n 600 meter voorsprong, reken ik later uit. Daarmee kan je hier op plaats 26 uitkomen. Ik zet mijn weg verder op de Rue Puits du Moulin. Mooie naam, rotweg. Maar zoals gezegd, de parcoursbouwers zijn vindingrijk en dus hebben ze een smalle strook onverhard voor ons in petto. Wel even links afslaan. Ik blijf intussen hangen op een twintigtal meters van de lopers voor me. Achter me is er weinig beweging… tot ik plots een stampend geluid hoor. Het zijn de voetstappen van… Kris Govaerts. Dus toch achter mij. Die moet echt een spurt hebben ingezet, zo snel is hij genaderd. Het is hier smal en mijn achtervolger moet al een manoeuvre uitvoeren om me voorbij te gaan. “Opzij gaan of niet” is nu de vraag. Ik blijf voorop lopen op het gevaar af dat ik de Truienaar enkele seconden ophoud. Ik ga hem toch geen cadeautje gunnen tijdens de wedstrijd. Hij krijgt al complimenten genoeg in mijn verslagen. Na 200 meter en een bocht naar rechts (die waar ik daarnet Didier Delbovier zag draaien) is de weg vrij. Dat is een helling van 300 meter. Het zweet spat van Kris zijn hoofd terwijl hij met kleine maar snelle stapjes mij en ook enkele lopers voor me achterlaat. Ik zelf kom ook wat korter op de verspreide lopers voor me. Ik moet wel mijn energievoorraad nauwgezet in het oog houden om niet stil te vallen. Recupereren op dit parcours is al even moeilijk als tuba spelen op een fiets. In het gehucht Harduémont is het fijn lopen. De weg daalt lichtjes, hier en daar zit er wel een bultje in. Aan km 8,7 bij een kruising staat een loper stil die mij eerder was opgevallen vanwege zijn fluogele stretchkousen. Zijn maatje wacht op hem. Krampen? Ik zou het niet weten want ik blijf niet wachten. Weer twee plaatsen gewonnen. Op de ruilverkavelingsweg die naar een nieuwe strook onverhard leidt geraak ik niet onder de 4’40”. Haneffe 2 De Limousin-koeien hebben zich van het midden van de weide naar de rand van de betonweg verplaatst, stel ik vast. Ze zien dus niet wat ik wel zie. Kris blijft doorduwen en het lijkt alsof Anne ook het tempo opdrijft. Dat klopt, bevestigt ze mij na de wedstrijd. We volgen nu even de loop van de Yerne. Dat is een bijriviertje van de Jeker. (Hopelijk nuttige informatie voor de kwissers onder mijn lezers. En die zijn er.) Een bruggetje aan km 9,6 brengt ons aan de andere oever van de Yerne. Hoewel de benaming “oever” misschien te veel eer is voor een beekje dat maar een meter breed is. We blijven een smal pad volgen tussen de akkers links en de weiden aan de kant van het dorp. Na 10 km krijgen we weer asfalt onder de voeten. En word ik ingehaald door een groepje onder wie de gele fluoman en zijn maat. Ik ben mijn twee gewonnen plaatsen alweer kwijt. We hebben nog 200 meter vlak te goed in een woonstraat. Maar we worden opnieuw het dorp uitgestuurd. Kris en Anne zijn definitief buiten schot. Voorsprong aan de streep: respectievelijk 1’30” en 30″. Er wacht nog een flinke uitsmijter met een klim van 1 kilometer. Het eerste deel is het steilste met een korte piek van 4%. Stilvallen doe ik niet maar meer dan overleven zit er niet meer in. Een jongeman die plots uit de achtergrond opduikt wil ook aan de rechterkant omhoog waar ik mijn inspanning lever. Ik moet even inhouden en ben dubbel geïrriteerd als hij bij de linkerbocht boven – we zijn even voorbij de helft – plots stopt en achterblijft.
Na een honderdtal meter vlak volgt een nieuwe bult. Is het hier niet dat Armand Pirotte mij in 2014 inhaalde? Ik wil deze keer revanche nemen door de “gele” man die al de hele wedstrijd met een kleine voorsprong voor me uit loopt eindelijk voorbij te steken. Dat lukt, in twee keer, zuiver op karakter. Maar dat heeft mijn concurrent ook en hij neemt weer de leiding. In de afdaling naar Haneffe kan ik weer wat tempo maken en geraak ik opnieuw in het spoor van de gele man. Maar die heeft nog een versnelling in huis en slaat me weer terug. Er ligt nog wat bochtenwerk te wachten, weet ik van mijn verkenning. We slaan af op een grindweg met gaten om de Ferme Schalenbourg te bereiken. Ze staan daar zelfs klaar met péket. Maar dat weet ik alleen van Marie-Paule. Die heeft nog tal van andere weetjes over de boerderij. De bevoorrading met sterke drank heb ik niet opgemerkt, ik ben alleen geconcentreerd op plaatsbehoud. Zonder succes want in de schaapstal – nog zo’n fantasietje in het parcours – loopt mij een duo voorbij. Het is nog even opletten om niet weg te glijden op de hobbelige hoeveweide. Eric Martin heeft wat gas teruggenomen in het laatste deel en eindigt vijf plaatsen voor me. In de laatste honderd meter op asfalt kan ik Catherine Pirard, de dame van de zesde kilometer, nog net achter me houden. Ik blijf ruim onder het uur en haal dus mijn bescheiden doelstelling. Ik heb voor mezelf bewezen dat ik nog kan afzien. De training van woensdagavond is alleen nog een nare herinnering.
Aan de Limburgse tafel onder de feesttent belonen we onszelf met een frietje. Domenico Di Vito laat zich uitbundig fêteren met zijn eerste plaats bij de veteranen 3. De geluksvogels onder ons trekken nog met een tombolaprijs naar huis. Weldra daalt de rust weer neer in Haneffe… tot morgen. Dan gaat de kermis verder.

(Foto 1 van een onbekende bron: Domenico Di Vito poseert met zijn prijs als winnaar in de V3-klasse.
Foto 2 van Marie-Paule: Nu eens geen lopers maar schaapjes voor de lens.) 

vri 07/07/2017 19.15u * Cornesse (Challenge L’Avenir) * 7,9 km * 00:39:04 * 12,1 * 198/633 * 7/25 * ♥♥♥

Cornesse stond een week geleden nog niet op mijn wishlist maar ik heb mijn wedstrijdschema enkele dagen geleden omgegooid toen ik me realiseerde dat er mij anders drie weken competitiederving te wachten stonden. Een prettige toevalligheid is dat ik nu ook de tweede wedstrijd in dit kleine dorpje bij Pepinster aan mijn palmares kan toevoegen. De eerste, de “Jogging Ligne Bleue”, heb ik twee jaar geleden betwist. Minder leuk is dat het vandaag weer broeierig heet is. Het parcours belooft wel minder zwaar te worden dan wat er in deze buurt meestal wordt opgedist. Ze hebben hier in en boven de Vesdervallei meestal ook niet veel keuze. Op weg naar hier toe hebben we al heel wat bordjes gezien waarop de kersen van de streek worden aangeprezen. Ik ben dus al wat in de stemming voor de “Jogging des Cerises” zoals de loop wordt genoemd.  De gemiddelde lezer mag de naam Cornesse koud laten, hier in de buurt is deze jogging een begrip. Meer dan 600 deelnemers. Tenzij al die joggers eerder op kermisvermaak uit zijn. Vier dagen alstublieft, zo een beetje als Zussen. En zoals in mijn buurdorp is de tent gewoon over de weg opgesteld. Ik loop toch niet helemaal verloren in die massa met ongetwijfeld veel gelegenheidslopers. Er zijn de vaste klanten van de “Avenir”, vaak vertrouwde gezichten maar onbekende namen, en enkele habitués van de andere challenges. Meestal categoriegenoten of veteranen 4 – zeventigplussers – die het nog altijd niet kunnen laten. Ik hoor Mauro Calogero (77) voor het eerst over stoppen spreken. Of alleszins niet langer een klassement in de challenges najagen. Roger Dosseray stelt mij aan Roger Archambeau als “une vieille connaissance”. Die antwoordt met een kwinkslag: “Wij hebben alleen maar oude kennissen.” Roger legt na de loop de vinger op de wonde. “Ik haal de 13 per uur niet meer”. Maar de meest memorabele ontmoeting van de avond heb ik met mijn toevallige buur op de bank onder de tent. Voor hij zijn copieuze hotdog aanbijt vraagt hij me hoe de koers verlopen is. We geraken in gesprek. “Ook veteraan 3?”, vraag ik. Die zijn voor alle duidelijkheid, tussen de 60 en de 70. “80, ik ben er 80”, is het antwoord. De muziek staat luid maar ik heb het goed verstaan. Eén keer per week trekt mijn toevallige gesprekspartner de sloffen aan voor een oefenloopje. Hij pikt ook nog graag een wedstrijd mee in zijn buurt. Voor enkele weken heeft hij de zware en warme Jogging de Verviers tot een goed einde gebracht. En hier laat hij nog 100 deelnemers achter zich. Louis Schmetz van Thimister, zoek maar op.
In de Salle des Combattants waar we ons inschrijven bestudeert Nicolas Bynens het parcours. “Aan het kijken waar je me gaat lossen?” plaag ik de 60-plusser uit Juprelle. Ikzelf verlaat mij op het hoogteprofiel in Openrunner. We zouden hier een nagenoeg vlakke wedstrijd voor de voeten krijgen. Na de uitleg van de speaker voor de start moet ik mijn verwachtingen wat bijstellen. Cornesse 1 Het moeilijkste deel van het parcours situeert zich een dikke kilometer voor het einde. Er zit ook een portie onverhard in, heb ik vastgesteld bij het inlopen. Om tien over zeven zijn we er klaar voor. Maar de wedstrijdleiding nog niet. Er zijn zich nog altijd lopers aan het inschrijven en er wordt ons nog even geduld gevraagd. Ik hoor het verhaal van de omroeper wel drie keer. “Encore quelques petites minutes, on attend le signal de l’informaticien”. De lopers worden ongeduldig door het lange wachten en dringen almaar meer naar voren. Ik ben intussen ook opgeschoven vanonder het grote tentzeil waar het vrij drukkend is en krijg nu wat meer adem in open lucht. Ze hoeven zich hier niet echt te haasten, de wedstrijd zelf is nauwelijks acht kilometer lang. We zullen dus wel voor het donker binnen zijn.
Het stilstaand wachten heeft zoals gevreesd een verwoestend effect op mijn benen. Ik heb enkele honderden meters nodig om in mijn ritme te komen. Dan hebben we de eerste bocht al genomen en drie grote zandzakken ontweken. Die liggen daar als obstakel tegen eventueel verkeer van een verstrooide autobestuurder. En omdat de firma in bouwmaterialen die de “big bags” heeft aangevoerd zo haar naam kan tonen aan het aanstormend peloton. We maken eerst een galarondje van 700 meter om tussen het frietkraam en de kermisattracties en door de tent te passeren. Bij de eerste zachte klim naar het dorp heb ik het gevoel dat de zon al wat aan hevigheid heeft ingeboet. Maar – zo zal ik later merken – is dat vooral te danken aan de lichte wind die voor enige verkoeling zorgt. We draaien in westelijke richting. Ik volg met de ogen het geschuifel in de eerste kilometer. Iedereen zoekt zijn plaatsje in het peloton. Een ongeduldige jongeman snijdt met een diagonale beweging de weg voor me af. Enkele lopers zijn onderweg met een flesje drank. Zij nemen hun voorzorgen, zelfs in een korte loop als deze. Een andere collega heeft, ook bij dit weer, zijn driekwartbroek uit de kast gehaald of die daar nog niet opgeborgen. We lopen tussen de weiden op een van die smalle asfaltwegen die de charme van de wedstrijden rond Verviers uitmaken. Het zijn mijn lievelingswegen waarop ik voorlopig een mooi tempo kan aanhouden, ook al blijft het een kilometer of twee licht omhoog gaan. Hier zal ik ook mijn beste kilometertijden laten optekenen. Bij gebrek aan mij bekende veteranen 3 richt ik mij op een opvallende figuur voor me. Daar is de juffrouw die daarnet sprintjes aan het trekken was onder de tent. En daar is ook veteraan 4, Helmut Weynand. De juffrouw haal ik snel in, nog voor we een korte maar hevige afdaling van 200 meter aansnijden. Hier ben ik precies nog geweest. Dat moet dan in 2015 geweest zijn in de andere loop in Cornesse. Rechtsaf nu. een pad in. Het is smal, moeilijk beloopbaar en… warm. De hitte valt plots op ons, nu we de wind in de rug hebben. Ik zit gevangen in de rij lopers en loop ik in een ongemakkelijke schuine houding om stenen en geulen tijdig op te merken. We moeten ook weer de hoogte goedmaken die we daarnet verloren hebben. De kilometertijd gaat met een ruk naar beneden. Na een kort intermezzo op het asfalt draaien we een stenige maar wat bredere veldweg op. Ik ben wat dichter bij Helmut gekomen maar de oude rakker (met respect gezegd) neemt weer wat voorsprong zodra de weg weer licht daalt. Ik draai nu goed rond – 4’30” op de vlakke stukken- en nader weer op Helmut. Km 4,4: de bevoorrading komt eraan, dit keer een model in het genre. Tafels links en rechts van de weg, in een bocht waar we sowieso de snelheid moeten milderen. En met voldoende bevoorraders die hun job kennen. Water over het hoofd, kleine slok. Dat gaat wat sneller dan bij Helmut. Hij zal niet meer terugkomen maar verliest in de volgende kilometers slechts luttele seconden. We komen weer even tussen de huizen. Ik krijg nog aanmoedigingen van een man in blauw shirt, een vertrouwd gezicht, onbekende naam . Hij gaat me voorbij, stopt even verder in een bocht om een slok bier te dronken bij zijn fans en loopt me een honderd meter opnieuw voorbij. We zijn intussen al een stuk voorbij halfweg. Dat moet daar Roger Dosseray zijn. De schouders hoog opgetrokken, de ellebogen uit elkaar. Zijn magere benen zijn flink gebruind, heb ik voor de start gezien. Ik haal hem in op een dalende strook. “Vorig jaar liepen we zo” hijgt Roger, terwijl hij naar de weg wijst. Ik weet het niet Roger, denk ik, en ik wil mijn energie sparen onder de brandende zon.
Gelukkig krijgen we even verder weer wat schaduw. We draaien een bredere veldweg in die weldra zal versmallen tot een eng pad. Dit laatste stuk heb ik verkend, hier zal ik niet meer voor verrassingen komen te staan. Het is een mooi pad om in je eentje en op je gemakje te lopen maar hier een wedstrijdtempo aanhouden is te veel gevraagd voor mijn stramme spieren. De kilometertijden donderen weer naar beneden. De moeilijkste brok krijgen we na 6,5 km. Ik ben in het spoor gekomen van Béa. Ze wordt op sleeptouw genomen door een oudere begeleider. Haar trainer? Béa is Béa Kevelaer, de trainer is Michel Gomzé. Ik ga haar voorbij voor we het steilste stuk opdraaien, een smal en hobbelig donker pad tussen de bomen. Michel deelt kwistig aanwijzingen uit, “kleine pasjes”, “toon je karakter”. Ik ben even op stapmodus overgeschakeld maar zie Béa toch niet voorbijkomen. Meer nog, ze verliest in de laatste 1,2 km zo’n 40 seconden. Er is nog werk aan de winkel voor de coach. Ik vraag me trouwens af of die peptalk helpt. Mij zou het vooral irriteren.
In dit tweede deel van de wedstijd protesteert mijn maag ook als ik wil versnellen op de beter beloopbare stukken. Is het de warmte of gewoon het signaal dat ik aan mijn limiet zit? Een jongeman met iphone op de arm (kan ook een samsung zijn) haalt me nu al voor de tweede keer in, telkens als de weg stijgt. We komen weer op de rijweg naar het centrum. Het blijft nog even klimmen. Langs het voetbalveld. Waar is de jongeman met de iphone? Ik zie hem niet meer voor me. Ik heb hem blijkbaar gelost op het vlakke. We lopen nu tussen de supporters. Hier en daar hebben de bewoners zich buiten aan een tafeltje geïnstalleerd om de gebeurtenissen vanop hun plooistoeltje gade te slaan. Ik verlies nog enkele plaatsen op de rechte strook van 400 meter door het dorp. Ik kijk uit of we nog niet rechtsaf moeten slaan. Maar er volgt nog eerst een bocht. Daar is het. Een smalle doorsteek, drie meter lang. De voorbereiding is het halve werk. Ik weet dus dat ik hier links moet houden om niet tegen een afsluiting te botsen. Alweer een fractie van een seconde gewonnen. We lopen een fraaie verkaveling in. De mensen zijn uit hun huizen gekomen om ons aan te moedigen in de laatste halve kilometer. Ik zie Nicolas Bynens de laatste rechte lijn naar de finish opdraaien. Te laat om hem nog bij de lurven te vatten. Ik zet de eindspurt in te midden van de kermispret. Op een twintigtal meter achter me hoor ik een achtervolger naderen. Maar waar is hier precies de streep? Een boog heb ik evenmin gezien bij het vertrek. Het is blijkbaar verder dan de tent. Daar troept een kladje lopers samen. Ik sluit aan bij de wachtenden voor me. De tijdsopname is elektronisch, de plaatsregistratie gebeurt kennelijk manueel. Mijn achtervolger – senior Jérôme Leduc – is tot het einde doorgegaan en komt met grote snelheid op het groepje ingelopen. Hij wringt zich voor me. Met een armbeweging zet ik hem weer op zijn plaats, dat is achter mij. “Jij begint Sagan-trekjes te vertonen” grinnikt Marie-Paule. “Het was tijd dat ik aan de streep was” knipoogt Nicolas als hij me opmerkt. Ik ben ook blij dat het weer achter de rug is. Als het parcours eens wat milder is, haalt de zon weer uit. En zo jakkert een (lopende) mens zich altijd af.
Na de wedstrijd ontrolt zich het gebruikelijke scenario. Met toch één wijziging: vanavond geen pain-saucisse maar een hotdog. De drankbonnetjes zijn op, we vertrekken naar huis. Die verplaatsingen verlopen ook altijd volgens hetzelfde stramien. In het komen erger ik mij over de bizarre routekeuze van de GPS. Op de terugweg moppert Marie-Paule over de “betere” keuze die ik maak. Via Pepinster rijden we door de Vesdervallei richting Luik. Dit is voor mij pure nostalgie op het parcours van mijn eerste en derde marathon. De herinnering blijft, de conditie van toen is geschiedenis. Nog enkele kilometers. Aan de Hallembaye liggen mijn trainingsroutes al in de duisternis…

(Foto 1 van Marie-Paule: samen met Nicolas Bynens voor de start. De lachende derde is Jean-Claude Odeurs, mede-organisator van de Challenge van de Provincie Luik.)

don 20/07/2017 19.30u * Hermalle-sous-Huy (Challenge condruzien) * 10,47 km * 00:52:00 * 12 * 88/224 * 5/16 * ♥♥♥♥

Hermalle (“onder Hoei”, zoals de officiële naam luidt maar wel behorend bij Engis) is bekend terrein voor Condruzien-lopers. Hier worden jaarlijks twee wedstrijden georganiseerd. Op de vooravond van de nationale feestdag, vandaar de ongewone donderdag, is er de corrida. Vier rondjes door het dorp. En niet drie zoals collega-veteraan 3 Michel Lannoy dacht. Hij plaatst zijn versnelling te vroeg maar houdt nog een ruime marge over op zijn dichtste concurrent… euh, dat ben ik. De steile Maasoever zal vanavond de scherprechter zijn. Gelukkig moeten we niet helemaal naar boven en is het parcours zo uitgetekend dat de hellingen telkens even onderbroken worden door een vlakke of alleszins vlakkere strook. Ik ben naar de Condroz afgereisd in het gezelschap van Marie-Paule en van een jonge loper uit Heukelom, Wesley Serrano. Mijn achterbuur en loopmaatje bij de Mergellopers wilde wel eens proeven van de Luikse challenges. Samen met Bert Ernest van Herderen op de 5 km is Riemst met drie lopers vertegenwoordigd in de Maasvallei. Wesley schrikt wel terug van mijn plan om de hele ronde te verkennen en spaart zijn energie op tot half acht als het gezamenlijke peloton van de 5 en 10 km van start gaat.
We vertrekken vrij achterin het pak maar zodra we de kermiszone zijn gepasseerd, na 200 meter, kunnen we de tragere lopers voor ons voorbij. Hermalle 1 Hier begint meteen ook de eerste klim. Ik probeer het blauwe shirt van Wesley niet uit het oog te verliezen. In de nog dichte sliert hoor ik een collega zeggen “Attention les cuisses” , let op voor je kuiten. Wil hij ons waarschuwen voor deze kuitenbijter in het begin van de loop? Toch niet, het is een grapje over een loper achter ons die met zijn hond op pad is. Hond en baasje gaan me voorbij. Ik zal ze de hele wedstrijd niet meer zien. Uiteindelijk zijn ze toch maar een half minuutje sneller.
Ik ben benieuwd hoe een nieuwkomer als Wesley een sterk heuvelachtig parcours als dit zal aanpakken. Zal hij met jeugdige onbezonnenheid de hellingen opstormen of zich als een steen naar beneden laten vallen op de steile afdalingen? Noch het een, noch het ander. Na de eerste ronde zijn we nog samen. Ik informeer even naar het gevoel. “Het klimmen gaat me goed af, de afdalingen doen meer pijn” is de balans na 2,5 km. Ikzelf ben met redelijke benen de eerste heuvelronde doorgekomen en vind de afdalingen wel lekker om diezelfde benen te ontspannen. In het park aan het eind van de eerste ronde verlies ik plots voeling met mijn jonge clubmaat. Mijn stramme spieren en matig zicht in het bos kosten me een twintigtal meter.
In het begin van de tweede ronde krijg ik de rode shirts van drie Seraingrunners in het vizier. In de tussentijdse afdaling ga ik voorbij Noël Heptia. Die vertelt me na afloop dat hij niet meer op herstel hoopt voor zijn rechterknie. Het kraakbeen brokkelt langzaam af. Op de klim van de Rue de Wérihet – die we een dikke kilometer verder ook als afdaling nemen – haal ik Michel in. Dat achtervolgingswerk heeft me ook weer in het spoor van Wesley gebracht. In het park herhaalt zich het scenario van de eerste ronde. Veel tijd om daar rond te kijken heb ik niet. Ik heb het kasteel ook niet opgemerkt dat rechts van ons ligt. Dit bosje is dus het park van het kasteel van Hermalle waarover Marie-Paule heel wat interessants te vertellen heeft. Iedereen zijn specialiteit. Twee snelle, wat zeg ik ultrasnelle lopers, flitsen ons voorbij. Dat moeten de eersten zijn van de 5km-loop.
We beginnen aan de derde ronde tussen de kermiskraampjes. De geur van frieten prikkelt mijn neus. Die verleiding zullen we nog twee ronden moeten weerstaan. Dat betekent met mijn tempo nog een vijfentwintig minuten. Chronorace, de tijdsopnemer, heeft de rondetijden netjes voor ons genoteerd. De derde ronde blijkt de langzaamste zijn met nauwelijks 7 tellen verschil met de drie andere in 12’40”. De twee percent stijgingsgraad van de N644 waarlangs we het centrum verlaten ligt me blijkbaar goed want ik klim hier gemakkelijker dan de collega’s in mijn buurt. Ik passeer veteraan 3 Lucien Collard. De leraar L.O. liep al geruime tijd met een kleine voorsprong voor mij uit en is blijkbaar rustig gestart. Het is in elk geval de eerste keer dit jaar dat ik hem kan bijbenen. Hermalle 2 Maar misschien had ik dat beter niet gedaan want in de volgende 500 meter trekt hij het tempo op en ben ik weer op achtervolgen aangewezen. “Hij valt terug in de beklimmingen” geeft Wesley me moed. Mijn achterbuur van de Heukelommerweg houdt de bewegingen in het peloton goed in de gaten. Zijn voorspelling klopt nog ook en in de volgende stijgende strook moet Lucien afhaken. We zitten nu in de bochtenzone waar de lopers uit alle richtingen lijken te komen. Hier heeft zich een bandje geposteerd dat tot genoegen van uw dienaar rock uit de oude doos ten beste geeft. Aan de Square Nelson Mandela bij een grote boom met bank begint de zwaarste strook van de beklimming. Dat is althans mijn gevoel. En dat gevoel wordt bevestigd door de gegevens van Garmin. Het bandje speelt een oude Franse “tube”, een hit. “Tchin, tchin” (Van Richard Anthony, uit 1963. Dit blog ademt nostalgie uit.) Het is hier harken in de derde en vierde ronde. Maar ik moet niet echt over mijn toeren gaan om toch een zweem van snelheid te behouden. Na een korte licht dalende grasstrook is het dan opnieuw klauteren, weliswaar met mildere percentages. We kunnen weer even herstellen op een smal en hobbelig pad tussen de bomen. Dan de steile maar korte duik naar een dicht bebouwde woonstraat. Hier links staat de zwarte dame die met stijlrijke lichaamsbewegingen haar enthousiasme de vrije loop laat. Op de relatief vlakke Rue Lambert Lepage probeer ik te naderen op Anne Kerens enkele plaatsen voor me. Ik zal uiteindelijk bijna een ronde nodig hebben voor ik echt voorbij ben. Marcel Baeckelandt haal ik sneller in. Hij lijkt niet echt vol te gaan in zijn blitse witte triatlonuitrusting. Nochtans loopt hij hier een thuiswedstrijd. Dan het tweede gedeelte van de afdaling. We worden opgezweept door de muziek van de jongens hogerop die hier blijkbaar een klankkast hebben geïnstalleerd. We jassen door op een wegdek dat dringend een opknapbeurt nodig heeft. Door een scherpe bocht naar links langs de drankpost en weer het park in. Het bospad wordt op het einde wel breder maar dan zijn er weer enkele modderplekken, verhakkelde stenen en een lichte maar irritante stijging die mij afremmen. De winnaar Gudisa Fita zoeft me voorbij. De eerste van onze wedstrijd is tenminste makkelijk te herkennen. Even later is de tweede al daar, Arnaud Dely. Te midden van dit jonge geweld houdt de plaatselijke vedette Freddy Loncar, intussen 45, uitstekend stand. Hij eindigt als vierde.
De laatste ronde komt eraan. Ik twijfel gewoontegetrouw aan het aantal ronden maar een blik op mijn Garmin (7,5 km) stelt me gerust. Het beeld van die laatste ronde wijzigt niet. Het ziet ernaar uit dat de twee van Heukelom de hele wedstrijd samen zullen hebben geleden en/of genoten. Ik kom op eigen tempo terug na de passage door het bos. En geef dan meestal de toon aan in de eerste hellingen. Ik begin ook als eerste aan de zwaarste brok naar het alleenstaande huis op de helling. Maar Wesley kruipt toch weer naar me toe. We draaien een laatste keer het paadje in langs de verwaarloosde groententuin van het huis. Wesley leidt op de tweede helling. Hoe ik het klaarspeel weet ik niet maar in de afdaling en op het vlakke neem ik een kleine voorsprong op mijn jonge kompaan. Ik krik het tempo nog even op in de hoop Anne Kerens op afstand te houden. We lopen nu met zijn beiden afgescheiden. Ik bereid me voor op de laatste kilometer… en op wat me te wachten staat in het bos. Door het centrum van Hermalle waar de politie waakt en ik aanmoedigingen krijg van Marc Tutelaire in burgertenue (zomerse variant). Hermalle 3 Ik blijf het tempo aangeven tot aan de bevoorrading maar geef Wesley teken om als eerste het bos in te duiken. Ik zal er sowieso terrein moeten prijsgeven. Wesley verslikt zich nog in zijn laatste bekertje water. Met enig gekuch gaat hij me voorbij en dartelt in de volgende 300 meter nog 10 seconden van we weg. Ik ben verbaasd als ik hem naar links zie afdraaien. De boog stond nochtans rechts. Ik stuif door de bocht tot de omstaanders mij duidelijk maken dat ik al over de streep ben. Geen streep gezien. De groene boog van de Mutualité Chrétienne merk ik pas op aan de drankentafel dertig meter verder. Voor we naar de douches trekken, wisselen we de eerste indrukken uit. Allebei tevreden over onze wedstrijd. Lucien Collard loopt ook binnen. “Mal aux fesses”, pijn aan mijn billen, voegt de Luikenaar nog toe aan zijn felicitaties. Langs ons bekomt Michel Mancini van de inspanningen. Hij heeft vanavond zijn hele familie meegebracht.
In de kleedkamer wijzen Bert en ik onze gemeentegenoot Wesley erop dat hij nu niet overal in de Condruzien zo’n comfortabele infrastructuur mag verwachten als in Hermalle. We zoeken Marie-Paule op in een van de feesttenten. Je geraakt overigens zo maar niet binnen in de afgesloten ruimte van het Fête d’Hermalle. Als lopers krijgen we een zwart polsbandje waarmee we ons in het feestgewoel mogen storten. Het gewoel zal voor anderen en voor later zijn. Ik zit aan de tafel bij José Lemos-Cruz. Van hem krijg ik uitleg over de naamgeving in Portugal… en zijn tactische afspraken met Dominique Mathy. Dominique, die als veteraan 3 er zelfs zijn jongeren collega’s v1 en v2 durft opleggen, concentreert zich op de Challenge Delhalle en laat de Challenge condruzien aan zijn trainingsmaatje José. Maar vanavond blijven Paul Rihon en Michel Bertrand hem voor. “De vakantie heeft me geen goed gedaan” pruilt de kleine uit Clavier, terwijl hij een veelbetekenend gebaar maakt naar zijn rond buikje. In het ruime aanbod aan hapjes kiezen we voor de pizza. Marie-Paule heeft zo te horen van al het lekkers geproefd dat hier in Hermalle te krijgen is. Ik bespaar u de details. De kermisstraat is al volgelopen als we Hermalle verlaten. Heukelom slaapt (of doet alsof) als we weer thuis zijn. We leveren Wesley af bij vrouw en kindjes. Ik heb het gevoel dat we nog samen naar Wallonië zullen trekken.

