Jehanster ( Challenge La Meuse)

vri 21/04/2023 19u30 * Jehanster (Challenge La Meuse) * 8,6km * 00:48:10* 10,7 *153/233 * 3/3 * ♥♥♥

Door een wijziging van mijn joggingagenda “moet” ik uitwijken naar vrijdagavond. De nieuwe datum geeft me echter ook de kans om een hiaat in mijn palmares van deelnames op te vullen. En zo kan ik straks, als alles goed verloopt, nog een wedstrijd afvinken in de eindeloze lijst organisaties van de Challenge La Meuse (ex L’Avenir). Op weg dus naar Jehanster, deelgemeente van Theux.

Ik heb enkele weken geleden al wat informatie over de loop opgevraagd bij mijn generatiegenoot Raymond Jungbluth. Die wordt nog aangevuld door een verkenning van de laatste kilometers ter plekke in het gezelschap van dezelfde Raymond. Tijdens het inlopen grapt de inwoner van Welkenraedt : ” Au moins je pourrais dire que je me suis échauffé avec le grand Willy Cortleven”. ( S’échauffer betekent opwarmen, voeg ik er maar even aan toe voor wie vroeger niet heeft opgelet in de les Frans. ) Tijdens de wedstrijd zal Raymond de grapjes en complimenten achterwege laten… Voor ik verslag doe van de wedstrijd nog een woordje toponymie of plaatsnaamkunde. “Jehanster” betekent open plek in het bos, genoemd naar Jehan of Jean. Of die Jean iets te maken heeft met het Croix du Petit Jean is me niet duidelijk. Dat kruis is al eeuwen een belangrijke grensaanduiding en een bekend herkenningspunt in het bos. Het ligt op het parcours – bij de top van de eerste lange helling – maar door mijn focus op de wedstrijd loop ik er voorbij zonder het op te merken. Het zij zo, ik heb andere katten te geselen. Bij de verkenning, op een hoogte waar we een mooi uitzicht hebben op de omgeving, wordt me wel duidelijk waarom het dorp “ster” wordt genoemd: het ligt ingesloten door bossen. Dit is niet meer het Land van Herve. De huizen, de wouden, alles ademt hier de Ardennen.

Genoeg inleiding, tijd voor actie. We vertrekken met meer dan 300 (voor de twee lopen) en krijgen in de eerste kilometer op asfalt de tijd om de benen in het goede ritme te brengen. Dat lukt mij helaas niet. Bovendien word ik gehinderd door het bolle wegdek. Een bocht naar rechts brengt misschien soelaas. Wat zou het! 1200 meter zwarte keien (verwerkt bouwpuin?), bovendien eerst 300 meter omhoog, zijn een foltering voor de voeten. Die stenen zijn daar trouwens pas gestort, verneem ik na afloop van Alberto Canales. Dat mag een vooruitgang zijn voor de landbouwers maar is een vloek voor de vrijetijdslopers en wandelaars. Ik voel me niet lekker en hijg als een postpaard, hopend op een snel einde van deze ellende. Ik kan me alleen troosten met de wetenschap dat Raymond Jungbluth achter me loopt – vlak achter me, stel ik vast. Het zal tussen ons gaan voor de tweede plaats bij de veteranen 4. De eerste plaats is al voorbehouden voor Jean Dessouroux die een dikke 5 minuten voor ons zal eindigen. Intussen hou ik me noodgedwongen gedeisd in het nog altijd compacte peloton. Aan km 2,2 draait de weg scherp naar links, beginnen we aan een klim die wat verderop zal uitvlakken maar uiteindelijk een kilometer zal aanhouden. We krijgen nu een goed lopende bosweg onder de voeten. Mijn tempo blijft matig maar ik heb intussen mijn tweede adem gevonden en… Raymond maakt evenmin aanstalten om te versnellen. Km 3,3: we zijn boven (in het Bois des Récollets), stel ik vast als we plots steil naar beneden worden gestuurd. Dat is de technische afdaling waar Raymond me daarstraks voor heeft gewaarschuwd. En die hij perfect blijkt te kennen. Getuige zijn plotse versnelling die me meteen 30 meter achteruit slaat en een kilometer verder zelfs 50 meter. Nochtans ben ik bezig aan een van mijn betere afdalingen maar Raymond beheerst dit kunstje nu eenmaal beter. Met dank wellicht aan de trails in de omgeving waar hij geregeld aan de start staat. We zetten onze weg verder op aangename, zacht golvende bospaden. Aan een afgelegen huis in een open strook heeft zich een groepje jongeren en een hoopje bierblikjes verzameld. Een ander groepje fans moedigt ons aan boven op een van de knikjes. “Allez Monsieur” hoor ik een jonge toeschouwer roepen. Dat moet voor mij zijn, ik loop op dat deel van het parcours alleen. Dat maakt het overigens ook wat makkelijker om oneffenheden en kuilen tijdig te ontwaren. Op een korte open strook tussen de bossen worden we links opgeschrikt door een bliksemflits. Maar het onweer blijft uit. Onderweg, in Verviers, is er wel een flinke bui uitgevallen. En op het einde van de loop druppelt het wat. Maar tijdens de wedstrijd zelf blijven we gespaard van aprilse grillen.

