Angleur (La belle Hivernoise)

zon 21/12/2014 10.30u * Angleur (La belle Hivernoise) * 21,4 km * 02:00:06 * 11,7 * 171/421 * 4/13 * ♥♥♥♥

Na twee vlakke wedstrijden in stads- of dorpskern kan ik de lokroep van de natuurlopen al niet meer weerstaan en trek ik samen met Gerard Thiessens naar Angleur waar we een kleine twee maanden geleden ook te gast waren. La Belle Hivernoise, de loop met de mooiste naam op de kalender, biedt 23 uitdagende kilometers in de bossen van Sart-Tilman. We staan met meer dan duizend aan de start voor drie afstanden. De langste afstand bedraagt overigens “maar” 21,5 km. Voor de start kan ik nog kennis maken met een aantal mannelijke en vrouwelijke leden van de Zuid-Limburgse triatlonclub die hier hun conditie komen onderhouden als verre voorbereiding op het zomerseizoen.
De start is nu aan de sporthal maar na 400 meter komen we op het parcours dat ik ken van twee jaar geleden. Dat is een heel korte inloopronde want we krijgen onmiddellijk een forse helling voor de voeten. 1,5 km lang, waarvan het eerste gedeelte op kasseien met drie haarspeldbochten. We zoeken daar meteen de smalle asfaltstrook op. Dat is het voordeel van een verkenning. Door de bruuske stijging is het peloton meteen uitgerekt en heeft iedereen – snel en traag – voldoende ruimte om zijn eigen tempo te zoeken. “Kijk eens hoeveel voorsprong we hebben” zeg ik tegen Gerard als ik naar beneden kijk na de derde haarspeldbocht. “Kijk eens hoeveel achterstand we hebben” antwoordt de nuchtere Nederlander die naar boven kijkt… Aan de petanqueclub “Edelweiss” verlaten we de verharde ondergrond en beginnen we aan 18 km bosloop. Ik hou een snelheid aan die net wat hoger ligt dan ons woensdags’ trainingstempo. Gerard die een week na Mesch al weer aan een zware klus bezig is, vindt het blijkbaar goed zo. Het pad wordt alsmaar smaller en modderiger. Een tijdje geleden vroeg me iemand of ik ook trails liep. Ik antwoordde ontkennend. Ik moet mijn antwoord herzien. Ik loop wel trails, ik ben er nu mee bezig. Ik kies resoluut voor de kortste weg, dat wil zeggen recht door de modderpartijen. Mijn Rocklites kraaien het uit van de pret. Tot km 7 is de route hoofdzakelijk stijgend. Gerard maakt van de dalende stukken op het asfalt gebruik om zijn ogenschijnlijk soepele tred te etaleren. Op de klimmende gedeelten maak ik de achterstand weer goed. Rond de achtste kilometer komen we weer even in contact met de buitenwereld. We lopen evenwijdig met de Boulevard du Rectorat. De naam verraadt dat we ons hier op de campus van de Universiteit van Luik bevinden. Overigens ben ik nu even bezig met mijn darmen. Die hebben niet zo goed gereageerd op het energiedrankje dat ik daarnet heb genuttigd. We zijn intussen op het hoogste punt van het parcours en beginnen aan een grotendeels dalende strook van bijna 3 kilometer. De laatste 500 meter naar de Ourthe-vallei gaan stevig naar beneden. Ik herken deze strook en meteen schiet me ook te binnen dat we niet veel verder een steile klim te verwerken krijgen. Ik meld dat ook aan Gerard die zich het genot van de afdaling niet laat afpakken en zich met hoge vaart naar beneden laat rollen. We lopen een hinkebenende Jean-Luc Letellier voorbij. Weer eens tegen de vlakte gegaan. Op het laagste punt na 11 km nemen we een haakse bocht naar links. Tussen de weiden is er alleen nog modder op wat in betere tijden een aangenaam wandelpad moet zijn. Johan Jorissen die ik even heb gespot bij de inschrijving duikt hier plots achter me op. Hij komt uit de verre achtergrond en baggert met zichtbaar genoegen door de smurrie. Na een gesprekje haast hij zich verder naar voren. Mijn darmen zijn gelukkig tot rust gekomen als we rond km 12 aan de gevreesde beklimming beginnen. Het pad wordt nu zo steil