(Foto 1 van Marie-Paule: Twee Mergellopers in de Condruzien. Foto 2 en 3 van Carine Heyne. Foto 2: José Lemos-Cruz in actie. Foto 3: Gepijnigd door de inspanning.)

Naar boven

ma 07/08/2017 16u * Kermisloop Waterschei * 10 km * 00:48:29 * 12,3 * 9/21 * ==/== * ♥♥♥

Ik droom er al jaren van eens bij de eerste tien te eindigen in een loopwedstrijd. Vandaag is het me gelukt. Hoe ik dat heb gelapt? Je leest het in dit verslag… of je hebt het al begrepen uit de cijfergegevens hierboven.
We zijn in het seizoen van de maandagse kermiswedstrijden. Ik trek met Jean-Pierre Immerix naar een voor mij zo goed als onbekende organisatie in Genk. Jean-Pierre loodst me naar het parcours ergens tussen de E314 en de Stalenstraat. In de Herenstraat wordt daar al voor de 61ste keer een kermis gehouden. Vier dagen liefst, zoals in Cornesse waar ik precies een maand geleden te gast was. We vinden een schaduwrijk parkeerplaatsje langs een haag. Die haag zal na de wedstrijd nog van pas komen als douchescherm. Reguliere douches zijn er niet, Jean-Pierre doet het met een jerrycan water en een waskommetje. Het is voorlopig stil rond de kermiskramen. De geluidsboxen zwijgen nog. Ze zien ons graag komen aan de inschrijvingstafel, veel deelnemers zijn er niet. Echt veel reclame wordt er niet gemaakt voor deze kermisloop. En de beroepsactieve medemens lokken voor een wedstrijd op een maandagmiddag heeft veel van een gok.
Het wordt dus weer een loop in rondjes: 5 maal een lus van 2000 meter. Ik zal de tel goed moeten bijhouden. We lopen door een groene woonwijk. Dat komt ons vandaag goed uit want het is na de middag rond de 25 graden. Het bos biedt ons beschutting over de helft van de ronde. Uiteindelijk staan we met 21 aan de start, waaronder twee dames. Het leeftijdsgemiddelde ligt vrij hoog met twee zeventigers en enkele rijpere zestigers. Dat zijn niet toevallig allemaal bekenden. Weinig vertrekkers dus, maar wel borstnummers met chip en een heus revolverschot als vertreksein. Waterschei 1 Ik lijk wel stil te staan in de de eerste meters, zo snel schieten de beteren vooruit. Ik neem de eerste bocht net achter Jean-Pierre. Die wipt zijn linkerknie plots omhoog in wat een balletbeweging lijkt te zijn. De werkelijkheid is heel wat minder artistiek. “Er versprong plots iets in mijn knie”, vertelt Jean-Pierre me achteraf. Het ongemak duurt maar een fractie van een seconde en zal de Veltwezeltenaar gelukkig niet meer hinderen in het verdere verloop van de wedstrijd. Na nauwelijks 200 meter is het pelotonnetje al in tweeën gebroken en gaapt er al een kloof van een dertigtal meter tussen de twee groepen. Ik loop aan de leiding van groep 2, naast de dame in het geel. Maar Miet Vanherck zal snel verachteren en ik leg de eerst kilometer af in het gezelschap van Jean-Pierre en Laurent Wijnants. Mijn leeftijdsgenoot uit Zutendaal draait soepel rond. Flink op dreef door zijn trainingen voor de marathon van Keulen, bedenk ik. Maar op het einde van de eerste ronde moet hij inbinden. Ik beëindig die ronde met een lichte voorsprong op Jean-Pierre. De hoop dat ik hier plaatsen kan winnen heb ik al opgeborgen, de loper voor me is slechts een klein stipje. Nu afwachten of ik zelf niet word ingehaald door opkomend geweld. In de tweede ronde is het zover. Jo Grondelaers gaat me voorbij en neemt snel een twintigtal meter voorsprong. Een voetballer, zo denk ik af te leiden uit zijn tenue. En een plaatselijke vedette te oordelen naar de groep fans die zich in een van de bochten hebben opgesteld en die hun favoriet bijstaan met aanmoedigingen en een drinkbus. Ikzelf heb intussen vanaf de start met pijnlijke benen af te rekenen. Dat wordt een “twee hartjes”- wedstrijd, is mijn tussentijdse balans. We passeren weer voorbij de finish onder de tent. Het rechte stuk naar de aankomsttent heeft me blijkbaar goed gedaan want plots voelen mijn benen soepeler aan. Ik kan het tempo wat opdrijven en merk dat Jo wat van zijn voorsprong moet inboeten. Hijzelf is ook fel genaderd op de laatste man van de eerste groep. Die is duidelijk door zijn beste krachten heen. Ik kan twee vliegen in een klap slaan. In de smalle en hobbelige passage door het bos kom ik in het spoor van de twee en op het fietspad van de Herenstraat ga ik voorbij. Pieter Janssen is de man in het grijs die in het begin met de eerste groep is meegegaan. Voor hem komt het nu aan op uitlopen. Ook Jo Grondelaers haakt snel af en dus passeer ik alleen de aankomstlijn waar de speaker intussen mijn naam gevonden heeft op de korte deelnemerslijst. Ik neem een koele slok van het bekertje aan de drankpost en kieper de rest over mijn hoofd uit. Dank aan de twee meisjes aan de “toog” die voor fris water zorgen. Daar kunnen grotere organisaties nog een puntje aan zuigen. Overigens heb ik weinig last van de temperatuur. Alleen bij het begin van de Herenstraat durft de zon mij lastigvallen.
Voor de derde keer de lichte afdaling in de Nieuwdorpstraat. Enkele mensen volgen de loop in hun luie zetel voor hun huis. Ongeveer halverwege rechts is er heel wat animo. Een achttal toeschouwers, voorzien van de nodige drank, en vooral een mevrouw die alle deelnemers zonder uitzondering aanmoedigt. Ze deelt natte doeken uit aan wie zijn hoofd, nek of andere lichaamsdelen wil verfrissen. Van de natte doeken heb ik geen gebruik gemaakt maar haar enthousiasme geeft me wel een mentale boost. Ik voel me gewoontegetrouw prettiger op het asfalt. Het tempo wordt telkens gebroken door de onverharde stroken, vooral de driehonderd meter in het bos. Tel daar nog enkele scherpe bochten bij die mijn stramme benen zwaar op de proef stellen en ik weet dat ik hier geen 13 km gemiddelde zal halen. Verre van. In elk geval ben ik bezig mijn derde hartje te verdienen.
Ik loop nu afgescheiden zoals waarschijnlijk alle deelnemers. Dat is een voordeel op een hobbelige grasstrook na 800 meter. De 250 meter vormen een zware belasting voor de enkels. Het is ook opletten om juist uit te komen op drie dikke boomwortels en hier en daar een putje op tijd te zien. Ik zie dat Jef Herbots niet ver voor me loopt, weliswaar met een ronde achterstand. Dat wordt dan mijn uitdaging voor de 3 kilometer die nog resten. Jef dubbelen en maar hopen dat ik zelf uit de greep blijf van de eersten. Jef is er 76 en loopt volgend weekend op het racecircuit van Francorchamps. Een mens moet doelen blijven hebben in zijn leven. Aan de beek vang ik ook twee keer een glimp op van een andere zeventiger, Pierre Hulsmans. Die doet binnenkort dan weer mee aan het wereldkampioenschap vijfkamp. Aan de botsauto’s hebben ze intussen de decibels opgeschroefd.
Einde van de vierde ronde. Er ontstaat beroering in het publiek onder de tent. Een fotograaf grijpt naar zijn toestel. Een ogenblik mag ik de illusie hebben dat mijn doortocht die opwinding heeft teweeg gebracht. Dan hoor ik de speaker de winnaar aankondigen: Wouter Simons, die daarnet trouwens ook al de vijf kilometer op zijn naam heeft geschreven. Een ronde voorsprong voor de jonge Genkenaar, maar hij heeft me toch niet te pakken gekregen. Ook een pluspuntje. Wouter en zijn snelle kompanen mogen rusten, ik heb nog een ronde voor de boeg. Ik kom weer voorbij Els. Dat is de dame met de natte doeken. Hoe ik haar naam ken? Dat lees je hier wat verder. Waterschei 2 Net daar haal ik Jef in. Die gooit een doek in zijn nek voor de volgende ronde. “Ik geef hem volgende ronde af”, zegt hij tegen de verzorgster. Een driehonderd meter verder krijg ik ook de voorlaatste man, Youssef Joumani, te pakken. Na een scherpe bocht naar rechts komen we weer op de moeilijkste strook van het parcours, het graspad langs de beek. Aan de overkant van de beek heb je dan een goed zicht op de achtervolgers. Ik zie dat de eerste man in de wedstrijd op komst is. Als die me maar niet voorbij wil of moet op het kronkelige bospad dadelijk. Aan de overkant van de beek zie ik de loper in zevende positie, Fabio Mercurio, op dezelfde plaats als in de vorige ronde. We lopen nu met hetzelfde ritme. Maar het voordeel dat hij heeft gehaald uit zijn snelle start zal hij niet meer afgeven. De drie laatste ronden leg ik trouwens in krek dezelfde tijd af. Ik heb in deze vierde ronde wat ingewonnen op de nummer acht in blauw shirt. Hij heeft maar een “brugje” voorsprong meer aan de beek. Maar net als ik de laatste meters wil dichtlopen pakt hij uit met een versnelling en word ik weer op mijn plaats gezet. Dat is de negende, voor zover nog niet duidelijk.
Ik blijf onder de vijftig minuten en haal mijn bescheiden doelstelling. Ik wissel nog enkele woorden met Frank Theunissen, de man in het blauw die een vijftiental seconden voor me is gefinisht. “Wat te snel vertrokken”, is het commentaar van Frank. Ik wandel uit naar de Nieuwdorpstraat. Ik wil daar vragen naar de voornaam van de enthousiaste supporteres. Kwestie van een nauwkeurig verslag af te leveren. Enfin, ik geraak in gesprek met Els, Gaby en een jonge zwemmer. Meer nog, ze bieden me zelfs nog een pintje aan. Leuke mensen daar in Waterschei. Ik moet nu snel terug naar de auto. Jean-Pierre wacht op me. Dadelijk denkt hij nog dat ik verdwaald ben. Maar hij ging ervan uit dat ik nog even aan het uitlopen was. Zo’n fanatiekeling ben ik nu ook weer niet, Jean-Pierre.
Na een kattenwasje keren we terug naar de kermis. Jean-Pierre groet nog een aantal bekenden. Na 1300 wedstrijden kennen ze je uiteraard in de Limburgse loopwedstrijden. We drinken nog een Cristalleke en verlaten de kermis die nu al aardig begint vol te lopen. We wensen elkaar succes voor volgende zondag. Dan hebben we een gescheiden programma.

(Foto’s van peterkepompier. Foto 1: Start tussen Jean-Pierre in het groen en Laurent in het oranje. Foto 2: Doortocht aan de streep.)

zon 13/08/2017 11u * Tilff (Challenge Province de Liège) * 12,9 km * 01:06:31 * 11,7 * 140/402 * 7/31 * ♥♥♥

De (snel)weg leidt vandaag naar Tilff, even ten zuiden van Luik en toeristische toegangspoort tot de Ardennen. Na ruim vijf jaar heb ik de loop die door Jo Vrancken en Servais Halders wordt beschouwd als een van de mooiste van de Challenge van de Provincie Luik weer op mijn programma staan. Voor 10 uur gonst het stadje gonst al van de sportieve activiteit. De 6 km-lopers zijn zich al aan het inlopen voor hun wedstrijd, de kleintjes trappelen van ongeduld voor hun run, de wandelaars halen hun wandelstokken uit de rugzak voor een tocht door de bosrijke omgeving. De deelnemers aan de 13 km sloffen naar de grote tent voor hun inschrijving, nemen de tijd om hun kennissen te groeten… of beginnen al aan hun opwarming. Dat zijn er maar enkelen, waaronder uiteraard uw dienaar. Tilff dankt zijn faam… en parcours aan de Ourthe. En ze houden niet van half werk hier. Eerst drie kilometer biljartvlak langs de rivier die hier aan haar laatste kilometers bezig is voor ze zich aan de Pont de Fragnée in Luik in de armen van de Maas stort. En dan in één ruk naar de toppen van de rechteroever. 2,7 kilometer, de langste helling in het Luikse loopcircuit. Bij mijn opwarming – annex uitgebreide rek-en streksessie – heb ik de gelegenheid de familie Smets uit Millen aan te moedigen die hier de vlakke 6km-loop, aan beide oevers van de Ourthe, betwist. Zij doen dat in verspreide slagorde zodat ik ze een gepersonaliseerde “Allez …” kan toeroepen.
Het is druk aan de start. Zeker nu door een kalenderwijziging deze wedstrijd zowel bij de Challenge de la Province de Liège (CJPL) als de “Cours la Province!” (Clap) punten oplevert. Naar verluidt zou er een kink in de kabel gekomen zijn tussen de Clap en de organisatoren van de “Jogging du circuit de Spa-Francorchamps” van vorige vrijdag. Vandaar de massale aanwezigheid van de oranje “Joggin’Attitude”-lopers. En de gelegenheid mijn goede kennis Pasquale Ruberto nog eens te ontmoeten.
De speaker waarschuwt ons uitvoerig – en nadien bekeken terecht -over enkele gevaarlijke want steile en gladde passages onderweg. Ik vertrek net achter de rug van Pasquale. Dat lijkt me een goede uitgangspositie voor de eerste kilometers. In de eerste bocht naar het fietspad langs de Ourthe hoor ik mijn naam. Dat moet Linda zijn die het vertrek van de “grote jongens en meisjes” volgt na haar korte loop. Door het gedrum bij het vertrek en mijn gebrek aan behendigheid in druk verkeer duurt het 500 meter eer ik weer in het spoor kom van mijn oranje collega Pasquale. “Daar is Willy” zegt hij terwijl ik naast hem opduik. Zoals ook sommige andere lopers herkent hij het geluid – of het ritme – van mijn voetstappen. Hij volgt mijn bescheiden tempo echter niet als ik hem voorbij ga. Op zoek naar mijn “natuurlijke” plaats in het peloton (dat wil zeggen gebaseerd op het tempo dat ik denk aan te kunnen met het vooruitzicht van alles wat ons nog te wachten staat) blijf ik lopers inhalen. Edouard Morana is de enige die ik herken. Rechts loopt de Ourthe, voor ons in tegengestelde richting. Als we achter de huizen vandaan komen, na 2 km, kijk ik links uit op de steile wand van de vallei. Daar moeten we dadelijk dus naar boven. Het felle zonlicht danst op het watervalletje in de Ourthe. Maar na 3,4 km is de sight-seeing voorbij. We steken de rijweg over en moeten meteen 7% omhoog. Dan draaien we rechts op tussen een huizenrij waar het nog verder stijgt. De klim vlakt uit eens we echt in het bos lopen. De bomen houden het kwik binnen de perken. Ik haal achtereenvolgens drie dames in. Dat zouden wel eens Gabriella, Béatrice en Evelyne kunnen zijn. Heel zeker is dat niet. Wat wel vaststaat is dat ze alle drie blond zijn en hun haar in een paardenstaartje dragen. Ik blijf plaatsen inwinnen maar moet ook enkele snellere klimmers laten voorgaan. Een van hen ken ik, Jean-Yves Culot, teamgenoot van Pasquale. Vorig jaar heb ik hem net kunnen voorblijven in Momalle. Zou ik hem durven volgen? Zijn energieke tred maakt wel indruk. Ik besluit zeker niet in het rood te gaan maar blijf, min of meer ongewild, in zijn spoor. Na een vijftal kilometer krijg ik Bernard Marot in de smiezen. Bernard is nog niet zo lang opnieuw op gang na een lange revalidatie ten gevolge van een spierscheur. Na elke bocht kijk ik ook uit naar Luc Hilderson. Maar de kleine man uit Wonck is nergens te bespeuren. Benieuwd waar die is geëindigd. Een minuut voor me, zo blijkt. Sterk, Luc! Nog even herhalen voor de verstrooide lezer. We zijn bezig aan een klim van niet minder dan 2,7 km. Dat is de top-feature van deze loop. Deze klim hoort bij de “Jogging de la Fête de Tilff” zoals een krulstaartje bij een varken. Onnodig te vertellen dat ik op mijn nochtans pittige trainingsparcoursen nergens zo’n lange klim aantref. Ik zal het dus moeten doen met mijn basisklimconditie. De klim vertoont een grillig profiel: stroken rond de 5% worden afgewisseld met partijen rond de 10%. Het wegdek is op bepaalde plaatsen allerbelabberdst. Ik moet goed uitkijken waar ik mijn voeten zet achter de rug van Jean-Yves. Want de grijzende “Joggin’Attitude”-loper kan geen afstand nemen. Km 6 in 6’23”. De blauwe lucht komt weer te voorschijn. We naderen de top. Een bordje kondigt de laatste 300 meter aan. Dat geeft de klimmende burger moed. Maar de Ardense hellingen hebben een slecht karakter. De laatste hectometers blijken net de zwaarste te zijn. Ze doen zelfs Servais Halders pijn. Ik ben dan el een tijdje Richard Mathot voorbijgegaan. Ik merk hem voor het eerst op als ik een loper te voet de helling zie op sukkelen. Ik por mijn categoriegenoot nog tot lopen aan. “Geen probleem Willy” antwoordt de lange, smalle in het Nederlands. Hij maalt er niet om dat ik hem voorbij ga. En probeert ook niet aan te klampen. Maar het tweede deel van de loop is voornamelijk dalend. Ik verwacht hem dus nog terug in de kleine 7 km die nog resten na de top. Dat gebeurt echter niet, kan ik al verklappen. Ook voor Richard beginnen de jaren te wegen. Hij zegt het me nog eens met zoveel woorden na de finish.
Intussen ben ik nog altijd in het gezelschap van Jean-Yves. Nu en dan neem ik eens schuchter de leiding over, voornamelijk in enkele dalende passages. Na een kleine 7 km is het echter weer klimmen geblazen. We zien de met stenen bezaaide bosweg voor ons liggen. De lange helling heb ik goed verteerd maar deze klimmende strook van 200 meter is me te machtig. Jean-Yves lost me op zuivere kracht. We krijgen nog twee knikken te verwerken voor we aan km 4,8 het bos verlaten. Wie dat al zou willen, kan even van de zon genieten. We lopen langs de autoweg op een van de schaarse vlakke wegen. Dat levert mij alleszins geen winst op want ik moet enkele posities prijs geven. Daar komt de gladde grasstrook aan waarvoor gewaarschuwd is voor de start. Ik neem geen risico’s en dribbel met wijdbenige en voor de twee wandelaars die ons beneden gadeslaan wellicht lachwekkende bewegingen de steile helling af. Een kleinere man met een brede borstkas die ik daarnet heb ingehaald gaat mij en een collega hier voorbij. We zijn in het gehucht Cortil waar de asfaltweg verder de dieperik in duikt. De bovenbenen worden weer aangesproken, ditmaal om af te remmen. Als we de bebouwing verlaten, weer op het vlakke nu, komen we na een scherpe bocht naar links – “attention, ça glisse” (goed dat ik wat Frans ken of ik zou nog verongelukken in het Luikse) – op een zompige grasweg langs een maisveld. Een andere oranje loper stuift me weer voorbij. Bij de bevoorradingen verliest hij blijkbaar een aantal meters die hij dan met een fikse versnelling telkens weer goedmaakt. Ik heb de indruk dat een derde van de lopers die me hebben ingehaald vanaf de lange klim teamgenoten zijn van Patrick Philippe, oranjehemden dus.
Km 9,5. Voor me herken ik het graspad met bomen aan de rechter- en weiden aan de linkerzijde. Dit is het mooiste deel van het parcours. Ik loop alleen, voor me lopen de meeste collega’s ook afgescheiden. We maken hier een brede lus. Aan de bocht naar rechts zie ik links een groot gebouw. Dat moet ik even checken voor mijn verslag, bedenk ik. Het is de abdij van Brialmont en de mooie met bomen omzoonde weg verderop is de Drève de Brialmont die naar de abdij leidt. Tilff 1 Dat verklaart meteen de mooie omgeving. Wij lopen dus weg van de abdij, bezig met wereldse beslommeringen. Een goede uitslag behalen, een sterke tijd neerzetten. In het open veld probeer ik te achterhalen of ik nog bekenden zie voor me. Ik herken alleen het oranje shirt van Jean-Yves die nooit echt ver weg uit de buurt is geweest. Na 400 meter onder de open zonnige hemel krijgen we weer schaduw onder de bomen. Voor me loopt een duo. Ik meen in de grote man rechts Eric Martin te herkennen. De twee slaan een babbeltje en schijnen zich niet druk te maken over hun tijd. Ik weet pas in laatste instantie, bij het passeren, met zekerheid dat het ook echt Eric is. “Niet babbelen maar lopen” grap ik naar Eric. Als ik hem nu maar niet op verkeerde gedachten breng… We steken de rijweg over. Voor de derde keer onderweg houdt de politie het verkeer tegen. Wat een luxe! Ik neem door mijn eigen verstrooidheid met moeite een scherpe bocht naar rechts. Dan volgt een halve kilometer draaien en keren in een verkaveling. De accu’s van de seingevers lijken wel leeg te zijn na de passage van de de eerste honderd lopers. Hier en daar moet ik er een wakker schudden. Voor de laatste anderhalve kilometer worden we weer het bos ingestuurd. Ik hoor de speaker van jetje geven in het dal. De aankomst wenkt. Nog een stevige afdaling en we zijn er. Denk ik, tot ik een parcourswachter naar links zie wijzen. Verdomd, weeral bergop. 300 meter volgens mijn Garmin achteraf, op het ogenblik zelf lijkt het wel een kilometer. Ik hoor Eric Martin en zijn vriend luidkeels tateren. Het zou lullig zijn nu nog ingelopen te worden door Eric. Ik val net niet stil en behoud zelfs mijn plaatsje. Een streepje bergaf op het asfalt. Gelukkig is de seingever aan km 12,5 wel bij de les en stuurt hij me scherp rechts af of ik was aan de kerk van Tilff geëindigd. Ik zie plots de kans schoon om bij Jean-Yves te komen. Hij lijkt niet meer gemotiveerd om nog voluit te gaan. Of is de energietank leeg? Ik ga hem nog voor de laatste bocht voorbij. Wel verlies ik zelf nog twee plaatsen in de laatste meters op een grind-bosweg. Dat valt mee op een strook die ik gladder had ingeschat bij het inlopen. Het zit erop.
Ik slurp gulzig het sap van enkele appelsienpartjes op, terwijl ik op een geïmproviseerde bank – een dikke steen – van de inspanningen probeer te bekomen. Maar de zon brandt te fel op mijn kale schedel en ik keer terug naar de beschutting van het bos. Er komen tientallen lopers de helling in het bos afgestormd. Ik zie een jongere collega er nog een verwoede spurt uitpersen terwijl er geen tegenstander in zijn dichte buurt is. Grappig is de aankomst van een jogger met een hondje, genre Jack Russell. Het baasje laat de lijn los op honderd meter van de finish. Het beestje spurt met zijn korte pootjes naar voren en laat zijn meester een vijftigtal lengten (Jack Russellengten) achter zich. Ik loop toevallig de Voerense kompanen Servais Halders en Kris Pipeleers tegen het lijf. Over Servais dadelijk meer. Kris doet het hier in 57 minuten. Dat is, naar zijn zeggen, nog niet op zijn topniveau na een dubbele liesbreukoperatie. In de sporthal stoot ik op de fris gewassen Stijn Vanderbeuken. Voor zijn eerste loop in de Challenge van Luik van dit jaar versiert hij plaats 41, dat is net buiten de eerste 10% van de deelnemers. De man van Diets-Heur is sinds zijn eerste jaren in deze Challenge door het team Paluko uit Tongeren omgekneed tot een trainingsbeest. Jo Vrancken, het goudhaantje van de Zuid-Limburgse delegatie, haalt hier zijn zwakste uitslag van de laatste weken, … tweede. Christophe Mémurlin is de feestverstoorder. 25 seconden is het verschil tussen de twee. Tilff 2 Omdat jullie lezers blijven aandringen, enkele bedenkingen over mijn eigen optreden. Ik heb er vandaag het maximum uitgehaald, met zowel in de afdalingen als in het klimwerk een aanvaardbaar tempo. Op het vlakke, in het begin van de loop, is het verschil met mijn betere jaren ongetwijfeld het grootst. De kracht is uit mijn benen verdwenen. En de spierpijnen – of welke pijn of onaangenaam gevoel het ook is – remmen mij af ongeacht hoe het parcoursreliëf eruit ziet. Het negatief saldo ten opzichte van 2012 bedraagt liefst 8 minuten. Ter vergelijking – ik weet het, deze vergelijking doet niets terzake – Servais Halders levert op die jaren 2’30” in. En nauwelijks enkele plaatsen in de totaaluitslag. Alberto Canales, vandaag derde bij de veteranen 3, kan het maar niet vatten. “Servais, c’est un phénomène” troost ik Alberto. Ik voeg er langs mijn neus weg aan toe “we trainen wel eens samen”. Kwestie van mijn eigen PR te verzorgen.
De prijsuitreiking voor twee van mijn tafelgenoten laat even op zich wachten. En dus is het al over 14 uur als ik de feesttent in het Parc de Brunsode verlaat. Nog even een pain-saucisse halen. Maar na een kwartier aanschuiven moet ik en de andere wachtenden verderop in de rij vaststellen dat de lekkernijen (tijdelijk) zijn uitgeput. Ik wijk uit naar een “sandwich au fromage”. Op weg naar de auto valt mijn oog opnieuw op een huis met een gedurfde verbouwing. De bewoner is net cementzakjes aan het versjouwen. Hij blijkt ook de ontwerper te zijn. En zo eindigt mijn uitstap naar het Luikse met een sympathiek gesprek met een architect. De smalle weg tussen de parking aan de sporthal en het centrum is intussen vrij. Twee uur geleden stond hier een tiental autobestuurders nagelbijtend te wachten tot ze de weg op mochten waar op dat ogenblik de lopers aan hun laatste driehonderd meter bezig waren. Ook ADD-atlete Elke Hubrechts die dan al lang haar 6 km-wedstrijd achter de rug heeft moet boeten voor dit organisatiefoutje. Tilff baadt intussen onder een stralende zon. Dat belooft het beste voor Marie-Paule en Paula (van Willy Hertogen) in de Virga Jesse-ommegang in Hasselt na de middag.