Km 5,6. We zijn al ruim over halfweg. Voor wie wat lacherig doet over die korte afstanden van rond de acht kilometer: die Avenir/Meuse-lopen zijn een concentraat van uitdagingen, bergop, bergaf, die nauwelijks ruimte laten voor verademing. Zoals ik nu dadelijk nog eens zal ondervinden. Na een rechterbocht lopen we een ander bos in (Chaumont?). Het begint nog veelbelovend maar achter een bocht duikt plots een muur op met stijgingspercentages rond en zelfs boven de 15%. Ik heb op de vlakkere strook van daarnet de helft van mijn achterstand op Raymond goedgemaakt. En zou helemaal kunnen aansluiten op de klim want mijn categoriegenoot is op stappen overgegaan. Ik wil me echter niet opblazen en volg zijn voorbeeld. Dat verklaart die scherpe neerwaartse piek op mijn Garmin-track. Wat verder zit er nog een bult in het parcours maar die kan ik wel lopend bedwingen. Ik neem mijn tijd om Raymond in te halen maar op het einde van de lus in het tweede bos zit ik in zijn spoor.

Intussen zijn we aan km 7. In de afdaling naar de bewoonde wereld (voorlopig nog zonder huizen) toom ik mezelf nog even in. Eigenlijk ben ik me aan het beraden over mijn tactiek. Voorbijgaan en mijn concurrent proberen af te schudden. Of nog even de kat uit de boom kijken. In de oplopende laatste kilometer – we lopen intussen al zo’n 600 meter op het asfalt – lost mijn tactisch dilemma vanzelf op: Raymond kan mijn tempo niet meer volgen en moet plots een vijftiental meter laten. Ik blijf mijn inspanning doseren, ook op het steilste stuk van de Chemin de Surister, voorbij het blikveld van de Sony-lens van fotograaf Gédéon Baltazard. Ik heb intussen twee lopers voor me ingehaald, Roger Mennicken, veteraan 3 en in Gemmenich nog ruim voor me, en Lucy Hagelstein. Als ik een blik achteruit werp in de bochten op de Rue Alphonse Collette op weg naar de finish, kan ik Raymond niet meer ontwaren. Die zit waarschijnlijk verborgen achter Lucy en Roger. Nu zie ik hem niet meer terugkomen. Ik weet van de finish vorig jaar in Warnant dat ik in de sprint geen kans maak. Daar zijn de afsluithekken. Ik geniet van het applaus van de talrijke fans in de laatste 100 meter. Tot ik plots Raymond toch nog rechts van me zie opduiken. Tegen die snelheid heb ik geen verhaal. Maar ik geef me niet zomaar gewonnen. Ik reageer met een versnelling die ik in jaren niet meer geleverd heb. Die op zijn beurt Raymond verrast. In een ultieme krachtsinspanning versnelt hij nogmaals. We gooien ons beiden over de streep. Verschil in tijd op de officiële uitslag: nul seconden. Nu eerst uithijgen, dan wederzijdse gelukwensen. Een dag later in een telefoongesprek kunnen we er hartelijk om lachen: twee oude knarren die als “gamins” vechten tot op de streep.

De prijsuitreiking laat Avenir/Meuse-traditiegetrouw eindeloos op zich wachten. De winnares bij de dames Sonia Vernikov, haar vader en broertje, kunnen hun verveling niet verbergen. Gelukkig dat ze enkele woorden kan wisselen met… mij, uw immer alerte verslaggever. Sonia is niet echt tevreden over haar loop vanavond. Ze finisht maar op plaats 15 (algemeen, mannen in begrepen) met een gemiddelde van 4’/km… Het wachten in de Relais des Sarts loont dan toch voor… Marie-Paule die ik thuis een fles witte wijn kan aanbieden. Nog even op de foto van Gédéon met de andere “derden” – zo doen ze dat in de Challenge La Meuse. Dan begeef ik mij in de donkere nacht. Nu Wallonië ook de nachtverlichting op de autoweg heeft uitgeschakeld, is de terugkeer laat op de avond geen pretje meer…