dat we alleen nog naar boven kunnen wandelen. Zodra het stijgingspercentage het weer toelaat proberen we er weer wat vaart in te brengen. Een aantal collega’s halen ons in. Ook Emmanuel Huet, een van de organisatoren van de Condruzien die hier een parcours op maat vindt. We moeten door een beekje waden. De betere fotografen hebben hier zich opgesteld aan de fotogenieke Ruisseau du Blanc Gravier. Benieuwd naar de foto’s. (Die zijn inderdaad erg mooi. Vanwege copyright kan ik hier geen voorbeeld plaatsen. Bekijk ze hier.) Het pad wordt smaller, stenen en wortels maken het nog gevaarlijker. Rechts, in de diepte, kronkelt het beekje. Zelfs bij het wandelen stoot ik twee keer tegen een rotspunt en kan ik maar me net rechthouden. Na twee kilometer zijn we dan eindelijk van de ellende verlost. In km 13 en 14 noteer ik een gemiddelde van nog geen 8 en 7 per uur. Dat zegt genoeg. We kunnen nu even de benen ontspannen op een vlakke asfaltstrook en bereiken de drankpost die we in het begin van de wedstrijd ook zijn gepasseerd. Er zijn geen kilometeraanduidingen en ik meld Gerard dat we 14 km hebben afgelegd. Mijn trainingsmaat trekt een bedenkelijke snoet. Nog 9 kilometer voor de boeg, denken we. Maar uiteindelijk zijn het er maar zeven meer. Hoe dan ook, ik versnel lichtjes op het vals plat na de bevoorrading. Ik weet uit ervaring dat ik op die manier de opstekende pijn in de benen kan verlichten. Gerard kan de versnelling niet volgen. Ik ben hem uit het oog verloren als we tussen enkele gebouwen van de universiteit door laveren. Op het vlakke rechte stuk dat nu volgt besluit ik dan maar mijn tempo te handhaven. Ik kan hier enkele plaatsen opschuiven. Nu maar afwachten hoe de benen zullen reageren op de hellingen die er nog aankomen. Hier en daar zit er best nog een steil stukje in. Ik blijf net onder mijn wedstrijdritme, ook om ongelukken te vermijden op de verraderlijke ondergrond. In een afdaling schuift een man voor me de “zachte berm” in, ik kan zijn benen net vermijden. We maken een half rondje rond het voetbalveld dat ik herken van de eerste kilometers. Op een nieuwe modderstrook haal ik een juffrouw in het blauw in. Zoals al enkele keren dit seizoen is het mijn “vriendin” Pauline Frère. “Nog anderhalve kilometer” worden we opgepept door twee jonge signaleurs. Dat blijkt wel wat te optimistisch te zijn, merk ik later. Maar in elk geval we zijn nu weer dicht bij de rijweg waar een afdaling van 1,5 km wacht. Ik heb nog voldoende reserves om het tempo te verhogen. De eenentwintigste kilometer wordt meteen de snelste met een gemiddelde boven de 14. De harde klappen op het asfalt met de trailschoenen moet ik er bijnemen. Vooral opletten nu in de haarspeldbochten op kasseien. Ik zie dat ik voldoende voorsprong heb op mijn achtervolgers en moet dus geen halsbrekende toeren meer uithalen om mijn plaatsje vast te houden. Na twee uur rond overschrijd ik de chipmatten, 1’20” later duikt Gerard de aankomstzone in. Een warme thee en een appel is onze beloning.
Terwijl we ons kreunend van stijfheid naar de sporthal begeven, lopen we Jo Vrancken en Christophe Castermans tegen het lijf. Ze zijn al fris gewassen en op weg naar huis. Christophe die ook de 22,5 (lees 21,5) km gelopen heeft, moet nogal gevlamd hebben. De Tongerse krachtpatser staat in de top tien met liefst een halfuur voorsprong op ons, gewone stervelingen.
Onder het genot van de toverdrank voor atleten – de onvolprezen Leffe – wacht ik op de uitslag. Alain Waerts eindigt als tweede bij de veteranen 3. De derde, Christian Jaspar, heeft een half minuutje voorsprong op mij. Wie is dan wel de winnaar? ’s Avonds val ik haast van mijn stoel als ik de naam, de tijd en de plaats algemeen van de winnaar zie. (Wordt waarschijnlijk vervolgd.)