( Foto 1 van de website: De abdij Notre Dame van Brialmont… zoals ik ze ook niet gezien heb. Foto 2, eigen foto: Dit zijn de mannen die mij op minuten hebben gelopen, de laureaten bij de veteranen 3. Van links naar rechts en van het laagste podiumtrapje naar het hoogste: Alberto Canales, Michel Bernard en Servais Halders.)

vri 25/08/2017 19.15u * Pepinster (Challenge L’Avenir) * 6,2 km * 00:29:13 * 12,7 * 81/286 * 6/17 * ♥♥♥♥

Het zal vanavond een vluggertje worden in Pepinster. Na ampel beraad met mezelf heb ik beslist om van start te gaan in de Pépi-jogging van Pepinster. Dat is weliswaar niet vlak bij de deur maar vanaf mijn uitvalsbasis makkelijk te bereiken via een netwerk van autowegen. De ultrakorte loop past deze week perfect in mijn planning van langere trainingen. Het parcours wordt bovendien beschreven als eerder “roulant” (lichtlopend) en kan een welkome afwisseling zijn voor de duurlopen. Maar na de verkenning lijkt mij een gemiddelde van 13 per uur dat ik als doel vooropgesteld had hoogst onwaarschijnlijk.
Pepinster ligt in de vallei van de Vesder, enkele kilometers stroomafwaarts van Verviers. Tijdens het inlopen en de wedstrijd denk ik dan ook dat we enkele keren de Vesder oversteken. Maar nadere studie van mijn gps-track leert me dat dit de Hoëgne is die aan de andere kant van de bebouwde kom in de Vesder stroomt. De loop luistert naar de naam “Pépi-Jogging”. Ze houden hier wel van de Pepijn die zijn naam aan het dorp heeft gegeven. Ook de grootste politieke partij van de gemeente heet “Pepin”. Die hebben zelfs de socialistische partij in de oppositie geduwd. Dat mag merkwaardig genoemd worden in een van de oudste industriële regio’s van het land.
Wij moeten aan de zuidrand van het dorp zijn, langs de N690 die naar Theux leidt. In de rommelige omgeving vinden we na enig zoeken dan toch de toegang tot de parking. De “verkeersregelaar” is dan nog niet op post. Ik vind een plaatsje tussen hopen steenkolen en bouwpuin. Ik zie achteraf dat er ook een meer geciviliseerde parkeergelegenheid is. Ze verwachten hier toch zo’n 400 deelnemers, trail inbegrepen. Wat weggedoken achter en lager dan de weg ligt het voetbalveld. Daar moeten we naartoe. Als ik door de ramen kijk van de donkere kantine zie ik een splinternieuw veld met kunstgras. Waalse paradox! Na een uitgebreide verkenning van de laatste kilometers loop ik enkele rondjes rond het veld. Op deze ondergrond lijkt het of je veren in je schoenen hebt zitten. Pepinster 1 Even voor de start worden we naar de middencirkel geroepen voor een groepsfoto. Bert Ernest posteert zich zonder schroom op de eerste rij. De foto wordt maandag gepubliceerd in L’Avenir, de organiserende krant. Je hoeft je maandag overigens niet naar de kiosk reppen voor de krant. Je zal me toch niet op de foto vinden: te klein, te bescheiden…
Het verkeer wordt even stilgelegd in het stadje (je mag het voor mij ook een groot dorp noemen) voor de start en de eerste kilometers door het centrum. Ik heb me rustig laten meedrijven in de massa die zich naar de startstreep begeeft en moet dan vaststellen dat ik in de achterste gelederen van het peloton moet vertrekken. Dat wordt weer een weg naar voren zoeken in de massa. We steken de rivier, de Hoëgne dus, voor het eerst over na 400 meter. Op die afstand ben ik niet verder gekomen dan 10,5 gemiddeld. In de eerste meters sta ik stil in het gedrum en, eenmaal er een beetje ruimte komt, roepen mijn benen me tot de orde. Het laatste kwartier ben ik nauwelijks in beweging geweest. Het lijkt wel alsof er een giftige stof in mijn benen is gespoten. Louis Schmetz ben ik wel al voorbijgegaan. Dat is de tachtigjarige die ik een dikke maand geleden in Cornesse, hier in de onmiddellijke buurt, heb leren kennen.
We lopen nu op de hoofdstraat die in dalende lijn gaat. Hier kan ik het onaangename gevoel uit mijn benen lopen en met wat gewring en gezigzag tientallen plaatsen goedmaken. We buigen rechtsaf de Rue Pépin in (daar heb je hem weer) en maken een lusje voor het station. Het gaat even stevig omhoog aan het café in de eerste bocht waar de gasten de gesmeerde keel openzetten voor een plaatselijke vedette. Er volgt heel wat draaien en keren in de tweede kilometer. Het parcours biedt hier en daar de kans om een paar meter af te snijden. Dat plezier laten we ons niet ontnemen. Alleen opletten dat we niet tegen een paaltje of een geparkeerde auto knallen. De 4:40 die ik nodig heb zijn wel een tempo onder de 4:30 waard. Na elke blinde bocht is het even inhouden om niet van de stoep te schuiven of in een putje te trappen in het soms gehavende wegdek. Er zit nog een tweede lus in het parcours, aan het rustoord op het einde van km 2. Niet dat ik hier de buurt ken maar ik heb het woord “maison de repos” horen vallen bij de parcoursvoorstelling een tiental minuten geleden. Ik ben nog altijd lopers aan het inhalen, waarbij de ene al wat meer in de weg loopt dan de andere. Alleen een juffrouw die zelf ook in inhaalmodus is, blijft nog buiten bereik. We volgen even een smal pad langs de Hoëgne. Ik zit hier vast en moet wachten tot we in een nieuwere woonwijk komen voor ik mijn opmars kan verder zetten. Hier scheiden de wegen van de traillopers en de joggers. Ik heb de seingevers in de verte wel aanwijzingen horen geven maar als ik voorbij kom, willen ze hun stem even sparen. Ik kies dan maar voor de meest logische weg in de vallei. Navraag bij een buur bevestigt dat ik de goede keuze heb gemaakt. We kruisen nogmaals de Hoëgne en naderen km 3.
Daar is de klim al. In zo’n korte en (voorlopig) snelle wedstrijd moet je je tijdsperceptie aanpassen. Ik heb het tweede deel van de wedstrijd daarstraks in beide richtingen verkend. En dus eigenlijk al meer klimkilometers gedaan dan in de officiële race. Afgezien van de eerste honderden meters heb ik wel een goed gevoel. Het zal ervan afhangen hoe ik die 1,2 km lange klim zal verteren of de eindbalans ook zo positief zal zijn. Ik bevind mij blijkbaar in het gedeelte van het peloton waar de betere dames voor de prijzen strijden. Twee dames haal ik snel in maar de in het zwart geklede Lina Porrovecchio, die al langer voor mij uit draaft, doet dat ook. Enkele honderden meters verder moet ze zich dan toch gewonnen geven. Het is harken op de steilste stukken (rond de 7%) maar zoals gewoonlijk, in een goede dag, klim ik sneller dan de collega’s rondom mij. Het laatste deel van de klim gaat verder op een grotere rijweg. Daar zie ik Françoise Piscart zich naar boven werken. Met de zware staccato-ademhaling die mij na al die wedstrijden vertrouwd is. Françoise bijhalen, dat is voor mij synoniem voor een maximumquotering. Ik kom ook snel bij de blonde dame voor haar. Oh ja, er lopen ook mannen mee. Maar ik zie hier geen bekende mannelijke collega in de buurt. Jean Dessouroux en Alberto Canales heb ik wel gezien in de middencirkel voor de wedstrijd. Maar die lopen nu 3 minuten voor mij uit. Met Alain Waerts heb ik even gebabbeld tijdens het inlopen. Maar deze oude glorie kan alleen nog dromen van zijn grote tijd bij RAFC Luik, met Karel Lismont en Leon Schots. “Vijftig jaar competitie, dat kraakt je.” De ene blessure na de andere dwingt Alain tot een trainingstempootje. Aan km 3,8 verlaten we de rijweg en krijgen we een van die aangename asfaltweggetjes onder de voeten. Die maken vaak de charme uit van de wedstrijden in de Challenge L’Avenir. Maar hier is de pret al na 150 meter afgelopen. Deze gedetailleerde beschrijving dank ik ( en danken jullie) aan het feit dat ik hier nu al voor de derde keer voorbijkom.
We worden linksaf gestuurd (de traillopers gaan rechtdoor) het vrij donkere bos in op een smal, steil en door keitjes niet ongevaarlijk pad. Gaat deze afdaling me weer een aantal plaatsen kosten? Lina stormt mij vrijwel onmiddellijk voorbij. Dit soort afdalingen past inderdaad beter bij haar gabariet. Maar zelf ga ik, tot mijn verbazing, twee dames voorbij. Oei, die jonge man gaat er stevig tegenaan, is mijn reactie als een veel snellere loper uit de achtergrond opduikt. Ik merk in een ooghoek een ander borstnummer op. Dat moet een van de eersten van de trail zijn. Die hebben 11,5 km af te leggen. Dank zij mijn verkenning durf ik een feller tempo aan te houden. Concentratie blijft geboden tot in de vallei. Beneden kan ik me weer enige afleiding permitteren als ik een juffrouw in een kleurrijk groen-wit plooirokje voorbijga. Twee korte kasseistroken aan de tennisclub en dan naar rechts het brugje over de Hoëgne over. Onmiddellijk links de N690 op.
Pepinster 2 We kunnen hier gelukkig op het asfalt blijven en moeten onze enkels niet pijnigen in de berm. De weg is licht dalend tot we weer een brug over moeten. Over, je raadt het nooit, de Hoëgne. Ik ben nog steeds op enkele lengten van Lina en blijf lopers inhalen. Maar mijn mikpunt van de dag houdt het tempo strak en zo kom ik geen meter korter. Meer nog, op de brug neemt ze afstand en is ze voor goed de pijp uit. Dan ben ik zelf al voorbij de enige mij bekende man gegaan, Roger Dosseray. We wisselen een korte groet – we hebben elkaar voor de wedstrijd niet gezien – aan de Metaltex waar ik kan aansluiten bij de veteraan 4. Ik kan een cadans ruim onder de 4:30 aanhouden, genoeg om geen echte of vermeende concurrenten uit de achtergrond te laten terugkomen. Nog een strook achter dranghekken, eerst links dan rechts van de weg. Politie en vrijwilligers leveren hier weer onbetaalbaar werk om ons veilig van de ene naar de andere kant van de rijweg te loodsen. Nog een honderd meter voor het voetbalveld. De toeschouwers wachten ons hier op. Ik spits mijn oren om een aanmoediging van Marie-Paule te horen. Zonder succes. Is haar stem te zwak of zijn mijn oren aan revisie toe? Dan volgt het kippenvelmoment van de loop. We steken op een overdekte, houten loopbrug opnieuw de Hoëgne over naar de kantine en het voetbalveld van de RUFCC Pepinster. In de laatste bocht aan de ingang van de kantine verdringen zich ook een aantal fans. Een schril “go go go” begeleidt me als ik de laatste bocht naar het voetbalveld neem. Achter me is er niet dadelijk een loper te bekennen. Ik hoef me geen zorgen te maken over de vraag of we nog een ronde om het voetbalveld moeten maken. Dat blijkt zo te zijn. Ik volg een vijftiental meter achter Michael Hock en het slechte voorbeeld om in de bochten de binnenkant van de gekleurde parcoursafbakening te nemen. Lina heeft een half voetbalveld voorsprong. Zij eindigt net voor haar directe concurrente, Myrtille Leusch. In de totaaluitslag eindig ik ruim binnen het eerste derde. Met dank, vermoed ik, aan het bescheiden niveau van het deelnemersveld.
Door het gehannes met het losmaken van de spelden aan mijn borstnummer na de aankomst verlies ik de drankpost uit het oog. Ik moet achteraf bij de bevoorrader pleiten om alsnog een flesje groene Oshee-sportdrank te krijgen. De eerste dorst heb ik dan al gelest met een Jupiler in de kantine. Alain Waerts vindt de combinatie van een hijgende en zwetende sporter met een glas gerstenat vlak na de finish wel grappig. We trekken onmiddellijk naar de uitgang. Even opletten om de binnenkomende collega’s niet te hinderen op het bruggetje. Het laatste beeld dat ik van de loop onthoud is de aankomst van de trailloper die me in de afdaling aan km 4,5 is voorbij gestormd. Hij heeft nog niets van zijn snelheid verloren. Ik trek nog een droog shirt aan en ben weldra op de autoweg in Verviers. De laatste klim van de dag, de Hallembaye, neem ik zonder moeite. Een 1700 motor helpt natuurlijk. We zijn nog voor het donker thuis…

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Op weg naar de start. Langs hier lopen we het voetbalveld op bij de finish. Foto 2: Bij het indraaien van de “passerelle”.)

Naar boven

zat 02/09/2017 16.30u * Sankt Vith – Bleialf (Eifel – Ardennen Halbmarathon) * 21 km * 01:41:44 * 12,4 * 28/102 * 1/5 (65+) * ♥♥♥♥

Op mijn dinsdagochtend herstelloopje midden augustus schiet me plots te binnen dat ik dit jaar nog geen halve marathon heb gelopen. Die uitdaging wil ik toch minstens een keer aangaan voor we het blad “2017” omdraaien. Thuis bekijk ik meteen de agenda van de komende weken op Limburgrunning, de site van mijn goede kennis Huub Rockx. Mijn oog valt op de halve marathon van Sankt-Vith naar Bleialf, net over de grens in Duitsland. Dat lijkt voor sommigen van jullie wellicht het einde van de wereld maar is voor mij geen onbekend gebied. Het parcours loopt door een erg mooie streek die ik ken van fietstochten, nu ook al meer dan zes jaar geleden. In de Eifel heb ik in mijn beste jaren verscheidene marathons gelopen, niet zonder succes overigens. En ik herinner me dat Roland Vandenborne hier enkele jaren indruk heeft gemaakt met een sterke prestatie in zijn categorie. Toch maar even het parcours onder de loep genomen. Dat zou heel redelijk zijn voor deze contreien. Ik wil ook wel wat plezier beleven aan mijn uitstap naar de Duitstalige regio. Bleialf 1 Veel tijd heb ik niet te verliezen bij de voorbereiding, over minder dan drie weken is het al zo ver. Ik zie wel ruimte voor drie langere trainingen. Dat moet dan maar volstaan voor de tijd die ik voor ogen heb, zo’n 1u50′. De eerste van die drie testlopen is een verschrikking (ook al kan dat toeval zijn), maar de twee volgende gaan me heel goed af. Het lijkt wel alsof ik mijn lange afstandsbenen heb teruggevonden. De korte wedstrijd in Pepinster is een bevestiging van het betere gevoel de laatste weken. We zijn net niet als eersten aan de Realschule in Bleialf, een dorp van zo’n 1200 inwoners. Alleen een Kölner met een oldtimer Volvo is ons voor. De aankomstboog staat er al. De drie mensen van de organisatie ter plekke zijn verrast door mijn vraag waar ik de parking vind. “Hier überall” is het antwoord. Goed, ze verwachten ook niet de grote massa voor deze “Volkslauf”. De meeste deelnemers zijn ook uit de buurt. Toch twee Vlamingen (buiten uw dienaar) en enkele Franstalige Belgen. We hebben nog de tijd voor een wandelingetje naar het centrum en een cappuccino in de Konditorei. Ik slof wat rond in de sporthal. Mijn startnummer kan ik daar niet krijgen, dat wordt ons in Sankt-Vith overhandigd. Ik breng de tijd dan maar nuttig door met strek- en rekoefeningen en wat onhandig gewring en gedraai met de heupen om mijn stramme spieren op te warmen. De organisatie zet twee bussen in om ons naar Sankt-Vith te brengen. Terwijl we wachten begint het te regenen. “Het zou jammer zijn dat de bambini in de regen zouden moeten rennen” zegt een jonge moeder langs mij in de bus. Rita komt uit het naburige Pronsfeld en is hier met een aantal teamgenoten. Haar oudere vriendin die al voor de vijfde keer meedoet geeft mij nog wat details over de “Strecke”. Het parcours is eigenlijk een wok, zegt ze. Een diepe pan dus, het laagste punt ligt in het midden van de loop. Het dalen en stijgen verloopt heel geleidelijk. Er is eigenlijk alleen een fellere klim na 10 km. Maar nog geen kilometer lang, stelt ze me gerust. Opletten wel als je op het einde Bleialf binnenloopt. Dan heb je nog 2 kilometer te doen. De dames lopen tijden boven de twee uur, dan voel je de reliëfverschillen natuurlijk niet zo fel. Toch bedankt, dames van de SC Pronsfeld. Na een busrit die zich toch wel lang trekt (moeten wij straks die hele weg teruglopen, bedenk ik) worden we afgeleverd aan de Bischöfliche Schule van Sankt-Vith, buiten en hoog boven het centrum. We krijgen ons nummer en een plastic rugzakje waar we onze spullen kunnen insteken die we dan weer in Bleialf kunnen ophalen. Na wat gevraag ontdek ik dat we het tasje moeten deponeren in het busje van Baustoffe Maraite dat hier onopvallend geparkeerd staat. Ik kan me nu concentreren op de wedstrijd en nog een korte opwarming afwerken op het sportveld van de school. Een Duitser die ook rondjes draait doet wat lacherig over de korte atletiekbaan met twee baantjes (behalve de rechte lijn voor de spurters met vijf banen). Ik heb 32 jaar doorgebracht in scholen maar zo’n knappe buitenaccomodatie heb ik in elk geval nog niet vaak gezien. Voor het overige zie ik heel wat oude of alleszins oud lijkende mannen.
De weersomstandigheden zijn vandaag wel erg veranderlijk. Het ene ogenblik dreigt een donkere wolk, het volgende breekt de zon weer door. Het is toch wel bang afwachten voor een bui, of zelfs een onweer. Daarstraks was het in de verte al aan het grommelen. We beginnen met een fikse afdaling, dat is alvast fijn voor de benen. Na 900 meter zijn we al in het bos, op een goed beloopbaar pad. Ik heb wat tragere deelnemers achter me gelaten en ben nu in een groepje met wat voor mij als de kruissnelheid aanvoelt. Bleialf Voorin loopt een jonge dame, naast haar een begeleidster van de organisatie op de mountainbike. Zou de fietsster de eerste dame begeleiden? Dan ben ik wel erg snel vertrokken. Anderzijds, met 102 vertrekkers en voornamelijk lokale lopers mag je ook geen topniveau verwachten. Die jonge dame heeft een krachtige tred en is zo te zien gemotiveerd om hier een sterke tijd neer te zetten. Zou ik haar tempo durven volgen? Ik waag het erop. Zij heeft zich intussen losgemaakt uit het groepje van daarnet en loopt nu alleen voorop. Eigenlijk met twee, want ik loop in haar spoor. De begeleidster wisselt enkele woorden met de jonge dame. Ik meen verstaan te hebben dat ze een Franstalige is. We zijn intussen op het Ravel-fietspad, deels beton, deels asfalt. We nemen enkele keren een bruggetje over een beekje. Dat moet volgens mijn Garmin de Wiesenbach zijn. Na 2,5 km lopen we onder de autoweg E42. Er zitten hier en daar enkele bultjes in het parcours, onder meer in Neidingen na een kleine 4 km, een van de schaarse bewoonde plekken die we tegenkomen. De jonge dame neemt nu en dan enkele meters voorsprong als ze het tempo plots wat opdrijft. Ik volg die versnellingen niet maar sluit kort daarna min of meer vanzelf weer aan. Ik sla de eerste bevoorrading over, ook al om mijn gezellin niet in de weg te lopen. Die neemt ruim de tijd om haar bekertje te ledigen. Ik houd mijn tempo aan en loop nu plots alleen. Ik haal een oudere loper in met een niet bepaald soepele tred. We blijven een tijdje in elkaars buurt en zien hoe een jonge loper -15 jaar?- met rood aangelopen gezicht aan de kant van de weg staat. Te snel gestart, oordelen wij, de twee (veel) ouderen. Rond de vijfde kilometer, in de buurt van Lommersweiler, loopt de Ravel door een tunnel, het overblijfsel van een door Pruisen aangelegde spoorlijn. Een fietser nadert aan onze rechterzijde. “Ich fahre rechts vorbei”, dat is een duidelijke aanwijzing van de begeleidster die de jonge man op haar fiets heeft meegenomen. De jongen zit op het zadel terwijl de begeleidster haar stalen ros fietsend moet voortbewegen en staande houden. Waarschijnlijk levert ze hem wat verder in de bewoonde wereld af. Marine komt weer aansluiten. Wie is Marine? Dat is Marine Colson uit Eupen, de jonge dame die me zonder het te weten op sleeptouw heeft genomen. Niet dat ik met haar heb gesproken. Zij is een van die “oortjesloopsters” en ik wil haar niet uit haar fysieke en muzikale concentratie brengen. We halen twee andere dames in. Telkens als Marine even het tempo optrekt denk ik dat ze nu definitief vertrokken is. Maar mijn benen hebben er vandaag blijkbaar plezier in op deze lichtlopende en heel zacht dalende asfaltwegen in het groen. De temperatuur rond 16 graden is ideaal. Bleialf Aan km 8 lopen we onder de hoge autosnelwegbrug door die de Ourvallei overspant. Even verder aan de tweede bevoorrading, in het gehucht Steinebrück aan km 8,2 neem ik wel een bekertje aan dat ik lopend binnenkieper. Marine neemt opnieuw haar tijd en heeft plots een aanzienlijke achterstand. Ik kijk nog enkele keren achterom maar moet nu echt alleen verder. Intussen heb ik wel van het meisje op de fiets vernomen dat Marine in tweede positie loopt. De eerste dame is minuten voorop. Voor me zie ik slechts enkele collega’s. In een vredig groen decor ben ik alleen met mezelf. Of toch niet helemaal. Mijn gedachten dwalen af naar een goede vriend die vecht voor zijn leven. We zijn in Weppeler. Auto’s zijn hier niet te zien of te horen. Hier geldt “Natur pur” (spreek uit op zijn Duits : natoer poer). Ik nader vrij snel op een duo voor me als de jongste van de twee zoekt plots een zijpad induikt voor een dringende behoefte. Zijn maat zet zijn weg wel verder en loopt weer wat op mij uit. Het parcours maakt hier een zijsprongetje door het gehucht. Na een korte maar pittige strook omhoog loopt de weg weer naar beneden. Blauwe vlaggetjes wapperen langs de weg. Hier is wat beweging want de aflossingsplaats voor de “Staffellaufer”. Buiten het dorp doorkruisen we het valleitje van de Our. Na een fikse klim van 300 meter kunnen we de benen weer ontspannen in een langere afdaling om terug te keren op de fietsweg naar Bleialf. Ik heb een slok cola genomen bij de bevoorrading. De suikers zullen van pas komen in de volgende kilometers als de weg langzaam zal beginnen te klimmen naar het eindpunt. De jongeman die nu bevrijd is van een zware last heeft middels een stevige versnelling weer postgevat bij zijn oudere loopmaat, Edgar, die wel wat fans heeft in Weppeler. Vandaar dat ik zijn naam ken. In een lang recht stuk heb ik nog een Tesla-loper bijgebeend. (Niets te maken met de auto). We draaien naar links, weer het fietspad op. We zijn intussen al enkele kilometers de Duitse grens overgestoken. De schaarse rijwegen waar we langslopen zijn afgesloten en, zoals altijd bij Duitse loopwedstrijden, houdt de Feuerwehr een oogje in het zeil.
De parcourstekenaars (gespecialiseerd in rechte lijnen) hebben ons tot nu toe gespaard. Maar de natuur kun je niet om de tuin leiden. We zullen toch ergens de hoogtemeters moeten halen om weer in Bleialf uit te komen. Als dat niet gebeurt door korte maar hevige hoogteverschillen, zal het geleidelijk verlopen maar wel veel langer. Daar gaan we nu aan beginnen. Ik word al meteen door een achtervolger ingehaald. Is dat niet de man die in het begin van dit verslag bij me in de groep liep en Marine en mij liet betijen? Bleialf Hij lijkt uitstekend te hebben gedoseerd. Ik toon hem mijn appreciatie met een opgestoken duim. En krijg een vriendelijke groet terug. Denk nu niet dat ik mijn relatief snelle start aan het bekopen ben. Ik ga zelf voorbij het duo met Edgar. Even verder word ik door een nieuwe blauwe man voorbijgestoken. Als u vindt dat hier wel veel deelnemers in blauwe shirts rondlopen… heeft u gelijk. En maak u ook geen zorgen dat ik alweer een plaats verlies, dit is de laatste keer dat dit vandaag zal gebeuren. Als er in dit verslag nog geschreven wordt over inhalen, ben ik het onderwerp en niet het lijdend voorwerp. Het fietspad loopt rechtdoor tussen twee groene bermen. Kilometers lang. Kan ik nog een positie inwinnen? Niet erg waarschijnlijk. De enige twee lopers die ik voorlopig voor me zie zijn de blauwe mannen die mezelf hebben ingehaald. Het tergend lang oplopende asfalt stelt de bovenbenen die dan toch al zo’n 14 km hebben verwerkt zwaar op de proef. Ik smacht naar een strook bergaf. Als er dan toch een komt zoals bij enkele geïsoleerde huizen aan km 16,5 volgt er een steile bult. Die geeft me dan wel de gelegenheid een groene loper (eens een originele kleur) achter te laten. Mijn kilometertijden schommelen nu rond de 5 minuten. Om dat tempo vast te houden is grinta nodig. Die heb ik vandaag. En sterke benen. Die beginnen langzaam wat kracht te verliezen maar bevatten nog genoeg jus om in de zeventiende kilometer nog twee plaatsen te winnen. Of alleszins één. Ik neem dat het jonge meisje dat ik eerst inhaal een estafetteloopster is. Ik wens haar nog moed bij het passeren. De blauwe man voor me heeft het ook moeilijk. Hij heeft geen verhaal tegen mijn tempo maar kan mijn inspanning wel naar waarde schatten. Om niet geremd te worden in die inspanning heb ik wel zijn kinderen die hem op de fiets begeleiden moeten aanmanen plaats te maken.
Even voor km 19 buigen we naar rechts af. Daar hebben zich enkele supporters verzameld. Duitse fans moedigen iedereen aan en zo krijg ik nog wat morele steun voor de laatste kilometers. Weer een tunneltje. Ja, deze loop staat ook bekend als de Tunnellauf. 400 meter onder de grond, verlicht met rode lampjes aan beide zijden op de grond. Een groepje kinderen zet de keel open als ze me zien aankomen. Ik mag hopen dat ze me aanmoedigen, uit hun gekrijs kan ik niets opmaken. Dank zij hun getier heb ik wel een idee van de voorsprong die ik heb op de blauwe man die ik een kleine kilometer geleden ben voorbijgegaan. Die voorsprong lijkt geruststellend te zijn. Maar zal mijn Garmin het hier nog wel doen? Dringen de signalen van de satellieten zo ver door? Nu ik eens onverwachts goed bezig ben wil ik de goegemeente ook wel precieze kilometertijden kunnen tonen. Maar de sporthorloge doet zijn werk prima. De juffrouw op de fiets heeft me gewaarschuwd voor de klim vlak voor Bleialf. Ik wisselde enkele woorden met haar telkens als ze me voorbij reed. Dat zorgt voor enige afwisseling en je krijgt nog nuttige informatie ook. De steilste stukken waar ik niet boven de de 10km/uur uitkom, knabbelen weer aan de bonus die ik daarstraks in deel 1 heb opgebouwd.
Aan km 19,4 lopen we Bleialf binnen. Gedurende een dikke kilometer volgen we het voetpad naast de rijweg. Dat voelt niet meer zo prettig aan als het fietstracé van daarnet maar is toch nog relatief “lopersvriendelijk”. Er zit nu wat meer variatie in het reliëf. De frisheid is weliswaar al enige tijd uit mijn benen maar ik val ook niet stil op de korte hellinkjes. En kan nog een leeggestreden collega oprapen. De laatste bocht, dat neem ik alleszins aan. Twee brandweermannen staan daar te “plaudern” met een plaatselijke belangstellende. Ik moet hen even ter orde roepen om zeker te zijn van de richting. Wat daarna volgt is genieten: bergaf via een scherpe bocht naar de finish. En ja, de speaker doet het weer. De geijkte formule schalt door de boxen: “Willy Cortleven ins Ziel”. Of vervang mijn naam door die van een collega. En hij voegt er nog aan toe: “Willy Cortleven aus Mergellopers” (sic). Bleialf 2 Mijn tijd zal ik pas later aflezen. Die is nog wat beter dan ik had ingeschat op zo’n 2 kilometer van de finish.

Ik laat me verleiden door een Bitburger 0.0 (alcoholvrij), de sponsor van de loop. Ik had beter moeten weten, het brouwsel smaakt me niet. De ervaring van deze middag smaakt me des te meer. Zeven minuten sneller dan de tweede 65+-plusser. Bij analyse van de tijd stel ik vast dat ik beter doe dan de winnaar van de 55+-categorie. En op plaats 4 uitkom van 24 50+-plussers. Ik babbel nog even met Marine die slechts 2 minuten na me is binnengelopen. Ze verbetert haar besttijd met drie minuten maar dat weet ze dan zelf nog niet…
De prijsuitreiking zal nog even op zich laten wachten. Jammer dat ik niet kan blijven. We moeten snel naar ons hotel in Prüm. We verwennen onszelf dan maar met een heerlijk diner. Na een korte Bitburger-roes (“Bitte, noch ein Bit”) steekt de adrenaline weer de kop op en houdt me nog tot halfvier uit mijn slaap.

(Foto’s 1 en 5 van Marie-Paule. Foto 1: Finish. Foto 5: Genieten in Prüm. Foto’s 2, 3 en 4 van Holger Teusch. Foto 2 : Marine Colson. Foto 3 en 4: aan km 13.)

zat 09/09/2017 17u * Anthisnes (Challenge condruzien) * 12,15 km * 01:05:05 * 11,2 * 67/144 * 7/14 * ♥♥♥

Het blijft oude wijven regenen deze zaterdagochtend maar vandaag zal ik me niet afschrikken door de weersomstandigheden. De Condruzien-loop van Anthisnes staat aangestipt op mijn agenda en die zal ik hoe dan ook afwerken. Gisterenavond hebben de buien mijn plan om de Tweeloop in Alken te filmen nog in het water doen vallen en eindigde mijn uitstap naar de Cristal-gemeente op de parking van het sportpark.
Anthisnes ligt verscholen in het groen tussen de Condroz-expressweg en de Ourthevallei. Wie toevallig in de buurt is kan er twee kastelen bewonderen, het Château de l’Avouerie en het Vieux Château. Of je kan meedoen aan de jogging, dan loop je tussen het kasteel de l’Avouerie en de bezienswaardige Ferme Saint-Laurent door. Daarvoor moet je dan wel eerst twaalf pittige kilometers afleggen over berg en dal in het bos en tussen groene weiden. Het parcours is mij gedeeltelijk bekend van mijn vorige deelname in 2014. Ik kijk wel met enige angst uit naar de modderige passages die er onvermijdelijk zullen zijn. En ik zal weer geconfronteerd worden met de onstuitbare achteruitgang sinds dat jaar.
“Ben je je al aan het opwarmen?” vraagt Pol Van Kerrebroeck me als ik hem een halfuurtje voor de start ontmoet. “Ik warm me niet op” aldus de hobby-boer die altijd even goed gemutst is … en nog altijd 140 melkkoeien verzorgt. Er is overigens minder volk in Anthisnes dan gewoonlijk. In deze eerste weken van het post-vakantieseizoen moeten de lopers een moeilijke keuze maken tussen de vele loopwedstrijden op de agenda. De sterke mannen van de veteranen 3 zijn er wel. Ook de latere winnaar Daniel Weidner van Hoei, die ik evenwel niet ken.
Ik kom gewoontegetrouw langzaam op gang. De oplopende weg langs het Vieux Château helpt ook niet echt maar ik kan wat schwung in de benen brengen in de daaropvolgende 400 meter bergaf door het dorp. Rosario Ilardo en Pol Van Kerrebroeck banen zich snel een weg naar voren. Pol draait de benen vlot rond. Het lijkt wel alsof hij profiteert van een lange opwarming. We zijn snel buiten de bebouwde kom – en dat is in deze contreien meestal een verspreid bebouwde kom – en slaan een veldweg in met gruis en keitjes. Naast ons loopt een hondje mee dat om de dertig meter achterom kijkt om te zien of het baasje ook volgt. Plots stokt zijn tempo. Na wat heen en weer gedraai vindt het een plaatsje om zijn boodschap te doen. Even later stuift het met een verbazende pootjessnelheid weer voorbij en zet zijn weg verder in de omgeving van zijn baasje. Ik ben intussen een collega voorbijgegaan die mij aan Anton aus Tirol doet denken, inclusief het mutsje.
Ik probeer langzaam in mijn ritme te komen – dat betekent een tempo rond de 5′ per kilometer – en de benen in de juiste versnelling te brengen voor de zware stroken die niet lang op zich laten wachten. Na 1,8 km is het al zo ver. Aan een eenzame boerderij in een bocht kronkelt de weg al meteen stevig omhoog. De eerste haarspeldbocht met 5% stijging doet al flink pijn. In de volgende bocht kan ik een blik werpen op de achtervolgers om mezelf gerust te stellen dat er toch nog een hele sliert lopers achter me zit. Na 400 meter zit het klimmetje erop. We zijn intussen in het bos waar het brede en ondanks de plassen goed beloopbare pad lichtjes daalt. Op een grasstrook in de derde kilometer kan ik even genieten van het uitzicht rechts over de weiden en Anthisnes dat al ver lijkt. Een jongeman loopt me met een soepele tred voorbij. William Charles, 19 jaar, dat is hem, is een van de weinigen die me voorbijgaan… en vooruit blijven. Ik haal zelf ook enkele lopers in en krijg zowaar de indruk dat de benen nog altijd in de “mood” zijn van de halve marathon vorige week. Maar dit is de Condruzien en dus volgt er een vrij steile afdaling op een typisch pad met geulen in vettige aarde en keien. Ik moet twee achtervolgers laten voorgaan. Hier is het – voor mij althans – safety first. Aan km 4 kan ik op een asfaltweg snel weer terrein winnen. De smalle weg tussen de bomen leidt naar een gehucht met de swingende naam “La Rock”. Ook al is dit hier de onversneden Condroz met zijn natuurstenen huizen. We verlaten het valleitje in het piepkleine gehucht meteen en beginnen aan de tweede helling van de dag. 700 meter lang, met hier en daar forse percentages, kronkelend en mooi voor wie er van kan genieten. Zoals ik, want het loopt lekker. Ik hoed er mij voor om in het rood te gaan maar win toch enkele plaatsen. Daar hoor ik toch nog een collega naderen die sneller gaat. Ik zie een rood shirt. Dat toebehoort aan een jonge dame die ik nog even aanmoedig tijdens haar klim. Ik blijf in haar spoor op de weg die nog even verder klimt voorbij een nieuwe boerderij. Weer op een onverharde weg – noem het maar een veldweg – gaat het eerst lichtjes dalend, dan zachtjes stijgend verder. Ik heb geen moeite om mijn tempo vast te houden.
Ik sla de bevoorrading ven Sparmont na 6 km over en win zo twee plaatsjes. De twee (van die plaatsjes) komen wel terug maar geen nood. We zijn halfweg, de rustige aanvang heeft mijn benen goed gedaan en ik durf nu het gaspedaal al wat dieper induwen. Twee mannen in het blauw worden het slachtoffer van mijn aanvallende impulsen. Een van hen is het baasje van het hondje uit het begin van mijn verslag. (Je ziet dat het goed is bij het lezen je tijd te nemen voor alle details.) We hebben de boerderij van Sparmont net achter ons gelaten of we zien de volgende beklimming – nummer drie – al uitdagend voor ons liggen. Een rechte streep van 500 meter aan de bosrand, bezaaid met stenen en met op het steilste stuk een hellingsgraad van 10% of meer. In 2014 kon ik hier een aantal concurrenten terugpakken. Dat is nu weer zo. Maar om eerlijk te zijn, daar houdt de vergelijking tussen toen en nu op. Hoe dan ook, ik zoek mijn weg tussen de lopers die zich hijgend en puffend naar boven werken. Een korte groet aan Paul Delaitte voor we, bijna op het hoogste punt, de bocht naar links nemen. Het bos in. De averij veroorzaakt door de regenval van de laatste dagen en uren valt nog mee. Wel wat plassen waar ik, om tijd te winnen, recht door loop en zo mijn sokjes tot de vuilnisbak degradeer (hoor ik later van Marie-Paule). Ik blijf voortgang boeken en haal ook Michel Mancini in die ik al eerder op de helling in de smiezen had gekregen. Als je de naam Delaitte leest in een verslag van een Condruzien-loop is de naam Mancini ook niet ver. Dat zijn de nummers 2 en 1 bij de veteranen 4. De dame in het rode shirt van de heling in La Rock loopt overigens nog altijd in mijn buurt. Het is Linda Destres. Nuttig om te onthouden voor het verdere verslag. We zijn weer aan het dalen, nog altijd in het bos. Wel opletten voor een glibberige passage op het laagste punt. Door de stampende voeten van de lopers voor me – zo’n zeventigtal – is het graspad hier wel herschapen in een modderige brij. Ik heb moeite om grip te vinden met mijn gewone joggingsloffen. Rosario heeft semi-trails aangetrokken, vertelt hij me na afloop, en kan hier meer kracht zetten. Maar die heeft niet alleen meer geschikte schoenen voor dit parcours, maar ook betere benen. Na 200 meter is het modderleed weer geleden.
Aan km 8,6 verlaten we het bos. Het gaat al een honderd meter flink omhoog met 6%. Dat percentage zal nog verder stijgen op een graspad tussen de weiden. Ik voel plots de regen. Hoe lang die het al op ons gemunt heeft, weet ik niet. En storen doet die eigenlijk ook niet. Het ellendige weer speelt alleen de toeschouwers aan de finish parten. Maar daar zijn we nog niet. Voorlopig is het hier vechten voor elke meter. Naarmate we met veel moeite dichter bij de bebouwing op de top komen wordt het pad almaar moeilijker beloopbaar. Ruilverkaveling is hier niet, dus hebben de boeren zelf met steenafval voor meer grip voor hun werktuigen gezorgd. Wij, joggers, betalen het gelag. Dit is de zwaarste strook die we vandaag onder de voeten hebben gekregen, zoveel is zeker. Merkwaardig dat die wel uit mijn geheugen is gewist. Dicht bij het dorp is er dan toch een weg in beton. Op de nog altijd klimmende weg staan drie kinderen klaar met drankbekertjes, alsof we daar ook nog adem voor hebben. De officiële bevoorrading is wat verder maar in dit regenweer heb ik geen nood aan drank.
We zijn nu in Les Floxhes, een vlek met enkele huizen. Ik voel dat er nog wat kracht in de benen zit en trek me weer op gang. Ik kan snel aansluiten bij het groepje voor me. Met daarin twee dames die voor hun klassement in dezelfde categorie strijden. Christelle Dejardin ga ik als eerste voorbij. Na 350 meter asfalt zitten we weer op het onverhard tussen het groen. Ik blijf het groepje van vijf aanvoeren. Aan km 10, weer op het asfalt, gaat het plots heel steil naar beneden. Zo steil dat ik moet afremmen met de bovenbenen. Een van de mannen in het gezelschap neemt enkele meter voorsprong die ik op het vlakke prompt weer toeloop. “Is dat de muur?” vraagt Linda aan de mannen bij haar, Raphael Legrand en Guillaume Prouveur. “Dat is hem” hoor ik. De helling voor ons ziet er inderdaad dreigend uit. Een tweehonderd meter, tot 6%. Ik begin aan de leiding… en blijf aan de leiding. Ik trippel omhoog en verlies geen sikkepit op mijn drie gezellen. De helling vlakt boven af als we tussen enkele huizen weer het veld opzoeken. Anthisnes 1 Hier begint de lange single track die ik me nog goed herinner van 2014. Maar toen liep ik hier alleen. In een groepje, zoals nu, wordt je zicht wel belemmerd door de collega voor je. Linda is me voorbij gegaan tussen de huizen, maar net voor het pad versmalt kan ik weer de beste positie bemachtigen en dat is vooraan. We moeten nu verder tussen twee afsluitingen met prikkeldraad. Maar Linda kent het parcours ook en wringt zich weer naar de leiding. De lange rechte strook loopt verder tussen twee bomenrijen. Het pad wordt breder. Ik heb nu plaats naast Linda maar moet nu wel in het langere gras lopen. Voor ons rechts ligt het kerkhof. Het parcours loopt nu langs de kerkhofmuur op een zo mogelijk nog smaller pad. Met een korte versnelling ben ik weer voorbij Linda gegaan. Die wel nog de adem heeft om op iedere aanmoediging die ze krijgt “merci” te antwoorden.
Ik behoud mijn positie als we weer op de weg naar het Château uitkomen. Ik drijf het tempo nog wat op, tot tegen de de 4’10” per km en kan ook nog Jean-Philippe Gillain, een tiental meter voor me, inrekenen. Het gaat nu snel bergaf in de bochten naar de finish. Waar de regen het gebruikelijke animo heeft weggespoeld. Ik eindig diep in de rangschikking met een bescheiden gemiddelde. Maar dat is vanavond voor mij toch geen reden om even triest te zijn als het weer. Het veeleisende parcours heeft me niet klein gekregen en ik heb best wel genoten op de stukken die me lagen. Aan de drankentafel praat een groepje dames na over de afgelopen race. Ze zijn ruim voor me geëindigd. De tijden van weleer komen niet meer terug… Anne Kerens die ik in een betere dag wel nog eens kan bijhouden doet vandaag 4 minuten beter. Niet slecht voor iemand die dit soort omlopen haat. Dat is haar antwoord als ik haar vraag of ze vandaag hier haar geliefkoosd parcours heeft gevonden. Ha, Lucien Collard is er ook. Een flink stuk achter mij. Een maagontsteking heeft de zo al graatmagere Luikenaar enkele kilo’s gekost. Ik moet mijn calorieën dringend aanvullen, ik ga me een biefstuk met mayonaise en slagroom eten, grapt Lucien.
Het blijft miezeren en het is fris. In bezweet loopplunje koel je snel af. Mijn gebruikelijke tafelgenoten zijn elders actief en dus besluiten we meteen terug naar de heimat af te reizen. Via de fraaie, kronkelende weg naar Plainevaux zijn we snel op de expressweg in Boncelles. Heukelom is dan maar drie kwartier verder.

(Foto Marie-Paule: Het is hier maar een trieste bedoening aan de streep. De lopers die al binnen zijn houden zich schuil onder een tentje om de hoek.)

Terrasjogging Bilzen 10 km

zon 24/09/2017 10u * Liège-Laveu Don Bosco (Challenge Province de Liège) * 10,6 km * 00:51:47 * 12,2 * 53/199 * 3/18 * ♥♥♥♥

Het is negen uur. De nevel boven Luik begint op te trekken. Het is wel nog fris maar de zon is al van de partij als we de parking van de Don Bosco-school binnenrijden. We zijn hier in de wijk Laveu, achter het Guillemins-station. Voor een CJPL-loop op een zwaar golvend stadsparcours. De organisatoren maken het zich niet gemakkelijk met een grote ronde in een dichtbevolkt gebied. Ze hebben wel heel wat steun van de politie die ik tijdens mijn opwarming in de weer zie voor onze veiligheid tijdens de wedstrijd.
Ik vertrek in het gezelschap van Willy Hertogen. De eerste 800 meter zetten al meteen de toon voor het hele parcours: een afdaling en een klim. Vlakke meters zoek je hier vergeefs. Ik heb een redelijke kennis van wat er nog zal volgen, van mijn vorige deelname en de wedstrijd in Cointe die gedeeltelijk hetzelfde parcours neemt, zij het voor een stuk in omkeerde richting. Willy is snel achtergebleven maar zal de weg wel niet kwijtraken.Don Bosco 1 Hij heeft hier nog geen enkele editie gemist. Een Riemstenaar achter me, een andere voor me, Claude Herzet. Hij heeft het wel moeilijk op de helling maar neemt op een dalende strook van 800 meter weer wat meer afstand. De grote gestalte van Eric Martin is dan al een kleinere stip geworden. Een fluo-dame (Josiane Simons?) is me op de klim al snel voorbijgegaan. De snipverkouden Françoise Piscart heb ik al achter me gelaten. Dat zijn meteen de enige dames die ik in deze loop in mijn omgeving heb opgemerkt. Het verslag zal dit keer exclusief door mannen worden opgeëist. We zijn intussen 2 kilometer ver, op de Rue Henri Maus. Zonder die straat zou ik nooit van de man hebben gehoord. Zijn prestaties verdienen ook of vooral uw aandacht. Tik zijn naam maar eens in. Enfin, we zijn weer aan het klimmen. En nu wordt het echt menens.

Een klim van in totaal 2 kilometer, enkele meters vlak inbegrepen, eerst op het asfalt tussen de huizen, daarna via twee haarspeldbochten op kasseien, naar de Boulevard Kleyer waar het lichtjes blijft omhoog gaan. Ik blijf in de derde kilometer net onder de 6 minuten. Dat vind ik met een stijgingsgraad tussen de 5 en de 7% verdienstelijk. Genoeg om Claude voorbij te gaan op de laatste meters kassei. Na 3, 7 kilometer is de zwaarste klim van de loop achter de rug. Bergaf! Is dit nu Saint-Nicolas of Cointe? Hoe dan ook, we lopen hier plots tussen het groen en even verder met een machtig uitzicht op de industriële Maasvallei. De eerste bevoorrading heb ik overgeslagen. Zo win ik weer een paar seconden. Niet genoeg om Claude Herzet achter me te houden die me in zijn vloeiende stijl voorbij zoeft. Op het volgende korte knikje omhoog blijft zijn tred even soepel… maar minder krachtig en haal ik hem weer bij. Ik hier loop hier onder meer in het gezelschap van een Seraing Runner. Is dit André Piron?
We zijn in een moderne woonwijk met heel wat groen, ik neem aan in Cointe. Eerst licht bergop, dan weer dalend maar een boogscheut verder weer klimmend. Heb ik al gezegd dat ze hier de vlakke weg nog moeten uitvinden? Ik voel me vrij goed maar heb in deze eerste kilometers al veel gegeven en kijk met enige angst uit naar wat nog komen gaat. Het tempo is in elk geval tot ver onder de 12km/uur gezakt. Ik loop aan het hoofd van een groepje het park van Cointe in. Dit is bekend terrein voor me. Maar de smalle paadjes blijven verraderlijk door de vele boomwortels en keien. Ik verlies hier even mijn eerste plaats maar pak die weer terug op een breder geasfalteerd pad. Claude heeft de voeling verloren in de wijk, vertelt hij me later. Niet ver voor me zie ik al een hele tijd Richard Mathot. Don Bosco 2 We kronkelen nog altijd tussen de grasperken in het park maar nu zijn de paden weer aan het klimmen. Dat zal zo’n kleine twee kilometer duren. Van het park van Cointe lopen we het Parc Comhaire in. De naam mag veranderen, het reliëf niet. Het groepje van daarnet loopt niet meer in mijn spoor, ik haal hier en daar nog een enkeling in op de steilere stukken in het park. Ik nader op Richard Mathot en Jean-Luc Letellier die ik nu ook herken. We maken een kleine lus voor de bevoorrading. Richard stopt voor een bekertje en verslikt zich haast als ik hem op een grasperkje voorbijga. We zijn weer op de Boulevard Kleyer, die we daarstraks in tegengestelde richting hebben afgelegd. We lopen op een soort voetpad langs de weg op kiezeltjes, klinkers of gewoon aarde. De ongemakkelijke ondergrond en de eindeloos zeurende stijging van 1 tot 2% halen het tempo er helemaal uit. 11 per uur, meer zit er niet meer in. Ik zal het van de afdaling naar de finish moeten hebben om nog een gemiddelde van 12 te halen. Mijn concurrenten hebben het blijkbaar ook moeilijk. Ik zie er alleszins geen langs mij opduiken. En leef met de hoop dat ik Jean-Luc voor me nog kan inrekenen.
Bij het begin van de afdaling aan km 8,5 kijk ik even achterom. Ik verwacht Richard nog in de afdaling. Daar is hij ook. Ik heb nog zo’n dertig meter. Het kan ook een paar meter meer zijn, ik heb nu echt geen tijd meer om de juiste afstand te berekenen. Op de kasseistrook van 200 meter tussen de twee haarspeldbochten is het bovendien zaak om je enkels niet te verstuiken op de ongelijk liggende stenen. Een ongelukkig geparkeerde auto maakt die tweede bocht nog linker. Ik geraak er zonder kleerscheuren langs, Richard ook. Voor ons ligt een streep van 500 meter rechttoe rechtaan naar beneden. Ik voel mij in de onbehaaglijke positie van de haas die recht voor de jager over het open veld spurt. Ik geef mezelf weinig kans om uit de greep van de lange Luikenaar te blijven. Moet ik het tactisch spelen? Even inhouden om dan in de laatste steile klim toe te slaan? Of alles geven in de afdaling en mijn achtervolger tot een nog grotere inspanning te verplichten, in de hoop de ultieme helling beter te verteren? Ik kies voor de tweede optie. Uit ervaring weet ik dat ik in veilige omstandigheden op het asfalt een fikse afdaling uit mijn benen kan schudden. Dat betekent hier een gemiddelde van 3’50” op de rechte strook. Daar heeft Richard niet van terug. Ik hoor hem zichzelf nog oppeppen maar ik blijf een vijftiental meter voorsprong behouden. Ik geraak als eerste aan de rechtse bocht. Als eerste van ons twee want Jean-Luc blijft buiten bereik. De steilste percentages omlaag volgen nog na die bocht. Dan gaat het plots weer omhoog. Ik haal Eric Martin in die stilgevallen lijkt. Hij klampt zich vast in mijn spoor en is zo vriendelijk me de weg te wijzen in de bochtige laatste honderden meters. De seingevers reageren zoals zo vaak te laconiek. Waar is Richard? Hij is er nog steeds en wroet zich omhoog aan de andere kant van de weg. Een tactisch manoeuvre? In elk geval, ik begin met voorsprong aan wat ik als de strook van de redding beschouw. Een blinde bocht scherp naar rechts voor de uitsmijter van driehonderd ultra-steile meters. Het gehijg van Eric vermindert, hij moet loslaten. Ik heb er vertrouwen in dat Richard op deze strook ook niet meer zal terugkeren. De plotse bocht en de smalle passage naar de streep zijn me gelukkig bekend. Daar is de Solidaris-aankomstboog. En daar is ook Jo Vrancken. De Neremnaar is als tweede algemeen al 13 minuten binnen. Hij geeft me nog een laatste aanmoediging mee. Die blijkt ook nodig te zijn. Richard is in de klim nog verbazend dicht gekomen. Maar met een korte temposnok kan ik mijn duur bevochten plaatsje veiligstellen. “Ik heb er alles uitgeperst, maar ik kreeg je niet te pakken” hijgt mijn lange tegenstrever, verrast door mijn snelheid in de afdaling. In de douches toont hij me de reden van wat hij als een mindere prestatie beschouwt. Enkele vetplooien rond zijn middel. Ik zal moeten vermageren, vindt de zo al magere Luikenaar. “Punten verloren in het klassement, maar (tot mij) je derde plaats is verdiend”, besluit Richard.
Voorover leunend op de dranghekken praten Nicolas Bynens en Guy Raes na over hun wedstrijd… en genieten van hun eerste en tweede plaats in hun en mijn leeftijdsklasse. Een ongewone uitslag waar de afwezigheid van de tenoren ook wel voor iets of voor veel tussen zit. Zoals mijn derde plaats… Don Bosco 3 Nicolas en Guy zijn late roepingen in het loopwereldje, mannen zonder verleden, zoals Guy het uitdrukt. Servais Halders is er vandaag niet bij. Maar hij is wel prominent aanwezig in het après-course-gesprek met de collega’s. Hij haalt aan de boorden van de Maas en het kanaal van Briegden trouwens weer verschroeiend uit met een elfde plaats algemeen. Na de finish zoek ik vergeefs naar Marie-Paule. Die blijkt nog niet terug te zijn van een lange wandeling (en klim) naar het herdenkingsmonument in Cointe. Ik vind haar later terug op de zonnige binnenplaats van de school. Willy Hertogen en Jo Vrancken hebben zich al naar huis gerept. Ik breng de aangename wachttijd voor de prijsuitreiking door in het gezelschap van mijn categoriegenoten Nicolas Bynens, Guy Raes, Bernard Marot en Claude Herzet.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Willy en Willy vol vertrouwen voor de start. Foto 2: Betrapt door de alziende lens van Marie-Paule in het park van Cointe. Foto 3: Het podium van de veteranen 3. Links tweede Guy Raes, in het midden winnaar Nicolas Bynens.)

Naar boven

zon 01/10/2017 10.30u * Slins (Cours la Province!) * 10,3 km * 00:49:40 * 12,4 * 31/130 * 4/14 * ♥♥♥

Het is fris en er waait een stevig windje op de hoogvlakte van Fexhe-Slins boven de Jekervallei vanochtend om halftien. Het sportcomplex van Slins gonst al van de bedrijvigheid, de traillopers maken zich klaar voor hun loop van 20 of 35 km. Ik hou het bescheiden vandaag met de jogging van 10 km. Het is een nieuwe loop, deel van de Zato’Belge, onder de koepel van de CLAP. Wat CLAP betekent, staat in de titel van dit verslag. De Zato slaat op de mythische Tsjechische afstandsloper Emil Zatopek. Nog niet mythisch, maar wel gevreesd is Jo Vrancken. Hij is hier ook, tot leedwezen van enkele andere jongens die hun kans op een overwinning in de Haspengouwse lucht zien verdampen. De Tongenaar laat er geen gras over groeien en vertrekt meteen solo. De tweede is ook een Limburger, Peter Withofs van Diepenbeek. Nogmaals pech voor diezelfde ambitieuze jongens. Er doet nog een tweede Tongenaar mee, of beter een ex-Tongenaar. Guido Proesmans woont al meer dan veertig jaar in Juprelle en was als schepen een van de initiatiefnemers van de bouw van de nieuwe sporthal. Hij vertelt het met de nodige trots en grote welsprekendheid in drie talen (Frans, Nederlands en Tongers) aan zijn tafelgenoten na de wedstrijd. Ik zit ook aan die tafel met enkele leeftijdsgenoten en de winnaar Jo Vrancken. Later schuiven ook de toppers van de trail Patrick Philippe en Geoffray Gillet mee aan.

Maar nu terug naar de wedstrijd. De parcourstekening op de overigens knappe website van de organisatie heeft me niet veel wijzer gemaakt. Gelukkig vult thuisloper Nicolas Bynens de summiere sitebeschrijving aan met de nodige details. Dat ik hier aan de start sta, is trouwens een gok… die verkeerd kan aflopen. De furieuze afdaling vorige zondag in de “Don Bosco” heeft me niet alleen een derde plaats opgeleverd maar ook een blessuurtje in de rechterbil. Het gevolg waarschijnlijk van de ongewoon hoge snelheid die mijn door de voorafgaande klimmeters al geteisterde benen moesten ontwikkelen. De pijn heeft me niet verhinderd om mijn doordeweekse trainingen af te werken, zij het nog voorzichtiger dan anders. Maar een zwaardere blessure ligt op de loer. Ik moet in de beginmeters dan ook meteen de voorzichtigheidsgrendel wegschuiven om mijn concurrenten net te ver laten weglopen. Bernard Marot haal ik snel in als we in de straten van Slins zijn. Ik loop in het spoor van Béatrice Kevelaer. Na 1 kilometer verlaten we de bebouwing en draaien de ruilverkavelingswegen in het open veld in. Hier heb ik een mooi uitzicht op de sliert lopers. Slins parcours Onvoorstelbaar hoe lang die sliert intussen is. Is dat Jo Vrancken daar in het rood in tweede stelling? Maar die is intussen al uit mijn gezichtsveld verdwenen, hij heeft de hele loop geen concurrent voor zich geduld. Ik kijk ook eens achterom en zie dat ik zelf een brede kloof heb geslagen met de laatste deelnemers. En dat na nauwelijks een kilometer. Ondanks het ongemak in de bil ben ik er fel ingevlogen. De tweede en de derde kilometer in 4’30”. Dat is zowat mijn top-kruissnelheid. Ik ben Béatrice op een kort bultje voorbijgegaan en heb even verder ook Christian Vandevenne ingehaald. Alleen Pasquale Ruberto behoudt nog een kleine voorsprong. Ook Christophe Caneve en Cristelle Lemay heb ik achter me gelaten. Het tempo op de licht dalende weg wordt plots afgeremd door een modderplas van zo’n 10 meter. Na enige aarzeling volg ik het voorbeeld van de lopers voor me en zoek rechts de hoger gelegen akker op om mijn voeten droog te houden. Béatrice loopt dwars door de poel en neemt zo meteen 10 meter voorsprong. We draaien nu linksaf een bosje in. Dit moet de poort zijn naar de “technische afdaling” die Nicolas Bynens heeft beschreven. “Technisch” staat voor mij voor “gevaarlijk”. Ze is overigens nog “technischer” dan ik al vreesde. Geulen, bulten, kleine keien en dikke stenen waarmee je een dinosaurus zou kunnen uitschakelen. Ik troost me met de gedachte dat we er na 400 meter vanaf zijn. Nicolas had de afstand gelukkig goed ingeschat. Pasquale, niet toevallig met mij de oudste in het gezelschap, doet het ook voorzichtig maar blijft me wel voor. De anderen die ik daarnet heb ingerekend gaan me allemaal weer voorbij. Plus Evelyne Cupers die opduikt vanuit de achtergrond. Aan km 3,8 valt al het werk dat ik in de voorbije kilometers heb opgeknapt weer te herdoen.
We komen uit langs de E313-autoweg voor de brug van Boirs. Hé, deze weg, een veldweg met keien en stenen, herken ik. Ik heb hier in het grijze verleden nog eens een wedstrijd betwist. Hoelang zou dat geleden zijn, vraag ik me telkens af als ik hier met de auto passeer, vaak op weg naar een of andere loop. Dit verslag is een goede aanleiding om dat eens op te zoeken. De tab “wedstrijden” op deze blog leert me dat het in 2001 moet geweest zijn. Maar was dat de wedtrijd met start in Slins, Visé of Heure-le-Romain? Ik moet u en vooral mezelf het antwoord schuldig blijven. Mijn documentatie uit die tijd was lang niet zo gedetailleerd als nu… Enfin, ik moet me reppen om mijn achterstand weer goed te maken. Béatrice heeft nu bijna 100 meter voorsprong. Met een fikse tempoversnelling haal ik Pasquale voor het eerst, Christian, Christophe en Christelle opnieuw in. Evelyne ga ik voorbij net voor we de nu weer stijgende asfaltweg overgaat in onverhard. We hebben net het mooiste stuk van het parcours achter de rug. Dat is de strook naar en onder de brug van de autosnelweg en het spoorviaduct. Zo voel ik het alleszins aan. Zou het toeval zijn dat ik net hier mijn sterkste fase ken, in de afdaling en de klim? We lopen evenwijdig met de autosnelweg, terug van Boirs naar Slins. De asfaltweg gaat na een kleine 5 km over in een pad bezaaid met keien. Een loper staat langs de weg te wachten (op zijn tweede adem?). Die zal hij nodig hebben in de volgende kilometers. Béatrice loopt nu voor me uit. Zij heeft wel wat van haar voorsprong ingeboet maar houdt toch nog een bonus van enkele tientallen meter over. Vlak achter me werkt Evelyne Cupers zich naar boven. En zo zit ik gesandwicht tussen twee vrouwelijke loopsters en wordt dit toch weer een verhaal met een sterke vrouwelijke aanwezigheid. De posities blijven een tijdje onveranderd. Voor me houdt Béatrice stand, achter me blijft Evelyne volgen. De klim lijkt eindeloos. Het uitzicht is wel wat veranderd, we lopen nu onder het bladerdek van een donker bos. Evelyne heeft dan toch moeten lossen. Ik probeer nu en dan het tempo wat op te trekken om wat sneller te naderen op mijn voorgangster. Mijn pijnlijke bil laat dat nog net toe. Maar het ongemak is duidelijk aanwezig, al vanaf de eerste kilometer. Hoe zou Jo Vrancken met zo’n parcours omgaan, bedenk ik, terwijl ik van links naar rechts laveer op zoek naar de minst onprettige loopstrook. Ik vraag het hem na de wedstrijd. Hij maakt een kapbeweging met verticale handpalm. “Rechtdoor”. Zo eenvoudig kan het leven zijn voor een winnaar. Het einde van de klim moet nu toch stilaan naderen. Alleen wordt het nu hoe langer hoe steiler, tot 5-6 %. Die stroken brengen we wel dicht bij mijn mikpunt. Helemaal ben ik er nog niet en ik hoed me voor een bruuske versnelling in de laatste hectometers, nu weer in het zonlicht.
Boven! Uiteindelijk hebben we meer dan 2,5 kilometer geklommen (vertelt mijn Garmin me achteraf). Ik kan de luttele meters achterstand op Béatrice goed maken op de vlakke Rue de Houtain. Voorbij geraak ik niet. Ze houdt het tempo strak en veel plaats om voorbij te steken heb ik evenmin. De zuidenwind speelt in het lint dat de loopweg afbakent en maakt de smalle wegstrook die we ter beschikking hebben nog smaller. Overigens merk ik nu pas de wind op. Die heeft ons vandaag, in tegenstelling tot wat we voor de wedstrijd dachten, alleszins niet dwarsgezeten. Zo’n vijftig meter voor ons loopt een duo in twee tinten rood. Vanaf kilometer 4 is er geen enkele loper me meer voorbijgegaan. Misschien kan ik er zelf nog eentje bij de lurven vatten? Slins parcours Aan km 7,6 verlaten we de rijweg en worden we een smal graspad ingestuurd. Op deze single track blijf ik noodgedwongen achter mijn gezellin en laat zelfs enkele meter spatie. Die ik achteraf op de verharde weg maar met moeite kan dichten. Het tempo rond de 4’30” brengt ons snel bij de zwakste van het duo voor ons, Yves Hanquet. We stuiven voorbij een bevoorradingspost die geen water aanbiedt “pas de l’eau”, blijkbaar voor de traillopers die nood hebben aan zwaarder spul. Terwijl ik me vastbijt in het spoor van mijn voorgangster reflecteer ik even over een regel van de Franse grammaire. Waarom “pas de l’eau” en niet “pas d’eau”? Daar weet ik het antwoord op. Maar ik prakkezeer me al sinds de eerste kilometer suf over de betekenis van de slogan op het blauwe shirt van Béatrice – Kevelaer is haar familienaam – “Tout en Kevelaer”. Kevelaer is een bedevaartsoord aan de Nederlandse-Duitse grens. Maar wat betekent het dan? Ik hoor het antwoord toevallig in de kleedruimte van mijn Franstalige collega’s die dat plaatsje in Duitsland zelfs niet kennen. Maar zij hebben wel oor voor de klankovereenkomst tussen Kevelaer en kevlar. Béatrice – de loopster alleszins – is gemaakt van het ijzersterke synthetische materiaal kevlar. Dat heb ik vandaag ondervonden. Ik probeer haar voorbij te gaan op een licht stijgende weg in beton. Geen denken aan, haar ademhaling verloopt wat stroever maar haar benen blijven energiek rondwentelen. De volgende blinde bocht naar rechts neemt ze zo scherp mogelijk om geen seconde te verliezen. Ik volg haar voorbeeld zo goed en zo kwaad als kan. We zijn in het centrum van Slins aan de kerk. Hoe lang is het nog? Ik heb niet de reflex (of de tijd?) om op mijn horloge te kijken en probeer me te oriënteren op mijn indrukken van de opwarming. Oei, dat is nog een flink stuk. Kan ik dit tempo volhouden? Ik zie achteraf dat we nog 1,3 km te gaan hebben. Op karakter kan ik dan toch weer de leiding nemen. Ik tuur in de verte naar de lopers voor me. Bijvoorbeeld naar het witte shirt van Guy Raes. Niet te zien. Hij blijkt ruim twee minuten voorsprong te hebben en eindigt vlak na Nicolas Bynens. Beiden hadden wel geen verhaal tegen Laurent Knapen die halfwedstrijd het hazenpad heeft gekozen. We zijn heel wat dichter gekomen bij veteraan 1 Fabrice Diet maar hij blijft uiteindelijk buiten schot. Ik kan de leiding houden in de laatste strook onverhard. De koe met de roze uier in de wei rechts (neen, ik heb geen hallucinaties) is gaan liggen. De laatste bocht komt eraan. Voor Béatrice het sein een versnelling te plaatsen. Die mij onmiddellijk enkele meter achteruitslaat. Een pijnscheut in de bil maant me tot inbinden. Béatrice spurt nog een voorsprong van 10 seconden bij elkaar, aangevuurd door de”Allez maman”-kreten van haar twee zoontjes. Manlief staat aan de finish met de camera om de laatste meters voor de eeuwigheid te bewaren. Mijn tegenstand(st)er van de dag eindigt als derde dame algemeen en eerste aînée 1 (veertig plus). Ik kom uit op een mooie plaats in de algemene rangschikking en bezet in mijn categorie de hoogst haalbare positie. Maar de tevredenheid over mijn loop wordt toch wel overschaduwd door het bange vooruitzicht voor de volgende weken. Zal de blessure me lange of korte tijd uit de roulatie houden? U zal het lezen in de volgende dagen of weken. Stay tuned!

zon 22/10/2017 11u * Stembert (Challenge L’Avenir) * 8,6 km * 00:42:42 * 12,1 * 83/192 * 4/9 * ♥♥♥

Het is enkele weken stil geweest op jullie vertrouwde blog. Alleen de Strava-gegevens sijpelden door naar de openbaarheid. Voor de kenners voldoende om de oorzaak te raden van mijn afwezigheid op het net. Ik heb me een drietal weken moeten beperken tot wandelingen en trainingen in slow-motion. Het gevolg van een hamstringblessure waarschijnlijk opgelopen tijdens de “Don Bosco” een maand geleden. Ik durfde het waagstuk van Slins, een week later, om toch te starten ondanks de pijn, niet herhalen uit schrik de kwaal nog te verergeren. Het kneedwerk van kinesist Christophe en de rustige aanpak hebben geloond. De laatste training op vrijdag gaf me de bevestiging dat ik een sneller tempo zou overleven. Uiteindelijk heb ik maar één geplande wedstrijd, in Moha, moeten missen.
Naar Stembert dus, voor de tweede keer dit jaar. Op een ander parcours, met vertrek aan het voetbalveld Lejoly, hoger gelegen dan de startplaats van de voorjaarsloop. Het kan daar trouwens nog hoger zoals ik in de wedstrijd zal ondervinden. Na mijn eerste deelname in 2014 had ik het parcours al aangestipt als een van de mooiere in het circuit. De datum is verplaatst van begin september naar de herfst. En herfst is het boven Verviers: wind, killige temperatuur en motregen. Ik hou me dan ook wat langer dan gewoonlijk schuil in de kantine. Waar ik al meteen op twee kennissen val, Roger Dosseray en Raymond Jungblut. Die laatste geeft echter de voorkeur aan de trail van 24 km die een halfuurtje voor ons van start gaat. Ik hoor hier ook Nederlands. Even geïnformeerd. Een van de jonge gasten die voor de trail naar hier zijn afgezakt, blijkt een Riemstenaar te zijn. Tom Martens. Het is de eerst keer dat ik hem ontmoet. Verwonderlijk, temeer omdat hij ook nog eens in Kanne traint. Hij doet het uitstekend met een gemiddelde van 11 per uur. Met Bert Ernest is onze gemeente met drie man vertegenwoordigd in het land van Verviers. Naast me maakt Thierry Fettweis zich klaar voor de loop. Ik ken hem als de man met het snorretje en het hondje. Het snorretje heeft hij nog altijd. Het hondje, dat al de eer had in een van mijn verslagen te figureren, is er vandaag niet bij. “Gisteren heeft hij ook al gelopen, hij is wat moe” aldus Thierry die ik nu eindelijk ook bij naam ken.
Een aantrekkelijke ronde, een korte afstand, twee argumenten om te kiezen voor de loop in Verviers. En niet die in Esneux (CJPL) of in Montenaken (Victors Cup) waar de meeste van mijn loopvrienden voor zullen kiezen. De namiddagwedstrijd in Montenaken spreekt me minder aan, zeker voor een tweede deelname op rij. De nieuwe organisatie in Esneux wekt wel mijn nieuwsgierigheid. Esneux, dat is de Ourthevallei en bossen. Toch maar even een blik werpen op het parcours. Dat loopt haast uitsluitend door groene gebieden op de satellietkaart. Het hoogteprofiel is dooraderd met rode en bruine strepen, klimmen en vooral afdalingen tussen de 10 tot 15%. Geen spek voor mijn bek. Mijn buikgevoel heeft me niet bedrogen. Op de redactie van Groetum valt al snel een flash-bericht van Servais Halders binnen. “Onverantwoord zwaar” vindt Servais. Niet dat het parcours zijn zegedrang in de weg staat. Alleen een administratieve vergissing houdt hem een tijdje van de eerste plaats. Jammer dat de Challenge van de Provincie die sinds jaar en dag stratenlopen groepeert, meer en meer trailparcoursen en andere extreme uitdagingen in het programma opneemt.
We gaan eraan beginnen, hier in Stembert. Ik sta vrij vooraan in de groep van bijna 200. Even achter Jean Dessouroux, de veteraan 3 die na een blessure weer op niveau komt. Ik zoek naar de beste V3 in deze challenge, Nando Caria. De beschrijving van Roger “un tout petit bonhomme” helpt me ook niet verder. De derde V3 zou ik op een goede dag moeten kunnen bijhouden. Probleem, ik ken hem ook niet. Stembert 1
Het peloton wordt op sleeptouw genomen door “voorrijder” Serge Massin. Ik heb ook Pascal Julin rondjes zien draaien op zijn mountainbike. Merkwaardig dat de voorzitter van het CJPL-comité en liefhebber van uitdagende parcoursen niet in Esneux de regie voert. De eerste kilometer gaat meteen omhoog. Ik heb het grootste deel daarnet verkend met Roger Dosseray. Tijdens de opwarming heb ik enkele keren de hartslag de hoogte ingejaagd, kwestie van weer enigszins in het wedstrijdritme te komen na drie weken stapvoets verkeer. Ik gun mezelf geen inlooptijd en ga er meteen fors tegenaan. En kom mezelf na 300 meter al tegen. Hijgend als een postpaard probeer ik het tempo vast te houden tot boven. De Garmin geeft 5 minuten aan voor deze eerste kilometer. Dat is echt het maximum met mijn huidige conditie. Na 1 km kunnen we even uitblazen op een vijfhonderd meter lange afdaling, nog steeds op het asfalt. Dan draaien we linksaf een smal onverhard pad in. Ik herinner me nog een single track in het begin van de loop. Dat moet hier zijn. Intussen moet ik bekomen van mijn felle aanhef op het asfalt. In de volgende kilometer verlies ik wel zo’n twintigtal plaatsen. Achter me hoor ik voortdurend het zware gehijg van Roger Dosseray. Ik ben hem al na een zeshonderd meter voorbijgegaan. Dat is heel vroeg en misschien wel de onbewuste reden van mijn onbesuisde aanvalsdrift. We zijn intussen de gewonnen hoogtemeters weer kwijtgespeeld in de afdaling en beginnen dus weer aan een nieuwe klim, ditmaal in het bos. Met alles wat daarbij hoort: stenen, putten, boomwortels. Op bepaalde plaatsen is het flink glad. Terwijl ik mijn nieuwe Brooks-schoenen hun eerste Ardens modderbad geef. heb ik moeite om het evenwicht te bewaren. Een mens onthoudt blijkbaar alleen maar de mooie stukken van een parcours. Mijn geest heeft deze moeilijk beloopbare strook uit het geheugen gewist. Bij elke bocht kijk ik uit naar het einde van de klim maar het zal wachten worden tot km 3 eer we op een breder en vlakker pad uitkomen. Dit zijn de bospaden die wel nog in mijn herinnering zijn blijven hangen en die mijn gunstig vooroordeel over dit parcours hebben bepaald. Ik elk geval lijkt mijn vrees niet uit te komen dat het parcours misschien veranderd is en ons hier een ploeterpartij wacht. De derde kilometer heeft me wel 6’20” gekost en het zal nog wel enkele minuten duren voor ik weer helemaal op mijn effen breng. Voorlopig kan ik alleen maar vaststellen dat de gedwongen rust een flinke hap uit de conditie heeft gebeten.
Maar wanhoop niet lezer, vanaf nu zal alles beter worden. Roger Dosseray hoor ik niet meer achter me. Ik kan weer wat plaatsjes opschuiven en wie mij voorbij wilde of kon heeft dat in de lange klim gedaan. We lopen op brede bospaden, hier en daar wat keitjes, en een plasje maar voor het overige is het hier genieten tussen de weiden. Links van me zie ik een peloton koeien grazen. De spierpijnen die me gedurende de langzame trainingen van de vorige dagen hebben geteisterd zijn verdwenen. En zo heb ik opnieuw het paradoxale gevoel dat mijn benen meer afzien op training dan in een wedstrijd. Niet dat ik pijnvrij onderweg ben. De pijnplek die zich eerst in mijn dijspier manifesteerde, is in de loop van de vorige weken naar boven opgeschoven en zit nu onder mijn bekken. Ik sla de bevoorrading halfweg over. We maken hier een bocht om onmiddellijk weer in tegengestelde richting terug te lopen. Gedurende 1 km op een privéweg, eerst onverhard, daarna op steengruis. De vierde en vijfde kilometer op het plateau leg ik af in circa 5 minuten. Dat vind ik achteraf wel wat tegenvallen. Maar ik had blijkbaar nog een tiental minuten nodig om onder stoom te geraken.
Na een goede 5 km komen we uit op de rijweg. Tijd om het tempo op te krikken. Ik richt me op de loper voor me. Ik heb eerst enkele honderden meters vals plat en dan de afdaling naar Hèvremont om hem bij te benen. Terwijl ik de inspanning lever en meter na meter goed maak, zoek ik afleiding in het uitzicht op de vallei rechts van me. Nummer 854 – dat is senior Jonathan Eloye – moet zich gewonnen geven voor we links op een kleinere asfaltweg worden ingestuurd. Stembert 2 De weg loopt hier weer licht omhoog en de wind werkt ook flink tegen. (Stembert was dus ook een betere keuze dan Montenaken waar de wind vol kon uithalen in de open Haspengouwse vlakte.) Ik hoor allerlei geschuifel achter me maar bedenk dat ik me niet moet druk maken om een plaatsje achteruit in het klassement. Maar ik zie niemand terugkomen en boven waar de wind weer afneemt, heb ik opnieuw wat meer afstand genomen. Heb ik daarnet niet het gekreun van Roger Dosseray gehoord? “Ik ben tot op drie meter van je teruggekomen” vertelt de veteraan 4 me na de wedstrijd. 3 meter zal wel “wishful thinking” geweest zijn van de man uit Pepinster. Maar gemotiveerd om mij in te halen was hij zeker. Nu, dat is wederzijds. En volgend jaar – bij leven en welzijn – zijn we opnieuw echte concurrenten. Er gaapt nog een flinke kloof tussen mij en een duo voor me. Voor de twee uit zie ik ook nog een dame die alleen onderweg is. Ik geef mezelf niet te veel kans om hen nog in te halen in de ongeveer 1,5 kilometer die er nog resten. Maar na een pauze van drie weken is de honger groot. Het tempo rond de 4’30” dat ik hier kan draaien brengt me snel bij Olivier Schnakers en Christophe Goddé. Een van hen maakt galant plaats om me door te laten in een bocht naar rechts. Ik ben nu op weg naar de dame voor me. De enkele procenten stijging zijn mijn bondgenoot maar ik hou nog enige reserve. Ik heb geen idee hoe fel de klim is achter de volgende bocht. Tussen de eerste huizen van Stembert kan ik de aansluiting forceren. Niet zonder moeite want de kleine dame – aînée 1 Claire Breuer – vecht voor elke meter. De politie waakt op de Rue de Hèvremont als we de straat oversteken die we een halfuur vroeger ook al hebben gekruist, zo’n 200 meter verder. Claire weert zich als een duivel in een wijwatervat om haar positie te handhaven. Als ze de poort links sluit, zoek ik rechts een doorgang. Uiteindelijk geraak ik toch voorbij en kan met een bijkomende versnelling in de afdaling enkele meters voorsprong nemen. Die ik met een ultieme temposnok in de laatste honderd meter kan veilig stellen. Zoals de loper voor me twijfel ik aan welke zijde van het lint we naar de streep moeten. Ik kan er nog net op tijd onderdoor glippen. Ik klok af op een eervolle 42 minuten.
Het druilerige weer in Stembert nodigt niet uit tot een langer verblijf en drie kwartier later zijn we weer in Heukelom. Daar trakteer ik mezelf voor mijn geslaagd heroptreden op een Duvel en… couscous.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Finish. Foto 2: Napraten met Roger Dosseray in de regen.)

Ladies Night Run Tongeren

In Tongeren vond de eerste Ladies Night Run plaats. De motregen stoorde de loopsters niet. De filmer werd wel tot opgave gedwongen.

zon 29/10/2017 10.15u * Oreye (Challenge hesbignon) * 9,6 km * 00:46:31 * 12,4 * 123/300 * 10/28 * ♥♥♥

Na mijn forfait voor de loop in Moha ben ik voor het eerst in lange tijd weer in Hesbignon-gezelschap hier in Oreye. Jos Biets wil zelfs mijn nummer controleren bij de inschrijving. “Zo lang hebben we je al niet meer gezien” grapt de Truienaar. In het peloton loop ik drie kennissen tegen het lijf die ik ook al vele maanden niet meer heb ontmoet: Jean-Marie Haekens, Benny Claes en Armand Pirotte. Die laatste zal nog een rol spelen verderop in dit verslag. De chip heb ik alvast op mijn (bijna) nieuwe Brooks-schoenen geknoopt. In de uitslag zal ik dus wel voorkomen. Op welke plaats, dat zal mee bepaald worden door de reactie van de blessure in de bil. Volgens fysio Christophe zou een van de adductoren de boosdoener zijn. Ik warm op in het spoor van twee toppers, Benny Stulens en Frankie Verluyten. Beide heren maken zich zorgen over de wind die hier op het Haspengouwse plateau hevig te keer gaat. Ze maken overigens hun reputatie waar: Benny wordt achtste en eerste veteraan 1, Frankie staat op het derde trapje van het grote podium. (Hoe je zover geraakt, lees je misschien in zijn blog. Te vinden in de rechterkolom boven.) Maar veelwinnaar Jo Vrancken is ook vandaag niet te vermurwen.
We mogen eerst nog even genieten van een korte afdaling voor we meteen de lange klim uit Oreye aanpakken. Ik vertrek voorzichtig, deels uit noodzaak om niet meteen in ademnood te geraken, deels om de reactie van mijn bil te testen. Terwijl ik in de eerste meters van de klim nog even met Ianthe Bauduin nababbel over de Ladies Night Run in Tongeren van gisteravond, hou ik de bewegingen voor me in het oog. Armand Pirotte en Noël Heptia zijn samen vertrokken en hebben op een diefje zo’n twintig meter voorsprong bijeen gesprokkeld. Die zal ik later weer moeten proberen goed te maken. Maar dat is werk voor zo dadelijk als we de tumulus langs de rijweg hebben gerond. Ik kan meteen na de 1,2 km lange klim het tempo opdrijven en doe dat met enig vertrouwen nu ik voel dat de rechterbil haar voorzichtige goedkeuring geeft. Ik maak nu wel wat plaatswinst maar mijn collega’s voor me doen dat nog beter. En zo is mijn achterstand ik het kasteelpark van Otrange nog wat verder opgelopen. De ochtenddauw is nog niet volledig opgedroogd op dit vroege uur. Het gras en het deksel van een veerooster zijn nog glad zoals een loper in blauwe shirt voor me mag ondervinden. Oreye 1 Hij glijdt uit, maar is even snel weer recht. Een nieuwe slipper honderd meter in het donkere bosje achter het park kan hij nog net op tijd corrigeren. Voor mij een nieuwe waarschuwing om de blik gericht te houden op het bladerdek. We komen weer in het licht, voorlopig nog op het onverhard tot we weer asfalt onder de voeten krijgen bij het naderen van het dorp Otrange. Dat is Wouteringen voor wie dit liever hoort, deel van Oerle. En Oerle is gewoon Oreye. Na 3 km – nog in de straten van Otrange – dient zich de tweede klim aan. Ook Peter Dufaux is sneller gestart dan ik, ik ga hem hier voorbij. Achter een bocht naar rechts begint het klimwerk pas goed. Daar is Lucien Collard. Voor mij het sein om even door te duwen. Lucien ziet me met de glimlach langskomen… en klampt aan. Alleszins de eerste hectometers. Hij zal een anderhalve minuut toegeven. We zijn nu in open veld waar ik vrij zicht heb op de sliert lopers voor me. En kan dus mijn opdracht voor de volgende kilometers precies inschatten, lees hoeveel meter ik moet goed maken op Noël en Armand. Noël kan het tempo van Armand niet volgen en zal dus mijn eerste doelwit worden. Of neen, dat wordt Mario Smolders, zo’n tiental meter voor me. We draaien in oostelijke richting. Met de wind op kop zou grote Mario wel de ideale windvang zijn voor me. Ik zal nog vijfhonderd meter ruilverkavelingsweg nodig hebben om de man uit Kerkom bij te halen. In een bocht na 4,3 km. Ik weet het nog precies en wie mijn verhaal niet gelooft checkt maar eens de flyby van Strava. We lopen zwijgend en hijgend naast elkaar tot aan de bevoorrading waar ik mijn gezel uit het oog verlies.
Het daalt nog even tot op het laagste punt van het parcours. Het is zompig hier in de vallei van de Jeker maar wij blijven gelukkig op de weg in beton. Dat beetje modder en de plassen nemen we er maar bij. Het blijft even vlak in het oosten van Otrange. (Al klinkt de aanduiding “oosten” wat pretentieus voor het kleine dorp.) “La boucle”, de lus van Oreye loopt dus eigenlijk rond Otrange. Maar zolang die van Wouteringen geen bezwaar hebben tegen de naam van de loop… Het is anderhalve kilometer geleden dat we nog hebben moeten klimmen. Tijd dat we die loopgekken nog eens een helling opjagen, moeten de parcourstekenaars gedacht hebben en na een rechtse bocht is het weer zo ver. Voor me zie ik een helling van verscheidene hectometers maar ik heb geen idee van wat achter die bocht verderop ligt. Het is een van die typische Haspengouwse heuvels, rond de 3%. Voor mij lijkt dit deel van het parcours nieuw. Terwijl ik dacht dat het rondje van Oreye na vier deelnames geen geheimen meer inhield. Overigens bevestigen andere bronnen dat de omloop licht gewijzigd is door wegwerkzaamheden hier in de buurt. Hoe dan ook, als ik Noël wil inhalen, zal het hier moeten gebeuren. Ik ga al meteen voorbij Stefan Meekers die ik in de vallei voor het eerst heb opgemerkt. Zoals zijn clubmakker Mario speelt hij hier ook reclameman voor de jaarlijkse estafette van de Speelhofrunners. Ik lees even de “gazet” op zijn rug en begeef me verder op weg naar Noël. De afstand tot de Seraingloper vermindert snel. Ik zie dat Stéphane Riga (was die misschien bij Armand?) heeft afgehaakt en verder gaat met het groepje rond Noël. Ik schakel nog een tandje bij en op de top, in de linkse bocht na bijna 6 km, ben ik genaderd op 1 (zegge en schrijve één) meter van mijn categoriegenoot. Ik zal nog een halve kilometer nodig hebben om die ene meter dicht te lopen. Hoe komt dat? Wel, om te beginnen, die ene meter wordt snel weer vijf meter. De wind blaast hier pal in het gezicht. Noël loopt in een groepje met een jonge man in het blauw, Olivier Dotrimont, die schijnbaar haas speelt. Hij port Noël aan om zijn spoor te kiezen en zo nemen de twee weer wat meer afstand. Verdorie, moet ik het tegen twee man opnemen! Tussen haakjes, Noël loopt de laatste tijd met een merkwaardig petje dat mij een beetje doet denken aan het hoofddeksel van Tchantchès, een personage uit de Luikse folklore. Kijk naar de lange man in het rood op foto 1. Wie mij overigens ontdekt op die foto mag het antwoord sturen naar de redactie van Groetum. Schiftingsvraag: waar is Lucien Collard? De winnaar mag meehelpen een grote fles Gouden Carolus soldaat te maken. Maar terug naar de wedstrijd. Ik geraak dan toch voorbij. Noël begroet me met “Ah, Paul”. Wie hij bedoelt, is Paul Rihon. Maar die loopt verder vooraan met Armand Pirotte, hoor ik later. “Oh, Willy!” zet hij zijn vergissing recht. In het groepje zijn er voortdurend verschuivingen. Christian Gérard loopt me in de volgende kilometers wel drie keer voorbij en laat zich dan weer afzakken. Ook Stéphane Riga maakt die van die jojo-bewegingen. Opnieuw in de verspreide bebouwing van Otrange, het noorden ditmaal. Ze zijn hier echt de bultjes in het landschap gaan opzoeken, eerst kort bergaf dan weer kort bergop.
Nu vraagt de aandachtige lezer zich ongetwijfeld af waar Armand Pirotte is gebleven. Wel, dat heb ik me zelf ook enkele keren afgevraagd tijdens de wedstrijd. Ik moest in de verte op zoek naar een donker shirt met lange witte mouwen. Die mouwen horen bij een tweede trui die Armand, blijkbaar beducht voor de koude wind, had aangetrokken. Oreye 2 “Te warm gekleed” puft hij na afloop. En een herkenningsteken voor je achtervolgers, denk ik erbij. Maar het heeft niet mogen baten. De voorsprong van 100 meter die hij had in de bocht aan km 4 – mijn laatste duidelijk meetpunt – heeft hij niet meer afgegeven. Eenmaal warm gedraaid heb ik wel ongeveer hetzelfde tempo kunnen draaien als mijn opponent maar die was sneller op toeren in het begin. Zei hij me niet voor de start dat zijn voorkeur de laatste tijd uitgaat naar baanwedstrijden op korte afstanden? Vandaag verzilvert hij de gewonnen snelheid in een stratenloop. Bijhalen zal niet lukken, dan maar proberen zo dicht mogelijk te eindigen. De grootste uitdaging van de dag komt eraan, 500 meter met de steilste strook eerst. Misschien kan ik daar nog iets forceren. Eerst nog door een ruilverkavelingsweg met de mooie naam “Rue Bois Dam’Zel” waar fotograaf Jo Defrère ons voor de tweede keer op de korrel neemt. Ditmaal sta ik wel volledig op de foto en perfect belicht met de flits. Mijn beklimming is allesbehalve flitsend. Maar de 9,5 km/uur die ik nog uit mijn vermoeide lijf haal, brengen we plots wel dichter bij mijn doelwit. De loper langs me pept me nog even op. Dank je, Kosta Sifakakis. Maar ondanks een 4’02″/km in de afdaling blijf ik hangen op 15 seconden. Nog een bocht, de laatste rechte lijn gaat nog stevig omhoog. Het is nu overleven tot aan de boog. Want daar is de finish blijkbaar. Ik meen me uit het verleden een aankomst te herinneren binnen in de sporthal. De laatste moeilijke meters. Veel snelheid heb ik niet meer. Stéphane Riga gaat me met lange halen voorbij. Hij doet dat niet zonder me nog wat aanmoedigingen toe te sturen. Ik krijg een schouderklopje van Jos Biets bij het overschrijden van de streep. Dat heb ik wel verdiend. Beter nog, dat hebben “we” verdiend. We, dat zijn Armand, Noël en uw dienaar. “Nous avons toujours la tête. We willen wel, meer dan de jongeren. Mais nous n’avons plus les jambes. Maar de benen willen niet meer mee.” Zo hoort u het ook eens van een ander, Armand met name.
Na de douche drink ik nog een Leffe aan de tafel van Alken, in het gezelschap van de “running doctors” Bea Strouwen en Marc Buttiens en mijmer met veteraan 3, Romain Uitdebroeks (vandaag derde) na over betere tijden. Dan vertrekken we naar het verre, euh nabije Limburg.

(Foto’s van Jo Defrère. Foto 1: Armand Pirotte links en Stéphane Riga groeten de fotograaf op de afdaling naar het kasteel van Otrange. Foto 2: Nog 2 kilometer. Op weg naar de moeilijkste klim van de dag.)

Naar boven

zon 05/11/2017 10.15u * Saint-Georges-sur-Meuse (Cours la Province!) * 10 km * 00:52:35 * 11,4 * 103/263 * 9/20 * ♥♥

De vroege zondagochtendtrip gaat vandaag naar Saint-Georges-sur-Meuse. Wie hier overigens naar de Maas zoekt, zal van een kale reis thuis komen, zoals ik zelf al eens ondervonden heb. In de verte kan je wel een glimp opvangen van de hoogste toppen van de Maasvallei. Het is nog fris aan het Athénée Royal. Ik warm op met muts en handschoenen maar die kledingstukken kan ik een uur later voor de wedstrijd al weer uittrekken. Ik begroet de bekenden, de vaste klanten van de Challenge Cours la Province. Eddy Hoylaerts is er vandaag ook bij, nadat hij dit seizoen vooral de halve marathons heeft opgezocht. Hij wijst me op een moeilijke strook op het parcours. Hij kan het weten als thuisloper. Ook enkele leden van Seraing Athlétisme hebben de korte verplaatsing vanuit hun thuisbasis gemaakt. Met knipperende lichten kondigt een andere deelnemer zijn komst aan. Het blijkt de voorzitter van de Mergellopers Francis Loyens te zijn. Hij is voor de tweede keer in evenveel weken naar het zuiden uitgeweken om de Bestorming van Alden Biesen voor te bereiden. “Ik doe graag een wedstrijdje als training” verklaart Francis zijn deelname. Als zijn tempo in de eerste kilometers straks een aanwijzing is voor Alden Biesen, loopt hij over enkele weken de kasseien uit de grond in Rijkhoven. Het is nog even ter plaatse trappelen voor de start wordt gegeven in de kasteeldreef. Enkele tellen later heb ik al meteen natte voeten als we in een grote plas terechtkomen die verborgen ligt achter de dichte lopersdrommen voor me. We hebben dadelijk een mooi tempo te pakken. Niet moeilijk als het bergaf gaat. Een bocht na 200 meter zou ons op het asfalt moeten brengen. Dat is echter bedekt door een laag kleismurrie. Ik probeer de aardkluiten te ontwijken en wat plaatsen op te schuiven. Zou ik opnieuw Béatrice Kevelaer – enkele plaatsen voor me – kunnen volgen zoals in Slins? Dan zullen de benen soepeler moeten draaien dan daarnet tijdens de opwarming. Na 1 km komt de eerste klim eraan. Francis heeft zich dan al uit de voeten gemaakt. Van mijn categoriegenoten zie ik alleen Luc Hilderson en Christian Vandevenne nog voor me. Saint-Georges 1 Ik haal Luc snel in , Christian houdt zijn voorsprong voorlopig (?) vast. Ik begin samen met Luc aan een kilometer lang smal paadje tussen afsluitingen en prikkeldraad. We blijven hier min of meer noodgedwongen braafjes achter elkaar lopen. Een achtervolger murwt zich toch nog tussen de rij en de prikkeldraad… om zich even verder weer te laten inlopen. De tactiek van sommige collega’s is ondoorgrondelijk. In de daaropvolgende afdaling speel ik enkele keren haasje-over met Luc. Christian blijft in zijn eigen energieke stijl voorop en loopt zelfs wat verder uit. Op het plateau herken ik in de verte de schoorstenen van de electriciteitscentrale in Engis. Mijn eigen energie kan ik maar met moeite aanspreken. Ik krijg het tempo niet omhoog en eenmaal we weer op onverharde veldpaden komen, duiken de kilometertijden ook onder de 5 minuten. Het parcours komt me trouwens ook niet bekend voor. Ik was hier wel al aan de slag in 2010 en 2013 maar mijn harde schijf is stilaan volgeslibd met de vele parcoursen die ik sindsdien heb verkend. Overigens weet ik van Eddy Hoylaerts dat de passage door het Kasteel van Warfusée uit het parcours geschrapt is. Hoe dan ook, de bultjes in de volgende kilometer, zijn nieuw voor me en – die vaststelling kan ik nu niet langer negeren – te moeilijk voor me vandaag. Ik heb geen kracht in de benen en moet me beperken tot volgen. Rond km 5,5 sta ik zelfs zo goed als stil op een klim van zowat 200 meter. De schoenen glijden weg in de smalle geul waar we doorheen moeten. Het is hier ook wroeten voor mijn collega’s en zo verlies ik toch maar twee plaatsjes. De modder blijft ons ook verder parten spelen. Een FCLuik-loper voor me gaat plat op de buik maar krabbelt onmiddellijk weer recht. Een heel steile afdaling waar je de “bovenbeenrem” moet optrekken om niet in het decor te belanden, brengt ons naar het laagste punt van de ronde. Van nu af aan is het voornamelijk klimmen geblazen. Wie nog illusies koesterde om zijn gemiddelde in het tweede deel op te krikken, kan het schudden.
We lopen het gehucht Tincelle binnen, of beter gezegd we kruipen het gehucht Tincelle op, over een helling van meer dan 10%. Mijn neus schuurt haast tegen het asfalt maar ik blijf in beweging en neem zelfs weer enkele meters op Luc. Oef, denk je als je boven bent op de muur van 300 meter. Dan buigt de weg licht naar rechts en … klimt verder. Zo een 2 tot 3% , op een mooi graspad… dat eindeloos schijnt te duren. Eindeloos betekent in dit geval 1,2 km. Het is met zijn allen vechten voor elke meter. Vraag het maar aan mijn twee fans die post hebben gevat op het einde van de helling. Achter een treurwilg… de symboliek is nooit ver weg in een loopwedstrijd. De klim heeft me toch een plaatsje vooruit geholpen, ten nadele van de JoginAttitude-loper Marcello Caracini. Boven op het plateau kan ik eindelijk weer wat tempo maken op een vlakke strook. Althans dat is de bedoeling maar eerst staat de wind in de weg en na een bocht naar rechts werken de benen tegen. Luc Hilderson, nog altijd in mijn spoor of wat had u gedacht (hij had dit verslag misschien kunnen schrijven), Luc Hilderson dus, kan blijkbaar net aanklampen maar slaagt er niet in om het kloofje van ocharme twee meter te dichten.
We draaien nu de kasteelhoeve van Oulhaye in. Ik neem nog net op tijd de bocht naar rechts …of Luc was me toch voorbij geraakt. Vanaf hier heb ik daarnet bekend. We duiken een bosje in waar we nog een laatste klimmetje te verwerken krijgen. Niets bijzonders maar toch voldoende voor veteraan 2 Sergio Dall’Oca om me nu, na enkele voorafgaande pogingen, definitief voorbij te gaan. We komen weer op de verharde weg voor de laatste lus. Mijn twee fans duiken hier plots weer op en moedigen me aan voor de slotkilometer. We ronden de bocht aan het imposante Kasteel van Warfusée voor de laatste rechte lijn door de kasteeldreef. Meteen na het bos heb ik het tempo opgetrokken om Luc geen adempauze te gunnen. Ik doe er nog een heel klein schepje bovenop tussen de plassen van de kasteeldreef. Dan moet de kleine uit Wonck toch enkele meter prijs geven. Nog opletten in de laatste bocht op het voetpad waar winnaar Michel Bertrand zijn categoriegenoten aanmoedigt. Hij zelf is hier al meer dan vijf minuten geleden voorbijgekomen. Na een afwisselend maar pittig rondje – dat voor mij vandaag net te zwaar uitvalt – eindig ik op plaats 103. Diep in het klassement. Na de finish stoot ik op een kladje veteranen 3 die de dorst lessen, voorlopig met een bekertje water. “Dat is mijn revanche voor verleden zondag” lacht Noël. Hij loopt binnen met anderhalve minuut voorsprong in het gezelschap van Armand Pirotte, even na Béatrice Kevelaer. Christian Vandevenne heeft de bonus van 15 seconden dat hij halverwege al had, niet meer uit handen gegeven.

(Foto’s Marie-Paule. Foto 1: Noël Heptia aan het eind van de lange klim. Foto 2: Eindelijk boven. Luc Hilderson in het geel klampt zich vast in mijn spoor.)

zat 11/11/2017 11u * Seraing Ougrée (Challenge Province de Liège) * 10,9 km * 00:55:37 * 11,8 * 85/199 * 10/26 * ♥♥♥

We zijn vandaag in Ougrée. Op zo’n twee kilometer van het stadion van Standard, dat zegt de Vlaamse lezer wellicht al meer. Het grijze en regenachtige novemberweer maakt de sombere woonwijken in het oude Luikse industriebekken nog wat grauwer dan ze al zijn. Even boven de dichtste bebouwing ligt een groene vlek waar paarden, ezels, geiten en kippen rondlopen en over een uurtje ook 250 joggers. De tweevoeters zijn er voor de sportieve “11-11-11”-actie van Michel Mancini: 11 km op de elfde van de elfde maand. Deze editie zal meteen ook de laatste zijn in het kader van de Challenge van de provincie Luik. Volgend jaar stapt Michel over naar de Condruzien op een parcours op bospaden. De omloop is dit jaar ook al gewijzigd. Hoe we dit keer lopen, zal ik straks zelf moeten ondervinden. Voor het eerst sinds maanden ontmoeten we weer Maja Van Zand en Kris Govaerts. Voor Kris is de loop van vandaag een opwarmertje voor de LCC-cross in Neerpelt. Maja wint bij de Ainées 3, heupklachten of niet. Limburgers hebben altijd al het mooie sportweer gemaakt in deze contreien. Dat is ook vandaag zo: Jo Vrancken, Peter Withofs en Beny Stulens bezetten drie plaatsen van de top 5.
Tijd om de benen los te lopen na de start is er niet. Er is nauwelijks honderd meter vlak in de eerste kilometer. Na de tweede bocht waar Willy Hertogen meteen van gebruikt maakt om anderhalve meter af te snijden. “Dat komt in het verslag” bereid ik mijn gemeentegenoot al voor op het in de openbaarheid brengen van zijn manoeuvre. We zullen het maar door de vingers zien in deze wedstrijd waar de steile afdalingen op het asfalt een aanslag betekenen op de kaduuke rug van de eeuwige CJPL-deelnemer. Binnen de eerste kilometer krijgen we percentages tot tegen de 20% te verwerken. Jean-Pierre Immerix gaat mij in de laatste stijgende meters even voorbij maar moet inhouden als de weg boven even steil naar beneden loopt. Na 1,6 km lopen we het bos (van Boncelles?) in op de Ravel. Ik herken het fietspad van twee en drie jaar geleden. Dit jaar lopen we blijkbaar in tegengestelde richting.Seraing 1 Dat kan een lange klim betekenen, leid ik af uit de lange dalende strook van de vorige edities. Ik ben nog altijd in inloopmodus en durf mijn benen zeker niet tot een hoger ritme dwingen. Wat gaat dit geven als we deze klim straks nog eens voor de voeten krijgen, bedenk ik. We zouden dit jaar twee rondes lopen, zoveel heb ik begrepen uit de soms tegenstrijdige verhalen over het nieuwe parcours. Ik heb nochtans wel zin om op een hogere versnelling over te schakelen. Om de kloof te dichten op Roger Dosseray, zo’n vijftig meter voor me. Ik moet dan maar hopen dat de klim van zo’n 3 % – door sommige vrienden omschreven als “vals plat” – me dichterbij zal brengen. De herfstbladeren bedekken het grootste deel van wat eigenlijk een geasfalteerd fietspad is. Het uitzicht – in de eerste kilometer kijken we links uit op een riviertje – en de zachte bochten breken de eentonigheid van de lange klim. Die zal uiteindelijk 2,2 km duren. Intussen zie ik Roger ook in een langer rechter stuk niet voor me. Het veld is al sterk uiteengeslagen en ik loop meestal alleen. Net voor we boven zijn kan ik dan toch een plaats opschuiven. We verlaten het bos en zijn dan al aan de afdaling begonnen. Een seingever waarschuwt ons voor de gladde passage naar het asfalt in een woonwijk. Ik blijf mooi op het voetpad aan de buitenkant van een pleintje. Dan gaat het plots fel naar beneden. Zo fel dat ik moet afremmen. Twee in het zwart gehulde mannen stormen me voorbij. Ik laat de benen weer wat sneller wentelen maar voel plots een prik in mijn geplaagde rechterbil. Oei, die steile duik doet me geen goed. En straks in de tweede ronde is het opnieuw van dat. Een ogenblik bekruipt me de gedachte om uit te stappen om de drukke decembermaand niet in gevaar te brengen. Dan toch maar met de nodige voorzichtigheid verder naar beneden. Na enkele bochten worden we weer een helling opgestuurd. Hier is er geen gevaar meer dat mijn spieren worden geteisterd door een te hoge snelheid…
Daar is precies de richtingaanwijzer naar Boncelles weer. Zouden we aan de tweede ronde begonnen zijn? Ja, dit is de tweede ronde. De hond die daarnet zo fel te keer ging houdt nog altijd de wacht achter het hekken. Nu is hij stil. Misschien vindt hij het niet de moeite waarde om zijn stembanden te forceren voor de lopers van de tweede rij. Claude Herzet, volgens een betrouwbare bron (Richard Mathot in de kleedkamer) vandaag in heel goede doen, is hier al lang voorbij. We beginnen voor de tweede keer aan de lange klim. Maar zal dat dezelfde zijn als daarnet of… nog langer? Ik verteer de helling veel beter dan gevreesd in de eerste ronde… maar haal geen hoger gemiddelde dan een kwartier geleden. De gegevens van Garmin durven het gevoel wel eens tegenspreken. Seraing 2 Ik haal de tweede zwarte man opnieuw in maar het witte shirt van Roger Dosseray is nergens meer te bespeuren. Na twee derde van de vorige klim worden we naar rechts gestuurd. Noël Heptia (lid van het organiserende Seraing Athlétisme) is vandaag seingever en kondigt de nieuwe strook aan als de weg naar de afdaling. Dat klopt als je eerst nog een 900 meter lange helling klein krijgt. En laat dat nu net het moeilijkste deel van het parcours zijn, althans voor mij. Halverwege word ik ingehaald door veteraan 2, Joseph Roda, die metertje voor metertje wegloopt op de stroken tot 6%. Ik zie hem geregeld achteruit kijken alsof hij in mij een concurrent ziet voor zijn categorie. Als dat zo is, bedankt voor het compliment. Na een klim van 3,8 km zijn we dan toch op het hoogste punt (dicht bij het Fort van Boncelles). We lopen dit keer de Rue du Fort af in tegengestelde richting, dus licht dalend. We hebben 1 kilometer om het gemiddelde op te krikken. Ik haal 4’32” maar zie Joseph Roda verder weglopen. Martial Dheur kan ik wel bijbenen. Op het einde van de lus (voor de start door Michel Mancini bestempeld als “l’appendice de Boncelles”) draaien we rechtsop het bos in. Over een 300 meter lang maar nat bladertapijt in het bos gaat het weer naar het asfalt en begint de duik naar het voetbalveld van Royal Amical Club Ougrée waar de prijzen worden verdeeld. Nog eerst een stukje Ravel waar ik op mijn hoede ben voor de herfstbladeren, daarna zijn we in ijltempo weer op het parcours van de beginkilometer. Niet verwonderlijk met 20% reliëfverschil net voor de Place de la Chatqueue. Ik hou het tempo strak op de korte vlakke strook tussendoor. In de laatste dalende meters hoor ik plots hevig getrappel achter me. Wie komt daar in een rotvaart aan? Het is een jongeman, Arno Zanella. Hij heeft zich als een havik naar beneden gestort en peuzelt zijn prooi – dat ben ik – met haar en huid op. Aan het haar heeft hij wel niet veel werk gehad…
Eindelijk op het vlakke. We zijn bijna rond op het nieuwe parcours dat erg in de smaak blijkt te vallen bij mijn vrienden. Ik zelf vind het jammer dat de steile afdalingen er nog altijd inzitten. Die spelen niet echt in de kaart van de categorie stramme lopers waartoe ik helaas behoor. Ik word niet meer opgejaagd door achtervolgers, zo lijkt het althans, en doe het wat rustiger aan in de laatste meters rond het voetbalveld. En zo duikt plots André Piron – met wie ik enkele weken geleden in de Ambiorix Run in Tongeren heb kennisgemaakt – achter mijn rug op in de laatste rechte lijn. Jean-Pierre loopt minder dan een minuut na me binnen. Het verdict is hard : drie tot vier minuten achter de veteranen 3 met wie ik in betere dagen wel het duel kon aangaan. Speaker Michel Mancini kondigt me bij de finish aan als “un futur vétéran 4”. Zou dat de verklaring zijn?

(Foto 1 van Marie-Paule : Met Roger Dosseray. De witte handboeken komen uit de kast van Michel Mancini. Foto 2: De eerste twee van de veteranen 3. Links Daniel Weidner, rechts Servais Halders.)

zon 26/11/2017 10.30u * Halve Marathon van Ell * 21 km * 01:43:00 * 12,2 * 132/257 * 6/10 (65+) * ♥♥♥♥

De challenges zijn afgesloten, de mallemolen van de loopcompetitie draait op een lager toerental. Vele wedstrijdlopers maken de balans op van het afgelopen seizoen maar deze jongen en een aantal even fanatieke collega’s willen van geen ophouden weten. Terwijl Servais Halders op zijn lauweren rust en de herenboer speelt in ‘s-Gravenvoeren heb ik mijn lichaam opnieuw moeten gewennen aan een langere duurinspanning. Want ik heb een halve marathon op het oog. Die van Ell. Ell, dat vergt enige uitleg. Het dorp met de korte naam ligt in Nederlands-Limburg waar Jean-Pierre Immerix al decennia de loopwedstrijden afschuimt… en de horeca gelukkig maakt. De Veldwezeltenaar is hier kind aan huis. Hij brengt ons via de snelste weg naar het ommeland van Weert. Ondanks een noodstop voor een medepassagier zijn we ruim op tijd in Eetcafé de Prairie waar de startformaliteiten worden geregeld. Met het startnummer krijgen we meteen ook een tombolaprijs… als we geluk hebben. Dat hebben we niet maar misschien gooien we straks wel hoge ogen in de wedstrijd. Er zijn hier ook een aantal bekenden van Belgisch-Limburg en natuurlijk de Nederlandse toppers als Roger Rousseau en Jo Schoonbroodt. In een goed verwarmde kleedruimte smeert Jo zijn benen in. “Is dat je wonderzalf?” vraag ik de grijze Keniaan. “Nee, dat is tegen de muggen” is het antwoord. Het is hier op dit uur inderdaad bitter koud. Jo wint vanzelfsprekend de sterk bezette leeftijdsklasse van de 65-plussers waar zelfs de vierde, Joep Drent, mij bijna 7 minuten aan de broek lapt. Om nog even de gure wind te ontlopen, beperk ik mijn opwarming tot het minimum. Voor de start heeft Jean-Pierre zijn lange trainingsbroek aangetrokken, ik heb na enige twijfels mijn windjack uitgetrokken…
De bel luidt, een carnavalesk uitgedost bandje blaast ons moed in, we beginnen eraan. Na 300 meter hebben de eersten al evenveel meter voorsprong. Geen paniek, in de dichte meute verdringen zich ook de 7,5- en de 12,5 km-lopers. Ik ben intussen het Alkense duo Jos Polders en Danny Zwerts voorbij gegaan. Jos zal, zoals in de 10 km-loop in Terkoest, dicht achter me eindigen. Ik ben nu op pad met een ander lid van Atletiekclub Alken, David Baerts uit Wellen, beter bekend als mijnheer Sobkowiak. Zijn echtgenote Martine Sobkowiak rent ook mee in het peloton maar dan minuten voor ons uit. De vederlichte atlete zal hier een nieuw persoonlijk record vestigen met 1u32’53” en haar categorie met ruim verschil winnen. Ze heeft het dan ook professioneel aangepakt met begeleiding van een eigen coach Peter Bellen. Die vertroetelt de snelle benen van zijn pupil voor de start ook met een verwarmend zalfje.
We zijn nauwelijks 2 kilometer ver of de snelste lopers van de 7,5 km komen ons al tegemoet op het fietspad naar Swartbroek. Daar halen we ook Jean-Pierre Immerix in. Hij heeft zich weer vooraan genesteld bij de start maar na 3,3 km bij de rechterbocht naar de heide is hij zijn bonus kwijt. “Stramme bovenbenen” is het commentaar als ik even informeer naar zijn gevoel. “Hopelijk gaat dat eruit”, geeft hij me nog mee als ik mijn weg verderzet. Ijdele hoop, zo blijkt uit zijn eerste woorden na de finish. “Weer een minuut verloren tegenover vorig jaar.” Elk jaar een minuut verliezen op een halve marathon? Daar teken ik voor! Ell 1 Hoe dan ook, David heeft intussen enkel meters voorsprong genomen en zal die geleidelijk uitbouwen in de volgende kilometers. Ik durf in het eerste kwart van de wedstrijd het tempo niet optrekken en blijf zo een gemiddelde tussen 4’45” en 5’05 aanhouden. De wind speelt ons hier ook parten op de lange rechte stukken. Ik loop al snel afgezonderd, haal hier en daar een enkeling in maar heb vooral tussen km 3 en km 7 ook enkele plaatsjes moeten inleveren. De koude hindert me niet – sommige collega’s klagen na de wedstrijd over de temperatuur – en na 7 km kan ik de handschoenen wegmoffelen achter mijn nummerband. Mijn mutsje hou ik wel op, al was het maar als herkenningsteken voor Jean-Pierre. Ik geniet van de open ruimte en de weldaden van de Nederlandse ruimtelijke ordening. Eindelijk voorbij het preiveld! Niet dat ik aan het sukkelen ben maar deze prei-aanplant is echt gigantisch. De wind blaast heerlijk in de rug na de bocht naar links aan km 7,5. Daar is de tweede bevoorrading. De eerste heb ik overgeslagen, nu zal ik maar een bekertje meepikken om mezelf gerust te stellen. Dorst heb ik niet maar volgens de theorie moet je op tijd drinken op de langere afstanden. De drankbevoorrading tijdens de loop is het stokpaardje van Peter Kusters. Voor de start heeft hij op niet minder dan vier plaatsen van het parcours een busje sportdrank gedeponeerd. Met de fiets die hij in zijn bestelwagen heeft meegebracht. Overigens bekomen de twee slokken water me slecht. En David? Wel, die zet zijn opmars verder en is intussen een groepje voorbijgelopen. Ik zal op een inzinking van de Wellenaar moeten rekenen om hem nog bij te benen. We lopen terug in de richting van Ell. Een kladje fans wacht ons op even voor km 10. Dit moet de splitsing zijn voor de 12,5- en de 21 km-lopers. De verkeersregelaars geven aanwijzingen aan de fietsers en de autobestuurders. De lopers moeten hun weg zelf uitzoeken op een klein bord. Ik vertraag om de route te ontcijferen. Alweer twee seconden verloren.
We beginnen aan ronde 2. Aan km 10,7 herken ik het fietspad van het begin. Ik zie David heel alleen in de wind en – zo leid ik af uit zijn moeizame tred – in nesten. Ik ben op luttele meters gekomen van het groepje dat David daarstraks heeft achtergelaten. Dat zou de perfecte gangmaker zijn in de winderige strook waar we nu aan begonnen zijn en nog enkele kilometer zal duren. Ik versnel lichtjes en sluit aan. In het pelotonnetje zitten enkele lopers (m/v) van de lopersgroep van Helden. Een begeleider op de fiets voorziet hen op verzoek van drank. Er wordt veel van positie gewisseld. Ik zoek de breedste ruggen om me achter te verschuilen. Dat moet al lang, wat zeg ik, heel lang geleden zijn dat ik gedurende verscheidene kilometers in wedstrijd in een groepje heb gelopen. Ik heb het gevoel dat ik sneller zou kunnen maar besluit wijselijk in het coconnetje te blijven. Ell 2 Intussen blijft die arme David in zijn eentje harken. Hij houdt het nog een drietal kilometer vol maar is dan blij dat hij even beschutting kan zoeken in het groepje. Ook al zal dat voor hem qua postuur moeilijker zijn dan voor mij. De eerste ronde blijkt voor mij een goede herkenningsronde geweest te zijn. Ik heb de route nog in mijn hoofd en haal dus voordeel uit mijn oriëntatievermogen. Ook al ben ik voor het eerst in Ell. Ik heb wel de indruk dat het tempo door de koplopers in het groepje wordt opgedreven maar kan vlot volgen. De begeleider met de fiets bekommert zich ook om de andere lopers en biedt iedereen een roze drank in een drinkbus aan. Het smaakt lekker, zegt de eerste proever. Ook David neemt een slok van het brouwsel. Ik bedank, de reactie van mijn maag bij de bevoorrading in de eerste ronde indachtig. Nu, achteraf ben ik eigenlijk wel benieuwd naar de smaak. We ronden voor de tweede maal de serres (de kassen) van Caster waar een niet nader geïdentificeerde klankkast loeiharde muziek uitspuwt. Niet echt passend bij de stille omgeving. Wel passend maar evenmin aangenaam zijn de geuren die hangen rond een varkensfokkerij. Maar alleen de lopers hebben hier last van. En die moeten dan maar wat sneller lopen… Dat doe ik ook en zo schud ik de meeste van mijn kompanen af en draai solo de Laagstraat in waar de wind lekker meewerkt. David bekoopt zijn krachtenverspilling in het eerste deel en moet ook afhaken. Met een eindtijd van net onder de 1u45′ kan hij thuiskomen. En meevieren met Martine. Een dame op de fiets zorgt voor enige afwisseling. Zij rijdt een keer of vijf langs me door met de smartphone in de hand. Wat ze registreert, wie ze begeleidt is me een raadsel.
De laatste 5 km: de benen worden moe – ik ben dat constante ritme niet meer gewend – en de lange rechte stukken stellen ook de mentale weerstand op de proef. Ik doe mijn best om goed op de foto staan van de fotograaf die de lopers in het vizier neemt vanuit een lagere positie. Ik zou wel de perenplantage in herfstkleuren als achtergrond hebben gekozen. Benieuwd naar de foto. Het parcours wordt wat bochtiger in de buurt en aan de rand van Ell. Bij het buitenlopen van een woonwijk krijg ik even, heel even, gezelschap van een ranke brunette die ik herken van het begin van de loop. Zij heeft nog wat snelheid over in de finale. Ik krijg een glimlach terug voor mijn compliment aan haar adres. Euh, over haar prestatie, vanzelfsprekend. We steken de rijweg over op zoek naar de laatste lus voor de finish. We passeren weer langs het voetbalveld – de groenen spelen tegen de roden – en nemen de derde laatste bocht. Er volgen wel nog twee kilometer in U-vorm. Noem het de U van L. Een opkomende jongeman gaat me in de eerste streep van de U voorbij. Hij maakt er wel een bijzonder langgerekte eindspurt van. De mentale energievoorraad raakt stilaan op. Om mezelf op te peppen richt ik mij op de loopster voor me. Haar begeleider van de laatste kilometers is weggesneld, zij vecht tegen de wind en zichzelf. In de laatste vijfhonderd meter kan ik haar voorbijgaan. Haar naam moet ik later niet opzoeken, Jean-Pierre kent de Maasmechelse dame. Het is Elena Spagnoletti. Als dat geen mooie naam is om dit wedstrijdverslag mee te eindigen… Die laatste twee kilometers blijken dan nog de snelste van de wedstrijd te zijn geweest. Een sneller tweede deel, een goed gevoel en een stel benen dat een keer niet te fel tegensputtert, waarover zou een mens dan klagen?
Op de hoek van de fraaie toog van “De Prairie” waar Jean-Pierre elk jaar zijn stekje heeft, babbelen we na met Peter Kusters van Maasmechelen en Eric Martens van Wellen. En zo eindigt een loopdag die om kwart over zes begon met het ontbijt pas om half vier als ik hikkend (als passagier!) weer thuis kom.

(Foto’s. Foto 1 van Jack van Montfort: Een deel van het groepje voor ik er bij aansluit. Op de fiets de gulle bevoorrader. Foto’s 2 en 3 van Marie-Paule. Foto 2 : De verlossing is nabij voor Jean-Pierre. Foto 3: Aan de erwtensoep.)

Naar boven

zat 09/12/2017 19.30u * Corrida de Waremme * 8,44 km * 00:41:27 * 12,2 * 61/152 * 5/10 * ♥♥♥

In de donkere maand december brengen de corrida’s – loopwedstrijden midden in de stad – gezelligheid en gezonde ontspanning. Ik kies na een jaar onderbreking weer voor Waremme. Het rondje daar was me wel bevallen en er was voldoende licht voor mijn tanend gezichtsvermogen. Blijkt na 200 meter dat het parcours gewijzigd is. Ik kan nog net voldoende zien in de donkere straten buiten het centrum en moet noodgedwongen van de eerste ronde een verkenningsronde maken. Zoek hier echter geen verklaring voor mijn bescheiden gemiddelde. Dat heeft in de eerste plaats te maken met mijn slappe benen. Bij het inlopen in de avondlijke duisternis kan ik maar weinig bekenden spotten. Rudi Vereecken en Domenico Di Vito zijn er wel. Domenico doet het uitstekend ondanks een pijnlijke rug. Heel wat bekenden zie ik pas na de aankomst in de tent terug, nog anderen hebben alleen een spoor nagelaten in de uitslag.
Het is nog even wachten in het peloton voor de start wordt gegeven. Dat peloton is met een 250 lopers (voor de twee afstanden) toch wat groter dan Marie-Paule en ik hadden ingeschat. “3 of 4 ronden?”, hoor ik naast me vragen. 4 ronden is het kordate antwoord van een collega. Waremme 1 Dat is toch al een antwoord op één vraag. Het is niet de enige vraag die hier in Waremme door mijn hoofd speelt. Ik houd de vinger aan het startknopje van mijn Garmin-horloge om het startsignaal zeker niet te missen. Maar wat zal dat signaal zijn? Een revolverschot, een fluitsignaal, belgerinkel? Het antwoord volgt pas na enkele minuten als ik plots hoor aftellen. “Trois, deux, un”, we zijn vertrokken. Rechtdoor aan de markt, oei ander parcours… Na een halve kilometer lopen we door een parkje. Bij het indraaien kan ik ternauwernood een hekken ontwijken. In de bochten is het opletten voor de gootjes, op de rechte stukken voor verkeersmeubilair en oneffenheden in het wegdek. Waar de Rue Zénobe Gramme op de Rue Emile Hallet uitkomt, nemen we een bocht naar links tussen twee politiecombi’s. De route is hier mooi aangegeven met blauwe lichtjes op de weg, bedenk ik nog voor ik haast ten val kom in het gootje in het midden van de donkere weg drie meter verderop. Weer een aandachtspunt voor de volgende ronde, houd ik me voor. Hoe dan ook, ik overleef de eerste ronde. Ik loop onder de startboog van de Mutualité Chrétienne door, waar er voor het overige geen beweging is. We worden nu rechtsaf gestuurd, aan de rand van de kerstmarkt, trappen op en dadelijk naar links. Weer over die vervelende houten afsluiting van de ijspiste zoals twee jaar geleden? Maar de ijspiste is verdwenen, een korte kronkel door de tent is in de plaats gekomen. Dat fantasietje holt de snelheid nog verder uit maar is wel wat vriendelijker voor mijn stramme ledematen.
Op weg naar ronde twee. Ik heb mijn plaatsje in het peloton gevonden. Zoals gebruikelijk haal ik nog wel wat collega’s in maar vanuit de achtergrond kan ik weinig beweging melden. Tot op het einde van die ronde als we vanaf het station de korte afdaling naar de markt inzetten. Waremme 2 Een fluitsignaal, nog eens, nadrukkelijker. De “ouvreur”- de voorrijder – Serge Massin komt eraan. “Rechts houden” maant hij ons aan, om vrije baan te verlenen aan de snelste jongen van de avond. Voor de tweede passage door de tent heb ik al een ronde van zo’n 2 kilometer aan mijn broek. Adrien Noël zoeft voorbij. Woorden schieten tekort om zijn vloeiende, haast zwevende bewegingen te beschrijven. Een lust voor het oog. Jammer dat u het verder in dit verslag moet stellen met het gekrassel van een anoniem nummer in het peloton. Ik word nog door vijf andere senioren gedubbeld, tenminste als ik het allemaal goed heb kunnen bijhouden. Ik herken Reginald Dehin maar die heb ik tenminste nog drie en een halve ronde kunnen afhouden voor hij me met krachtige stoten van het bovenlijf voorbijgaat.
Intussen ben ik halfweg. Ik ben nu helemaal warm gedraaid: mijn mutsje heb ik tot boven mijn oren opgeschoven, mijn handschoenen heb ik uitgetrokken. Nu uitkijken naar Marie-Paule. Daarnet stond ze nog foto’s te maken aan de markt. Goed bedoeld maar ik heb zo een voorgevoel dat de donkere omstandigheden de krachten van haar toestelletje te boven gaan. Ik merk haar net op tijd op in de tent en lever mijn handschoenen in. Ik wilde geen tijd verliezen met het wegsteken van de vingerbeschermers. Gek dat ik het gevoel heb dat ik snel onderweg ben terwijl de naakte cijfers van de rondetijden een veel minder vleiend beeld opleveren. Mijn trouwste supporter heeft een plaatsje gevonden voor de bevoorradingstafel. Niet dat ik die tafel gezien heb, ik heb ze tijdens de wedstrijd ook niet gemist. Maar Noël Heptia die naar eigen zeggen voortdurend drinkt tijdens een loop had wel een slokje gelust. Je moet hier wel meer zelf uitzoeken in Waremme. Zo begint het antwoord te dringen op de vraag die mij al langer bezighoudt: waar is eigenlijk de finish? Ik vraag het zodra ik de kans heb, aan een deelnemer (de vader?) die een jong kereltje (zijn zoontje?) op sleeptouw neemt. Goed, ik weet nu dat het in de tent te doen is, maar waar precies?
Ik geniet even van een korte afdaling voor de weg weer naar boven gaat. Met slechts enkele percenten, net genoeg om mijn benen pijn te doen. Het lijkt wel een rondje op een wasbord, kort en licht op en af. En bochten! In dit parcours zitten al evenveel krullen als in de haardos van Jean-Pierre Immerix. Mijn lievelingskrul is die voor de kerk. Misschien ook omdat die bergaf gaat. Waremme 3 In de laatste ronde ben ik nu zelf de traagste deelnemers (deelneemsters) aan het dubbelen. Ik zie dan toch eens een bekende bij de lopers die me op de Rue Joseph Wauters, langs de kerstmarkt, tegemoet lopen. Albert Vandensavel, die dus zo’n halve ronde, een kilometer, voorsprong heeft. Een topprestatie ben ik niet aan het leveren, dat besluit kan ik nu al trekken. Weer omhoog naar het parkje. Ik kruis de lopers aan de andere kant van de weg en de dranghekken. Hoor ik daar niet mijn naam? Dat moet Noël Heptia zijn. Hij heeft een lus van zo’n 250 meter voorsprong. Anderhalve minuut is het verschil aan de aankomst. Hij heeft dan zijn gezel van vanavond, Domenico Di Vito, moeten laten gaan. Nog een keer de pijn verbijten aan de klim rond de rotonde. We lopen voorbij het station, het hoogste punt van het parcours, voor we weer wat snelheid kunnen maken op de Avenue Reine Astrid die naar de Marché de Noël en de aankomstzone leidt.
Een laatste keer de trappenpartij omhoog voor de linker- en de rechterbocht naar de tent. Geen risico’s nemen hier om niet tegen de grond te gaan op een zucht van de streep. Dat doet mijn achtervolger in het rood wel, met het onvermijdelijke gevolg. Maar hij krabbelt zo snel weer recht dat ik mijn benen nog moet strekken om als eerste de tent binnen te lopen. Nu nog de streep vinden. “Ici”, “hier” schreeuwen Pierre Olivier en Jos Biets in koor en ze wijzen de finish nog eens uitdrukkelijk aan. Ik houd Philippe Guillaume, de rode man, nipt achter me. De warmte van de tent valt als een deken op me. Even uithijgen in het gedrum. Eenmaal weer buiten leert een blik op mijn Garmin me dat ik hier op hetzelfde gemiddelde bots als veertien dagen geleden in een weliswaar vlakke wedstrijd die meer dan dubbel zo lang was. Veel meer bochten, de avondlucht, de vorm van de dag, ik zoek naar een verklaring.
Marie-Paule moet nog een hele tijd geduld oefenen voor ik terug ben van de douches in de sporthal aan de rand van de stad. Tijdens de wedstrijd zelf was de wachttijd tussen de passages nauwelijks tien minuten. We babbelen nog even na met Noël in de Brasserie. Rond 11 uur zoeken we – en vinden we na enig zoeken – de weg oostwaarts. De frituur is door haar voorraad frieten heen maar op de Marché de Noël is er nog volop leven…

(Foto 1 van Marie-Paule: Bij de tweede doortocht op de markt na een halve ronde in het gezelschap van enkele piepjonge collega’s. Foto’s 2 en 3 van Nadine Claessens. Foto 2: Domenico Di Vito voor Noël Heptia. Foto 3: Winnaar bij de v3, Albert Vandensavel, gefotografeerd door zijn echtgenote.)

Kerstestafette Heers

In Heers vond vrijdag de eerste Kerstestafette plaats. In de avondlijke duisternis, nog een primeur voor de Estafettechallenge.

zat 23/12/2017 19.45u * Corrida de Hannut * 10,2 km * 00:49:04 * 12,4 * 219/464 * 9/21 * ♥♥♥

Veertien dagen na Waremme is het weer rondjes draaien in Hannuit, enkele kilometers verder. Bij het binnenwandelen in de Marché couvert stoot ik op Bert Ernest van Herderen. Die is blij dat hij de inschrijvingstafel überhaupt heeft bereikt. Dat was vorige week wel even anders. Op weg naar een wedstrijd in het Hoeise knalde hij in de duisternis op een everzwijn en moest hij met een ingedeukt karretje terug naar Herderen tuffen.
Het parcours in Hannut houdt geen geheimen meer in voor me. Door de gunstige ligging op de kalender sta ik hier al voor de vierde keer aan de start. Trouwens, het is een rondje zonder toeters en bellen. Een soort rechthoek met één kronkelende zijde, onder meer door de passage in de overdekte markthal. Op een onverlichte strook van 200 meter bakenen toortsen de rand van de weg af. Gelukkig staat hier geen straatmeubilair in de weg. Tenminste ik ben in de voorgaande jaren nog nergens tegen gebotst.
Het lijkt wel alsof iedereen met een paar loopsloffen in Hannuit is. Het zachte weer zal er wel voor iets tussen zitten. Met meer dan 900 voor twee afstanden wachten we op de start, even voorbij de schaatsbaan in het stadscentrum. Ik houd de vinger krampachtig op de startknop van mijn Garmin om niet opnieuw zoals vorig jaar verrast te worden door een abrupte start. Als de massa zich in beweging zet, vraag ik toch maar even aan mijn buurt of we nu echt vertrokken zijn. “Het schijnt zo” is het laconieke antwoord. Mijn ambities hier zijn beperkt maar realistisch. Bij de eerste tien veteranen 3 eindigen. Ik zal dus niet de prestatie evenaren van Servais Halders en Jean-Pierre Immerix, mijn trainingsmaatjes veertien dagen geleden op een heuvelachtig rondje in Voeren en Mesch. Servais heeft een gereserveerde plaats (de hoogste) op het podium. Jean-Pierre van zijn kant dankt zijn overwinning aan een uitgekiende wedstrijdkeuze.
We zijn dus vertrokken. Na 150 meter getrippel kan ik snelheid beginnen te maken. En dat is meteen een hoge snelheid, te oordelen naar het gemak waarmee ik tientallen collega’s voorbij ren. De hele eerste ronde is een dolle inhaalrace. Tot zover het gevoel. Nu de feiten: nu en dan kom ik in de buurt van 4’30”, meestal ligt mijn tempo rond de 4’45”. Met andere woorden, een bescheiden gemiddelde. Garmin zet me weer met de voetjes op de grond. Ik heb mijn windjack uitgetrokken voor de start en hou het nu in mijn handen. Ik kijk uit naar Marie-Paule en Liesbeth om het jasje af te leveren. Gelukkig merk ik hen op tijd op, nog voor ze mij in het vizier krijgen. Hannuit 2 Seingever Pierre Dubois heb ik zelf een sein gegeven bij mijn passage. Je moet het je supporters makkelijk maken, zo krijg je ook aanmoedigingen terug, dat is mijn aanpak. Ik heb dus al drie fans naast het parcours. Er is nog een vierde, die heeft een stek gezocht bij het buitenlopen van de overdekte markt. Ik hoor mijn naam en herken de stem van Jules Kempeneers met wie ik een babbeltje heb geslagen voor de start. Niet in loperstenue. “Sciatique” in het linkerbeen. Ischias, spreek er mij niet over, Jules. Ik ben een ervaringsdeskundige en probeer nu al vier jaar het ongemak in mijn rechterbeen te vergeten. De eerste twee kilometer liggen achter de rug, meteen de langzaamste van de wedstrijd door het zigzaggen tussen tragere concurrenten.
Na 4 kilometer in de tweede ronde worden we door de voorrijder op een mountainbike aangemaand om rechts te houden. Daar zijn de eersten al. Wat een vaart! Enzo Noël aan de leiding, Arnaud Dely in zijn spoor. Hoe snel die wel gaan, lees je in de cursieve commentaar bij de foto’s onderaan het verslag. Sommigen slaan deze regels over, niet doen! Zelfs mijn twee vrouwelijke fans zijn onder de indruk van de koplopers. Mijn twee begeleidsters hebben de Rue Albert 1er verlaten. Ze zijn de gure wind ontvlucht die op deze winkelstraat in ons voordeel blaast (en in hun nadeel). Ze houden zich nu schuil achter het kruispuntje in het centrum van de stad. Ik ben nog steeds in inhaalmodus, alleen hier en daar een 5 km-loper die de stal ruikt, gaat me nog voorbij.
We lopen voor de derde keer de overdekte markthal in waar de ambiance nog wordt opgepookt door speaker Raymond Demaret. Hij vuurt de “Hannutoises” aan, de meisjes en de vrouwen van Hannut Athlétisme die hier in groten getale present tekenen. Ik merk nu pas de bevoorrading op achter de dranghekken en maak een zwenking naar links om een bekertje mee te graaien. Weer aan de verkeerde kant, dames en heren organisatoren. Zelf ben ik ook niet vrij van fouten, ik heb voor de zoveelste keer nagelaten drank mee te nemen voor tijdens het inlopen. We duiken voor de derde maal de donkere kant van Hannut in. Waar er weer lantaarnpalen staan in een bescheiden woonstraat loopt de weg wat op. Zo rond de 1,5%, genoeg om de benen tot een extra inspanning te dwingen. Hannuit 3 Hier hebben we ook met een lichte tegenwind af te rekenen die – zoals al gezegd – niet aangenaam aanvoelt. Ik heb de raad van Raymond Demaret, aan de microfoon voor de wedstrijd, niet opgevolgd en mijn mutsje op gehouden. Dat blijkt de goede keuze. Op het einde van de Rue Joseph Wauters flikkeren blauwe politielichten. Daar nemen we de bocht naar de winkelstraat die jullie ook al kennen na het lezen van het begin van dit verslag. Het parcours is voorbeeldig beveiligd, de grote assen zijn vakkundig gebarricadeerd met blauw-witte politievoertuigen. Op het einde van de rechte winkelstraat mogen we genieten van een licht dalende strook tot even voorbij de hal. Ik vergeet haast te vermelden dat ik in deze derde ronde op mijn beurt de langzaamste deelnemers begin te dubbelen. Gert Theunis, Olivier Legros en Cedric Raemackers met imposante baard, drie bekenden, lappen mij dan weer, net voor ik aan de laatste ronde begin. Marie-Paule en Liesbeth lijken intussen door de massa opgeslokt, Jules Kempeneers heeft ook andere oorden opgezocht. Ik zal het moeten stellen met één aanmoedigingskreet, van Pierre Dubois. Die mij opnieuw pas ziet als ik al voorbij ben. Ik kan mijn tempo handhaven maar echt versnellen zit er niet in. Ik ben hier louter met mezelf in strijd. Bekenden zie ik niet. Tenzij Patrick Craninx die ik dubbel, zoals in de corrida van Hermalle tijdens de zomer. En Jean-Marc Thonon, die helemaal lijkt stil gevallen. In de uitslag staat er een “DNF” voor zijn naam. Andere leeftijdsgenoten blijven tijdens de wedstrijd buiten mijn actieradius. Armand Pirotte bevestigt zijn uitstekende vorm met een voorsprong van 2’35”. Ik haal net de eerste tien in mijn categorie. Doelstelling gehaald dus. De benen voelden soepeler aan dan in Waremme. Maar mijn kilometertijden zijn niet echt beter dan veertien dagen geleden. Status-quo dus.
Na het verorberen van een zoete koek en een korte roundup met Pierre Hulsmans – zie opnieuw de foto’s – verlaten we snel de drukke hal van Hannuit en begeven ons op rustige wegen naar Vlaams Haspengouw.

(Foto’s 1 en 3 van Nadine Claessens. Foto 1: De tweelingbroers Noël aan de kop. Rechts Enzo, de winnaar van vanavond, links Adrien, de beste in Waremme. Tempo: 20 km/uur. Die laatste zal uit de race stappen. Vraag me niet naar de reden, ik was niet in de buurt. Vader Dominique (49) eindigt achtste. Tempo: 18 km/uur. Foto 2 van Marie-Paule: de 219e finisher groet zijn supporters. Foto 3: Pierre Hulsmans, nummer 126 in het blauw, bijt op de tanden. Het loont, hij wordt winnaar bij de veteranen 4.)

zon 31/12/2017 11u * Jogging de la Saint-Sylvestre Verviers * 8 km * 00:39:26 * 12,2 * 221/601 * 7/36 * ♥♥♥♥

Riemst is nog niet goed wakker als ik voor negen uur de richting ’s Gravenvoeren insla om Servais Halders op te pikken. We willen op de valreep nog een wedstrijd breien aan een lang seizoen… dat voor de ene al wat succesrijker verlopen is dan voor de andere. Servais stuurt me langs de kortste weg, dat is via Battice, naar Verviers. De nostalgie maakt zich weer meester van me als ik door dit deel van het Land van Herve toer. We zijn bij de eersten in de “buvette” van het Stade de Bielmont. Het is er nog zo stil dat Servais zich afvraagt of de hoge deelnemersaantallen van de vorige jaren wel gehaald zullen worden. Ik schrijf me in op het smalste formuliertje dat ik ooit op een loopwedstrijd heb aangetroffen. Naam en leeftijd, meer willen ze in Verviers niet weten. Ze vragen zelfs niet onze woonplaats. Dat doet de man aan de inschrijvingstafel wel en zo leert hij ook het bestaan van een gemeente Riemst. Servais was hier al enkele keren actief. Voor mij is het eerste deelname. Maar het Stade de Bielmont is ook voor mij bekend terrein. Ik was hier enkele maanden geleden al voor de “Grand Jogging”. Na 10 uur begint de inschrijvingsruimte dan toch vol te stromen. We draaien enkele rondjes op de atletiekbaan. Servais wijdt mij en Jo Vrancken die intussen ook zijn opwachting heeft gemaakt in de geheimen van het parcours in. Het venijn zit hem hier in het begin van de loop: 3 kilometer bijna onafgebroken klimmen, Daarna even vlak en dan de afdaling terug naar de stad.
Ik volg Servais niet als hij een plekje in de eerste gelederen zoek maar hou het bij een bescheiden plaatsje net voor de helft van de toch weer 600 deelnemers. Ik heb zoals Servais mijn kleding daarnet aangepast aan de haast lenteachtige omstandigheden, 13 graden liefst. Geen muts, geen handschoenen. TV Vesdre schiet nog enkele beelden voor het startschot weerklinkt. Dat schot lijkt meer op een knallende voetzoeker maar dat is misschien bewust zo gedaan in deze eindejaarssfeer. We komen meteen ter zake in de eerste 150 meter met een piek tot boven 10%. Op de brede avenues van de eerste hectometers is er ruimte genoeg voor iedereen, inhalen is geen probleem voor wie de goede benen heeft. De afdaling in de volgende 400 meter doet mijn benen alleszins goed. Een goed gevoel is overigens een samenspel van hoofd en benen. En in dat hoofd speelt het besef dat ik hier vandaag een periode afsluit. Die van de veteranen 3, de leeftijdsklasse tussen 60 en 70. Vanaf morgen hoor ik officieel bij de veteranen 4 en treed ik toe het groepje overlevers dat nog de fitheid… en het karakter heeft om wedstrijden te betwisten. Ik hoop nog enkele jaren te kunnen meedraaien en te blijven berichten over mijn “prestaties” of beter belevenissen. Maar eerst proberen om het veteranen 3-tijdperk in schoonheid af te sluiten.
Na het dalend intermezzo gaat het vanaf nu zo’n kwartier nu eens steil, dan weer wat zachter, omhoog. Tot aan km 2 tussen de huizen, dan op een aarden weg tussen de weiden en langs bomen- en hagenrijen. Een kilometer verder komen we uit in een villawijk die ik meen te herkennen van de Grand Jogging in de zomer. Toen liepen we wel in de tegenovergestelde richting. De stijgingsgraad voelt aan als een stevig “vals plat”. Alsof ze de aanvangskilometers nog wat zwaarder willen maken, blazen de weergoden hun adem hier pal in ons gezicht. Maar ze krijgen me niet klein. Een lange man in het zwart heeft zich in mijn spoor genesteld. Hij stelt me gerust dat hij me niet voor de voeten wil lopen maar schijnt mij wel een geschikte gangmaker te vinden. Ik hoor hem zwaar ademen achter mijn rug. Enkele honderden meter verder moet hij dan ook lossen. Ondanks het grijze weer staan hier en daar groepjes toeschouwers langs de weg. Ik zal wel niet veel indruk maken met mijn kilometertijden ruim boven de 5 minuten. Nochtans voel ik me in mijn nopjes.
We zijn aan kilometer 4. Aan een bocht naar rechts merk ik Roger Dosseray op. Ik heb een kleine 100 meter goed te maken. Ik schroef het tempo op. Het licht dalend profiel maakt dat trouwens een stuk makkelijker. Ik nader snel maar wil me ook niet opblazen om de taaie Roger straks in de steilere afdaling van het laatste deel niet te laten terugkomen. 1200 meter verder ga ik de veteraan 4 voorbij. Hij zal me nog zo’n kilometer van nabij blijven volgen. Het parcours slingert zich in het bocage-landschap dat hier geprangd zit tussen de uitlopers van Verviers. Even typisch voor de streek is de staat van het wegdek. Is dit nu een pad of een asfaltweggetje? Het is misschien ooit een asfaltweg geweest. Er is ook best wat modder en er staan waterplassen. “Je vroeg of er modder was?” hoor ik Roger achter me zeggen. Hij komt even terug op de vraag van Servais voor de wedstrijd. Moeilijk beloopbaar, denken jullie dan. Toch niet, je hebt hier voldoende grip en je zult alleszins niet door het wegdek in je elan gehinderd worden. Mijn vrienden bevestigen achteraf trouwens mijn beoordeling “aangenaam parcours”. Ik wring me tussen twee jonge knapen naar voor. Vader bepaalt hun ritme. Roger neemt wat meer tijd maar even verder volgt hij weer. Ook al moet hij blijven vechten om in mijn buurt te blijven. Op een korte knik kan ik het beenritme de hoogte indrijven – een zalig gevoel dat helaas een hoge uitzondering is geworden – en kan ik wat meer afstand nemen. Kort voor kilometer 7, terwijl we al een tijdje aan het dalen zijn, ligt er nog een stekelige helling op onze weg. Die ken ik precies nog van de loop in juni. Toen ging het een stuk moeizamer. Die 150 meter breken nu wel even het lekkere tempo dat ik al enkele kilometers kan aanhouden maar boven herstel ik snel. Servais kende hier het moeilijkste moment van zijn loop.
Twee ijverige toeschouwers roepen onze plaats in het peloton. Ik zit rond plaats 220. Dat is net buiten het eerste derde, ongeveer mijn waarde in mijn nadagen als 60-plusser. Ik ben wat verbaasd als ik hoor dat Servais “slechts” op plaats 89 eindigt. Nochtans is hij opgetogen over zijn tijd. 2 luttele seconden meer dan drie jaar geleden. Op de tweede plaats bij de veteranen 3. Ze moeten wel uit Duitsland komen en 7 jaar jonger zijn om Servais van het hoogste trapje van het fictieve podium te houden. Dat hier een sterk deelnemersveld van start is gegaan, ondervindt ook Jo Vrancken op plaats 12.
Voorbij km 7 dus. We zijn nu weer helemaal in de stad en nemen de duik naar het stadion. Voor mij betekent dat op bepaalde stroken een tempo rond de 4 minuten. Twee jonge mannen die ik op de moeilijke stukken heb ingehaald snellen me weer voorbij. Daar piept een waarschuwingssignaal uit mijn rechterbil. De hamstringblessure speelt nog altijd op. Ik maak me klaar voor de bocht naar de atletiekbaan en de laatste 200 meter. Servais komt me tegemoet gelopen – hij heeft meer dan vijf minuten op me moeten wachten – en draait met mij de piste op. Ik puur nog een extra puntje snelheid uit mijn benen. Ook al om Servais te tonen dat ik soms, heel soms, toch wat meer in petto heb dan het gekrassel op training. Net voor de laatste bocht haal ik nog een dame in. Met een spurtje beëindig ik mijn carrière als veteraan 3. Degelijke wedstrijd, lekker gevoel. Zo geef ik mezelf nog een mooi afscheidscadeautje.
Na de douches sluiten we de wedstrijd en het jaar af in het ruime cafetaria van het stadion. Deze accommodatie zou bij de beste horen in het tweede klasse-voetbal maar er speelt hier zelfs geen eerste ploeg meer. Servais legt mij in de watten met een succulente chocoladereep en een blonde Leffe. We vinden nog wat ruimte dicht bij de uitgang waar zich een aantal oude gloriën hebben verzameld, Roger Dosseray, Pierre Bruwier, Maurice Gillet, onder meer. Jo Vrancken is veruit de jongste in het gezelschap. Wie hem ook volgend seizoen wil bewonderen moet de kalender van de CJPL (Challenge de la Province de Liège) in het oog houden. Servais en Kris Pipeleers zullen daar ook weer van de partij zijn. Zoals ook Willy Hertogen, Jean-Pierre Immerix en Claude Herzet. Ik laat me niet strikken voor een vastomlijnde planning en zal vrij als een vogel mijn wedstrijden blijven uitkiezen. 2018 wenkt. We wensen elkaar het beste in het nieuwe jaar en vertrekken in alle windrichtingen naar huis voor een rustige/uitbundige (schrappen wat niet past) feestnacht.

(Geen foto’s vandaag. Mijn privé-fotografe is thuis gebleven en de andere fotografen blijkbaar ook. Te druk met het voorbereiden van de “réveillon”?)